De radiostilte van BDW
Ik schreef gisteren nog dat de hoeveelheid Israël-artikels in de krant enigszins vanuit de komkommertijd te verklaren valt. De Standaard bedient mij op mijn wenken. Vandaag, op bladzijde 1, in grote letters: ‘Aanhoudende radiostilte De Wever over Gaza ergert coalitiepartners.’ Dit nieuws glijdt wel heel snel af van het grote verhaal (de ellende in Gaza) naar het kleinere verhaal (wat kan de Belgische regering doen?) naar het heel kleine verhaal (de vakantie van BDW en de politique politicienne van de CD&V). Ik geef overigens toe dat het verhaal wel hoogdringend moest worden geplaatst. Binnen enkele dagen is BDW terug van vakantie en dan is het te laat.
Er is overigens meer dan de komkommerverklaring. Lezer Edgard Frederix reageerde:
Misschien is het niet zozeer dat verslaggevers zich laten meeslepen door de emotie van het moment, maar dat zij ineens beseffen dat ze méér kunnen dan alleen nieuws brengen. Waarom slechts het verhaal kleuren, als je met een beetje collectieve slagkracht – alle klassieke media trekken hier aan dezelfde kant van de koord – ook de koers van een regering kunt bijsturen? Wat toch lijkt te lukken. Dat betekent echt wel iets voor al die opiniemakers …
Frederix heeft gelijk: het is een echte strijdcampagne en het eigene daarvan is dat ze op alle fronten tegelijk wordt gevoerd. Op de tweede pagina van dezelfde krant van vandaag staat het commentaar van Inge Ghijs. Niet de regering dit keer, maar de universiteiten moeten er aan geloven. Waar blijft die alzijdige academische boycot van Israël? vraagt Ghijs zich af. Niet wachten op Europa! Geen tijd verliezen! Boycot nu!
Over BDW nog dit. Vermakelijk was wat ik in de pers las over de 21-juli-verklaring van de koning. Ik stel het even wat schematisch en hyperbolisch voor. Eerst werd de koning luidruchtig geprezen omdat hij een moedig standpunt innam tegen de oorlog in Gaza. Wat een verschil met het stilzwijgen van de premier. Enkele dagen daarna besefte men dat de toespraak van de koning natuurlijk door de premier was goedgekeurd. Dan moest er snel aan toegevoegd worden dat zo’n toespraak van de koning eigenlijk alleen maar wat symboliek inhield.
Grossman (2)
Ik schreef gisteren ook iets over de verklaring van David Grossman over de Israëlische ‘genocide’ in Gaza. Ik merkte op dat ik die verklaring nu in een ander licht zag nadat ik het volledige interview had gelezen, maar dat ik niet veel zin had om dat allemaal uit te leggen. Vandaag heb ik mijn moed bij elkaar geraapt en doe ik een korte poging.
Daar gaan we. Het woord ‘genocide’ wordt in de context van Gaza vooral in drie betekenissen gebruikt: 1) een onverantwoord hoog aantal burgerslachtoffers door de schuld van Israël; 2) alleen door de schuld van Israël; 3) voortkomend uit de intentie om zoveel mogelijk Palestijnen te doden. Wie het interview met Grossman leest, ziet dat hij de eerste betekenis op het oog heeft, de tweede betekenis verwerpt, en over de derde betekenis zegt dat die een juridische kwestie is waar hij zich ‘als mens’ buiten houdt.
De sociale zekerheid volgens Marc Reynebeau
Ondanks de vakantie schreeft Reynebeau op 28 juli een kort stukje over het zomerakkoord. Hij maakt daarbij zulke rare sprongen dat het een lang stuk zou vergen om die allemaal te ontrafelen. Reynebeau schrijft dat er twee opvattingen bestaan over de sociale zekerheid. Liberaal-conservatieven beschouwen die als een ‘gunst’ en mensen zoals hijzelf – socialisten dus – beschouwen die als een ‘recht’. Dat is niet waar. Liberaal-conservatieven beschouwen de sociale zekerheid in de eerste plaats als een collectieve verzekering. Dat is trouwens de manier waarop Reynebeau zelf het ontstaan van de sociale zekerheid schetst.
Wie vroeger, in de negentiende eeuw, zijn of haar baan verloor, hoorde zelf maar uit te zoeken hoe het verder moest … Collega’s van de werkloze begrepen wel wat het betekende om geen inkomen meer te hebben. Ze legden geld bijeen in solidariteitskassen om diegenen te ondersteunen die een tegenslag te verwerken hadden of werkloos, ziek of oud te worden. Zo zijn de vakbonden en de ziekenfondsen ontstaan. Daar is later het monument van de sociale zekerheid op gebouwd.
Hoewel Reynebeau het wat anders formuleert, blijkt uit zijn uitleg dat de ‘solidariteitskassen’ dus ontstonden als een soort verzekering. Door je vrijwillige bijdrage kreeg je inderdaad ‘recht’ op een vervangingsinkomen dat betaald werd uit die vrijwillige bijdragen. In die zin was dat vervangingsinkomen een contractueel ‘recht’, maar geen onvoorwaardelijk mensenrecht.
Die situatie veranderde toen het ‘monument van de sociale zekerheid’ werd gebouwd. De vrijwillige bijdragen werden verplichte bijdragen; het bijhorende ‘recht’ bleef bestaan. Daar kwam nog wat ‘herverdeling’ bij. Er zijn vandaag weinig liberaal-conservatieven die grote bezwaren maken tegen het verplichte karakter van de sociale zekerheid of de ‘herverdeling’ die erbij wordt toegepast. Zelf heb ik misschien principiële bezwaren, die ik echter in een democratische onderhandeling snel zou laten varen, zolang er niet wordt overdreven.
Zowel de vrijwillige solidariteitskassen als de verplichte sociale zekerheid zijn dus gebaseerd op ‘rechten’ en niet op ‘gunsten’. En dat verandert niet met het zomerakkoord van de regering. Nochtans is het precies dat wat Reynebeau schrijft:
Het liberaalconservatisme ziet de sociale zekerheid niet als een recht maar als een node verleende gunst, omkranst met voorwaarden, sancties en straffen. Om de pensioenmalus te vermijden, bijvoorbeeld, zouden periodes eerst niet en dan toch wel meetellen: ‘op tijdelijke werkloosheid gezet worden’ was immers niet de schuld van de werkloze, die koos daar niet ‘vrijwillig’ voor. Versta: in elke andere vorm van werkloosheid ligt de schuld wel degelijk bij de werkloze die vrijwillig ervoor gekozen zou hebben.
Dat onderscheid tussen volledige en tijdelijke werkloosheid heeft weinig te maken met een ‘node verleende gunst’. Integendeel. De redenering van de regering is immers correct. Periodes van tijdelijke werkloosheid vallen inderdaad niet onder de verantwoordelijkheid van de werknemer. Zijn volledige dienstjaren worden dus niet toegekend als ‘gunst’. Dat men die dienstjaren er eerst niet wou bijtellen, had niets te maken met de gunst-of-recht-filosofie, maar met brute besparing. Men kan geen geld uitkeren, noch als ‘gunst’ noch als ‘recht’, als men het niet heeft.
En omgekeerd valt de langdurige werkloosheid wel degelijk onder de verantwoordelijkheid van de werknemer. Sommingen vinden zonder veel moeite ander werk. Anderen moeten grote moeite doen om nieuw werk te vinden – talloze malen solliciteren, omscholing, grote verplaatsingen, aanvaarden van een lager loon en slechtere omstandigheden. En nog anderen doen weinig inspanningen, terwijl we vandaag toch echt niet in de tijd van de Great Depression leven en er nog altijd veel jobs worden aangeboden. En wat mij betreft, de mensen die veel inspanningen doen om werk te vinden moeten volgens mij niet dezelfde ‘rechten’ hebben als zij die dat veel minder doen.
Wat gebeurt er als iemand na twee jaar werkloosheid, of langer, zijn uitkering verliest. Hij krijgt een lager inkomen, uitgekeerd door het OCMW, het zogenaamde leefloon. Is dat een recht? Is dat een gunst? Ik weet het niet. In een welvarende maatschappij zal er altijd een grote consensus bestaan om hulpbehoevende medeburgers een bestaansminimum te verschaffen. Je kunt het samenvatten met de woorden van Bart De Wever: ‘We laten hen niet in de steek.’ Volgens Reynebeau is dat hetzelfde als wat Marie-Antoinette zou hebben gezegd over de hongerigen van Parijs: ‘Qu’ils mangent de la brioche.’ Ik vind dat helemaal niet hetzelfde.
Whataboutery, Samidoun, Mooijman
Ik hou niet van whataboutery. Ik zal mijn tegenstanders in de Gaza-discussie niet snel voor de voeten gooien dat ze zwijgen over Soedan of de Oeigoeren, want ik voel mijzelf ook meer betrokken bij de ene dan bij de andere tragedie. Maar heel soms kan ik mij ergeren aan selectieve verontwaardiging en aan twee maten, twee gewichten. Neem nu het commentaar van Ruben Mooijman over de uitwijzing van Mohammed Khatib, Europees coördinator van Samidou. Mooijman schrijft:
Khatib verdedigt de moord op onschuldige burgers door Hamas. Dat zijn meningen die doen walgen. Maar het is een fundament van de rechtstaat dat ook walgelijke meningen toegelaten zijn … In een open, zelfbewuste samenleving moeten afwijkende meningen een plaats kunnen hebben. Ook als die radicaal of extreem zijn.
Ik ben het daar woord voor woord mee eens. Maar toch zou ik willen vragen aan Mooijman of hij ooit hetzelfde geschreven heeft naar aanleiding van rechtsextremistische ‘walgelijke meningen’. En die vraag van mijn kant zou whataboutery zijn. Ik ben daar een beetje beschaamd over, en zoek in het commentaar van Mooijman snel naar iets anders om over van mening te verschillen. Ik polemiseer nog altijd liever over wat iemand wél zegt, dan over wat hij niét zegt. Bijvoorbeeld:
Khatib werd door voormalig staatssecretaris Nicole De Moor (CD&V) omschreven als een haatprediker. Die term wordt geassocieerd met islamitisch fundamentalisme. Dat is iets heel anders dan opkomen voor de rechten van de Palestijnen, zoals Samidoun.
Hier komt Samidoun er wel heel goedkoop vanaf. Doet Samidoun niets anders dan ‘opkomen voor de rechten van de Palestijnen’? Dan zou de organisatie een soort drukkingsgroep zijn die de redactionele lijn van De Standaard in de praktijk brengt. En meer algemeen: kun je niet tegelijk haat prediken en in de praktijk brengen, het islamitisch fundamentalisme aanhangen, en opkomen voor de rechten van de Palestijnen op het hele land van ‘the river to the sea’? Is dat niet precies wat Hamas doet?
(DS 8/8)
Extreemrechts in de Duitse cultuurwereld
Ik begon te merken, zegt auteur Uwe Wittstock in De Standaard,
dat steeds meer mensen in de Duitse cultuurwereld begonnen te flirten met autoritaire ideeën en met een partij als AfD. Ze zeiden, vaak op ironische wijze, dingen als: ‘Misschien moeten we dat toch eens proberen, een beetje minder democratie en een beetje meer dictatuur.
Zelf ben ik niet beducht voor een onmiddellijke ruk naar extreemrechts van onze cultuurwereld. Pas op, ik zeg niet zoals Gerrit Komrij: ‘Eer zal men kakken in zijn hoed.’ Zover wil ik niet gaan. Het kan er wel degelijk vroeg of laat van komen. Warhoofdige empathie, gebrekkige aanleg voor analytisch denken, en opportunistische group think vormen niet het beste fundament voor een principiële verdediging van de liberale democratie. In Mephisto laat Klaus Mann ons een theatermaker zien die niet al te veel moeite heeft om van extreemlinks naar extreemrechts over te stappen.
Maar ik zie voorlopig geen tekenen aan de wand. Het linksliberalisme, met zijn woke uitwassen, zitten diep verankerd, niet alleen bij de cultuurdragers, maar nog meer bij de bredere laag van cultuurconsumenten en cultuursympathisanten.
De roep om ‘een beetje minder democratie’ wijst overigens meestal op iets heel anders dan op een oprukkend extreemrechts. Ik hoorde het deze week nog van Simone Milsdochter in haar voorstelling: Ik wil het en ik wil het nu. Miskocht was voor ‘een beetje minder democratie.’ Daarmee bedoelde ze een beetje minder ‘rechtspopulisme’. Dat is de concrete betekenis. En als een of andere linksliberaal zegt dat er een ‘beetje meer dictatuur moet komen’, dan wil hij vooral meer macht voor de bureaucraten om een klimaatbewust, asielvriendelijk, Europees integratiebeleid op te leggen, tegen de kortzichtige meerderheid van de bevolking in.
(DS 9/8)
En wat te denken van Hart tegen Hard-jongen Wouter Hillaert die in DS van vandaag over slotsessie TAZ aan Zee in Oostende puur activistisch pro-Palestina oreert ...
BeantwoordenVerwijderenAsiel krijgen is idd. een gunst, en geen recht. De massale inwijking in EU-landen is onderhand een pest geworden, eigenlijk voor iedereen. Wie dit negeert, gooit olie op de polarisatie van de meningen daarover. De nefaste effecten zijn al jaren merkbaar, onderhuids en met het blote oog.Voor iedere weldenkende burger, waar die zich ook bevindt op het politieke spectrum. Waarom blijft men mensenrechten verwarren met burgerrechten?
BeantwoordenVerwijderenIndien de definitie 1 van genocide op zichzelf staat en niet tot de context, zegt het niets. Die context is een stadsoorlog in een dichtbevolkt gebied waarbij Hamas als guerilla alle Geneefse conventies van oorlogsvoering overtreedt.
BeantwoordenVerwijderen