Verontwaardigd over sociaal profitariaat
Mijn talent voor verontwaardiging is klein. Sociaal profitariaat van de kleine luyden en belastingconstructies van de rijkaards doen mij niet veel. In beide gevallen heb je menselijk gedrag dat ik volkomen begrijp: de enen ontvangen graag geld zonder ervoor te moeten werken, en de anderen willen liefst zo weinig mogelijk belastingen betalen op wat ze verdienen. En allebei maken ze gebruik van onvolkomenheden in wet en reglement.
Maar ik respecteer de verontwaardiging van anderen over die kwesties. En ik geef de verontwaardigden gelijk als ze op strenger optreden aandringen tegen misbruik. In het geval van sociaal profitariaat, willen de verontwaardigden betere controles om wie niet wil werken te scheiden van wie niet kan werken, en willen ze lagere uitkeringen invoeren om het verschil van inkomen bij werken en niet werken groter te maken, zodat er meer mensen voor werken kiezen.
Na de recente reportage van de altijd minzame Deborsu over het onderwerp, zag je nog een ander soort verontwaardiging. Naast de mensen die aanstoot namen aan het sociaal profitariaat zelf, had je degenen die aanstoot namen aan het laten zien van dat profitariaat*. Voor die verontwaardiging heb ik minder begrip. Neem de OCMW-voorzitster Gaëlle Denys die in de reportage even aan het woord kwam. Nadat ze de uitzending gezien had, reageerde ze op FB:
Dit is het misbruiken van sociale ellende voor sensationele doeleinden, bedoeld om populistische instincten te strelen en een simplistische lezing van armoede te bevorderen, waarbij armen worden gecriminaliseerd als eeuwige verantwoordelijken voor hun situatie.
En maar roepen!
Professor Ides Nicaise verwoordt het wat subtieler in De Standaard, maar ook hij heeft het over de ‘vergiftiging van het politieke klimaat.**’ Opvallend is hoe zwak de argumenten van Nicaise zijn als hij het sociaal profitariaat wil minimaliseren. Men vergeet, schrijft hij,
- dat er strenge voorwaarden verbonden zijn aan de sociale bescherming
- dat de overgrote meerderheid van de uitkeringstrekkers het er moeilijk mee hebben om afhankelijk te zijn
- dat van de mensen die recht hebben op een leefloon, er 40 procent geen gebruik van maakt.
Meer in het algemeen vind ik ook de andere redenen ter vergoelijking van het sociaal profitariaat niet erg overtuigend.
- dat uitkeringstrekkers niet gestigmatiseerd mogen worden
- dat uitkeringen een vorm van solidariteit zijn
- dat iedereen in een positie kan komen waarin hij een uitkering nodig heeft
- dat de overgrote meerderheid van de uitkeringstrekkers wel willen maar niet kunnen werken.
- dat de grens tussen niet willen en niet kunnen werken niet scherp te trekken valt
- dat de uitkeringen allemaal samen een veel kleiner bedrag uitmaken dan dat van de belastingsontwijking
- dat controles, sancties en verlaagde uitkeringen niet leiden tot grotere werkwilligheid
- dat sancties inzake langdurig zieken ook échte werkonbekwamen kunnen treffen
- dat het verlagen van de uitkeringen een vorm is van ‘omgekeerde herverdeling’
- dat de jobs waar uitkeringsgerechtigden voor in aanmerking komen slecht betaald zijn en weinig arbeidsvreugde garanderen
- dat de concurrentie onder de werkzoekenden zal toenemen, waardoor de werkgevers zich kunnen veroorloven om minder goede voorwaarden aan te bieden
- dat het probleem niet de werkonwilligheid is, maar de mismatch tussen het aangeboden werk en de vaardigheden van de langdurig werklozen
- dat sommige werklozen niet kúnnen werken omdat ze moeten zorgen voor hun kinderen of hulpbehoevende familieleden
- dat het onzinnig is om mensen aan het werk te ‘jagen’ als er onvoldoende werk is.
Ben ik nog argumenten vergeten?
De meeste opgesomde argumenten zijn naast de kwestie; andere verdienen overweging. Argument (14) – dat er geen werk is – past niet goed bij de huidige economische conjunctuur. Argument (4) – dat slechts een kleine minderheid doelbewust werkonwillig is – zou wel terzake doen ... als het waar was, wat ik betwijfel. Argument (7) – dat controles en verlaagde uitkeringen niet zullen leiden tot grotere werkwilligheid – zou in de politieke discussie de doorslag kunnen geven***. A priori geloof ik het tegenovergestelde. Recente cijfers lijken mijn geloof te bevestigen. Van de langdurig werklozen in Wallonië die in januari 2026 hun werkloosheidsuitkering zouden verliezen, heeft 30 procent ondertussen werk gevonden. Argument (8) – dat ook echt werkonbekwame zieken getroffen kunnen worden door een te streng sanctiebeleid – dat argument is, geloof ik, waar. Dat is een reden om niet alle voorzichtigheid te laten varen.
*Je zou Deborsu, als je wil, van manipulatie kunnen beschuldigen. De manipulatie bestond hierin dat hij steuntrekkers gevonden heeft die onder andere openlijk willen praten over hun beweegredenen. Zulke mensen zijn redelijk uitzonderlijk, terwijl die beweegredenen zelf dat wellicht niet zijn.
** Het kernwoord in die redenering is stigmatisering. We kunnen er ons iets bij voorstellen als we even denken aan tooghangers op café. In de politieke wereld is dat anders. Rechtse politici stigmatiseren niet de steuntrekkers, maar de politieke tegenstrevers van links die het misbruik mogelijk maakten of aanmoedigden. Linkse politici benadrukken dat ze óók tegen sociale fraude zijn. De PVDA ten slotte wil de stigmatisering van de sociale fraude vervangen door een van de fiscale fraude.
*** Een klassiek links antwoord is hier dat men de werkonwilligheid moet remediëren door meer begeleiding. Daarmee kom je snel in een paradox van het sociaal werk: dat je op de duur meer geld geeft aan de sociale werkers dan aan de hulpbehoevenden.
De betere ‘Standaard’
Ik schreef gisteren een chagrijnig stuk over de berichtgeving van De Standaard over de BBC-rel. Het stuk van Ruud Goossens was hijgerige agitprop. Maar zie, vandaag (13/10), schrijft Dominique Minten een bedaard en informatief stuk over dezelfde kwestie. Ook het opiniestuk van Raf Njotea, nochtans een linkse jongen, houdt het beschaafd, en de lezer heeft na de lectuur iets bijgeleerd over de geschiedenis van de BBC. In de tweede alinea gebruikt Njotea in een historische context het aardige cliché: ‘Uit angst voor Amerikaanse toestanden …’
Lachen met Grok
Toen ik het beeldfragment zag met Trump die opriep to walk down to the Capitol, bedacht ik plots dat Capitol (Capitool) en capital (hoofdstad) in het Engels op dezelfde manier worden uitgesproken. Toch? Ik legde het even voor aan Grok:
In het Engels wordt ‘Capitol’ (het gebouw) uitgesproken als /’kæpɪtəl/, met een korte ‘i’-klank, terwijl ‘capital’ (hoofdstad) /’kæpɪtəl/ een ‘a’-klank heeft.
Wie niet bekend is met de fonetische symbolen, moet wat beter toekijken om de grap te zien
Tucht op school
Ik sympathiseer met Zuhal Demirs campagne voor meer tucht op school. In De Standaard (13/10) staat een interview met een Britse expert die de minister adviseert. Hij is een oud-leraar en veel van wat hij vertelt is behartenswaardig. Hij zegt ook iets wat mij minder bevalt.
Vaak zijn leerkrachten niet goed opgeleid en krijgen ze te veel vrijheid. Directeurs moeten daarin een assertievere rol spelen. Hoe geeft een leraar les? Waarom wordt iets niet opgevolgd? Iedereen mag zijn eigen stijl hebben, maar die moet gebaseerd zijn op een professioneel oordeel. Het argument van ‘ik ken mijn klas,’ daar moeten we voorbij.
Dezelfde redenering werd vroeger gevolgd door directies die hun leerkrachten een onderwijsstijl oplegden die chaotisch gedrag veroorzaakte. Mijn pedagogisch directrice had nog het liefst dat klassen een café-opstelling kregen, met lekker veel groepswerk en interactie. Dat was het professionele oordeel van de experts 30 jaar geleden.
Als een directie mij bepaalde uniforme regels had willen opleggen voor het binnenkomen in de klas, dan had ik daar geen bezwaar tegen gemaakt. Er zijn jaren geweest dat ik de leerlingen naast hun bank liet staan aan het begin van de klas. Ze mochten gaan zitten als ik mijn jasje uitdeed. Er zijn jaren dat ze mochten gaan zitten zonder toestemming.
Als een directeur had gewild dat elke leraar die kwestie op dezelfde manier had aangepakt, mij niet gelaten. En als een onderwijsinspecteur mij had geëvalueerd op de orde en tucht in mijn klas, zou ik dat normaal gevonden hebben. Maar hoe ik die orde voor elkaar kreeg, daar had ik toch graag mijn eigen stijl in. In sommige zaken was ik lakser dan mijn collega’s, en in andere strenger. Zo lang het maar werkte.

'Hijgerige agitprop'?
BeantwoordenVerwijderenKijk dergelijke taal over een medium lees ik niet in De Standaard.
Dat was om het contrast groter te maken met de twee fatsoenlijke artikels van vandaag.
VerwijderenMaar, euh, is het leefloon een 'uitkering'?
BeantwoordenVerwijderenIs er een beter algemeen woord dat zowel de werkloosheidsvergoeding, de ziekte-uitkering en het leefloon omvat?
VerwijderenNu is het idee dat het leefloon anderssoortig is dan de voorgenoemde twee vormen van inkomen. Je zou het, tautologisch, een 'bestaansminimum' kunnen noemen, wat zeker niet de functie is van een ziekte-uitkering of werkloosheidsvergoeding.
VerwijderenAls 40% van de mensen die recht hebben op een leefloon daar geen gebruik van maken, is het trouwens een interessante vraag wie dat zijn. Het zullen wel niet allemaal doktersvrouwen zijn?
De zin : "We kennen allemaal het verwijt aan de Palestina-mensen dat ze vandaag niet massaal op straat komen ‘om iets te doen’ aan de massamoorden in Gaza." is naar mijn mening fout en zou wellicht moeten zijn : "We kennen allemaal het verwijt aan de Palestina-mensen dat ze vandaag niet massaal op straat komen ‘om iets te doen’ aan de massamoorden in Soedan.
BeantwoordenVerwijderen