De Sutter
De Gentse rector Petra De Sutter deed in De Morgen van 13 september een haast onbegrijpelijke uitspraak:
Een prof die beweert dat er geen genocide is in Gaza moet daarop aangesproken worden … Als die mening een onderwerp van onderzoek wordt en men wil proberen aan te tonen dat er in Gaza geen genocide aan de hand is, dat is een grens die niet overschreden kan worden.
Een mening die geen onderwerp van onderzoek mag worden … Daarmee wordt zowaar het beginsel van academische vrijheid overboord gegooid, en dat door een rector. Het is een natuurlijk maar een losse uitspraak in een interview. Wellicht heeft De Sutter nooit lang en diep nagedacht over de academische vrijheid, maar in zo’n geval verwacht je dat een rector, als die dan toch niet nadenkt, gewoon de received opinion volgt, en die houdt in dat er aan de universiteiten geen inhoudelijke grenzen worden gesteld aan het vrije onderzoek.
Ik weet wel dat De Sutter een kopstuk is van Groen, en dat die partij samen met de PVDA de radicaalste anti-Israël vleugel uitmaakt in ons politieke landschap, maar ik had verwacht dat ze als rector een onderscheid kon maken tussen haar politieke strekking en haar neutrale functie als rector. Dat is dus niet het geval. En het ergste is dat De Sutter zich waarschijnlijk van geen kwaad bewust is.
We hebben hier een interessant voorbeeld van taboevorming. Waar de Polynesiërs eeuwen en millennia nodig hadden om een heilig verbod tot stand te brengen, volstaan vandaag enkele maanden van oorlogsberichtgeving om een nieuw taboe in het leven te roepen: het dogma van het genocidale Israël en het verbod om het in vraag te stellen. Steven Pinker definieert een taboe, in navolging van Philip Tetlock, als een overweging, afweging of veronderstelling die niet expliciet mag worden uitgesproken – een gedachte die niet mag worden gedacht, een discussie die niet mag worden gevoerd.
Pinker legt tussen twee haakjes ook uit waarom taboes in het algemeen nuttig kunnen zijn. Bij de uitspraak van De Sutter zijn er twee taboes in het spel, waarvan de overtreding voor verontwaardiging zorgt. Voor De Sutter is dat het genocidale Israël, voor mij is dat de academische vrijheid. Had De Sutter het tweede taboe gerespecteerd, dan had ze haar universiteit en haar functie niet tot schande gemaakt. Dat was een voordeel geweest. Maar de overtreding van het taboe heeft dan weer een ánder voordeel: dat er tenminste een discussie kan worden gevoerd, ook al is die pijnlijk voor één van de partijen.
Academici vóór academische vrijheid
Tegen het taboe dat De Sutter wou opleggen, kwamen een aantal academici in het geweer: Ignaas Devisch in De Standaard, Patrick Loobuyck en Andreas De Block in De Morgen, Jogchum Vrielink en Koen Lemmens in Knack, Rik Torfs op Doorbraak, Maarten Boudry in De Tijd*. Hun stelling was dat De Sutter – volgens LV, die haar gekend heeft, toch een verstandige vrouw – dat De Sutter dus niet goed begrijpt wat een universiteit is: namelijk de plek is waar elke veronderstelling mag worden uitgesproken, waar elke gedachte mag worden gedacht, en waar elke discussie mag worden gevoerd.
Je zou ook kunnen zeggen dat De Sutter niet goed begrijpt wat wetenschap is. Dat is geen onderzoek waarbij men ‘wil proberen aan te tonen’ dat een veronderstelling juist is. Popper heeft mooi uitgelegd dat wetenschap probeert aan te tonen dat een veronderstelling niét juist is. Als iemand dus zou willen aantonen dat de oorlog in Gaza géén genocide is**, dan zou hij eerst zijn eigen stelling moeten proberen te weerleggen door nauwgezet alle argumenten te onderzoeken die het tegenovergestelde staven. En als hij dat niet doet, moet iemand anders dat voor hem doen. Er zullen genoeg kandidaten zijn.
Ik veronderstel dat De Sutter geen bezwaar heeft tegen wetenschappelijk onderzoek ‘dat wil proberen aan te tonen’ dat er in Gaza wél een genocide aan de gang is. Dan heeft ook die onderzoeker de plicht om zorgvuldig alle argumenten die zijn veronderstelling tegenspreken grondig te onderzoeken. De ideale wetenschapper, die zowel alwetend als politiek onbevooroordeeld is, zou dat op zijn eentje kunnen doen. Maar in de werkelijke wereld kan het helpen als er andere wetenschappers zijn die, misschien behept met andere vooroordelen, als advocaat van de duivel optreden. In dat geval kan Boudry zich kandidaat stellen, als hij zich in die materie academisch specialiseert.
Academische vrijheid en vrijheid van de academicus
De Sutter moet aan Boudry gedacht hebben toen ze haar uitspraak deed omdat die, zoals geweten wel eens een dissident standpunt over de Gaza-oorlog publiceert in boeken, kranten, tijdschriften of op de sociale media. Volgens Boudry is de humanitaire catastrofe in Gaza niet eenzijdig de schuld van Israël, maar is Hamas er ook verantwoordelijk voor, door de moorddadige provocatie van 7 oktober 2023 én door de manier waarop haar strijders zich onder de burgerbevolking verschuilen, in appartementsblokken, scholen en ziekenhuizen.
Maar eigenlijk heeft de kwestie Boudry weinig te maken met academische vrijheid an sich. Koen Lemmens legt dat helder uit op x.com:
Boudry is een filosoof, geen jurist. Als hij een standpunt inneemt over de juridische kwalificatie van de gruwel in Gaza, kan hij zich niet beroepen op academische vrijheid. Hij maakt dan gebruik van de vrije meningsuiting … Dan is de vraag: mag/moet een universiteit stappen ondernemen tegen een personeelslid dat buiten zijn expertisegebied een wettelijk toegelaten mening uit? Als het antwoord ja is, succes ermee, want bepaal dan maar eens welke wettelijk toegelaten meningen toch te blamen zijn en welke niet.
Er is dus een verschil tussen de academische vrijheid en de vrijheid van de academicus. De academische vrijheid heeft betrekking op onderzoek en onderwijs, en is alleen onderworpen aan de spelregels van het academische debat. De vrijheid van de academicus daarentegen betreft de relatie tussen het personeelslid en de werkgever. Die laatste kan via een reglement of code bepaalde burgerlijke vrijheden – zoals vrije meningsuiting – beperken om het bedrijf of instituut te beschermen.
Men kan dus best een argument vinden om Boudry het zwijgen op te leggen: iemand mag zijn academische autoriteit en het prestige van zijn universiteit niet misbruiken om politieke opinies te ventileren in de media. Goed. Maar dan moeten ook alle anti-Israël professoren en onderzoekers stoppen met open brieven te ondertekenen, stukken te schrijven, protestacties aan te vuren of in professorale toga op de straat te gaan liggen.
Zelf heb ik liever dat ze allebei het recht behouden om politieke opinies te ventileren. Dat is ook de mening van Boudry die schrijft: ‘Voor mij genieten ook pro-Palestijnse extremisten de volle academische – [Boudry is ten prooi aan dezelfde verwarring] – vrijheid om hun radicale ideeën te verkondigen.’ En tegelijk moeten zowel Boudry als zijn tegenstanders proberen om de ideologische passies buiten hun academisch werk te houden, en zo goed en zo kwaad als het kan iets van de academische rigueur te behouden in hun politieke polemieken.
Academici tegen academische vrijheid (1)
De Sutter kreeg niet alleen kritiek maar ook bijval vanuit het academische milieu. Koen Bogaert en Gert Van Hecken bijvoorbeeld vonden dat academische vrijheid geen ‘fetisj’ mocht zijn, dat de universiteit ‘niet in een vacuüm bestaat,’ dat de universiteit niet ‘wereldvreemd’ mag zijn, dat men zich geen zorgen hoeft te maken om een ‘eenzame professor’, en dat men ‘het debat niet open mag stellen voor stemmen die de waarheid geweld aandoen.’*** Eerst was ik woest, en pas later kon ik glimlachen om het argument dat de academische vrijheid ook beperkt kon worden ‘door de roep van duizenden studenten en medewerkers’.
Ik zou nu in een ad hominem kunnen verwijzen naar bepaalde extremistische boodschappen van Bogaert op x.com, maar ik zal mij beperken tot de argumenten in het stuk
- De universiteit heeft de juridische plicht om op te treden tegen genocide-ontkenning
- Er bestaat rond de Israëlische genocide een wetenschappelijke consensus
- ‘Wat betekent academische vrijheid in een wereld waar genocide zich live voor onze ogen voltrekt?’
- Academische genocide-ontkenning leidt tot criminele stilstand in het Europese beleid tegenover Israël
- Het Europese beleid is medeverantwoordelijk voor de humanitaire catastrofe in Gaza
Over het juridische argument heb ik als leek weinig te vertellen. Ik neem aan dat de redeneringen van Jogchum Vrielink en Koen Lemmens daaromtrent juist zijn. Mocht Bogaert gelijk hebben, dan zou dat hoogstens de Gentse universiteit kunnen verplichten tot een boycot van Israël, maar niet tot het verbieden van onbevooroordeeld onderzoek naar genocide.
Het consensus-argument is al in verschillende discussies opgedoken. Bogaert en Van Hecken verwijzen zelf naar zo’n discussie: ‘Laten we even teruggaan in de geschiedenis: enkele decennia geleden was klimaatontkenning nog deel van het vrije academische debat.’ Tja. Het minste wat we kunnen zeggen is dat de discussie over de Gaza-oorlog nog geen decennia aan de gang is. De genocide-beschuldiging aan het adres van Israël is natuurlijk al bijna 80 jaar oud, maar dié beschuldiging was in elk geval geen onderdeel van een wetenschappelijke consensus.
Het gevaar van een consensus is bovendien dat ze allerlei concrete meningsverschillen herleidt tot één symbolische vraag, met één symbolisch antwoord. Over de Israëlische oorlog bijvoorbeeld luidt de symbolische vraag: pleegt Israël genocide ja of nee? Maar dat is natuurlijk lang niet de enige vraag. Je kunt bijvoorbeeld best op die ene vraag van genocide ‘ja’ antwoorden, zoals journalist Thomas Gunzig dat deed bij een reeks vragen die hij aan zichzelf stelde****, en op een hele reeks andere vragen een antwoord geven dat naar de maatstaven van Bogaert ‘de waarheid geweld aandoet.’
Het derde argument heb ik letterlijk geciteerd omdat de lezer mij anders misschien niet zou geloven. Ik herhaal het nog eens onverkort: ‘De vraag die De Sutter eindelijk stelt, is er één die universiteiten liever ontwijken: wat betekent academische vrijheid in een wereld waar genocide zich live voor onze ogen voltrekt, en juridische verplichtingen onvermijdelijk zijn?’ Van de misleidende dubbele vraagstelling hou ik alleen het eerste deel over – met weglating van het deel van de juridische verplichtingen. De kern van het argument is dat het stoppen van de genocide belangrijker en urgenter is dan de academische vrijheid. Met dat argument kan ik elke discussie met mijn vrouw winnen. Wil zij kijken naar The Girlfriend en ik naar Etoile, dan kan ik zeggen dat het stoppen van de genocide in Gaza belangrijker en urgenter is dan die ‘pulpserie gebaseerd op een pulpboek’ (dixit Tom Heremans, zelf vond ik de serie best aardig).
Het vierde argument stelt dat een dissidente academische stem – ‘een eenzame professor’ – over genocide belangrijke politieke gevolgen zal hebben. Op de Belgische context toegepast: door berichten van Maarten Boudry op x.com zullen N-VA en MR alles uit de kast halen om voorwaarden te verbinden aan de erkenning van Palestina en om de boycot halfslachtig uit te voeren. Dat is even geloofwaardig als stellen dat een occasioneel stuk van Tom Sauer ervoor zal zorgen dat België zijn militaire steun aan Oekraïne zou verminderen.
Bij het laatste argument doet de geopolitiek zijn intrede. Welk gewicht kan het Europese beleid in de schaal werpen om de Israëlische agressie af te remmen? Ik geloof dat dat gewicht veeleer klein is. Als je dat kleine gewicht vermenigvuldigt met het nog veel kleinere gewicht dat een ‘eenzame professor’ kan laten voelen op het Europese beleid, dan is het product van gewichten zo klein, dat het moeilijk zwaarder kan wegen dan de waardevolle traditie van academische vrijheid – met inbegrip van het door de gewezen Leuvense rector Piet De Somer zo geprezen ‘recht op dwaling.’
Academici tegen academische vrijheid (2)
Een interessantere redenering vond ik bij moraalfilosoof Stijn Bruers. Hij vindt dat academische vrijheid slechts onder heel strenge voorwaarden aan banden mag worden gelegd.
Er moet dus ten eerste sprake zijn van een onderwerp met een grote maatschappelijke relevantie, zoals bijvoorbeeld klimaatopwarming, vaccins of genocide. We zijn mild: academici die geloven in trivialiteiten zoals UFO’s, wichelroedes of homeopathie tegen een verkoudheid, hebben de academische vrijheid om dat geloof te verkondigen. Ten tweede moet de consensus sterk zijn. Niet zomaar een kleine meerderheid. Wat betreft de Gazagenocide oordeel ik dat de consensus sterk is: de University Network for Human Rights, de International Association of Genocide Scholars en de Middle East Studies Association spreken allemaal expliciet van genocide. Ten derde moet er een onevenwicht zijn in expertise. Iemand als Maarten Boudry heeft bijvoorbeeld over genocides minder expertise dan die academische rechtsgeleerden en genocide-onderzoekers. En ten vierde wordt de grens overschreden wanneer men de tegendraadse opinie onderbouwt met teveel slechte argumenten die door kritisch denkende filosofen doorprikt kunnen worden.*****
Die laatste voorwaarde is ‘selfdefeating’. Als de argumenten van Boudry werkelijk zo slecht zijn, dan volstaat het juist dat ze worden ‘doorprikt’ door een kritisch denkende filosoof als Bruers. Dan zal een onpartijdige lezer onmiddellijk de fouten van Boudry doorzien, en dan is een drastische maatregel als het aan banden leggen van de academische vrijheid overbodig.
Toch laat zich over die ‘slechte argumenten’ nog iets meer zeggen. Zo moet ik tot mijn spijt vaststellen dat ‘argumenten’ in de Gaza-discussies helemaal geen grote rol spelen. Als ik een of ander aspect van de Gaza-oorlog, en meer nog over de Gaza-berichtgeving, ter sprake breng, dan krijg ik meestal bijval van Israël-sympatisanten, en kritiek van Palestina-sympathisanten. In die kritiek lees ik eigenlijk nooit iets over mijn argumenten, maar alleen over mijn veronderstelde conclusies.
Ten tweede heb ik uit de ervaring geleerd dat er in echte discussies weinig ‘slechte argumenten’ bestaan. Er zijn heel veel ontoereikende argumenten – anders zou er niet veel te discussiëren vallen. Dat zal bij Boudry niet anders zijn. Ik heb zijn laatste boek met belangstelling gelezen. Met het meeste van wat hij schrijft ga ik akkoord. Maar bij elk onderdeel heb ik ook vraagtekens in de marge geschreven, zowel in de bladzijden die toevallig over Israël gaan dan wel over andere onderwerpen zoals het marxisme en het postmodernisme. Zijn argumentatie is ongeveer altijd van hetzelfde niveau: informeel, niet waterdicht, niet allesomvattend, niet doorslaggevend, maar altijd prikkelend.
Bruers heeft een andere ervaring. Hij leest het boek van Boudry en vindt er overal ‘sterk onderbouwde standpunten … die vijf sterren waard zijn.’ Behalve dan op de ‘paar bladzijden’ die over Gaza gaan. Daar zijn de argumenten plots allemaal even slecht. Ik heb die ervaring nog nooit gehad. Ik heb wel al boeken gelezen waar ik het voor 90 procent mee eens was, en voor 10 procent verschilde van mening, maar ik had bij nadere beschouwing nooit de indruk dat de argumenten plots van een slechtere kwaliteit waren. Wel natuurlijk dat ze me meer tot tegenspraak uitnodigden.
Bruers stelde een lijstje op van de ‘slechte argumenten’ van Boudry die hij – neem ik aan – op andere plaatsen al weerlegd heeft. Ik weet niet of die Boudry-argumenten allemaal echt zo slecht zijn, maar zelfs als Bruers gelijk heeft, maakt dat de bijdrage van Boudry aan het debat niet waardeloos. Zelf vind ik dat de tekst van Bruers ook slechte, of althans ontoereikende en slordig geformuleerde argumenten bevat. Zo maakt hij niet het onderscheid tussen ‘academische vrijheid’ en ‘vrijheid van de academicus’ , een onderscheid dat Koen Lemmens wel maakt. Hij vindt dat academici die homeopathie aanprijzen tegen verkoudheid ongemoeid moeten worden gelaten omdat het een ‘trivialiteit’ is. Hoezo een trivialiteit? Dan toch niet aan de faculteit Geneeskunde, hoop ik. Die kwestie raakt aan de kern van de wetenschappelijke methode*****.
Een van ‘slechte argumenten’ van Boudry werkt Bruers een beetje uit. Boudry had iets geschreven over de petitie van Scholars for Truth about Genocide******* . Bruers vindt die petitie waardeloos omdat zo’n lijst ondertekenaars – uiteraard – een grote selectiebias weerspiegelt. Die selectiebasis ondermijnt, toegegeven, de kracht van het argument dat om te beginnen al niet erg sterk was. Maar desondanks is de verwijzing naar de petities niet waardeloos. Ze plaatst minstens een vraagteken bij de indruk die ik had dat alle academici in de hele wereld, behalve dan Maarten Boudry, de Gaza-oorlog als genocide beschouwen.
De petitie roept de International Association of Genocide Scholars op om haar met veel media-aandacht verspreide resolutie over de Gaza-genocide in te trekken. Brueurs noemt dat een oproep tot ‘het type censuur dat zo hard door Boudry gehekeld wordt.’ Welnee, dat is geen oproep tot censuur. Zoals ook de smeekmede van Bruers ‘Maarten, trek alsjeblieft je genocide-ontkenning terug’ ook geen oproep tot censuur inhoudt. Het is hoogstens morele chantage.
En ondanks al die ‘slechte argumenten’ vind ik de tekst van Bruers de moeite waard om te lezen en te overwegen.
Schelden
Wat ook de moeite waard is om te lezen, maar om andere redenen, is het Blyesky bericht van de bekende Nederlandse schrijver Jamal Ouariachi:
Leer nou toch eens, Jamal, dat je je nooit door die Maarten Boudry-achtige stukken stront moet laten opnaaien. Het zijn ordinaire racisten die hopen dat het parfum van hun academische titel de stank van hun gore ideeën verhult – quod non.
Kijk, zo kan het ook. Als je discussieert over iets wat voor jou taboe is, heeft de opponent al half gewonnen. Als je scheldt, behoud je het morele overwicht. Althans in je eigen ogen.
* Devisch (hier), De Block & Loobyck (hier), Lemmens & Vrielinck (hier), Torfs (hier), Boudry (hier)
** Overigens geloof ik dat zowel de stelling ‘de Gaza-oorlog is genocide’ als de stelling ‘de Gaza-oorlog is geen genocide’ géén wetenschappelijke stellingen zijn. Hoogstens zou het een juridische conclusie kunnen zijn, waarbij juist het tegensprekelijk debat – met argumenten van de twee partijen in het geding – een heel belangrijk onderdeel is.
***Bogaert en Van Hecken (hier)
**** Het filmpje waarin Thomas Gunzig aan zichzelf vragen stelt en antwoorden heeft waarmee hij zowel zijn linkse als rechtse vrienden van zich vervreemdt staat hier. Een uitgeprinte versie staat onder de laatste voetnoot. Ik zou op de meeste vragen hetzelfde antwoorden als Gunzig. Dat is ook een vorm van consensus, geloof ik.
***** Mijn polemiek met Bruers betreft (hier). Ik alludeer ook even op zijn recensie (hier).
****** Ik respecteer overigens het argument dat de urgentie of trivialiteit van een onderwerp een onderdeel vormt van de discussie over academische vrijheid.
******* Scholars for Truth about Genocide (hier)
De vragen en antwoorden van Thomas Gunzig
- Was het in 1948, na de Holocaust en eeuwen van vervolging, belangrijk voor Joden om een eigen land te hebben? Ja.
- Was de oprichting van de staat Israël slecht doordacht, slecht uitgevoerd, en veroorzaakte het onrecht en lijden? Ja.
- Moet dit land daarom vandaag de dag vernietigd worden? Nee.
- Was 7 oktober een angstaanjagende pogrom, gepleegd door islamitische terroristen? Ja.
- Krijgen we nog steeds de indruk dat veel mensen de pogrom van 7 oktober te verontschuldigen vinden? Ja.
- Heeft Israël het recht zich te verdedigen? Ja.
- Is de Israëlische reactie disproportioneel? Ja.
- Begaat Israël oorlogsmisdaden? Ja.
- Pleegt Israël genocide? Ja. (Vaarwel, rechtse vrienden).
- Moet Palestina erkend worden? Ja.
- Verbergt Hamas zich tussen burgers zonder respect voor hun leven? Ja.
- Helpt de oorlog Netanyahu aan de macht te blijven? Ja.
- Is het ongelooflijk eng dat de meerderheid van de mensen zich niets aantrekt van het lot van de gijzelaars? Ja.
- Zijn de geruchten over de opening van restaurants in Gaza genoeg om je misselijk te maken? Ja.
- Zijn alle Israëliërs genocideplegers? Nee.
- Steunen alle Israëliërs de oorlog? Nee.
- Steunen alle Joden de Israëlische regering? Nee.
- Moeten we Israël boycotten? Ja.
- Moeten we Israëlische kunstenaars boycotten? Nee. (Vaarwel, linkse vrienden).
- Leidt de situatie tot meer opstoten van echt antisemitisme? Ja.
- Is er steun voor Palestina die voortkomt uit antisemitisme? Ja.
- Is alle steun voor Palestina antisemitisch? Nee.
- Als rechtse partijen Israël steunen, is dat dan uit electorale overwegingen en soms uit haat jegens moslims? Ja.
- Als linkse partijen Palestina steunen, is dat dan uit electorale overwegingen en soms uit antisemitisme? Ja.
- Is het Israëlische nederzettingenbeleid op de Westelijke Jordaanoever walgelijk? Ja.
- Wil ik dat de prachtige golf van rechtvaardigheidsgevoel die in de massabetogingen te vinden is, nooit verdwijnt en met dezelfde vurigheid wordt uitgedragen voor de Congolezen, de Oeigoeren, de Koerden en al andere volkeren en minderheden die lijden onder onderdrukking, bloedbaden of genocide? Ja.
- Zal dat zo zijn? Nee.
- Trek ik hieruit conclusies over de duisternis die heerst in de harten van mensen? Ja.
- Willen mensen eventueel wel dit bericht delen, maar doen ze dat uiteindelijk toch niet uit angst voor negatieve reacties van de ene of de andere kant? Ja.
- Zijn de reacties op dit onderwerp zo extreem dat mensen het vermijden? Ja.
- Zijn de extreme reacties op dit onderwerp een symptoom dat niemand het bestaan van verschillende meningen meer kan tolereren? Ja.
- Is de tweestatenoplossing de beste? Ja.
- Is de éénstaatoplossing de beste? Ja.
- Hebben we gewoon een oplossing nodig, een oplossing die dood, moord, angst en onrecht uitsluit? Ja.
- Sommige demonstranten kunnen Israël en Palestina niet eens op een kaart aanduiden en weten niets van de geschiedenis? Ja.
- Mogen ze dan nog steeds protesteren? Ja.
- Zou ik sinds 7 oktober, mocht ik een keppeltje dragen, bepaalde wijken in Brussel mijden? Ja.
- Is dat normaal? Nee.
- Is de zin “Van de rivier tot de zee” die tijdens de protesten te horen is een griezelige oproep tot de vernietiging van Israël? Ja.
- Is ‘stop genocide’ roepen in een straat in Brussel vernoemd naar een vrouw die tijdens de bezetting 300 Joodse kinderen redde, ronduit dom? Ja.
- Is het tegelijkertijd plaatsen van een reactie over het pseudo-antisemitisme van de ULB ronduit ongepast? Ja.
- Zullen mensen van links dit bericht walgelijk en rechts vinden? Ja.
- Zullen mensen rechts dit bericht walgelijk en links vinden? Ja.
- Zal wat ik in dit bericht beweer op de een of andere manier verdraaid of in diskrediet gebracht worden, zodat ik zal gezegd hebben wat ik niet heb gezegd? Ja.
- Zullen mensen, van links en rechts, die zich gedreven weten als door een goddelijke missie, ook al hebben ze zich verder nooit ergens concreet voor ingezet, mij de les komen lezen? Ja.
- Zal mij dat iets kunnen schelen? Misschien.