zaterdag 27 mei 2017

Overspel in 1845

Links Léonie dAunet bij wie Hugo betrapt werd
Rechts Juliette Drouet bij wie Hugo onderdook
      Op 5 juli 1845 werd Victor Hugo door de politie op overspel betrapt. Een jaloerse echtgenoot had klacht neergelegd, een commissaris van politie had op de deur geklopt en geroepen: ‘Doe open in de naam des konings’, Hugo had snel een overjas over zijn naakte lichaam gegooid en opengedaan – hier was geen kruid tegen gewassen, het bed was nog warm, met de minnares erin.
     Je moet daar niet licht over denken. De Code Napoléon (1804) voorzag een flinke gevangenisstraf voor overspeligen. Hugo zelf was lid van de senaat en als pair de France onschendbaar. Maar zijn minnares werd meegevoerd en opgesloten in de Saint-Lazare-gevangenis, tussen dieveggen en prostituees. Dan had je de pers. Die was toentertijd, heel anders dan nu, vooral belust op sensatie. De volgende dag stond het schandaal al in de krant, zonder de naam van Hugo, maar de details waren zo gekozen dat heel Parijs begreep om wie het ging. Een commentaarschrijver vroeg zich af of de onschendbaarheid van senatoren ‘nog van deze tijd was’.
     Als u, lieve lezer, iets vergelijkbaars overkomt, dat u betrapt wordt  – niet op overspel, want dat is niet strafbaar meer – maar op een ander delicaat misdrijf, dan kunt u van de grote Franse schrijver leren hoe u de zaak moet aanpakken.
     Eerst moet u alles eerlijk aan uw man of vrouw opbiechten. Hugo deed dat op zijn knieën, met veel bidden en smeken, maar als u minder toneelervaring hebt, moet u dat op uw eigen manier doen. Authenticiteit in zulke zaken is belangrijk. Daarna schakelt u een hooggeplaatste kennis in om je mede-overspelige te laten overbrengen van de gevangenis naar een klooster. In het geval van Hugo was die hooggeplaatste kennis madame Hamelin, een oude vriendin van Napoleon, hoewel sommigen beweren dat het mevrouw Hugo zelf was die de zaak regelde. Léonie Briard d’Aunet, want zo heette de mede-overspelige, verhuisde van de gevangenis naar het Augustijnenklooster aan de rue Neuve-de-Berri.
     Aansluitend neemt u de koning onder de arm. Bij Hugo was dat Louis-Philippe, de ‘burgerkoning’, bij wie Hugo vaak aan huis kwam. Louis-Philippe nodigde de benadeelde echtgenoot uit op zijn paleis in Versailles en liet hem toen onder andere een mooi fresco zien dat hij zojuist had laten herstellen. De echtgenoot trok zijn klacht in. ‘Door het fresco vergat het hij fiasco,’** zeiden de Parijzenaren.
     Komt de zaak dan voor de rechtbank. Op dat moment moet vooral de pers worden bewerkt. Hugo liep de redactielokalen af, nederig, met de hoed in de hand. Soms had een hoofdredacteur geen oren naar zijn smeekbede en moest Hugo een vriend inschakelen. Of hij schreef de zus van de hoofdredacteur aan. En het werkte. De kranten hielden het stil.
     Nu is het tijd voor de verdwijntruc. Hugo besprak de zaak alweer met de koning. Die gaf de grote man de raad om voor enige tijd naar het buitenland te reizen. Dan waaide het wel over, zei hij. Dat vond Hugo een goed idee. Hij vroeg een paspoort aan voor Spanje … en dook onder in het Parijse appartementje van zijn andere minnares, Juliette Drouet. Dat kon zonder problemen want juffrouw Drouet was ongeveer de enige vrouw in Parijs die niet op de hoogte was van Hugo zijn affaire, want ze kwam nooit buiten en las alleen de kranten die ze van de schrijver kreeg. In dat appartementje begon de grote man te schrijven aan een nieuw werkje: Les misérables.
     Dat zijn dus in extremis nog twee laatste wenken: zorg dat je altijd twee ijzers in het vuur hebt, en, als je moet onderduiken, zorg dat je wat omhanden hebt om de tijd door te komen.
 
* Denk niet te snel, zoals die commentaarschrijver van hierboven dat de gevangenisfunctie van kloosters ‘niet meer van deze tijd is’. We hebben de voorbeelden van Michèle Martin en bisschop Van Gheluwe om ons van het tegendeel te overtuigen.

** Eigenlijk zeiden ze: ‘Ce sont les fresques qui ont fait oublier les frasques de sa femme’.

1 opmerking:

  1. Tja, de 19de eeuw was een eeuw van vrijheid op economisch en vele andere gebieden. Victor Hugo was daarvan een goed voorbeeld. Zijn echtgenote bedroog hem met zijn toenmalige vriend Sainte-Beuve in 1830 en hij had een maîtresse Julienne Drouet, van 1833 tot 1883. Ondertussen had hij een amoureuze relatie met Léonie d'Aunet van 1843 tot zijn verbanning in 1851. Toen hij met haar betrapt werd was hij 43 jaar oud, zij 'groen blaadje' was 18 jaar jonger dan hem (25 jr). Zijn officiële echtgenote stimuleerde net die laatste verhouding om de eerste te benadelen. "C'était un mariage à quatre ou même plus". Een echtgenote die samenzweert met een tweede maîtresse om de eerste maîtresse in discrediet te brengen is werkelijk 19-de eeuws. Zoals u beschrijft heeft Hugo alles in het werk gesteld om gerechterlijke vervolgingen te ontlopen. Niettemin werd hij in de toenmalige samenleving aanvaard als hebbende een of meer buitenechtelijke relaties. Dit laatste heeft voor- en nadelen. Zijn literair werk was hiervan getuige.

    BeantwoordenVerwijderen