zaterdag 15 april 2017

Terreur - de expert en de gewone burger

     Wij zullen in de komende jaren, helaas, nog vaak stukken lezen waarin een socioloog of een politicoloog iets zegt over het erg kleine risico op terreuraanvallen en het erg grote risico op obesitas en verkeersongelukken. Zo’n professor of docent zal dan laten verstaan – maar zal het niet met zoveel woorden zeggen – dat we minder middelen moeten besteden aan terreurbestrijding en meer aan die andere bedreigingen die zoveel gevaarlijker zijn. Voor mijzelf weet ik het niet. Over obesitas bijvoorbeeld maak ik mij de laatste tijd weinig zorgen aangezien ik enkele jaren geleden flink vermagerd ben.
     Nu geloof ik niet dat de stukjesschrijvende socioloog of politicoloog veel expertise heeft in risicoanalyse en risicobeheersing. Hij deelt gewoon het aantal terreurslachtoffers in een land door het aantal inwoners en houdt dan een cijfer over met een kleine teller en een grote noemer. Dat noemt hij het risico. Maar hij is niet goed op de hoogte van indirecte gevolgen. Hij weet niet welke factoren het risico doen toenemen of afnemen. Hij kent de budgetten van terreur- en obesitasbestrijding amper. Hij kan de economische impact niet berekenen van twee kort na elkaar ontplofte vliegtuigen.
     Daar tegenover staat de echte expert. Dat is de man die al die dingen wel weet. Die moet toch ook bestaan. Waar zou zo’n échte expert de middelen aan besteden: obesitas of terreur? Het antwoord is wellicht … obesitas. Een zekere Paul Slovic heeft dat onderzocht en Daniel Kahneman brengt verslag uit van dat onderzoek in zijn wondermooie boek Ons feilbare denken. Slovic meent dat experts in hun oordelen en voorkeuren aangaande risico’s vaak afwijken van die van andere mensen. Hij wijst erop

“dat experts de risico’s vaak meten aan de hand van het aantal verloren mensenlevens (of levensjaren), terwijl het grote publiek een fijner onderscheid maakt, bijvoorbeeld tussen een ‘goede’ en ‘slechte’ dood of tussen willekeurig, toevallig overlijden en overlijden door vrijwillig uitgevoerde activiteiten (zoals skiën). Dergelijke legitieme vormen van onderscheid worden in de statistieken meestal genegeerd. Slovic concludeert op basis van zijn observaties dat het grote publiek zich een rijker beeld van riscico’s kan vormen dan de experts.”*
[Aan die fijne onderscheiden van het grote publiek zou ik nog het verschil toevoegen tussen ‘passieve’ en ‘boosaardige’ bedreigingen. Misdaad en terreur horen bij die laatste categorie.**]

     Naar wie moet een verstandig bewindsman nu luisteren: naar de expert die een ‘juistere’ kijk heeft op de cijfers of naar de gewone burger die een ‘rijker’ beeld heeft van de risico’s? Slovic bepleit een tussenoplossing waarbij ‘beide partijen de inzichten en kennis van de andere partij respecteren’. Dat is redelijk. Maar in elk geval moet een verstandig beleid ten minste rekening houden met het grote publiek, ook als het irrationeel reageert.
     Ikzelf behoor tot dat grote publiek. Veronderstel dat morgen moslimterroristen erin slagen om, door betere organisatie van hun kant of door verslapte waakzaamheid van onze kant, jaarlijks tien vliegtuigen vanop Zaventem op te blazen. Een expert kan dan netjes uitrekenen dat de kans om opgeblazen te worden niet meer is dan 1 op 16 000, dus vergelijkbaar met de kans die ik jaarlijks loop om om te komen in een verkeersongeval. Toch krijg je mij dan met geen stokken meer in een vliegmachine. Ik ben nu al niet erg op mijn gemak als ik vlieg.
     Een beleid moet daarenboven niet alleen verstandig zijn maar ook een klein beetje democratisch. Het is misschien best mogelijk om iets te doen aan het onveilig skiën. In een slecht jaar vallen tot 100 dodelijke slachtoffers in de Alpen. Daar kan iets aan gedaan worden door meer voorlichting, betere en verplichte opleiding, meer controle, grote infrastructuurwerken. Dat kan aardig wat kosten. Is het dan billijk om de niet-skiënde belastingbetaler mee te laten betalen in de kosten? Het mooiste is dat er in zo’n geval een nieuwe partij opkomt voor Veilig Skiën. Dan kunnen de stemmen worden geteld. Zo kunnen de sociologen en politicologen zich ook verenigen in de partij Minder Geld Voor Terreurbestrijding. Heel veel stemmen zullen ze niet halen, geloof ik.  

*  De samenvatting is van Kahneman, hoofdstuk 13. – Het boek verscheen eerst in het Engels onder de titel  Thinking, Fast and Slow.
** Zie Charles Murray, In Pursuit of Happiness, hoofdstuk 5. Murray spreekt van ‘passive threats’ en ‘predatory threats’.

3 opmerkingen:

  1. Idiote ambtelijke regelgeving zorgt ook voor duizenden doden zoals 'op de weg'. Als we bijvoorbeeld de dodelijke ongevallen op de weg in Groot-Brittannië vergelijken met die van België, beide landen hebben een grotendeels gelijke infrastructuur, dan bemerken we dat er beduidend minder slachtoffers geteld worden ginder dan hier bij ons. Dat zelfs Groot-Brittannië bijna Nederland met haar uitgekiende infrastructuur (scheiding van de verschillende verkeersstromen) benadert. De enige reden is dat de 'voorrang van rechts' bij links rijdend verkeer zoveel veiliger is dan 'voorrang van rechts' bij rechts rijdend verkeer. Ik heb dat vroeger na analyse eens berekend of liever geraamd op 3.000 à 5.000 minder doden per jaar op het Europese Vasteland. Dit 'voorrang van rechts' systeem is een Franse 'uitvinding', die eind 60-er jaren doorgevoerd is in de toenmalige EEG. Bezwaren van andere landen, zoals Nederland, werden gewoon afgewezen ondanks proeven in bepaalde steden voor de invoering, die duidelijk bewezen dat 'voorrang van links' een veiligere en grotere doorstroming van het verkeer opleverden. Trouwens op de rotondes in de EU geldt 'voorrang van links', anders slibden die onherroepelijk dicht, zoals ook gebeurde in den beginne. Waar blijven de experten, waar blijven de bewindslui?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Onze leraar Aardrijkskunde in het tweede middelbaar heeft ook eens uitgebreid gedemonstreerd waarom 'voorrang van links' veiliger was.

      Verwijderen