Onlangs deed het Rekenhof moeilijk over de consultants die voor de overheid werken. Er was onder andere een probleem met transparantie. Voor de commentatoren in de pers en op de sociale media was dat een signaal om eens flink hun mening te zeggen over die lui in maat- en mantelpak, met hun aktetas onder de arm, die kantoren binnenvallen en iedereen de les komen spellen. Onze directeur op school zei: ‘Met consultants ben je maar van een ding zeker: de gepeperde rekening die ze je zullen aanbieden.’ En dan gebeurt altijd hetzelfde: als een mening te algemeen verspreid is, word ik tot tegenspraak geprikkeld.
Zelf heb ik jarenlang een groot wantrouwen gekoesterd jegens externe consultants. Ik dacht dat ze vooral werden ingehuurd door bestuursorganen van de overheid of van privé-ondernemingen om als gezagsargument te worden ingezet. Ik zag het zo voor mij. Een ceo stelt een plan op, nodigt een consultant uit op zijn bureau, en vraagt dat die een rapport opstelt met veel cijfers en grafieken. ‘Dat en dat moet de conclusie zijn,’ besluit de ceo.
Later begon ik aan mijn eigen vooroordeel te twijfelen. Misschien was die ceo wel echt geïnteresseerd in de béste oplossing, en misschien waren die consultants wel echte specialisten die hun werk in eer en geweten deden. Vooral voor de overheid vond ik het a priori een goed idee. Waarom zou je een gespecialiseerde ambtenaar levenslang benoemen voor een bepaald project, als je een consultant kon inschakelen die het project in enkele maanden afrondde en waar je verder geen last van had.
Ondertussen kennen we de kostprijs van die werkwijze. De overheid geeft jaarlijks honderden miljoenen uit aan zulke specialisten, vaak voor IT-projecten. Maar is dat daarom fout? Wat is het beste: moeilijke projecten laten uitwerken door tijdelijke externe specialisten dan wel door eigen vastbenoemde, gespecialiseerde en misschien net iets minder dure ambtenaren?
We hebben, denk ik, de twee nodig. Externe consultants worden onder andere gedreven door de motivatie om hun klant – de staat – zo lang als mogelijk te behouden. Dat kunnen ze doen op twee manieren. Door een goede prijs-kwaliteit te leveren én door redenen te verzinnen waarom de projecten waaraan ze werken verder moeten worden uitgebreid*. Dat laatste kan tot verspilling leiden**. De motivatie van vastbenoemde ambtenaren is moeilijker te omschrijven, maar die mensen kunnen in elk geval nuttig zijn alleen al om de prijs-kwaliteit van de externen en de optimale omvang van de projecten te controleren.
* Zoals elk wetenschappelijk rapport eindigt met een impliciete vraag om verder onderzoek rond de kwestie te financieren.
** Die onverantwoorde uitbreiding van projecten lijkt mij belangrijker dan de vaststelling van het Rekenhof dat een of andere consultant 310 werkuren in één maand factureerde. Ik heb als bediende op een advocatenkantoor gewerkt en daar wel meer fantasierijke facturatie gezien waar de cliënt, gezien het eindresultaat, niet moeilijk over deed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten