maandag 21 augustus 2023

Dode witte mannen, en andere kortjes

 


Dode witte mannen
      Aan de Universiteit van Gent zal de Britse professor Elly McCausland volgend jaar het vak Literature: Taylor Swift’s version doceren. ‘Soms’ zegt McCausland in Het Laatste Nieuws, ‘verliezen studenten het gevoel dat ze iets nuttigs en herkenbaar studeren omdat het zo oud is. Er zijn al genoeg boeken geschreven over Shakespeare en andere dode witte mannen.’
     Shakespeare een dode witte man? Weet de professor dat wel zo zeker? Ik dacht dat we over Shakespeare zo goed als niets wisten, behalve dat hij zijn ‘tweede beste bed’ naliet aan zijn vrouw. En of hij al die toneelstukken wel zelf schreef, weten we al helemaal niet. Misschien was het wel een zwarte hofdame van koningin Elisabeth die over Hamlet en Romeo and Juliet schreef. En welke huidskleur had koningin Elisabeth zelf, onder haar rosse pruik en de dikke laag blanketsel op haar gezicht? Was ze niet de dochter van Anne Boleyn, ook al een zwarte vrouw*. Als ik professor McCausland was, zou ik oppassen met mijn boude uitspraken, en minstens wachten tot Neflix een serie wijdt aan het leven van de Bard.

Mooie versregels
     Clive James heeft ooit een aparte definitie van ‘gedicht’ gegeven: een tekst waaruit je geen apart stukje kunt citeren. Ik begrijp wat hij bedoelt: in een goed gedicht hangt alles samen, en als je er iets uithaalt, verlies je die samenhang. Maar zoals wel vaker met James: he’s overstating the case. Er zijn veel heel goed citeerbare zinnen uit gedichten. Meer zelfs: er zijn veel meer perfecte versregels – vaak beginregels – dan er perfecte gedichten bestaan. Er bestaan geloof ik geen mooie letters, er bestaan wel hier en daar mooie woorden, er bestaan zekere mooie zinnen, mooie alinea’s, mooie bladzijden en mooie boeken, elk met hun eigen mooiheid. Er bestaan zelfs mooie boeken zonder al te veel mooie zinnen, en omgekeerd boeken die veel mooie zinnen bevatten zonder in hun geheel erg mooi te zijn**. Zo bestaan er geloof ik geen mooie noten, wel hier en daar een mooi akkoord – sol-sibémol-re bijvoorbeeld –  en er bestaan zeker mooie muzikale zinnen, melodieën, composities. 

Belgen rijkste mensen ter wereld
     De helft van de Belgen bezit meer dan 230.000 euro. Daarmee zijn we, naar het schijnt,‘het rijkste volk ter wereld’. Daarmee hebben we natuurlijk niet het hoogste inkomen ter wereld. We zijn vooral goede spaarders, ‘geboren met een baksteen in de maag.’ Die 230.000 euro slaat vooral op de geschatte waarde van de eigen woning. Een Amerikaans familielid dat enige jaren in België verbleef, zei bewonderend: ‘You Belgians, you are so very good at saving.’

Nevengeschikte zin
     Een nieuwe mode in de krantenkoppenmakerj is de toevoeging van een verduidelijkende nevengeschikte zin. Je krijgt dan koppen als: De aarde warmt op, en dat is geen goed nieuws. ’t Is wel erg nadrukkelijk.

Leesplezier
     Volgens Facebook heeft B.F. Skinner het volgende gezegd. ‘We shouldn’t teach great books. We should teach a love of reading.’ Dat roept verschillende vragen op. Denkt Skinner dat leesplezier als een Pavlov-reflex kan worden aangeleerd? Bestaat er een betere methode om ‘love of reading’ bij te brengen dan door ‘great books’? En moeten álle leerlingen graag lezen? Het is een beetje totalitair om iemand te verplichten iets te doen – en dat is een groot deel van wat het onderwijs doet – en tegelijkertijd te eisen dat hij ervan houdt***.
     De leraar Nederlands, vind ik, moet een beetje kunnen inschatten wat leerlingen mogelijkerwijze kan boeien, en verder moet hij zijn eigen enthousiasme voor lezen en boeken laten zien. Maar met dat enthousiasme mag hij niet overdrijven, anders wekt het wrevel op bij leerlingen die niet van lezen houden. Waarom doet die clown niet een beetje normaal, vraagt zo’n leerling zich af. Of, nog erger, die leerling vraagt zich af of hij zelf wel normaal is omdat hij niet graag leest.
     Maar natuurlijk zou het goed zijn om minstens een negatieve Pavlov-reflex te vermijden door elk boek dat de leerling leest te verbinden aan een of ander karwei zoals een boekbespreking.

Martha en de filosofie
     In haar essay in De Standaard probeert Martha Claeys te vatten wat de filosofie kan bieden. Claeys stelt ondermeer de vraag voor wie filosofie eigenlijk bedoeld is. Op die vraag kwam een snedig antwoord op de FB-pagina van Luc De Coster. ‘Dat klinkt voor mij zoals “Voor wie zijn vijgen eigenlijk bedoeld?” Zijn vijgen ook bedoeld voor mensen die ze niet eten?’
     Zelf heeft Claeys een zomercursus voor liefhebbers gegeven aan de Internationale School voor Wijsbegeerte nabij Amersfoort. Aan het einde deelde ze gele post-its uit waarop de cursisten zelf moesten antwoorden, liefst met één of twee woorden, wat de taak van de filosofie was. Ik heb op school heel wat nascholingscursussen gevolgd waarbij ik aan het einde, of voor de pauze, een woord moest schrijven op een gele post-it. Het is een van de voordelen van mijn pensioen dat ik zo’n cursussen niet meer moet volgen.
     Claeys geeft een aantal voorbeelden van vragen die men filosofisch kan benaderen. Waarom vlieg ik terwijl ik weet dat het vervuilend is? Waarom weigeren sommigen het corona-vaccin? Wat is een goede manier om met het virus om te gaan? Waarom is populisme populair? Waarom vind ik mijn eigen trots gepast en die van een ander ongepast? Ik denk dat ik ongeveer al die vragen kan beantwoorden zonder er veel ontologie, epistemologie, logica, metafysica of gespecialiseerde ethiek bij te betrekken.
    Met één stukje heb ik moeten lachen. Claeys vermeldt even haar eigen boek dat over ‘trots’ gaat. ‘Men was verbaasd,
 schrijft ze, dat het blijkbaar ook filosofie is om na te denken over je gevoelens en die van anderen. Ik zag mensen opleven, en denken, hier kan ik over meepraten!’ Hoezo, meepraten? Als het over filosofie gaat, ben ik al blij als ik erover mee kan lezen.
     Overigens vind ik dat Claeys een interessant onderscheid maakt tussen academische filosofie en publieksfilosofie. Het tijdschrift Flair, waarin mensen vaak meepraten over hun gevoelens en die van anderen, behoort, geloof ik, in de classificatie van Claeys, eerder tot de publieksfilosofie.

* Over Anne Bolyen, zie ook mijn stukje hier.

** Boeken die veel mooie zinnen bevatten, denk aan Flaubert. Zie mijn stukje hier.

*** Zie ook ‘Leesplezier en leesverplicht’ in mijn blogpost hier.

4 opmerkingen:

  1. De beste remedie om ontlezing te stimuleren: elk opgelegd boek laten bespreken, maar wel volgens een opgelegd stramien met vragen. En wat Claeys betreft: zowat alles is filosofie. En ook zowat elke sportclub of bedrijf heeft tegenwoordig een eigen 'filosofie'. Dat relativeert een en ander.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik weet niet of het opgelegd stramien veel verschil maakt. De leerlingen moeten inderdaad leren schrijven. Sommigen lezen graag, anderen schrijven graag, maar ik zou die twee activiteiten zoveel mogelijk apart houden. Trouwens, vandaag worden die boekbesprekingen vaak vervangen door andere opdrachten die velen ook zullen tegenstaan: zoek drie gedichten met hetzelfde thema, zoek drie recensies, bedenk zelf een creatieve opdracht rond het boek en voer die uit.

      Verwijderen
  2. Hemel! wat voor een interessant mens moet die Martha Claeys zijn. En dan te beseffen dat ik haar naam hier voor het eerst hoor.

    BeantwoordenVerwijderen