zondag 16 november 2025

Rust en orde in de klas, e.a.


Rust en orde in de klas
     
In een commentaarstuk (DS 14/11) betoogt Hans Cottyn dat een minister met decreten niet veel kan veranderen aan het gedrag van de kinderen in de klas. Of dat zo is, weet ik niet. Ik geloof dat er op de scholen de laatste 50 jaar wel degelijk veel veranderd is door ‘decreten’ van bovenaf, met inbegrip inzake het leerlingengedrag. En niet altijd ten goede. Maar ik beperk mij hier tot twee randbemerkingen.
     In de titel van het commentaarstuk stelt Cottyn de vraag: ‘Rust en orde, uiteraard, maar waarom precies?’ Op die vraag ken ik het antwoord. Zodat de leraar op een comfortabele manier les kan geven en de leerlingen de les kunnen volgen zonder afgeleid te worden.
      In zijn laatste alinea drukt Cottyn de vrees uit dat ‘nultolerantie en straf de emancipatie van de kinderen met de minste kansen in de weg gaat zitten, en dat brave, nette en stille leerlingen meteen ook de meeste kansen krijgen.’ Ik vind dat die brave, nette en stille leerlingen die kansen meer dan verdienen. Rumoerige leerlingen gooien zelf hun kansen weg, maar als dat rumoer kan beteugeld worden, nemen ook hún kansen toe – natuurlijk minder dan die van de brave, nette en stille leerlingen 
  maar toch.
     Ik was zelf geen al te brave, nette en stille leerling, maar ik zat in een schoolsysteem waar ik anderen niet te veel kon storen en waar ik, op een goede dag, wel eens iets kon bijleren in een les. Hoewel ik later op een brave school les gaf, had ik af en toe ook een rumoerige klas. Ik kon dat rumoer niet tolereren, maar had er een zeker begrip voor. Ik vermeed moraliserende praatjes tegen de leerlingen en venijnige roddels achter hun rug. Ik troostte me met de gedachte dat een klas die in het vierde jaar lastig was, in het vijfde jaar kalmeerde, na de Paasvakantie. En als niets werkte, en ik de wanhoop nabij was, had ik zo mijn eigen manier om in het niets te verdwijnen, zoals aangegeven in bovenstaande tekening van een artistieke leerling.

Over rust en orde in de klas, zie ook mijn stukje hier.

Aporofobie
     In zijn commentaar bij de Deborsu-reportage gebruikt Ides Nicaise de term aporofobie, van het Grieks áporos (arm, zonder middelen) en phobos (angst): 
angst voor de armen. Zoiets bestaat echt, geloof ik, een angst en minachting voor arme mensen, omdat ze er onverzorgd uitzien, of omdat men ze allerlei gebreken toeschrijft die verantwoordelijk zijn voor hun armoede. Misschien speelt ook het slechte geweten mee van de bourgeois dat hij er zelf zo warmpjes in zit, of misschien zelfs de angst dat het plebs ooit in opstand komt. Uit de dagboeken van de gebroeders Goncourt spreekt een diepe haat voor iedereen die een werkmanskiel draagt. Dat waren allemaal potentiële revolutionairen die op zekere dag hun kunstcollectie zouden stukslaan.
     Maar bij de kwestie van de rue de Dison was het gevoelen niet afkeer, minachting of angst, maar verontwaardiging. De brave middenklasser is nooit afkerig geweest van de fatsoenlijke, arm-maar-proper-mensen, de zogenaamde ‘deserving poor’ van de 19de eeuw.  Maar als hij steuntrekkers ziet, vermoedt hij profitariaat, mensen die op zijn kosten leven. Hij schrijft hen, terecht of ten onrechte, luiheid, kortzichtigheid en domheid toe die hij verantwoordelijk acht voor hun armoede. En vaak is die middenklasse dan inderdaad milder voor rijken die constructies inzetten om minder belastingen te moeten betalen.

Islamextremisme
     We herinneren ons het onderzoek van Ruud Koopman naar het religieus fundamentalisme onder de moslims. Ik herinner mij vooral dat dat fundamentalisme onder de moslims veel groter was dan onder christenen, om van de vrijzinnigen nog te zwijgen. Zoiets, dacht ik, moet wel voor een ongemakkelijke cultuurkloof zorgen.
     Laatst citeerde Koopman op x.com de resultaten van een recent Duits onderzoek dat geleek op het zijne van tien jaar geleden. Er was een peiling uitgevoerd onder 8.539 leerlingen van gemiddeld 15 jaar oud, waarvan er officieel slechts een driehonderdtal 
uitgesproken religieus was. Dit zijn de percentages van de ja-antwoorden

- De regels van de koran gaan boven de Duitse wet:                                             67,8 %
- Een islamitische staat van God is de beste regeringsvorm:                              45,8 %
- De samenleving moet zich meer naar de Islamitische regels voegen :            36,5 %
- Begrip voor geweld tegen degenen die de Islam beledigen:                              35    %
- Geweld is aanvaardbaar om de Islam  te handhaven en te verspreiden:           18,1 %

     Koopman is door die resultaten pessimistisch gestemd. Hij ziet ze als een achteruitgang vergeleken met tien jaar geleden toe hij zijn onderzoek deed. Sommigen zullen zich troosten met de gedachte dat het om 15-jarigen ging. Misschien geven die rebelse antwoorden die passen bij hun leeftijd. Een interne vergelijking van de cijfers wijst er echter op dat de antwoorden in elk geval niet gratuit werden gegeven. Er is een duidelijk verschil in de antwoorden op de minder radicale stellingen vergeleken met de radicale stellingen.
      Dat een godsdienstig mens in zijn eigen leven de regels van zijn God boven die van de wet stelt, is begrijpelijk. De godsdienst mag gerust van alles verbieden wat door de burgerlijke wet is toegestaan, zolang hij maar niet toestaat wat door de burgerlijke wet verboden is. Je weet niet precies waaraan de jonge respondenten denken als ze die vraag beantwoorden*. Maar vanaf de kwestie van die 
islamitische staat van God glijden we af snel naar het meest duidelijke jihadisme waar nog altijd 18 procent voorstander van zegt te zijn. 

In het verleden zijn rond die kwestie  ook symbolische conflicten geweest. Als gevolg daarvan moet je in ons land, geloof ik, eerst trouwen voor de wet, voor je een kerkelijk huwelijk aangaat. Ook het verbod op het dragen van religieuze symbolen als ambtenaar behoort tot die symbolische sfeer. 

Twee oude slogans
     In een stuk in Knack buigen Dimitri Van Den Meerssche, Koen Bogaert en Gert Van Hecken zich ook over de Gaza-versus-Soedan kwestie. De activistische professoren verdedigen hun activisme met een mengeling van redeneringen en slogans. Twee van die slogans herkende ik. Er bestaat blijkbaar een begrip Global Palestine. Dat is de slogan van Che Guevara in een nieuw jasje: Eén, twee, vele Vietnams. Ik vind Global Palestine eigenlijk wervender want korter, vager, mystieker én in het Engels.
      De tweede slogan die ik herkende was dat ‘solidariteit een werkwoord is dat zich niet laat begrenzen.’ Ik heb die slogan in een wat eenvoudiger vorm voor het eerst gebruikt in november 1973 toen ik mijn medestudenten van de sociale hogeschool in Kortrijk opriep om solidair te zijn met een actie van Griekse studenten in Athene. De Kortrijkse studenten moesten staken wánt ‘solidariteit kende geen grenzen.’ Tja, als je een megafoon in handen hebt, moet je toch iéts zeggen. Ik kreeg overigens veel bijval en iedereen trok de straat op. Priester-student N.B was op de manifestaties de luidste roeper. De linkse professor S.L. vond de staking, die enkele dagen duurde, een ‘kindertuin’. Dat belette mij niet om hem het Amada-blad te verkopen. ‘Dat boekje van jullie is tegelijk veel te simplistisch,’ zei hij, en tegelijk veel te ingewikkeld.’
     In mijn Leuvense tijd heb ik de slogan van solidariteit-kent-geen-grenzen nog een paar keer gebruikt om tot actie op te roepen. Maar toen was ik al een beetje beschaamd vanwege het cliché.  

Ik ben de partij’
     ‘Ik ben de partij van het proletariaat,’ zegt Raoul Hedebouw in Het Laatste Nieuws. Wat is dat nu? Een aanval van hoogmoedswaanzin? Iets als ‘L’état c’est moi’ of ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’? 
Niemand komt door de partij, tenzij door Mij*’? Of spreekt Hedebouw hier zoals een advocaat die spreekt in naam van zijn cliënt? Ik herinner mij de eerste keer dat ik in een rechtzaal kwam voor een of ander activistisch vergrijp. Voor het mijn beurt was, werd een verkeersovertreding behandeld. Tot mijn verbazing vertelde de advocaat alles in de eerste persoon enkelvoud. ‘Ik kwam van rechts, en toen werd ik de weg afgesneden. Ik trapte nog op de rem …’ enzovoort.
     Maar het is iets anders. Hedebouw is noch Lodewijk XIV, noch Jezus van Nazareth, noch een advocaat die een cliënt verdedigt. Hij bedoelt natuurlijk ‘Wij zijn de partij van het proletariaat’, maar als een sluwe volksmenner weet hij dat het woord wij slecht valt bij het gehoor. Partijleden spraken indertijd altijd in de wij-vorm, en dat werkte op de zenuwen van iedereen. In mijn eerste jaar in Leuven had ik tijdelijk de partij verlaten. In het studentenrestaurant raakte ik aan de praat met Ch.D en A.B. ‘Je zegt dat je geen partijlid meer bent,’ zei Ch.D, ‘maar je begint nog altijd elke zin met wij.’
     ‘Ik ben de partij van het proletariaat,’ dat is veel persoonlijker, directer en eigenlijk sympathieker. Je moet er de nodige aplomb voor hebben om het te kunnen zeggen. Maar aplomb, dat heeft Hedebouw genoeg.

* Die laatste werd mij aangereikt door lezer J.S. 


James Watson (1928-2025)
     In mijn mailbox vind ik dagelijks titels uit Knack. Gisteren bijvoorbeeld zag ik Afscheid van James Watson : meesterlijk als wetenschapper, miezerig als mens. 
     Dat Watson een miezerig mens was, is mogelijk. Op de Nederlandse Wikipedia lees ik dat bioloog E.O. Wilson zijn collega beschreef als ‘de onaangenaamste mens die ik ooit heb ontmoet.’ 
Gelukkig voegt de Engelse Wikipedia daaraan toe: ‘but in a later TV interview he said that he considered them friends and their rivalry at Harvard 
old history (when they had competed for funding in their respective fields).
     Ik heb indertijd The Double Helix van Watson gelezen waarin hij beschrijft hoe hij met Francis Crick en Rosalind Franklin de structuur van DNA ontdekte*. Ik verneem nu dat hij ook een ander autobiografisch boek geschreven heeft: Avoid Boring People. Ik zal dat boek zeker lezen.

 


* Over James Watson, zie ook mijn stukje hier: https://philippeclerick.blogspot.com/2015/09/dubbele-helix.html

  

1 opmerking:

  1. De partij Zijn? De partij naar zichzelf noemen, Dedecker heeft het met zijn Lijst gepresteerd. (tussen haakjes Dedecker is/was die libertair?).

    BeantwoordenVerwijderen