woensdag 10 april 2019

Teder hand in hand onder de moslims

Als groot voorstander van vrede onder de mensen, vind ik het jammer dat Sam Van Rooy en Maarten Boudry altijd zo ruzie maken*, en dan nog over de islam, een kwestie waar ze het in grote lijnen over eens zijn. Ze geloven allebei dat de wereld beter af zou zijn zonder islam en ze geloven allebei dat een te grote moslimminderheid in ons land voor problemen zorgt. Maarten schreef ergens dat een verdubbeling van het aantal moslims – het zijn er nu rond de acht procent** – de al bestaande problemen tot hun ‘kwadraat’ zou verheffen. Dat is een forse uitdrukking. Als men tien problemen tot hun kwadraat verheft, zijn het er meteen honderd, en als het er honderd waren, worden het er tienduizend.
     Sam is de somberste van de twee. In zijn boek Voor vrijheid dus tegen islamisering heeft hij een groot aantal uitspraken bijeengebracht van mensen die zich, vertrekkende van hun ervaringen of van hun lectuur, negatief uitlaten over de islam. Hij heeft een nog groter aantal krantenknipsels verzameld over geweld en intimidatie, over onfrisse toespraken in moskeeën, en over tienjarige meisjes die verplicht worden een hoofddoek te dragen. Hij vreest dat het niet meer goed komt, omdat moslims meer kinderen krijgen dan niet-moslims, waardoor hun aandeel in de bevolking maar blijft toenemen.
     Maarten is vrolijker van aard, zoals blijkt uit de titel van zijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat. Hij buigt zich graag over statistieken en ziet daar goed nieuws, ook als het om moslims gaat. Die keren zich volgens de cijfers zoetjesaan aan af van hun traditionele geloof. Ze seculariseren, zoals dat heet. In Saoedi-Arabië – of all places – noemt ondertussen 24 procent van de bevolking zich in anonieme enquêtes ‘niet-religieus’ of zelfs ‘atheïstisch’. Jonge moslims in Nederland lezen minder in de Koran dan hun ouders. De meisjes dragen minder hoofddoeken dan hun moeders. De tweede generatie migranten staat minder vijandig tegenover homo’s en joden dan de eerste generatie***. Wel gaat het allemaal erg traag, want onder de jongeren is er helaas ook een minderheid die juist fanatieker is dan de ouders. En bovendien, aldus Maarten: ‘Als de toestroom te groot wordt, kan dat de secularisering tenietdoen.’

     Maarten stelt net als Sam vast dat de moslims wereldwijd meer kinderen krijgen dan anderen – 2,9 kinderen per vrouw. Het aandeel van de moslims zal in de komende decennia dus nog toenemen. Maar op lange termijn gaan de  geboortecijfers van moslims en niet-moslims dezelfde richting uit. Tussen 1975 en 2010 is het geboortecijfer in moslimlanden met 41 procent gedaald, wat sneller is dan de wereldwijde daling van 33 procent. En in Europese landen is het aantal kinderen van moslimvrouwen al gedaald tot 2,1 kinderen per vrouw. Dat is natuurlijk nog altijd meer dan het autochtone gemiddelde van 1,6, maar – zoals Maarten niet moe wordt te herhalen – het is vooral de richting die telt. Dat is ook zo voor de huwelijksmigratie. Die neemt namelijk af omdat de migranten hun partner steeds minder gaan zoeken in het land van herkomst****.
     Naast statistieken heeft Maarten nog andere redenen om zijn goede humeur te bewaren. De fundamentalistische moslims in ons land zijn verdeeld in verschillende strekkingen, wat hun politieke mogelijkheden beperkt. Het fundamentalisme is een laatste barbaarse reactie van een voorbijgestreefde levensopvatting die vroeg of laat voor de bijl gaat. En er zijn goede redenen om aan te nemen dat de islam zich, na de nodige strubbelingen, tóch zal moeten hervormen. Dat zou eigenlijk niets meer betekenen dan dat de godsdienst zich aanpast aan de gematigde manier waarop hij nu al door veel van de gelovigen wordt beleefd. Het christendom heeft zo’n aanpassing tenslotte ook moeten ondergaan.
     Men kan aanvoeren dat sommige van Maartens redenen nogal speculatief zijn. Misschien overwint de barbarij wel –  dat is al gebeurd. Misschien blijkt de islam wel resistent tegen elke hervorming – dat weet je op voorhand nooit met zekerheid. Toch geloof ik dat Maarten op de lange termijn gelijk zal krijgen. Maar dan stelt zich een nieuwe vraag: hoe lang zal die lange termijn duren? Is het iets wat Jan nog zal meemaken? Ik herinner mij een gesprek ten huize van islamkenner Lucas Catherine in 1985 of daaromtrent. Lucas betoogde vol vuur dat het fundamentalisme à la Khomeiny eigenlijk al over zijn hoogtepunt heen was. Mijn vrouw, mijn broer en ik werden maar al te graag overtuigd. Maar na enkele jaren begon die overtuiging toch wat te verslappen.

     Door zijn optimisme voortgestuwd, gebruikt Maarten soms ongelukkige bewoordingen. Zo spreekt hij van ‘een ‘kleine minderheid van islamfundamentalisten in Europa’– een uitdrukking die nauwelijks overeenstemt met wat hij enkele bladzijden daarvoor schreef. Je kunt wel wat aanmerken op het onderzoek van Ruud Koopmans die onder de Europese moslims 40 procent fundamentalisten telde, maar je komt redelijkerwijs nooit uit op een een ‘kleine minderheid’ *****. Ergens schrijft Maarten dat ‘onze maatschappij zeker voldoende draagkracht [heeft] om een gestage toestroom van minderheden te absorberen, ook als daar enkelen tussen zitten die ons samenlevingsmodel verwerpen’. Die zin komt uit een pleidooi vóór migratiebeperking, dat ik des te meer toejuich omdat er onder degenen die toestromen meer dan ‘enkelen’ zijn die ons samenlevingsmodel verwerpen. Het is om die reden zou ik graag hebben dat die toestroom minder ‘gestaag’ was.
     Volgens Maarten gaat het met de moslims in ons land de goede richting uit. Als hij de huidige stand van zaken overschouwt, ziet hij veel wat laakbaar is: parallelle samenleving, homohaat, onderdrukking van vrouwen, vijandigheid tegenover de liberale democratie. De problemen zijn groot en de toestand is niet rooskleurig. Zijn goede humeur keert pas terug als hij over zich over de evolutie – de richting dus – bezint. Maar ook over die richting valt wat te zeggen. Als die richting inhoudt dat de immigratie van moslims gevoelig vermindert, dan moeten we inderdaad niet vrezen dat hun aantal zal vertiendubbelen – zoals dat in de voorbije 40 jaar is gebeurd (hier) – maar daarmee is een gewone verdubbeling nog niet uitgesloten. En als het aandeel van fundamentalisten onder de moslims daalt, moet nog altijd bekeken worden of die daling wel groter is dan de stijging van het totale aantal, anders zit de richting – voorlopig althans – nog altijd niet goed.
     Maar nu iets helemaal anders – iets leuks – over de ruzie tussen Maarten en Sam. Maartens nadruk op de ‘richting’ die de moslimkwestie uitgaat, heeft Sam onlangs tot een onvoorzichtige tweet verleid. ‘Welke ‘richting’ het uitgaat, @mboudry? schrijft hij. ‘Laten we samen eens hand in hand of met een keppeltje op door bepaalde wijken in Antwerpen wandelen.’ Maarten reageerde onmiddellijk zoals Barney Stinson in de komische televisiereeks How I Met Your Mother zou doen en juichte: challenge accepted! ‘Welke cameraploeg’, tweette hij,  ‘wil Sam Van Rooy en mij volgen terwijl we innig hand in hand in verschillende Antwerpse wijken rondlopen?’ En toen hij geen antwoord kreeg stuurde hij een nieuwe tweet: ‘Zou Sam bang zijn dat hij het experiment niet overleeft, of eerder dat zijn doemvoorspelling sneuvelt? #chicken.’
     Dat was een heel slimme zet van Maarten. Want stel dat Sam op de uitdaging ingaat en de twee heren lopen teder hand in hand door een paar moslimwijken, dan kunnen er twee dingen gebeuren: of ze worden in elkaar geslagen, of ze worden niet in elkaar geslagen. Worden ze niet in elkaar geslagen, dan is bewezen dat Sam ongelijk had en dat homo’s minder bedreigd worden dan hij had gedacht. Worden ze wel in elkaar geslagen, dan is bewezen dat sommige moslims wel degelijk homohaters zijn, iets wat Maarten volkomen beaamt. Om Karel van het Reve te parafraseren: bij kruis wint Maarten, bij munt verliest Sam.

      

 * Maarten heeft ook ruzie met Sam zijn vader Wim Van Rooy. Het gaat dan over wat beter is: anekdotes of statistiek. Zelf hou ik van allebei. Ook kibbelen Maarten en Wim over de middeleeuwen en over iets wat ‘libido sciendi’ heet, twee zaken waar ik weinig van afweet.
** 7,6 procent volgens onderzoeker Jan Hertogen. Natuurlijk is dat aandeel veel groter in bepaalde steden zoals Antwerpen, Brussel, Molenbeek …

*** Maarten verwijst onder andere naar een studie van Elchardus onder moslimscholieren in Gent en Antwerpen. 25 procent van hen vond geweld tegen homo’s gerechtvaardigd. Ik zou gedacht hebben dat dat meer was. Ook 8 procent van de autochtone scholieren had begrip voor zo’n geweld. Ik zou gedacht hebben dat dat minder was. Dat goedkeuren van geweld is trouwens maar één kant van de zaak. Uit een recente enquête blijkt dat de helft van de Britse moslims homoseksualiteit bij wet wil verbieden. Nou ja, tot 1967 wás homoseksualiteit in Groot-Brittannië natuurlijk bij wet verboden.
**** Maarten geeft hier geen exacte cijfers, maar verwijst in een noot naar het boek van Lucassen en Lucassen, Vijf eeuwen migratie. Maarten heeft zijn eigen boek zeker niet volgestouwd met cijfers en statistiek, maar de cijfers díe hij geeft zijn meestal verhelderend.

***** Het cijfer van 40 procent fundamentalisten kan, zoals Maarten zelf aangeeft, zowel een overschatting als een onderschatting van het probleem zijn. In het onderzoek van Koopmans geldt als fundamentalist iemand die tegelijk aan drie criteria beantwoordt: hij gelooft dat er slechts één correcte interpretatie is van zijn heilig boek, dat de religieuze wet boven de burgerlijke wet moet komen en dat gelovigen moeten terugkeren naar de zuivere bron. Volgens die definitie zijn 40 procent van de moslims fundamentalist en slechts 5 procent van de christenen.  Het onderzoek van Bretfeld en Wetzels (2007) komt tot gelijklopende resultaten: 47 procent van de ondervraagde Duitse moslims vond dat de regels van de Koran belangrijker waren dan de democratie. 47 procent vind ik geen kleine minderheid.

3 opmerkingen:

  1. Wat valt er 'wel aan te merken' op Koopmans' onderzoek, beste Philippe? Er lijkt mij, en ik zou écht graag willen dat het anders was, verdomde weinig op af te dingen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Beste HJ
      Ik verwijs daarbij alleen naar de commentaar die Maarten Boudry heeft bij de Koopmans' definitie van fundamentalisme (blz. 200-201). Boudry geeft redenen waarom de 40 % van Koopmans zowel een overschatting als een onderschatting kan zijn.

      Verwijderen
  2. Wat valt er 'wel aan te merken' op Koopmans' onderzoek, beste Philippe? Er lijkt mij, en ik zou écht graag willen dat het anders was, verdomde weinig op af te dingen.

    BeantwoordenVerwijderen