zaterdag 30 september 2017

Luckas Vander Taelen is een oudere witte man

     Enkele weken geleden was er ruzie over een scoutsaffiche die reclame maakte voor de jaarlijkse ‘Oerwoudfuif’*. Op die affiche staat een zwart jongetje afgebeeld, eentje met erg grote oren, ontzaglijke oogkassen en enorm dikke lippen. Ook heeft hij kroeshaar en lacht hij een beetje dom.  Zekere Dalilla Hermans, redactrice en schrijfster, had de affiche ergens opgemerkt en vond ze kwetsend. Daar valt iets voor te zeggen.  Die lippen waren, zoals ik al zei, enorm dik. Mevrouw Hermans zei verder nog dat de affiche de koloniale periode en de slavernij goedpraatte. Dat begrijp ik minder goed. Maar ik leg al op zoveel slakken zout.
     Luckas Vander Taelen schreef een open brief – ‘met heel veel respect’ – aan Dalilla. Luckas wees erop dat Afrikanen er nu eenmaal erg verschillend uitzien van ons, dat vrolijkheid geen misdaad is en dat karikaturisten van beroepswege overdrijven. Hij legt uit dat kwetsen er in een vrije samenleving nu eenmaal bij hoort en dat hij als Roodharige met Flaporen vaak is gekwetst. Ook hij heeft een punt.
     Ik heb de standpunten van Dalilla en Luckas  met grote gelijkmoeidigheid gelezen.
     Maar nu heeft iemand anders alweer een andere open brief geschreven aan Luckas. ’t Is dan nog een oud-leerlinge van hem, kunsthistorica Laurence Ostyn. Die vindt dat haar oud-leraar ‘als witte man van middelbare leeftijd … in een uitermate ongeschikte positie [verkeert] om commentaar te leveren op racisme.’
     Als ik zoiets lees word ik erg ongerust.
     De kunsthistorica betoogt dat onze maatschappij bepaalde voorrechten toekent als je (1) man bent, (2) van middelbare leeftijd bent en (3) een witte huidskleur hebt. De argumenten die ze daarvoor aanhaalt zijn nogal mallotig. Zo wijst ze erop dat witte kinderen leren over hun witte voorouders, dat witte mensen als goed worden voorgesteld in onze media en dat witte mensen aan de top staan van onze bedrijven. Dat alles bewijst volgens haar het witte privilege. Om alleen over dat laatste iets te zeggen: er zijn heel wat meer witte mensen in de onderste rangen van onze bedrijven dan aan de top ervan.
     Het mannelijke privilege blijkt volgens de kunsthistorica onder andere hieruit dat het lastig is om vijf vrouwelijke politici, vijf vrouwelijke filmmakers of vijf vrouwelijke historische figuren op te noemen.  Lastig is dat inderdaad. Als mevrouw Ostyn mij op straat met zulke vragen overviel, zou ik wellicht niet eens vijf zelfstandige naamwoorden kunnen opnoemen. Die twee vrouwelijk regisseurs die ik ken zou ik zeker vergeten zijn. Vijf vrouwelijke historische figuren, dat zou wel gaan. De vrouw van Hendrik II Plantagenet, hoe heet ze ook weer. De grootmoeder van Karel de Grote, die met de grote voeten. De moeder van Karel V, die aan een psychische aandoening leed. De minnares van Caesar en Antonius, je weet wel, die Egyptische. De dochter van Karel de Stoute, die door de wolven opgevreten werd – Karel bedoel ik, niet zijn dochter.
     Het is moeilijk om bij de argumenten als die van mevrouw Ostyn helemaal serieus te blijven. Maar eigenlijk wil dat niet veel zeggen. Er bestaan voor haar voorrechtentheorie ook heel goede argumenten die we gemakkelijk ergens anders kunnen vinden.
     Mij gaat het om iets anders. Mevrouw Ostyn beweert dat een witte man van middelbare leeftijd zich eerst ‘bewust [moet] worden van de maatschappelijke privileges die [hij] onterecht geniet.’ Eerst moet hij zich ‘verontschuldigen’.  Eerst zal hij ‘ van die witte troon af moeten …  stappen’. En daarna pas kan hij aan het debat deelnemen.
     Maar zo werkt het niet. Als je in debat treedt met iemand, dan treed je in debat met iemand die een andere mening heeft dan jijzelf: over racisme, over discriminatie, over karikaturen, over de plaats van de ouder wordende witte man in de samenleving. Je kunt niet vragen dat die persoon eerst toegeeft dat hij fout is, zich verontschuldigt en van mening verandert vóór het debat begint. Dat kan nog altijd aan het einde van de discussie.
     Mevrouw Ostyn gaat ervan uit dat de opvattingen van witte mannen van middelbare leeftijd worden bepaald door hun maatschappelijke positie. Dat het bewustzijn van mensen wordt bepaald door hun maatschappelijk zijn, zoals Karl Marx dat indertijd zo kernachtig verwoordde.  Misschien is dat halvelings waar. Maar voor wie een correct debat wil voeren doet het weinig ter zake. De opvattingen van een oude witte man of van een jonge zwarte vrouw zijn logisch opgebouwd of niet, ze zijn redelijk of onredelijk, ze worden door de feiten bevestigd of tegengesproken. Uitmaken wat logisch, redelijk of feitelijk waar is, vergt moeilijke en zorgvuldige discussies. Daar zou ik niet ook nog eens de huidskleur, het geslacht of de leeftijd van de gesprekspartner bij betrekken.
     In kringen van Amerikaanse politiek correcten verneemt men al te vaak de kreet: ‘check your privilege’. Het is de eerste keer dat ik de kreet hier in Vlaanderen verneem, in bijna gelijklopende bewoordingen. Hopelijk wordt het geen gewoonte.


* Het verband tussen oerwoud en zwarten ligt minder voor de hand dan vroeger. ik heb ergens gelezen dat altijd maar minder Afrikanen echt nog in het oerwoud wonen omdat ze allemaal aan het verhuizen zijn van het platteland naar de stad.


Dit stukje werd ook geplaatst op Doorbraak.
.

5 opmerkingen:

  1. Ik zou de beweringen van Karl Marx maar met grote schep zout nemen. Waarom is hij met een aristocrate (Jenny von Westfalen) getrouwd? Waarom rookte hij altijd dure niet communistische Havanna's en dronk hij de duurste wijnen? Waarom ging hij toen haar fortuin er doorgejaagd was een exclusieve vriendschap aan met Friedrich Engels, de steenrijke zoon van een katoenmagnaat en leefde de rest van zijn leven op zijn kosten. Deze leden van de 'haute bourgeoisie' zouden dan wel weten hoe de noden van de Jan Modaal van die tijd er wel uitzagen. Zijn parasitair bestaan is als een voorafbeelding van dit van onze professionele linkse Europese politici, die op kosten van de belastingbetaler een prinselijk bestaan leiden.
    In een politiek correcte wereld bestaat er geen humor. Relativeren is uit den boze. Vrijheid van meningsuiting gaat op de schop. Menselijkheid, empathie en solidariteit gelden enkel voor de door de politiek correcten geselecteerde groepen. En zij, die het daar niet mee eens zijn worden tot racisten of fascisten verketterd. En welke politiek-correcte wil nu met zo'n soort mensen discussiëren op gelijk niveau?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Meestal ben ik het eens met Cas VDT, maar deze keer vond ik dat hij overdreef in de andere richting. Ik vind wel dat we in een globalizerende wereld ons best kunnen doen om een moderne beeldtaal te hanteren en bij uitbreiding cultuur te vormen, ook al geeft de folklore nog zoveel comfort.

    Het heeft geen zin om Jef Nys en co met terugwerkende kracht te bombarderen tot racisten, maar het is niet omdat zij zich minder bewust waren van de stereotypen die ze hanteerden en er ook nog niet zoveel mensen rechtstreeks last van hadden, dat we ze maar moeten blijven hanteren.

    De menselijke geest is zo vindingrijk, de moderne cultuuruitstoot zo gigantisch, dat er zeker een rijke symboliek valt uit te puren die niet nodeloos aanstoot geeft.

    Maar dat zou een argumentatie kunnen zijn: je punt was dat men zich ad hominem keert om het debat uit de weg te gaan. Dat zie ik wel erg vaak gebeuren. Krasser: dezelfde denktrant kan gedoogd of verworpen worden, afhankelijk of het eigen kamp hem formuleert.

    Daarom ook is jouw blog zo'n verademing.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @ D. Verhofstadt - Uw globale lange zere tenen verhaal is een eerder beschaafde vorm van het "zelf-haat-syndroom", dat door Laurence Ostyn gehanteerd wordt en dat aanstuurt op onnodige zelf-censuur. Aristoteles schreef; "Het woord hond heeft nog nooit iemand gebeten." Dat geldt ook voor de beeldentaal van de karikaturist. Of zoals Thomas Jefferson stelde: "... It does me no injury for my neighbour to say there are twenty gods or no God. It neither picks my pocket nor breaks my leg." En dit geldt voor iedereen.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Wat Delila Hermans niet heeft opgemerkt, is dat in het verhaal van Suske en Wiske maar heel even een Afrikaan voorkomt die je met slechte wil als karikaturaal voorgesteld kunt noemen, maar dat in *heel* het verhaal een beeldschone zwarte inspecteur (inspectrice?) van de politie de hoofdrol speelt.

    BeantwoordenVerwijderen