woensdag 30 augustus 2023

De Kus, en andere kortjes


 De kus van de Rubiales
     Bij grote internationale gebeurtenissen, zoals de Kus van Rubiales, beginnen mijn hersenen werktuigelijk te zoemen, zonder dat er, helaas, iets bruikbaars uitkomt. Ik lees dan iets over de kwestie, maar vaak helpt ook dat niet veel. In Doorbraak las ik het stuk van Sanctorum waarin hij de Kus in verband brengt met zijn eigen – dat wil zeggen Sanctorums – traumatische jeugdervaringen en met de beroemde en beruchte kuskesdans die indertijd zo vaak werd uitgevoerd in danszalen, op de tonen van La Bamba. Daar schiet ik niets mee op. Interessanter is zijn mijmering over hoe bokskampioene Delfine Persoon met zo’n ongewenste kus zou zijn omgegaan: het zou Rubiales ‘zijn tong én zijn mannelijkheid gekost hebben, met nog een uppercut er bovenop.’ Sanctorum vindt zo’n reactie gezonder, lijkt mij, dan te gaan zeuren in de pers. Heeft hij gelijk? Mijn hersenen zoemen, maar er komt niets bruikbaars uit.
    Maar nu lees ik in De Standaard de opinie van doctoraatsonderzoeker in de filosofie Sigrid Wallaert. Zij vergelijkt de Kus met het drinken van een kopje thee. ‘Wil je graag theedrinken met iemand? Dan vraag je eerst of die daar zin in heeft. Als iemand geen zin heeft, of eerst wel maar zich daarna bedenkt, dan maak je geen thee. En als je toch thee voor iemand gemaakt hebt die wil er eigenlijk geen, dan gooi je de thee niet zomaar in zijn gezicht.’ Dat is een goede regel.
     Maar nu moest ik weer aan Sanctorum denken, en draaide ik in gedachten de rollen om. Als iemand thee zet voor Delfine Persoon en die lust helemaal geen thee, mag die volkse bokskampioene dan die thee in het gezicht van de theezetter gooien? Dat lijkt mij een overdreven reactie. Ik zou het ook een overdreven reactie vinden als de theezetter op zijn beurt na dat gooien de politie of de pers erbij haalde. Behalve als de thee héél heet was natuurlijk, want dan kun je je gezicht verbranden.

Wantrouwige houding
     Sigrid Wallaert schrijft ook iets over de slagzin ‘Believe women’.  Ik citeer: ‘Je kunt dat lezen als een claim dat vrouwen per definitie geloofwaardig bevonden moeten worden als ze over hun ervaringen spreken. Dat zou raar zijn: uiteraard kunnen vrouwen liegen ...’ Maar vervolgt ze, in navolging van filosofe Amia Srinivasan, je kunt de oproep ‘ook lezen als een ethische claim. Als algemene vuistregel zou het ons misschien betere mensen* maken … als we ervan uitgingen dat vrouwelijke slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag de waarheid spreken … Ja, ze kunnen fout zijn, maar wat zou het over ons zeggen als we die wantrouwige houding als basis namen.’ 
     Ik kan het daar niet eens mee zijn. Als een vrouw beweert dat ze verkracht is door een man, en de man beweert dat hij haar niet heeft aangeraakt, waarom zou ik een 
beter mens zijn als ik ‘een wantrouwige houding aanneem’ tegenover de man in plaats van tegenover vrouw? Ik zie niet in hoe een vuistregel hier een uitweg kan bieden. Natuurlijk verdient het slachtoffer alle sympathie, maar dan moet eerst duidelijk zijn wie het slachtoffer is**. Een buitenstaander lijkt mij in zo’n geval een beter mens als hij zijn onwetendheid bekent en zijn oordeel opschort. Kent hij een van de betrokkenen, dan kan hij hem of haar, op basis van zijn mensenkennis en inschatting, geloven of niet geloven, en in dat eerste geval, morele en andere steun verlenen, liefst enigszins discreet.

  Geloofwaardigheid en ‘kennisonrecht’
     Wallaert haalt er nog twee andere collega-filosofen bij, Miranda Fricker en Kate Manne, dit keer over kennisonrecht. ‘Geloofwaardigheid wordt niet altijd eerlijk verdeeld, zo luidt het. Stereotiepe opvattingen beïnvloeden wie geloofd wordt of niet. De samenleving heeft immers al te vaak meer empathie met mannen dan ze eigenlijk verdienen … zeker als de man in kwestie een mooi cv heeft, een hoge positie of een chic kostuum.’… Bij Rubiales denkt men dan, schrijft Wallaert, ‘zo’n machtig man weet heus wel wat hij doet’.
      Ik geloof dat niet zo erg, dat vandaag de sympathie nog altijd uitgaat naar de rijkaard boven de proleet? Waarom draagt Trump anders zo’n proletenpetje? Zijn wij niet allemaal opgevoed met Hollywoodfilms en -series die ons rijke slechteriken laten zien? Ik ben nu naar Dopesick aan het kijken. Tjonge, tjonge, wat zijn die mannen van Big Pharma slecht! Ander voorbeeld: was er veel sympathie voor de Reuzegommers bij hun proces? Of werd omgekeerd de antipathie jegens juist aangewakkerd door er telkens op te wijzen, vaak met nogal wat overdrijving, dat ze uit elitaire, steenrijke milieus afkomstig waren? 
     Ik geloof best dat er naar die ongelijke geloofwaardigheid ‘onderzoek’ is gebeurd. Misschien heeft men proefpersonen foto’s voorgelegd van knappe goedgeklede mannen die warempel geloofwaardiger werden bevonden dan als heroïnehoer gemaquilleerde vrouwen. Maar in welke mate kun je zulke resultaten gebruiken om échte reacties te meten? Zelf heb ik iets onverbeterlijk braafs in mijn karakter waardoor ik van ‘machtige mannen’ inderdaad wel eens denk dat ‘ze heus wel weten wat ze doen.’ Ik hoorde ooit Georges Monard spreken en dacht dat zo’n machtig man misschien tóch gelijk had over onderwijsdemocratisering, en ik niet. Ik moet bij mijzelf die neiging bestrijden. Maar bij Rubiales heb ik dat in elk geval niet. Bij gelijk welk beeld van de man denk ik: ‘wat een idioot’, ondanks zijn chic kostuum.
     Wallaert concludeert: ‘De theorie van kennisonrecht leert ons dat machtige personen automatisch geloofwaardiger worden gevonden … Als vuistregel kan het daarom geen kwaad om minder machtige mensen bij voorbaat wat meer geloofwaardigheid toe te kennen.’
     Ja, ’t is een vuistregel. Maar dan een van het niveau ‘two wrongs make a right’. 

Zonder commentaar
     Ik laat nog een laatste keer Wallaert aan het woord: ‘Zo wil ik het motto van mijn universiteit (U Gent) een beetje uitdagen: sapere aude, durf te weten, zeker. Maar ook credere aude: durf te geloven.’

Staatsbon
     De staat geeft de relatief hoogrentende staatsbon uitgeschreven om de banken onder druk te zetten hun rente op spaarboekjes te verhogen. De banken moeten bij het bepalen van hun rente onder andere rekening houden met hun inkomsten uit hypotheekleningen, met de dividenden die ze willen uitbetalen, enzovoort. Waar moet de staat eigenlijk rekening mee houden bij het bepalen van de rente? Dat geld gaat naar de burgers en komt van de burgers. 

Staat en banken
     Links haalt graag aan dat de banken tijdens de crisis moesten worden gered met geld – leningen – van de staat. Nu komt het geloof ik vaker voor dat de staat, bij een begrotingstekort, moet worden gered met geld – leningen – van de banken.

En toen gingen we naar Wingene
     Vanaf 2025 zullen de gemeenten Wingene, Zwevezele en Ruiselede fuseren. Tot mijn grote geruststelling is de naam Wingene gekozen om de nieuwe supergemeente aan te duiden. Ruiselede is ook mooi, maar met dat woord voel ik geen speciale verbondenheid. Maar Wingene! Als ik op de E40 voorbij de afrit Beernem/Wingene rij, zeg ik onveranderlijk, binnensmonds of luidop: ‘En toen gingen we naar Wingene’. Ik heb dat zinnetje ooit gelezen in een column van Johan Anthierens, meer dan 50 jaar geleden.

Betuttelend
      In De Standaard van vandaag staat een stuk over Vivek Ramaswamy die kandidaat is bij de Republikeinse voorverkiezingen in de USA. Hij is het type, schrijft Steven De Foer, dat de aandacht opeist met krasse uitspraken. En hij geeft een voorbeeld: ‘Zo noemt hij, klimaatverandering een verzinsel en heeft volgens hem de bestrijding ervan al veel meer mensenlevens gekost dan het klimaat zelf.’ En dan gaat De Foer verder: ‘Nonsens, maar het valt op.’
     ‘Nonsens.’ Moet dat er nu echt bij staan? Zijn nonsens, onzin, flauwekul, kletspraat en gelul niet eerder woorden die in een cursiefje thuishoren? In een krantenbericht wil ik zinnen lezen als: ‘Poetin beweert dat zijn troepen in Oekraïne geen “oorlog voeren” maar slechts een “speciale operatie” realiseren.’ Maar daar moet niet betuttelend aan toe worden gevoegd: ‘Onzin natuurlijk, want wat is er nu zo ‘speciaal’ aan het bombarderen van scholen, ziekenhuizen en hotels.’ Ik ben het ermee eens hoor, maar ik wil dat lezen in een commentaarstuk of op de Opinie-pagina, niet op de pagina Buitenland***. 

 

 

* Eigenlijk schrijft Wallaert: betere mensen en betere feministen, maar dat laatste compliceert voor mij de discussie.

* Walaert gebruikt verschillende keren de dubbelzinnige formuleren dat we het ‘slachtoffer’ meer geloofwaardigheid moeten toekennen. Zie ook mijn stukjes hier en hier.

** Maarten Boudry heeft minder geduld dan ik met de woordkeus en de inhoud van De Foer zijn stuk van. Hij vraagt zich af: Is dit berichtgeving of agitprop? Zie hier.

7 opmerkingen:

  1. Over het geval Rubiales: het gaat niet om die kus, maar zijn attitude. Weliswaar kus je anderen niet op de mond, maar laat ons aannemen dat dit in een moment van roes over de overwinning was, dus daar zou men makkelijk moeten uitkomen. Wat me stoorde aan het gedrag van die man is dat hij:
    1/ als excuse zei hij: "als iemand zich gekwetst voelt". Dat is alsof zeggen, ik heb niets verkeerd gedaan, die anderen zijn overgevoelig. En in dat geval wil ik wel mijn excuse aanbieden aan die overgevoeligen. Die frase wordt vaak gebruikt door personen die excuses willen aanbieden, maar impliciet de schuld bij een ander leggen. Dat zijn geen excuses, veeleer een beschuldiging,

    2/ Op een openbare conferentie herhaalde hij 4-5 keer 'ik treed niet af'. Zelfde probleem als hierboven, hij denkt centraal te staan in plaats van een mea culpa te slaan.

    3/ Verder gedraagt die man zich regelmatig nogal plat, een aantal keren in het openbaar in zijn kruis tasten.

    Op zichzelf geen serieuze problemen, absoluut niet, maar dan ben je niet geschikt voor een hoge functie in een publieke organisatie. Als hij zich zo gedraagt in het openbaar, rijst de vraag toch wat hij normaal vindt in een private omgeving.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb van de "zinsels" van Sigrid Wallaert geen sikkepit begrepen. Zoals bijna altijd voegt de analogie, in dit geval "een kopje thee", enkel verwarring toe. Het is voor mij zeer simpel en grotendeels in lijn met de reactie van anonymus hierboven: als bondsvoorzitter zou ik de mannen van de nationale ploeg al niet omhelzen, want ZIJ hebben op het veld zwetend en vechtend de overwinning behaald, niet ik, ook al heb ik er het kader voor geschapen. Ik zou ze een hand geven. Ik zou hetzelfde doen bij de vrouwen. Mocht een vrouw (of man) mij omhelzen, dan zou ik denken how, how, rustig aan, maar ik zou begrijpen dat ze nog in de euforie zit. Ik zou het wellicht niet geheel onaangenaam vinden maar ik zou me al meteen afvragen wat mijn vrouw daarvan zou denken en de omhelzing snel beëindigen. Ik zou zeker niet het hoofd van de speelster vastnemen en haar op de mond zoenen, net zoals ik bij een doelpunt niet in mijn kruis zou tasten, of er nu een koningskind in de buurt is of niet.

    En mocht ik die kus wél gegeven hebben, omdat niks menselijks mij wellicht vreemd is, dan zou ik nadien zeker zeggen "Mijn oprechte excuses aan Jenni voor mijn ongepast gedrag, dat was niet leuk voor haar. Mijn excuses aan de ploeg en de supporters dat ik een moment van glorie heb vergald met mijn driften. Als men vindt dat ik niet langer kan functioneren als bondsvoorzitter, stel ik hierbij mijn ambt ter beschikking."

    Maar het is duidelijk dat Rubiales bulkt van testosteron, niet van schuldinzicht, empathie of kiesheid.

    Wallaert maakt het alleen maar moeilijker door een algemeen principe (geloof de vrouw) toe te passen op een specifiek geval. En jij doet dat in je weerwerk ook. In dit geval hebben we immers allemaal gezien wat er gebeurd is. Het gaat er niet om dat Jenni zegt dat Rubiales haar gekust heeft en Rubiales zegt van niet. Nee, ze zegt: ik vond dat niet leuk! Rubiales zegt niet "Ik vond dat wel leuk". Hij zegt "Zij vond dat ook leuk". Tja, dàn vind ik dat we Jenni moeten geloven. Zij zal wel best weten of ze het leuk vond.

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het was niet mijn bedoeling om het principe van scepsis bij twee tegenstrijdige verhalen (in het tweede stukje) toe te passen op Rubiales. Mij ging het om het argument van Willaert. Ik ga ongeveer akkoord met wat jij over Rubiales schrijft. We kennen misschien niet de hele context, maar we hebben inderdaad de kus zelf gezien, alsook de boertige reacties achteraf van Rubiales.
      Overigens vond ik de vergelijking met het kopje thee voor mijzelf wel verduidelijkend als ik het scenario wat aanpaste.

      Verwijderen
  3. Over "Waar moet de staat eigenlijk rekening mee houden bij het bepalen van de rente? Dat geld gaat naar de burgers en komt van de burgers."

    Dat is niet helemaal waar. De staat kan, net als banken, investeren. Het is niet zo dat het geld dat burgers geven aan banken wél door het wonder van waardevermeerdering in de economie terugvloeit met rente, en het geld dat ze aan de staat geven enkel terugvloeit door geld dat nog meer burgers aan de staat geven. In welke mate de economie een goed verholen piramidespel is, is een interessante kwestie, maar banken of staat zijn daarin niet per se verschillende actoren. Beide proberen door geaggregeerde investering een meerwaarde-effect te creëren en vervolgens die meerwaarde weer te distribueren.
    Het is waar dat de staat altijd kan terugvallen op hogere belastingen om die meerwaarde kunstmatig te creëren, maar dat doen banken via hun kostenstructuur. De grootteorde verschilt wellicht. En een bank kan je inruilen voor een andere, terwijl je de staat enkel kan afstraffen voor monetair wanbeleid via verkiezingen, dus het collectief, niet individueel. Hoewel: ik heb het al overwogen, om van nationaliteit te veranderen.

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. 'De staat kan, net als de banken, investeren.' Vertaalt zich dat in een concrete financiële winst die kan dienen om de rente terug te betalen?
      Het is natuurlijk waar dat er voor de staat een grens bestaat aan de rente die ze betaalt, omdat een regering voor te hoge belastingen (bedoeld om de rente af te betalen) kan worden afgestraft. (En uiteraard kan lenen en terugbetaling met interest in een context van inflatie voordelig zijn).

      Verwijderen