zaterdag 16 september 2017

Grote oren

     Ik las van de week – ik weet niet meer waar – iets over de beroemde televisiejournalist Maurice De Wilde (1923-1998). Dat hij in zijn interviews achteraf vragen monteerde die hij tijdens het gesprek zelf niet had gesteld. Een beetje zoals die gladde William Hurt deed in de film Broadcast News. Dat is niet helemaal netjes. Door zo’n montage achteraf krijgen de antwoorden van de geïnterviewde misschien een kleur die ze eerst niet hadden. Mijn leerlingen mogen dat wel eens doen in een geschreven interview – een vraag toevoegen ter verduidelijking, of om een heel lang antwoord te onderbreken – maar dan moeten ze hun tekst achteraf – mét toegevoegde vragen – eerst laten goedkeuren door hun slachtoffer. Dat moeten ze trouwens altijd doen.
     Oudere televisiekijkers zullen zich herinneren dat Maurice De Wilde een groot talent had om boos te kijken. Hij is nog een poosje onderwijzer geweest, en ik ben blij dat ik nooit van hem les heb gekregen. Zijn truc was, geloof ik, om niet zomaar een boos gezicht op te zetten, zoals ik soms doe, maar om de naakte woede in zijn diepste binnenste op te sporen, aan te wakkeren en daarna los te laten op zijn gesprekspartner. De ergste uitbarstingen werden daarna weer weggemonteerd want een grondige postproductie werkt, net zoals de antieke retorica, zowel met toevoeging als met weglating.
     In de jaren tachtig ondervroeg De Wilde, voor de nationale televisie, allerlei nazicollaborateurs. Eerst ondervroeg hij hen van man tot man, en als ze dan hun mond voorbij hadden gepraat, moesten ze voor de camera hun bekentenissen woord voor woord herhalen. Deden ze daar moeilijk over, dan bleef De Wilde woest doorvragen tot ze toegaven dat ze landverraders waren, dat ze dat altijd waren geweest, en dat ze dat in de toekomst weer zouden zijn mocht de gelegenheid zich voordoen. En dat ze op 24 september 1942 om dertien voor tien, en niet om half tien, zoals ze nu leugenachtig beweerden, in het ‘Vlaamsch Huis’ een borrel hadden aangenomen van
Obersturmbannführer Hans Totenkopf. Je zag in de ogen van die collaborateurs het wanhopige verlangen om voor heel even weer te vertoeven in de veilige geborgenheid van een zonnige winterdag aan het Oostfront.
     Ik vond die interviews van De Wilde machtig interessant, vooral omdat ze voor mij weinig nieuws bevatten. Wat die  bejaarden aan De Wilde vertelden, sloot mooi aan bij de verhalen over de witten en de zwarten die ik van mijn vader, mijn moeder en mijn grootmoeder had gehoord. Een ding viel mij wel op. Al die oud-collaborateurs hadden enorm grote oren. Nu wist ik wel dat het Arische ras volgens sommigen te onderscheiden is van de andere door hun loshangende oorlellen. Toen Von Ribbentrop een diplomatiek bezoekje bracht aan Stalin, had Hitler hem opgedragen om de oorlellen van zijn rode ambtgenoot te inspecteren – zij hingen los. Maar dat Arische oren ook groter waren, had ik nog nooit gehoord.
     Ondertussen is het raadsel opgelost. In 1995, dus kort na het afsluiten van De Wildes televisiereeks, publiceerde Dr. James Heathcote een onderzoeksrapport waaruit blijkt dat menselijke oren na het dertigste levensjaar met 0,22 millimeter per jaar blijven groeien. Het heeft iets met het kraakbeen te maken. Heathcote onderzocht ook waarom het vooral mannenoren zijn die blijven groeien. Het antwoord is eenvoudig. Het is niet zo. Vrouwenoren blijven ook groeien. Maar bij mannen valt het meer op omdat ze gemiddeld korter haar hebben en vaker kaal zijn.
     Het is onbegrijpelijk dat het tot eergisteren heeft geduurd voor  het onderzoek van Heathcote de fameuze Ig Nobel prijs* voor bezopen onderzoek kreeg toegekend. De prijs bedraagt tien biljoen Zimbabwaanse dollar, maar dat is heel wat minder dan je zou denken. Eén keer, in 1999, werd de prijs toegekend voor sociologie. Men is daarmee gestopt. Het moest een beetje eerlijk blijven.
* Ig Nobel – ignoble, nu snap ik het.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten