dinsdag 3 januari 2017

Thomas Sowell, een zwarte conservatief

     Vijf jaar geleden wilde ik een aantal moderne theaterstukken bespreken in de klas. Een van die stukken was ‘Glengarry Glen Ross’ van David Mamet. Ik begon op het internet wat over die auteur te lezen en stootte daarbij op een essay dat hij schreef in 2008: ‘Why I Am No Longer a Brain-Dead Liberal’ (hier). In dat essay vertelde Mamet hoe hij van een politiek-correcte intellectueel veranderde in een rechtse zak. Dat kwam onder andere door het lezen van Thomas Sowell, ‘our greatest contemporary philosopher’*. Een paar klikken verder vond ik een verzameling van enkele honderden columns die Sowell vanaf 1998 wekelijks geschreven had (hier). Ik heb die toen in de daaropvolgende weken allemaal gelezen, en ook daarna ben ik regelmatig de nieuwe columns gaan opzoeken.
     Daar is nu een einde aan gekomen want Sowell stopt ermee, op 86-jarige leeftijd. Het schrijven vindt hij nog wel leuk, maar om te schrijven moet hij eerst de kranten lezen en daar heeft hij niet zo’n zin meer in. Hij wil liever meer tijd hebben om mooie foto’s te maken. Je vindt hier enkele voorbeelden van zijn foto’s.
     De columns van Sowell waren altijd licht verteerbaar: korte alinea’s, onberispelijke logica, duidelijke feiten en cijfers. Hij gebruikte graag metaforen uit de sport en leuke anekdotes uit zijn moeilijke jeugd toen hij opgroeide in Haarlem, als zwarte jongen met een moeilijk karakter. Ook had hij een zeker talent voor aforismen.**
     Sowell was een ruziemaker. Op school had hij last met leraars, in het leger had hij last met officieren, als professor had hij last met collega’s die te veel punten gaven, en als schrijver had hij last met bemoeizieke redacteurs die zijn teksten veranderden. Toen hij economielessen volgde bij de latere Nobelprijswinnaar Milton Friedman, leverde hij een scriptie in waarin hij de wiskundige benadering van zijn professor parodieerde en bespotte. Friedman noteerde op de scriptie: ‘Grap begrepen.’ Zelfs met Ronald Reagan kreeg hij kwestie. De president wou Sowell als minister van Arbeid of van Onderwijs, maar Sowell weigerde omdat medewerkers van de president in een bepaalde toespraak een bepaald zinnetje niet hadden geschrapt.
In 1960 - 34 jaar oud
     Dat ruziemaken zie je ook in zijn columns. Sowell was als marxist begonnen en daarna geëvolueerd tot libertair en conservatief. De boeken die hem het meest hebben beïnvloed zijn het Communistisch Manifest – in zijn jeugd – en Decline and Fall of the Roman Empire – in zijn latere jaren. Toen hij columns begon te schrijven was die evolutie voltooid en schreef hij vooral tegen links. Tegen belastingverhoging, tegen nivellerend onderwijs, tegen betutteling, tegen de ‘positieve discriminatie’ van zwarten, tegen activistische rechters, tegen illegale vreemdelingen, tegen ‘antiracistische’ demagogen, tegen Republikeinen die geen duidelijke taal spreken. Hij herhaalde daarbij telkens dezelfde argumenten en weerlegde bij voorkeur de flauwste argumenten van de tegenpartij. Hij voerde polemiek als een straatvechter: slaan en blijven slaan op de zwakke plekken. Over de sterkste argumenten van de tegenpartij zweeg hij. ’t Is een goede aanpak als je vooral je medestanders een hart onder de riem wil steken – en hen van munitie wil voorzien. Maar je kunt er natuurlijk die van de overkant niet mee overtuigen.
     Maar Sowell kan het ook anders. Naast zijn columns heeft hij meer dan dertig boeken geschreven over zo verschillende onderwerpen als economie, opvoeding, ideeëngeschiedenis en culturele antropologie. Sommige van die boeken zijn mooie proeven van intellectuele afstandelijkheid, in het bijzonder zijn Conflict of Visions. In dat boek plaatst hij twee mensvisies tegenover elkaar, de ‘utopische’ zienswijze tegenover de ‘tragische’ zienswijze, het geloof in de ‘maakbaarheid’ van de mens tegenover het geloof in de onveranderlijke menselijke natuur. Volgens Sowell verklaren die verschillende zienswijzen een groot deel van het dispuut tussen ‘links’ en ‘rechts’. En hoewel hijzelf stellig de tweede opvatting aanhangt, ontvouwt hij op een even rechtvaardige en onverstoorbare manier de eerste opvatting.
     Sowell had het zichzelf gemakkelijk gemaakt om rechtvaardig te blijven. Voor zijn uiteenzetting van de utopische zienswijze koos hij als leidraad geen tenenkrommend artikel uit een hedendaagse krant maar een werk uit de achttiende eeuw, Enquiry concerning Political Justice (1793) van William Godwin – niet die van de Wet van Godwin, maar de vader van Mary Shelley. Dat was een goede keuze want Godwin was, net als Sowell, een libertair. Sowell moest zich dus niet druk maken over de inhoud van het utopisch denken van Godwin, want die beviel hem wel. Hij kon zijn aandacht volledig houden bij de vorm van dat denken, een vorm die hem minder beviel, maar die hij op gelijkmoedige manier uiteenzet. 
     Sommige mensen zijn daar gevoelig voor –  voor zo’n gelijkmoedige uiteenzetting. Twee van de voornaamste psychologen van vandaag, Steven Pinker (hier) en Jonathan Haidt (hier), jongens met een eerder linkse achtergrond, hebben lovende woorden gesproken over het boek. Het heeft hen aan het denken gezet. Mij ook.

 * Over Thomas Sowell schreef ik vroeger al eens een stukje (hier).

 ** Een greep uit de Sowell-aforismen
  • Meningen vind je overal, maar kennis is schaars.
  • Sociale bijstand is het geldelijk aanmoedigen van mislukking. Als je succes hebt, wordt de bijstand weer afgenomen.  
  • Veel Republikeinen hebben Engels als tweede taal. Hun moedertaal is het politieke jargon.
  • Bijna even gevaarlijk als de progressieve Democraten zijn de chique ons-kent-ons Republikeinen.
  • Een van de grote drogredenen van onze tijd is dat alles wat goed is ook subsidies moet ontvangen.
  • De eerste wet van de economie is de beperktheid van middelen. De eerste wet van de politiek is om geen rekening te houden met de eerste wet van de economie.
  • De waarheid is soms heel simpel. Veel complexer kan het zijn om aan de waarheid te willen ontsnappen.
  • Als je niet gelooft dat mensen in wezen onredelijk zijn, moet je eens proberen kinderen groot te brengen.
  • Mensen die zich uitgebuit voelen, moeten zich afvragen of hun baas hen zou missen als ze weggingen.
  • Ik vind het gek dat mensen mij soms moedig noemen. Soldaten zijn moedig, en politieagenten en brandweerlui. Ik heb alleen een dikke huid.
  • Amerika moet geen supermacht zijn om overal ter wereld tussen te komen. We moeten een supermacht zijn om ervoor te zorgen dat we met rust worden gelaten.
  • De slavernij werd afgeschaft door zakenmensen, religieuze leiders en Westerse imperialisten.
  • Veel mensen denken dat dokters-plus-medicijnen-plus-ziekenhuizen duurder zijn dan dokters-plus-medicijnen-plus-ziekenhuizen-plus-bureaucratie.
  • Als de geschiedenis afhangt van de strijd tussen de barbaren en de watjes, dan zullen de barbaren overwinnen.
  • De moderne geschiedenis heeft er vaak in bestaan iets wat werkt te vervangen door iets wat goed klinkt.
  • Socialisme klinkt goed. Het heeft altijd goed geklonken. Het zal waarschijnlijk altijd goed klinken.
  • Je vindt linkse mensen vooral in die sectoren waar ideeën niet juist hoeven te zijn om stand te houden.
  • Volwassen ben je als je het resultaat belangrijker gaat vinden dan de indruk die je maakt. Sommige mensen worden nooit volwassen.
  • Mensen die van vergaderingen houden, zouden geen verantwoordelijke functie mogen hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten