woensdag 4 april 2018

Het gebeuzel van Walter Zinzen

    In een interview met De Zondag deed Bart De Wever een sterke uitspraak. ’t Is niet de eerste keer. ‘Dezelfde linkerzijde, zegt hij, die bh’s in brand stak in mei ’68, omarmt nu de hoofddoek als symbool van gelijkwaardigheid. Men wou het christendom kapot, maar van de islam aanvaardt men alles. Ik noem dat soumission.’ Ex-VRT-journalist Walter Zinzen vond die uitspraak schandalig. ‘Achtenswaardige politici zoals de heer De Wever, schrijft hij sarcastisch, [hebben] van beuzelen hun handelsmerk [gemaakt].’ Zinzen gebruikt hier het woord ‘beuzelen’ in de betekenis die zijn grootmoeder eraan gaf: die van ‘liegen’. Want, zegt hij,
  • het verbranden van bh’s gebeurde in 1970 en niet in 1968
  • het initiatief kwam van de Dolle Mina’s
  • de Dolle Mina’s hebben nooit iets over het christendom gezegd
  • de Dolle Mina’s kunnen de hoofddoek niet omarmen aangezien de groep niet meer bestaat
  • De Wever kent het onderscheid niet tussen een correct en een foutief geconstrueerd syllogisme
     Wat Zinzen hier vertelt over 1968 en 1970 en de Dolle Mina’s had ik snel gerangschikt onder het kopje ‘beuzelarij’, maar dan in de betekenis die het woordenboek eraan geeft: die van niet ter zake doend gewauwel.*  Wat hij evenwel over het syllogisme vertelt, interesseert mij omdat ik daar les over geef. Als ik een toets aankondig over argumentatieleer is er één vraag die de leerlingen altijd stellen: ‘Moeten we dat van het syllogisme ook kennen?’ Ik begrijp die vraag, want het is een ingewikkelde materie. Ik moet dat zelf ook iedere keer weer opzoeken als ik mijn les voorbereid.
    Zinzen geeft eerst, om ons op te warmen, een voorbeeld van een correct syllogisme: politici worden goed betaald; Bart De Wever is een politicus; conclusie: Bart De Wever wordt goed betaald.
     Dat is een uitstekend voorbeeld, want het syllogisme voldoet mooi aan de regels, zoals die van de ‘gedistribueerde middenterm’. De middenterm is het begrip dat voorkomt in elk van de eerste twee zinnetjes, de zogenaamde premissen. In dit geval is dat ‘politici/politicus’. En, zegt de regel, die term moet minstens één keer gedistribueerd zijn, dat wil zeggen dat hij voorafgegaan wordt door het woord  ‘álle’, al was het maar in gedachten. Anders is de redenering fout, zoals in:  politici ontvangen een mooi pensioen; ex-VRT-journalisten ontvangen een mooi pensioen; conclusie: alle ex-VRT-journalisten zijn politici. De middenterm is hier ‘mooi pensioen’ – en in geen van de twee premissen gaat het om álle ontvangers van een mooi pensioen. Er zijn er nog anderen die een mooi pensioen ontvangen. De redenering is dus fout, sterker nog, ze zou zelfs fout zijn als alle ex-VRT-journalisten wel degelijk allemaal politici waren.
     En nu heeft Zinzen dat foutieve syllogisme ook ontdekt bij De Wever. Hij parafraseert diens bh-uitspraak als volgt sommige mensen verbranden bh’s; sommige mensen willen het christendom kapot; conclusie: wie bh’s verbrandt, wil het christendom kapot. ‘Correcte premissen, foute conclusie,’ zegt Zinzen. En we moeten het toegeven, met betrekking tot zijn eigen parafrase heeft hij gelijk: de middenterm is hier ‘sommige mensen’, en ‘sommige mensen’ kan nooit ‘álle mensen’ betekenen. Maar heeft Zinzen ook gelijk met betrekking tot de uitspraak van De Wever? Dat is een andere zaak.
     De kritiek van Zinzen brengt ons bij de kern van het syllogismeprobleem in het onderwijs. De opdracht is daar niet niet om de leerling een foutief syllogisme te leren herkennen. Met een beetje gezond verstand ziet hij zelf wel of een redenering deugt of niet, zelfs al weet hij niet welke de 24 geldige en de 232 ongeldige syllogismen zijn, en al kent hij het verschil niet tussen een barbará- en een barbarí-constructie, of een cesaré- en een cesaró-structuur**. Het nut van het syllogisme bestaat er immers niet in dat je foute redeneringen kunt herkennen of benoemen. Het nut bestaat erin dat je een onvolledige en onnauwkeurig geformuleerde argumentatie kunt herformuleren tot een volledige en nauwkeurige argumentatie, zodat iedereen kan zien welke de gebruikte argumenten zijn, en of ze iets voorstellen.*** En dat herformuleren moet je een beetje zorgvuldig doen.
     Dát heeft Zinzen met zijn parafrase in elk geval niet gedaan. De Wever stuurt helemaal niet aan op de conclusie dat bh-verbranders de vernietiging van het christendom willen. Ook spreekt hij nergens van ‘sommige mensen’. Wat je De Wever kunt verwijten is net het tegenovergestelde: dat hij veralgemeent. Dat hij het voorstelt of de gehele linkerzijde indertijd bh’s verbrandde, of dat toejuichte, en dat vandaag de gehele linkerzijde de hoofddoek omarmt. En daarnaast doet De Wever nog een tweede, ook veralgemenende, uitspraak, namelijk over de houding van de linkerzijde tegenover christendom en islam. Die houding wordt niet afgeleid uit het verbranden van de bh’s; ze wordt er hoogstens mee vergeleken. Dat heeft allemaal niets met het syllogisme van Zinzen te maken.
     Een zorgvuldiger manier om De Wevers uitspraak toch min of meer syllogistisch weer te geven zou deze zijn: de linkerzijde verbrandde indertijd bh’s; de linkerzijde omarmt tegenwoordig de hoofddoek; zowel bh’s als hoofddoeken zijn symbolen van vrouwenonderdrukking; wie van dezelfde zaak het ene symbool verbrandt en het andere omarmt, is niet consequent; de linkerzijde is niet consequent.****
     Op die redenering valt veel aan te merken. De twee eerste premissen berusten op een veralgemening; de derde wordt betwist; en bovendien is het wat al te gemakkelijk om de linkerzijde van tegenwoordig gelijk te stellen met de linkerzijde van indertijd. Een heel andere vraag is echter of de redenering daarom ook fout is, laat staan gelogen of gebeuzeld. Ik geloof het niet. Het is nu eenmaal onmogelijk over maatschappelijke stromingen te spreken zonder te veralgemenen. Wie een veralgemening gebruikt moet een beetje voorzichtig zijn, dat wel, maar wie zijn tegenstander een veralgemening verwijt, moet evenzeer een beetje oppassen. Anders ben je snel uitgediscussieerd. En als je van plan bent alle betwiste argumenten a priori te verwerpen, kun je beter niet aan de discussie beginnen.
 

* Je vindt dat gewauwel ook op overigens interessante Fact Checking-sites. Er bestaan heel wat foto’s van voornamelijk Amerikaanse feministen die bh’s verbranden. Toch wordt die verbranding op zulke sites vaak een ‘mythe’ genoemd. De argumentatie komt er dan op neer dat op één bepaalde feministische betoging (Atlantic City, 7 september 1968) geen bh’s werden verbrand, maar dat ze in een vuilnisemmer werden gegooid. Cherchez la petite bête, noemen ze dat in het Frans.

 ** De middeleeuwers hadden alle uitspraken in vier categoriën ondergebracht, waar ze letters aan gaven: universeel positief (A), universeel negatief (E), particulier positief (I), particulier negatief (O). Aangezien een syllogisme uit drie uitspraken bestaat, die vier verschillende figuren kan aannemen, heb je dan 256 mogelijkheden (4^3*4), van AAA1 tot OOO4. In werkelijkheid zijn slechts 24 combinaties geldig zoals AAA1, AAI1, EAE2, EAO2 … Om die combinaties te onthouden hadden middeleeuwse studenten een trucje bedacht met drielettergrepige namen, waarbij elk van de lettergrepen een van de vier letters bevatte: Barbara, Barbari, Cesare, Cesaro … Een voorbeeld van een Cesare-structuur is dan: geen enkel reptiel heeft pluimen (E), alle slangen zijn reptielen (A), geen enkele slang heeft pluimen (E). Een voorbeeld van een Cesaro is: geen enkel reptiel heeft pluimen (E), alle slangen zijn reptielen (A), sommige slangen hebben geen pluimen (O). Het Bart De Wever-syllogisme is, geloof ik, van het Barbara-type: alle politici worden goed betaald (A), alle Bart De Wevers zijn politici (A), alle Bart de Wevers worden goed betaald (A).

*** De leerling moet bijvoorbeeld in staat zijn om de volgende redenering te vervolledigen: Thuis is een soap. Er wordt dus slecht in geacteerd.  De ontbrekende premise is hier: in alle soaps wordt er slecht geacteerd.

**** Zo’n syllogisme met meer dan twee premissen kan met veel hangen en wurgen worden omgezet in meerdere syllogismen met twee premissen. Maar daar begin ik liever niet aan.

3 opmerkingen:

  1. Nu oudere journalisten hun " kleur " bekennen stellen wij vast dat er in de nieuwsgeving van de VRT nog niets is veranderd !

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ferdinando Galiani in « Dialogues sur le Commerce des Bleds » (1770)
    Le Marquis.
    Mais dès que vous croyez qu' on est parti d' après de
    faux raisonnements, pour être conséquent il faut bien
    croire aussi qu' on a fait une sottise.
    Le Chevalier.
    Point du tout. On peut d' après un mauvais
    raisonnement tirer une conséquence vraie. Je dis par
    exemple, vous, monsieur le Marquis, vous êtes
    français, vous êtes loin de l' âge frivole, donc vous
    êtes aimable. Ce raisonnement ne vaut pas le diable,
    et j' ai pourtant dit trois grandes vérités.
    Le Marquis.
    Vous êtes aussi galant que bon logicien. Mais convenez
    cependant que lorsqu' on déraisonne, c' est un pur
    hasard qui fait rencontrer le vrai.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Et puis, hélas, le hasard n'arrange pas toujours bien les choses.

      Verwijderen