Cadeau/overwinning voor Hamas?
Laatst heeft Loobuyck een drogreden aangeklaagd in verband met de Israël-Palestina discussie, eerst in een FB-post, die hij later tot een artikel in De Morgen heeft uitgewerkt. Ik citeer de FB-post.
Het is een hardnekkig riedeltje in het pro-Israël/anti-Hamas kamp: de erkenning van Palestina zou “een cadeau voor het terrorisme van Hamas” zijn. Om dat kracht bij te zetten, verwijst men graag naar Hamas zelf, dat beweert dat de erkenning door sommige Westerse landen het resultaat is van hun geweld op 7 oktober 2023. De conclusie volgt dan automatisch: iedereen die erkenning ondersteunt, moedigt terreur aan. Maar daar zit een denkfout achter. En vooral: die verwijzing naar wat Hamas “zelf zegt”, is misleidend. Dat Hamas een politieke evolutie als overwinning claimt, betekent niet dat die evolutie (alleen) dankzij hen gebeurt, laat staan dat wie ze uitvoert terreur beloont. Extremistische groepen claimen álles als hun verdienste, dat is hun bestaansreden. Wat zij nadien roepen, is propaganda, geen bewijsvoering.
De redenering van Loobuyck is correct en het is goed dat de drogreden van het pro-Israël kamp wordt aangeklaagd. De propaganda van Hamas bewijst inderdaad niets over de werkelijke feiten en over de werkelijke causale verbanden. Het syllogisme zou immers luiden:
- Hamas beweert dat erkenning van Palestina er komt door hun terreuractie
- Alles wat Hamas beweert is juist
- De erkenning van Palestina komt er door de terreuractie van Hamas
Het is overduidelijk dat, zoals Loobuyck stelt, de tweede premisse erg ongeloofwaardig is. Maar er zijn aangaande die kwestie allerlei andere formuleringen mogelijk. Zoals
- De erkenning van Palestina zou er niet gekomen zijn zonder de Gaza-oorlog
- De Gaza-oorlog zou er niet gekomen zijn zonder de terreuractie van Hamas
- De erkenning van Palestina zou er niet gekomen zijn zonder de terreuractie van Hamas.
Loobuyck schrijft nog:
De erkenning van Palestina is geen gunst om Hamas ter wille te zijn. Het is iets wat al veel eerder had moeten gebeuren om een historisch en koloniaal onrecht recht te zetten en perspectief te bieden aan een volk dat al decennia geen recht op zelfbeschikking heeft.
Ik ga niet helemaal akkoord met dat mengsel van geschiedenis en moraal. Als men toch over rechtvaardigheid wil spreken – en van een moraalfilosoof verwacht ik niets anders – dan zou ik veeleer kijken naar de principes. Als de Joden een staat mogen inrichten op nationalistische basis – dat is precies wat het zionisme inhoudt –, dan mogen de Palestijnen dat ook doen. En dan grijpt men in heel grote lijnen terug naar het territoriale UNO-compromis van 1947, niet omdat het historisch rechtvaardig is, maar juist omdat het een compromis is.
Maar mijn meningsverschil met Loobuyck doet hier niet terzake. We zijn allebei, geloof ik, voorstander van een tweestatenoplossing. Alleen is daarmee de discussie over het ‘cadeau aan Hamas’ niet helemaal opgelost. Je zou de door Loobuyck aangeklaagde drogreden namelijk ook kunnen fatsoeneren. In de meeste drogredenen zit, zoals Maarten Boudry ooit heeft aangekaart, een deugdelijke reden verborgen. Dan krijg je:
- We mogen de erkenning van Palestina niet laten uitdraaien in het voordeel van Hamas
- Een vredesbestand met een onvoorwaardelijke erkenning van Palestina laat Hamas ongemoeid
- De erkenning van Palestina moet tegelijk als voorwaarde Hamas uitsluiten van het bestuur van Palestina
Dat is een deugdelijke redenering, alhoewel er ook hier wel een en ander tegen de premissen kan worden aangevoerd.
Stijn Bruers over drogredenen ... en hun gevolgen
Meestal vind ik alles wat met drogredenen te maken heeft vermakelijk, maar als Breurs op het toneel verschijnt, wordt het menens. De speeltijd is voorbij. Een professor, schrijft Bruers, die drogredenen gebruikt, moet worden ontslagen. Er kan daarvoor een commissie van filosofen worden aangesteld om die drogredenen vast te stellen.
Filosofen zijn goed in het bepalen of een argument slecht is. Drogredenen die inconsistenties of ongewenste willekeur bevatten, desinformatie die de factcheck niet doorstaat: dat is redelijk objectief vast te stellen.
Het gaat natuurlijk over Maarten Boudry. Ik heb in een vorig stukje uitgelegd dat het bepalen of een argument goed of slecht is wel eens wel eens moeilijker zou kunnen zijn dan je op het eerste gezicht zou denken*. Ik wees toen op het verschil tussen ‘slechte argumenten’ en ‘ontoereikende argumenten.’ Daarop voortbouwend zou ik de raad van Popper in herinnering willen brengen. Zouden die filosofen bijvoorbeeld, in plaats van de drogreden te herkennen en te benoemen, er niet beter aan doen om het ‘slechte argument’ eerst te verbeteren, te upgraden als het ware naar een betere vorm van het argument, zodat er op een hoger niveau over kan worden gediscussieerd?
Er is over het stuk van Bruers op FB een lange, interessante maar vermoeiende discussie gevoerd tussen de filosoof en een collega-academicus**. De discussie wordt vergemakkelijkt doordat de twee partijen het erover eens zijn dat Boudry ‘wansmakelijk bezig is’. Ze verschillen alleen van mening of dat tot censuur en ontslag moet leiden. De collega twijfelt, de filosoof niet.
Het is aan Boudry om te stoppen met het geven van slechte argumenten en te stoppen met negationisme. Als hij dan niet stopt, dan komt de sanctie: de berisping, het spreekverbod, het ontslag, kortom de censuur.
Het is van een verfrissende eerlijkheid en botheid. Het leuke is ook dat Bruers allerlei voorwaarden aan zo’n ontslag verbindt. Zo moet de beschuldigde eerst op zijn fouten gewezen worden en moet hij de kans krijgen om ze in te trekken of voortaan gewoon te zwijgen. Veel middeleeuwse ketters kregen niet eens die kans. Het is bijna ontroerend hoeveel tijd en energie hijzelf eraan besteed heeft om Boudry zijn ketterij te laten afzweren en hoe oprecht verontwaardigd hij is als dat niet werkt.
Ik ben de tel kwijt hoe vaak ik hem heb gewezen op een slecht argument dat hij gaf. Maar wat doet hij? Ontkennen dat zijn argumenten slecht zijn.
Ook vindt Bruers dat je een academicus niet kunt ontslaan om één of twee fouten. Hij wil best mild zijn.
In het interview met Jean-Marie De Decker gebruikte Maarten heel eventjes een stroman drogreden, maar die vond ik nu niet zo ernstig. In datzelfde interview deed Maarten ook iets anders, namelijk een door mensenrechtenorganisaties bevestigde persoonlijke getuigenis van zijn gesprekspartner (De Decker) in twijfel trekken, wat geen drogreden is, maar wat ik wel deontologisch veel ernstiger vind. Het is een onbeleefde vorm van disconfirmation bias. Op zich ook nog niet voldoende voor een ontslag, natuurlijk, maar als er vele zulke daden worden gepleegd, kan het bestuur wel democratisch beslissen dat de rode lijn is overschreden.
Het is al goed dat hij Boudry zijn stroman drogreden niet kwalijk neemt, want je moet al een heel welwillende opponent hebben om te ontsnappen aan de stroman-beschuldiging. Je moet zelf maar eens proberen een standpunt van een opponent samen te vatten tot diens tevredenheid. En wat die disconfirmation bias betreft, Boudry was hier inderdaad onbeleefd tegen De Decker, maar hij had, vond ik, wel gelijk***.
Aan de argumenten die ik eerder tegen Bruers heb ingebracht, wil ik er nog drie toevoegen. Stijn Bruers erkent dat Boudry over andere kwesties wel ‘sterk onderbouwde standpunten’ heeft. Alleen over Israël-Palestina vervalt hij in slechte argumenten. Maar zou het dan niet jammer zijn om iemand te ontslaan die over alle andere onderwerpen goed werk levert, en alleen over die ene kwestie de bal misslaat?
Mijn tweede argument betreft de reden waarom Boudry de bal zo mis slaat. Het komt inderdaad voor dat iemand over het algemeen redelijk redeneert, maar door één bepaald onderwerp zo geobsedeerd raakt dat zijn helder oordeel, over dat onderwerp, vertroebeld is. Maar zou Bruers even kunnen overwegen dat hij, als ‘activist die zich al jaren inzet voor goede doelen’ zelf vanuit een obsessie oordeelt over de kwestie Israël-Palestina en daardoor minder helder oordeelt dan over kwesties van kosmologie en macro-economie?
Mijn derde argument betreft de traditionele vaste benoeming. Zelfs in het middelbaar onderwijs kun je pas ontslagen worden, zegt men, als je je vader of je moeder of allebei hebt vermoord. Ik vind dat die traditie in het middelbaar onderwijs overboord mag worden gegooid, maar ik zou de academic tenure niet even snel overboord gooien***. Professoren hebben een heel lange, veeleisende selectieprocedure doorstaan, beginnend met hun dissertatie, zodat veel onkruid er al uit gewied is.
Goed, er zullen altijd wel professoren zijn die uiteindelijk niet zo goed functioneren, en een eenzaat zal wel eens schadelijke meningen verkondigen. Maar het lijkt mij voor de gemoedsrust van de anderen beter dat die eenzaat met rust gelaten wordt. Die ánderen moeten dan niet elk moment verwachten dat een commissie van filosofen hun lessen en onderzoek op schadelijke drogredenen komt naspeuren. Bruers mag nog zo beweren dat hij de lat hoog wil leggen voor zo’n censuur, maar wie garandeert dat een volgend ‘democratisch verkozen bestuur’ de lat even hoog legt? Nobody expects the Spanish Iquisition … tot het te laat is. Zelf zou ik mij beter beschermd voelen door een heilige traditie of misschien zelfs door een taboe dan door een toevallig democratisch bestuur van een universiteit.
Je zou de hele redenering ook het argument van de slippery slope kunnen noemen. Bruers antwoordt daarop korzelig:
Eigenlijk is elke reden van ontslag dan een slippery slope. Een prof wordt ontslagen op basis van seksueel grensoverschrijdend gedrag? Tja, waar trek je de grens?
Bruers heeft gelijk. De slippery slope is vaak niet te vermijden. Voor seksueel grensoverschrijdend gedrag is het een goede zaak dat men de lat vandaag veel lager legt dan vroeger. Maar voor de inhoud die men doceert en onderzoekt, zou ik de lat minstens zo hoog leggen dat Boudry er moeiteloos onder kan lopen.
Eigenlijk zou ik de lat niet zozeer hoger leggen dan Bruers, maar op een andere plaats. Bruers zou vooral strenger zijn als het politiek geladen onderwerpen zijn – Palestina, corona, klimaat – omdat die een negatieve maatschappelijke impact kunnen hebben. Ik zou vooral mínder streng zijn als er een politiek kantje aan de zaak is – ook al kan het dan wel eens voorvallen dat er een negatieve maatschappelijke impact uitgaat van een academische eenzaat die tegen de stroom in en ondanks alle goede raad koppig denkfouten blijft maken. Dat nadeel zal naar mijn schatting veel kleiner zijn dan het nadeel van de lichtste vorm van censuur.
Hier moet ik stoppen, want ik begin stilaan mijn argumenten van vorige keer in andere woorden te herhalen.
* Mijn vorig stukje over Bruers staat hier.
** De discussie staat hier in de commentaren.
*** Over Boudry vs De Decker, zie mijn stukje hier.
**** Bruers is daar veel strenger in. Studenten die op een examen slechte argumenten gebruiken, krijgen geen diploma en professoren die slechte argumenten gebruiken worden afgedankt. Zelf zou ik het wreed vinden om professoren levenslang met examenstress op te zadelen, ook omdat ze gebukt gaan onder allerlei andere vormen van stress waar studenten van gespaard blijven. Een strikte Libertariër zou kunnen aanvoeren dat een zakenman ook voortdurend examen moet afleggen op de markt. Maar dat is ten minste geen examen voor een commissie - een wereld van verschil.
"Ik werd aan het sofisme herinnerd toen ik de oproep van Koen Bogaert en Gert Van Hecken las om de academische vrijheid te beperken."
BeantwoordenVerwijderenGert van Hecken, is dit niet die oud-terrorist die samen met een bebrild vrouwmens een aanslag pleegde in Z-Africa waarbij 200 slachtoffers vielen, vooral zwarten. Die zal 7 october wel een leuk evenement gevonden hebben. Werkelijk een morele highgrounder dit sujet.