Van de Amerikaans-Engelse schrijfster Lionel Shriver had ik bij wijze van spreken nog nooit gehoord. Mijn vrouw heeft indertijd haar beroemde roman Let’s Talk About Kevin gelezen, en ik heb, zoals gewoonlijk alleen de film gezien. Maar onlangs kwam ik haar naam tegen in een andere samenhang. Er was een bundel met columns van haar vertaald onder de titel Tegendraads. Uit Wikipedia had ik begrepen dat de schrijfster enigszins afweek van de links-liberale consensus en ik wilde daarom het boek een kans geven, zonder er al te veel van verwachten. Met dat wantrouwen zat ik, zonder het te weten, op dezelfde golflengte als Shriver zelf. In een van haar columns schrijft ze: ‘Tenslotte is het meeste van wat er geschreven wordt slecht. De meeste dingen die mensen maken zijn slecht. Maar dat betekent niet …’ etcetera etcetera.
Wat mij ook niet beviel was de titel: Tegendraads. Zijn tegendraadse mensen niet vooral betweters, en lastige leerlingen, lieden die kritisch zijn voor iedereen behalve voor zichzelf? Die bedenking was mij bespaard gebleven had ik het boek in het Engels besteld. Dan had ik meteen de echte titel gekend: Abominations. Selected Essays from a Career of Courting Self-Destruction*. Dat is al heel wat anders. Ook tijdens het lezen heeft het mij vaak gespeten dat ik de Engelse versie niet in handen had. Maar dat is dan ook het enige waar ik spijt van heb.
Goed, ik geef het toe: ik heb de bundel op het Griekse strand gelezen. Nochtans is lezen in zulke omstandigheden mij al eens vaker tegengevallen. Ik denk nu aan boeken als De man die zijn haar kort liet knippen, Moby Dick, Dr. Jekyll and Mr. Hyde, of zelfs aan Don Quijote, want dat renaissance-Spaans begon na enkele honderden bladzijden zwaar op mijn maag te liggen. Maar dit keer was het anders. Ik kan mij niet herinneren dat ik zo vaak gegrinnikt of gelachen heb om een boek, en dat tegelijk mijn ogen zo nu en dan vochtig werden.
Niet alles wat Schriver noteert is even grappig of ontroerend. Ze is geen diepe of orginele denker. Ze heeft niet de dossierkennis van een wetenschapper of van een onderzoeksjournalist. Ze is niet altijd heel nauwkeurig of consequent, wat ze zelf ook toegeeft. Maar ze is altijd eerlijk en en vol sympathieke zelfspot, redelijk zonder saai te zijn. Als zo iemand af en toe iets beweert wat je zelf ook denkt, of zich iets afvraagt wat je jezelf ook afvraagt, of iets niet begrijpt wat je zelf ook niet begrepen hebt, dan geeft dat een grote voldoening. Met de Brexit heb ik nooit het gedoe rond die ‘harde’ of ‘zachte’ grens tussen Noord-Ierland en de rest van het eiland begrepen. Shriver heeft dat gedoe ook niet begrepen. Dat lucht op.
Het eerste stuk van de bundel is een brief die de succesvolle schrijfster aan haar jongere zelf schrijft. Dat was voor mij een verwarrende constructie en ik liep wat verloren tussen de informatie. Maar ik hield onmiddellijk van de toon:
‘En laten we ook niet vergeten dat je tijdens je geploeter in de literaire loopgraven eindelijk serieus verliefd bent geworden. Na je gevoelens te hebben verkwanseld aan een trits ploerten, houd je eindelijk van een man om wie hij is, en niet van een of ander dwaas beeld dat je hebt verzonnen … Deze man weet ook wie jij bent en houdt toch van je … Zo gezegend is jullie duo dat ik je met tegenzin het nieuws breng dat jullie na negen heerlijke jaren uit elkaar zullen gaan. Ik vrees dat ik zojuist je hart heb gebroken.’
Het tweede stuk bestaat uit een preek gehouden in Manchester waarin ze uitlegt dat ze als kind van een geleerde dominee al heel jong een verstokt atheïstje was. In de inleiding trekt ze de aandacht op iets wat mij ook altijd gefascineerd heeft: de predikantenintonatie, weze ze van katholieke of protestantse makelij.
Tijdens het uitspreken van de rede ontdekte ik dat de cadans van theologische vermaningen door mijn aderen vloeit: de stemverheffingen en -dalingen, de pauzes, het rekken van de klinkers, de bezwerende herhalingen, het laten neerdalen van zinnen in een klaaglijke mineur. Hoewel ik over het algemeen een tweederangs imitator ben, bleek nabootsing van mijn vader op de kansel probleemloos, en ook nog eens hilarisch. Kijk eens aan, ik was een kei van een dominee! Maar in plaats van te kiezen voor de parodie, merkte ik dat ik die liturgische zangerigheid in alle oprechtheid gebruikte.
Na de strikt autobiografische sectie, met ook enkele stukken over haar overleden broer, die morbide obesitas had, volgen een aantal stukken over de huidige woke- en cancelcultuur. De sectie heet: ‘Wat deed je in de oorlog, mama?’ Shriver wijst erop dat de progressieven eigenlijk het eerste slachtoffer zijn van de woke cancelcultuur. ‘Alleen andere progressieven,’ schrijft ze, ‘laten zich [door woke] het zwijgen opleggen uit angst voor racist te worden uitgemaakt.’ Wellicht zullen die progressieven zich geen slachtoffer voelen, want zelfcensuur en cognitieve dissonantie zijn subtiele processen, maar ze zijn het wel. Doordat ze zwijgen en zich aanpassen en het probleem uit de weg gaan, verschraalt het debat tot een oorlog tussen onredelijk links – woke – en uitgesproken rechts. Wie zoals ik sociaal-cultureel in het centrum thuishoort, moet er zich bij neerleggen dat hij in de huidige constellatie een rechtse zak is.
Ik kwam pas helemaal onder de betovering van Shriver vanaf haar stuk over haar jarenlange verblijf in Belfast. Ze beschrijft de bohémien vriendenkring – de fanfare van honger en dorst – die langzaam maar zeker verburgerlijkt, tot op het punt dat men niet meer bij elkaar aanloopt, maar elkaar ‘uitnodigt’, waarna een ‘tegenuitnodiging’ wordt verwacht. Als Amerikaanse wordt Shriver geacht de Republikeinse Zaak te steunen, maar haar vrienden, protestanten zowel als katholieken, koesteren een wilde haat tegen het IRA. Soms ontgaan mij een aantal nuances van het betoog. Ik weet ongeveer wie Gerry Adams, Ian Paisley en Bernadette Devlin (‘het sperpent’) waren, maar bij begrippen als ‘Groene Protestant’, ‘Oranje Paap’ en ‘Castle Catholic’ moet ik even pauzeren.
Shriver beschrijft indringend hoe een lange vriendschap uiteindelijk uitloopt op een breuk, ogenschijnlijk veroorzaakt door een politiek meningsverschil. Ogenschijnlijk, want, vraagt Shriver zich af: ‘Heeft een vriend die nu een vijand is je de rug toegekeerd vanwege een meningsverschil over de actualiteit, of heeft hij of zij je eigenlijk nooit zo gemogen?’
De auteur bekijkt haar eigen politieke engagement in die tijd vanop een ironische afstand. Ik gaf daarnet aan dat ze Bernadette Devlin in een terzijde ‘het serpent’ noemde. Ik geloof dat ze dat meent, maar het tegelijk van zichzelf belachelijk vindt om zo’n sterke mening te hebben over iemand met wie ze eigenlijk niets te maken hebt. Evenzo was ze hartstochtelijk tegen de Provisionals, vanwege hun bomaanslagen en hun kneecap praktijken, en uit Amerikaans pragmatisme, maar ze begrijpt ook de romantiek van die lui, iets waar het hun tegenstanders aan ontbrak. ‘De unionisten,’ schrijft ze, ‘hadden per ongeluk het gelijk aan hun kant, maar het waren saaie, slome, stuurse stumpers die je nooit zou uitnodigen voor een borrel.’
Eigenlijk waren al die verhitte discussies waar ze aan deelnam, onder het drinken van goedkope wijn, vooral een poging om ergens bij te horen, en dat uitgerekend van iemand die liever nergens bij wil horen.
Ik geniet van geweld dat dichtbij genoeg is om te prikkelen, maar zeldzaam genoeg om voor mij persoonlijk weinig risico te vormen – iets als van twee walletjes eten. Ik schep genoegen in de gelegenheid – aan beide kanten ruim voorradig – om moreel superieur te doen. Maar wat ik leuk vind aan Noord-Ierland is verworden tot wat ik niet leuk vind. Dat wil zeggen: ik vind het niet leuk van mezelf dat ik het er leuk vind. Ik heb misschien leren houden van de onderlinge strijd in Ulster, maar je kunt van zoveel dingen leren houden die niet echt goed voor je zijn.
Toch is het kamp kiezen in een gepolariseerde stad ook een vorm van nederigheid. Je kunt met alle geweld proberen om je – au-dessus de la mêlée – niet in een hokje te laten opsluiten, maar ‘in een stad met één onderwerp, die al zijn inwoners kleurt binnen een smal spectrum van groen tot oranje’ moet je aanvaarden dat jij, net als de anderen, een karikatuur wordt – omdat je, als je goed naar jezelf kijkt, ook wel een karikatuur bent.
‘Als je eenmaal partij hebt gekozen, word je onvermijdelijk een tikje meer geraakt door de ene gruweldaad dan door de andere … Als je eenmaal je team gekozen hebt, levert een keurig gepolariseerd moreel universum je wekelijks nieuwe Waarheden, dus is het een makkie om slim te zijn … Misschien heeft Noord-Ierland me de aard van echte politieke overtuigingen geleerd, die niet gaan om wat je uitprobeert, maar om wat je bent.
Een kleine helft van de Shrivers onderwerpen zijn politiek-maatschappelijk, hoewel ze die altijd persoonlijk benadert: immigratie, vlaktaks, cultural appropriation, de begroting, duurzaamheid – en waarom klanten daar niet van houden –, Black Lives Matter, Brexit, Covid lock-downs, de kosten van ziekteverzekering, de grenzen van de medische technologie, het onbestaande verschil tussen nationalisme en patriottisme, het verwijderen van confederale standbeelden.
Over dat laatste neemt ze hetzelfde standpunt als ik: dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen oude standbeelden, desnoods van schurken, en nieuwe standbeelden van recente boosdoeners zoals Stalin en Saddam Hoessein. Ook aanvaardt Shriver niet dat kunst gecensureerd wordt vanwege de echte of vermeende morele verdorvenheid van de kunstenaar die ze voortbracht. Ze wil Rosemary’s Baby kunnen zien, wat Polanski ook met minderjarigen mag hebben uitgespookt. ‘Ik ben een culturele materialist. Ik wil de spullen, en eerlijk gezegd zou ik er niet heel erg mee zitten als de regisseur een bijlmoordenaar was.’
In het stuk ‘Ik ben geen gekkie’ probeert Shriver haar eigen politieke credo te verwoorden. Ze vertelt hoe ze als jonge twintiger haar moeder had laten schrikken door zich een aanhanger van het libertarisme te noemen. Ze citeert hoe David Boaz die overtuiging samenvat: ‘Sla andere mensen niet, pak hun spullen niet af en doe wat je belooft,’ met dien verstande dat de staat geacht wordt dezelfde regels te volgen. En in haar eigen formulering komt de ideologie hierop neer: ‘het recht om onze eigen fouten te maken als cruciaal aspect van het mens-zijn.’
Zo’n keuze heeft drie nadelen. Ten eerste mag je, wil je een beetje redelijk zijn, niet al te consequent zijn.
‘Ik heb ook mijn tegenstrijdigheden. Ik heb niets tegen regels voor veiligheidsgordels en helmen. Ik ben voorstander van een minimumloon – een hoger minimumloon – en wetten die rassendiscriminatie op het werk verbieden … Ik geef de voorkeur aan een gezondheidszorg die betaald wordt uit belastingsgeld … Het moeilijkste geval is immigratie. Libertariërs horen te vinden dat het iedereen vrij zou moeten staan om waar dan ook te wonen. Maar in een overvolle, mobiele wereld van extreem uiteenlopende kansen zijn open grenzen voor rijkere landen onpraktisch.
Het tweede nadeel is dat je in het huidige tijdsgewricht politiek dakloos bent.
‘De negen maanden per jaar dat ik in Londen woon, word ik gezien als een aartsconservatieve gek. Als ik naar huis vlieg, naar de Verenigde Staten, verander ik halverwege de Atlantische Oceaan in een linkse radicaal – met nog altijd dezelfde meningen … Ik ben wellicht niet de enige Amerikaan die zich bij herhaling gedwongen zag om voor de Democraten te stemmen, omdat de Republikeinse sociale agenda achterlijk, of zelfs krankzinnig is – al steun ik dan tegen mijn wil omslachtige belastingverhogingen als oplossing voor alle problemen van dit land.’
En het derde nadeel van een libertaire overtuiging is dat je door de buitenwereld bekeken wordt als een ‘gekkie’, als iemand die ‘hele dagen boeken van Ayn Rand aan het lezen is’, als iemand die ‘hebberig en egoïstisch’ is, als iemand die ‘ieder mens als een eiland ziet’. Dat lijkt mij het kleinste nadeel. Als we iets van Shriver kunnen leren is het dat het we ons wel een beetje, maar niet te veel, van de buitenwereld moeten aantrekken. ‘The world must construe according to its wits’, moet Thomas More gezegd hebben. En als hij het niet gezegd heeft, dan toch die acteur die hem speelt in A Man For All Seasons.
Shriver heeft heel wat meer pijlen op haar boog dan alleen politieke. Ze schrijft over vriendschap en ruzie, over waardig ouder worden en sterven, over roken, over waarom het soms leuker is om geld te verdienen dan geld uit te geven, over haar huis dat volstaat met onmodieuze ‘omameubels’, over haar toekomstig weduwschap, over taalverloedering, over het belang van aanhalingstekens en alinea-insprongen***, over de kunst van het schrijven (met veel reclame voor haar eigen romans), over haar obsessie met tennis en hardlopen, over fietsen in de stad, over het galakostuum dat ze aantrok voor haar aantreden op het festival in Cannes – het hielp niet, ze bleef een nobody –, over de reden waarom Ikea-meubels weinig duurzaam zijn – ik had die reden al bij Karel van het Reve gelezen. En over nog veel meer.
Het boekje kost 24,95 euro, 12,95 euro voor het E-book. Het Griekse strand krijg je er echter niet gratis bij.
* Jammer dat het boekje in zo weinig talen vertaald is. Ik ken anders wel mensen die geen Engels of Nederlands kennen aan wie ik het graag cadeau zou doen.
** Nog een citaat op de valreep: ‘In vergelijking met de roes van een onverbiddelijk armageddon, lijkt optimisme flets, nee, weerzinwekkend – geen opiaat maar een walgelijke beker warme melk. Niettemin: catastroferen is een leunstoeltijdverdrijf. Het is leuk. Het is verrassend comfortabel, het gaat goed samen met wijn en kaas.’
*** Ze wil Austerlitz van W.G. Sebald niet lezen omdat het boek geen alinea-insprongen heeft. Ik kan haar de E-book versie aanraden. Dan stoort dat gebrek, door de kleine bladspiegel, veel minder.
Ik heb het een maand geleden, toevallig tegen gekomen in de bib van hasselt. Fantastisch boek! Toch weinig reacties op mijn FB, toen ik het aanraadde als een boeiend boek met super intelligente essays. Ik ga nu proberen enkele romans van haar te lezen. Blij met je commentaren. Bedankt. Wat is FB toch een prachtig communicatie kanaal.
BeantwoordenVerwijderenIk vermoed dat het jouw FB-post was die mij er toe aanzette om het boek te lezen.
Verwijderen