zaterdag 16 september 2023

De tegenstanders van Evras, en Alfabetische mijmeringen 5


      In mijn mailbox vond ik mijn wekelijks nieuwberichtje van de hoofdredacteur van Knack. Hij had het dit keer over de Brusselse en Waalse activisten tegen seksuele opvoeding door Evras. Ik citeer: ‘Minstens zes keer is er deze week brandgesticht in Wallonië, allemaal vanwege een lessenpakketje van ocharme twee keer twee uur. Naar de daders wordt nog gezocht, maar het hevigste protest tegen een nieuwe onderwijsgids over relaties en seksuele opvoeding komt van een bonte verzameling van anti-establishmentactivisten. Het gaat onder meer over een aantal moslimgroeperingen, radicale katholieken, de Waalse extreemrechtse partij Chez Nous en een netwerk van coronasceptici.’
 
     Zoals ik dit lees is de gemiddelde anti-Evras activist een kwart moslim, een kwart radicaal katholiek, een kwart extreem-rechts en een kwart coronascepticus. Maar dat is dan een ‘rekenkundig gemiddelde’. Ik heb over dat laatste begrip ooit nog ruzie heb gemaakt met mijn toenmalige directie. Op het rapport van de leerlingen stond een algemeen procent vermeld. Hoe moest dat worden berekend? De directie was erg egalitair ingesteld en vond dat elk vak evenveel moest meetellen: het vak plastische opvoeding was evenveel waard als het vak wiskunde. Dat was dus een rekenkundig gemiddelde: alle punten samentellen en delen door het aantal vakken. Zelf was ik voorstander van een gewogen gemiddelde. Ik vond dat men de cijfers eerst moest vermenigvuldigen met het aantal lesuren.
     Nu vraag ik mij af hoe een gewogen gemiddelde anti-Evras activist eruit ziet? Op een eerste betoging heb ik nogal veel vrouwen met hoofddoeken gezien. Waarschijnlijk waren dat geen radicale katholieken of leden van de Waalse extreemrechtse partij Chez nous. Of weet je wat? In plaats van het gemiddelde nemen we de mediaan. We zetten al die katholieken en moslims en extreemrechtsen en coronasceptici op een rij, elk bij zijn soort, en we beginnen vanaf een van de uiteinden te tellen. Als we in het midden van de lange rij zijn, is die man of vrouw de mediaan. Vijftig jaar geleden zou dat een conservatieve katholiek geweest zijn. Wie zou het vandaag zijn? En dan ga ik nu verder met mijn ideetjes-alfabet, steadily working through the letter B. 

B. (4)

Bomans, de gamlankenner van
     In Bomans Kopstukken komt het onvergetelijke personage van de gamlankenner voor. De man heeft jaren in Indonesië gewoond, heeft daar die typische muziekstijl leren kennen, en beschouwt zichzelf daarom als een specialist ter zake. Nu moet hij ervoor zorgen dat hij zijn gespecialiseerde kennis in conversaties te gelde kan maken. Daarvoor moet hij in de eerste plaats het onderwerp in het gesprek zien te smokkelen, en ten tweede moet hij, om zijn autoriteit te laten gelden, denigrerend spreken over aanverwante specialisaties, zoals Europese muziek.
    Zo’n specialisatie heeft voor- en nadelen. Als je er boeiend over kunt vertellen, kom je verstandig over. Iedereen in het gezelschap denkt bij zichzelf: die weet iets wat ik niet weet; hij moet wel erg slim zijn. Het probleem is echter dat je op een volgende bijeenkomst niet meer over je specialisatie kunt beginnen, want dan denkt men dat dat het énige is wat je kent, en dat je dus dom bent.
     Als je er goed over nadenkt is zo’n specialisatie dus niet echt nodig. Het is veel investering voor weinig rendement. Je kunt je kennis maar één keer in hetzelfde gezelschap gebruiken. Er bestaat een veel eenvoudiger manier om je slim voor te doen. Iedereen weet dingen die anderen niet weten, niet genoeg om er een half uur over uit te weiden, maar toch genoeg om er even iets over te zeggen. Het komt er alleen op aan om alert te zijn en elke aanleiding aan te grijpen om je onderwerp aan vast te haken. Ik kon dat vroeger redelijk goed. Mensen dachten dat ik slim was.  

Boon, Louis-Paul, het geweten van
     Tussen mijn 16de en 18de levensjaar heb ik alle boeken van Louis-Paul Boon gelezen die tot op dat moment verschenen waren. Ik betreurde het dat zijn boeken hoe langer hoe minder revolutionair werden, wat mooi geïllustreerd werd door de publicatiegeschiedenis van Mijn kleine oorlog. Oorspronkelijk eindigde het boek met de opstandige kreet: ‘Schop de mensen tot ze een geweten hebben’. Vijftien jaar later was de slotzin heel wat minder militant. ‘Wat heeft het alles voor zin?’
    Zekere keer kwam Boon kwam spreken in de Standaard boekhandel van Kortrijk. Op de receptie stond hij een glas bier te drinken omringd enkele socialistische mandatarissen, een professor in de letterkunde en mijn huisarts met zijn minnares. Ik sprak de auteur aan op zijn verlies aan revolutionair enthousiasme. ‘Kijk hier,’ zie Boon tegen de omstanders, ‘de zoon van Lenin. Die wil dat ik de wereld aan zijn vier kanten in brand steek. Maar dat gaat niet want de wereld is rond.’
     Vandaag stel ik mij heel andere vragen. Getuigt het al dan niet van morele pretentie om de mensen een geweten te willen schoppen? Ik denk dat dat bij Boon niet het geval was. Zo komt hij in zijn boeken niet over. Je kunt best ‘de mensen’ een geweten willen schoppen, terwijl jezelf bij ‘de mensen’ rekent. Wat mij bij de jonge Boon vandaag zou tegenstaan is daarentegen die nooit aflatende verontwaardiging. Maar misschien is dat omdat ik de gespeelde verontwaardiging van krantencommentaarschrijvers zo beu ben. De jonge Boon moest geloof ik die verontwaardiging niet spelen. En toen er bij de oudere Boon sleet op de verontwaardiging kwam, ging hij niet doen alsof.
     Op dezelfde receptie in Kortrijk vroeg een vrouw aan Boon of hij iets in haar poëzie-album wou schrijven. De auteur tekende in een-twee-drie een pelikaan met een enorme bek, en schreef eronder: ‘Elke vogel zingt zoals hij gebekt is.’ Als je erover nadenkt: was dat maar waar! 

Boudry, Maarten – de tweetandige vork van
     In het 5de middelbaar kregen we les over de drogredenen. Alle mensen zijn sterfelijk – Socrates is een mens – dus: Socrates is sterfelijk. Dat was een geldige redenering. Ik kan in mijn pyjama – mijn pyjama kan in in mijn koffer –  dus: ik kan in mijn koffer. Dat was een drogreden. Toen ik later zelf zelf les gaf in het 5de middelbaar, heb ik dus ook een aantal lessen voorbereid over drogredenen. Ik stootte echter al gauw op een moeilijkheid. Ik wou graag échte voorbeelden van drogredenen vinden in kranten en tijdsschriften, maar ik vond er geen. Zelfs niet in de commentaarstukken van Peter Mijlemans. Dat wil zeggen, ik vond er wel, maar het waren geen goede. Ik moest doen zoals iedereen die zich met die kwestie bezig houdt: voorbeelden verzinnen. Het was een van de leuke dingen van lesgeven: voorbeelden verzinnen.
     Veel later las ik dat Maarten Boudry ongeveer dezelfde ervaring heeft gehad als ik. Hij vond ook geen goede voorbeelden van drogredenen in de kranten. Hij heeft daar dan een geleerd artikel over geschreven waarin hij een drogreden vergeleek met een vork met twee tanden. Van elke drogreden bestonden er twee versies, schreef hij. Je had vooreeerst de harde versie met dus, of want. Neem het zogenaamde gezagsargument. Mondkapjes remmen coronaverspreiding af want Marc van Ranst heeft het gezegd. Dat is de harde versie, de eerste tand van de vork, en die is fout.
      Maar van elke drogreden bestaat ook een voorzichtige versie, en die kan best juist zijn. Als een ervaren viroloog als Van Ranst zegt dat mondkapjes coronaverspreiding afremmen, dan is het inderdaad waarschijnlijk dat dat ook zo is. Dat is de voorzichtige versie van het gezagsargument, de versie die je meestal in kranten en tijdschriften tegenkomt. En als je, bij Peter Mijlemans bijvoorbeeld, per uitzondering de harde domme versie tegenkomt, dan kun je die voor jezelf altijd vervangen door de voorzichtige versie.
    Wie de voorzichtige versie wil weerleggen, kan dus nooit volstaan met te roepen: gezagsargument! drogreden! Je moet naar de details gaan. Heeft Marc van Ranst in het verleden niet het tegenovergestelde gezegd? Komt hij op tv om een wetenschappelijk betoog te houden of om ons gedrag te beïnvloeden? Weet hij dat zeker van die werking, of vermoedt hij het maar? Misschien denkt hij: ‘baat het niet, dan schaadt het niet’? Of misschien wil hij ons met die mondkapjes ‘bij de les houden.’ Is het überhaupt mogelijk dat er op zo’n korte tijd goede studies uitgevoerd zijn over de kwestie? Zijn er andere virologen die iets anders beweren? En als mondkapjes helpen, helpen ze dan veel? Helpen alle types van mondkapjes? Helpen ze voor iedereen? Helpen ze in alle omstandigheden? Dán wordt het een moeilijke discussie, niet over drogredenen, maar over al dan niet bekende feiten en al dan niet plausibele speculaties. Tussen haakjes: of die goede mondkapjesstudies ondertussen verschenen zijn, weet ik niet. Gelukkig heb ik geen reden meer om mij voor de kwestie te interesseren.
     Boudry stelt voor om het hele begrip van drogreden uit de wetenschappelijke tak van de logica te schrappen. Hij heeft gelijk. Maar daarom moet het begrip natuurlijk niet weg uit het onderwijs. Het kennen van de belangrijkste traditionele drogredenen en denkfouten kan nog altijd helpen om zwakke plekken in een redenering te ontdekken, bij anderen en bij jezelf. En bij echt goede schrijvers zul je weinig drogredenen aantreffen, zelfs niet in de voorzichtige vorm. 

5 opmerkingen:

  1. Stromannen kom je voortdurend tegen. "Straks ga je nog zeggen dat ...; dat is hetzelfde als zeggen dat ...; eigenlijk zeg je hiermee dat; ..."

    Mijn twijfel bij de uitspraken en rol van virologen werd vaak weggezet als "samenzweringstheorie". Idem voor 9/11 en de officiële versie die aan alle kanten rammelt.

    Maar de grootste drogredenering is wel de analogie. Analogieen zijn als consultants. Ze bewijzen wat je wil dat ze bewijzen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik zou daar toch ook de redenering van Boudry volgen. Een analogie bewijst per definitie niets - helemaal niets.
      Maar het kan een verduidelijking zijn, een aanzet tot nadenken, een uitnodiging om eventueel een vooroordeel opzij te zetten. Als je het in geval A, zou aanvaarden, waarom zou je het niet in een gelijkaardig geval B aanvaarden? Je kunt analogie in elk geval alleen gebruiken in een discussie met een opponent. In discussie voor een publiek is de kans inderdaad groot dat het louter demagogie is. Iemand die een analogie gebruikt, zou die eerst kritisch tegen het licht moeten houden of hij er zelf wel in gelooft, of daarentegen te veel abstractie maakt van wat in de vergelijking al te verschillend is.
      Wat is er overigens mis met de officiële versie van 9/11: dat er twee vliegtuigen tegen het gebouw zijn aangevlogen en dat die vliegtuigen bestuurd werden door leden van Al Qaeda?

      Verwijderen
    2. Dat kleine stukje van de officiële versie kan ik niet weerleggen en zal vermoedelijk kloppen. Wat niet klopt: het beperkte beeldmateriaal en de inslag op het Pentagon. De instorting van WTC7 door brand. De manier waarop de gebouwen zijn ingestort. Dat lijkt zo sterk op controlled demolitions en zo hard niét op andere brandende gebouwen (die toren in Londen bv). Ik heb daar geen verklaring voor want dat de VS wetens en willens duizenden burgers de dood heeft ingejaagd én een omerta bewerkstelligd bij de honderden die erbij betrokken zijn, geloof ik ook niet.

      Verwijderen
    3. 9/11 ... Wat mij indertijd het meest intrigeerde was de gebrekkige communicatie die aanslag mogelijk maakte en de controlled demolition-hypothese. Uiteindelijk heb ik het aan mezelf als volgt uitgelegd:
      1) Zulke extreme communicatiefouten komen waarschijnlijk heel vaak voor, maar worden niet opgemerkt omdat er geen drama's volgen
      2) De wijze van instorten door brand die op een heel speciale manier tot stand komt, kan niet gecontroleerd worden door experimenten op ware grootte.

      Verwijderen