as I slew Caesar for the good of Rome, I have the same dagger for myself, when it shall please my country to need my death.
Dat is het moment dat hij het publiek tijdelijk op zijn hand krijgt. Het radicalisme van de uitroep overtuigt het publiek. Hier staat iemand die meent wat hij zegt. Of het ook juist is, vindt men minder belangrijk.
Met het nieuws en de krant is het onvermijdelijk dat mijn hoofd gonst van Israël-Palestina. Ik zou liever ‘wegkijken’, maar dat is moeilijk voor iemand zoals ik die aan monologue intérieur lijdt. Ik kan dan niet anders dan over die dingen na te denken, zaken op te zoeken, tegenstrijdige bronnen te raadplegen, en vragen te stellen aan ChatGPT. Het loopt er dan meestal op uit dat ik er iets over wil schrijven, en als ik daarmee begin komt de monologue intérieur pas goed op gang. Het is als je wilt een cercle vicieux.
Ik blijf natuurlijk een leek in de materie en krijg niet gauw vaste grond onder de voeten. Na veel lezen en suffen kan ik nog altijd niet zeggen dat ik weet hoe alles in elkaar zit. Ik alleen zeggen dat ik gelóóf te weten hoe sommige dingen in elkaar zitten. En voor dat geloof ben ik nogal streng, en stel mij dan de vraag: geloof ik dat écht.
Laatst las ik twee interessante pro-Israël-stukken. Het ene was van Mark Geleyn, voormalig directeur-generaal op Buitenlandse Zaken en ambassadeur van België in Israël. Het andere was van de kunst- en architectuur professor Bart Verschaffel. Ik herinner mij nog het tv-programma Container dat hij eind de jaren tachtig maakte met Lieven De Cauter. Ik hoop dat die twee nog vrienden zijn.
Goed, ik lees die stukken met enig genoegen: het is allemaal de schuld van Hamas. Maar na de lectuur is er dat nasmaakje. Geloof ik dat nu echt? Eigenlijk niet. Die ambassadeur en die professor zijn duidelijk veel beter op de hoogte dan ik. Maar zijn ze niet te selectief? Overdrijven ze niet? Veralgemenen ze niet? Richten ze zich niet uitsluitend tot mensen die al overtuigd zijn?
Een voorbeeld: wat gelóóf ik zelf over de honger in Gaza?
- De oorlog in Gaza heeft van in het begin de voedseldistributie grondig verstoord, waardoor de mensen honger zijn gaan lijden – wat in oorlogssituaties altijd een groot risico is
- Er is van in het begin voedsel geleverd door Israël georganiseerd of gefaciliteerd. Over de hoeveelheden kun je best een AI chatbot raadplegen.
- Het Israëlische leger heeft de voedsellevering op verschillende momenten tijdelijk geblokkeerd.
- De voedselbedeling was officieel in handen van de UNO en en van NGO’s, maar in de praktijk werd een groot deel van het voedsel gestolen door Hamas en door gangsters, die het zelf verdeelden of aan woekerprijzen verkochten, waardoor de zwaksten en armsten nog meer honger gingen gaan lijden
- Dit is allemaal al bijna twee jaar aan de gang. Door een samenloop van omstandigheden komt die toestand pas nu uitvoerig in het nieuws.
- Een van die omstandigheden is dat voedselschaarste en ondervoeding cumulatief zijn en de toestand steeds maar dramatischer wordt
- Bovendien. Enkele maanden geleden heeft Israël een poging ondernomen om de voedseldistributie ter plekke zélf te organiseren, met hulp van het Amerikaanse GHF. Die beslissing was strategisch gemotiveerd, om Hamas te verzwakken en misschien zelfs om de bevolking ertoe aan te zetten zich te verplaatsen naar regio’s waar dat voor het leger goed uitkwam
- De beslissing van de Israëli’s was een overschatting van hun mogelijkheden. Het voedsel raakte nog moeilijker bij de mensen. De voedseldistributie was voor sommige Gazanen beter toen ze nog door de gangsters en door Hamas werd gecontroleerd (maar uiteraard niet voor de allerzwaksten en de allerarmsten)
- De voedselbedeling door het Israëlisch leger en het GHF verliep en verloopt heel chaotisch, door het spontane gedrum en om iets te pakken te krijgen, en door het misbruiken van dat gedrum door de gangsters en door Hamas. Bij de ordehandhaving gebruikt het leger geweren met echte kogels en vallen er tientallen burgerslachtoffers.
- Die schietpartijen werden aangegrepen door de de pro-Palestijnse lobby. De extreme versie gebruikte reële (en verzonnen) incidenten om aan te tonen dat Israël de voedseldistributie gebruikte om mensen naar de verdeelplaatsen te lokken, om ze daar dood te schieten.
- Dergelijke extreme en ongeloofwaardige versie wordt nu verlaten om terecht de nadruk te leggen op de omstandigheid dat de voedselbedeling onvoldoende is en organisatorisch erg moeilijk is.
- Wat de feitelijke situatie nú betreft heb ik de vraag gesteld aan ChatGPT: Wie zorgt nu (begin augustus) voor de voedselbedeling in Gaza? Welke formele en informele instanties zijn daarbij betrokken?
Wat ik schrijf
Ik probeer, overeenkomstig mijn vorige paragraaf, alleen te schrijven wat ik écht geloof. Je mag dat niet omdraaien. Er zijn zaken die ik écht geloof maar waar toch niet over schrijf. Heel controversiële zaken durf ik soms niet schrijven omdat ik bang ben voor hevige reacties. Andere zaken schrijf ik niet, omdat je ze ergens anders kunt lezen en omdat ze niet tot mijn monologue intérieur behoren. Zo schrijft Koen Schoors in De Morgen een stuk met de aanhef: Beste Israëlische vrienden, waar willen jullie naartoe met jullie land? Het is een stevige kritiek op Israël, die ik helemaal kan onderschrijven. Maar ik schrijf nu eenmaal niet dat soort stukken. Mijn invalshoek – kritiek op het propagandistische anti-Israël discours – is anders.
Als je alleen wilt schrijven wat je écht gelooft, dan is je belangrijkste vijand de écriture automatique waarbij je gedachteloos zinnen aan elkaar rijgt, voortsurfend op je eigen en andermans vooroordelen of vooronderstellingen. Je kunt dat niet helemaal vermijden. Ik kan het in elk geval niet. Voor ik het weet heb ik terloops iets geschreven over het dagelijkse geweld tegen de Palestijnen op de Westbank, terwijl ik van die kwestie niets afweet. Misschien zou ik ook eens de andere kant van het verhaal moeten bekijken, maar dan denk ik: waarom? Zelfs als zou blijken dat die kolonisten op de Westbank zich minder schandelijk gedragen dan bij ons algemeen wordt aangenomen, dan neemt dat niet weg dat hun aanwezigheid alleen al een obstakel vormt voor een redelijke tweestatenoplossing.
Soms worden mijn vooroordelen uitgedaagd vanuit onverwachte hoek. Zo neem ik aan dat de overgrote meerderheid van de Gazanen diepgaand beïnvloed is door het wraakzuchtig Hamas-fanatisme, waarbij het doden van een Israëlisch kind belangrijker is dan het redden van een Palestijns kind. Met zo’n mentaliteit is een democratische Palestijnse staat een illusie. Of zoals Salman Rushdie het zei: ‘If there were a Palestinian state now, it would be run by Hamas and we would have a Taliban-like state.’ Maar dan zie ik op het Nieuws een interview met de Gazaan Fady Hanona die jarenlang de fixer was van journalist Robin Raemakers. Nu hij veilig in het westen is, geeft hij af op Hamas als de grote schuldige van de huidige catastrofe. Zou die fixer nu vertolken wat een groot deel van de Gazanen denkt en voelt? Dan ziet het er voor de toekomstige Palestijnse democratie heel wat beter uit. Ik zou dat graag geloven, maar mijn pessimisme staat in de weg. Misschien ten onrechte.
Hoe ik schrijf
Als er één kwestie is waar je niemand van mening kunt doen veranderen, dan is het wel Israël-Palestina. Toch lijkt het mij de moeite om bij het schrijven te doen alsof. Je probeert je dan bij het schrijven een welwillende opponent voor te stellen die over je schouder meeleest. Maar het is onvermijdelijk dat je bij het schrijven uitgaat van bepaalde vooronderstellingen die een opponent, die tegengestelde vooronderstellingen koestert, geweldig op de zenuwen zullen werken****
Het voordeel van zo’n imaginaire, meelezende opponent is dat je genuanceerder gaat schrijven. Maar ook die nuances kunnen op de zenuwen werken. Vaak wil men niet weten wat de nuances zijn: men wil weten wie aan welke kant staat. Je probeert zo zindelijk mogelijk te argumenteren en te formuleren om de opponent niet nodeloos van munitie te voorzien, maar zelfs dat is onbegonnen werk. Een echte opponent vindt altijd wel een onvolkomenheid om zich over op te winden of vrolijk te maken. Zo citeerde ik onlangs een zin uit een interview met Midden-Oostenkenner Georges Bensoussan: ‘Comment ne pas penser que le Hamas exulte aujourd’hui, alors qu’il … continue à terroriser sa population en la mitraillant autour des points de ravitaillement humanitaire, faisant en sorte d’imputer à l’État juif le bilan de ses victimes ?’ Je zou zoiets met recht als gezagsargument kunnen verwerpen. Maar de kritiek die ik kreeg was een andere. Ik, dat wil zeggen Bensoussan, had het ‘sofisme van de complexe vraag’ gebruikt. Een lezer schreef:
Dit is nagenoeg letterlijk een versie van ‘slaat u uw vrouw nog steeds?’ waar in het hoofdstukje Drogredenen en informele logicain elke inleiding op de argumentatieleer altijd weer opnieuw gewag van wordt gemaakt.
De lezer had met die laatste opmerking gelijk. In het vijfde middelbaar gaf ik zelf een inleiding op de argumentatieleer en ik maakte telkens opnieuw gewag van die logische strikvraag. Wat ik er niet bij vertelde is dat je aan zulke retorische trucjes niet al te zwaar moet tillen en dat je dat gedoe rond drogredenen niet al te serieus moet nemen.
En wat wil nu het geval? De dag na die FB-conversatie ga ik luisteren naar een conferentie van Jean-Paul Van Bendegem, en legt die logicus nu net, tussen veel onweerstaanbaar gegiechel in, juist dat voorbeeld uit.
Als je succes wilt hebben op een familiefeestje, dan moet je maar eens aan je neef vragen: ‘En, ben je nu nog altijd niet gestopt met je vrouw te slaan? Hij zal niet weten wat hij moet antwoorden. Zegt hij ‘ja’, dan geeft hij toe dat hij zijn vrouw vroeger geslagen heeft. Zegt hij ‘nee’, dan geeft hij toe dat hij zijn vrouw nog altijd slaat. Hij zal daar staan met zijn mond vol tanden.
Maar zo gaat dat niet in het echte leven. Op een familiefeestje zal die neef precies weten wat hij moet zeggen: ‘Ik heb mijn vrouw nooit geslagen.’ Dat weet Van Bendegem ook, maar als uitstekende docent weet hij dat je in een conferentie wel eens iets mag zeggen dat eigenlijk niet helemaal juist is. Een welwillend publiek zal wel begrijpen wat je bedoelt. En zo zal ook een anti-zionist perfect weten wat hij op Bensoussan moet antwoorden. Dat er geen enkel onafhankelijk bewijs is dat Hamas betrokken is bij schietpartijen bij de voedselbedeling – wat waar is. Maar dan zal ik ook de argumentatieleer bovenhalen: afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid.
In een vorig blogje noemde ik een aantal emiriti hoogleraren ‘crapuleuze totalitairen’ vanwege hun aanval op Maarten Boudry. Die aanval bestond uit een dubbele oproep: om de ‘zionistisch getinte’ mening van Boudry te cancelen en om die mening te verbieden. Onder cancelen versta ik hier dat de universtiaire overheid Boudry zou aanmanen om in de media te zwijgen over Israël-Palestina. Onder verbieden versta ik dat de negationismewet op zo’n manier zou worden uitgebreid dat ook het ontkennen van de ‘Israëlische genocide in Gaza’ strafbaar zou worden gesteld. Inhoudelijk is een wettelijk verbod erger. Maar ik heb mij meer geërgerd aan de oproep tot cancelenvanwege het oncollegiale mes in de rug.
Als je iemand een ‘crapuleuze totalitair’ noemt, schort je minstens tijdelijk de mogelijkheid tot een discussie op. Maar discussie met mensen die de vrije discussie zelf willen beknotten, is moeilijk. En soms laat ik mij gewoon eens gaan, al wil ik er geen gewoonte van maken.
Als het over Israël-Palestina gaat, valt vaak het woord ‘hypocrisie’. Ofwel zijn de Europese leiders hypocriet, ofwel zijn de actievoerders het. Hans Teeuwen beëindigt een commentaartje over pro-Palestijnse actievoerders met de uitroep: ‘hypocriete mode’ ***. Die verontwaardiging is mij vreemd. En ik gebruik het verwijt niet graag in een discussie.
De mythen
De anti-zionist Ilan Pappé heeft een boek geschreven onder de titel Ten Myths About Israel. Dat vat de academische aanval op Israël goed samen. De meeste ‘mythen’ en hun weerlegging herken ik van in mijn pro-Palestijnse jeugd. Dat Palestina voor de komst van de Joden grotendeels onbewoond was. Dat de Israëli’s de ‘woestijn tot bloei’ brachten. Dat de Arabische landen alle Joden uit het gebied wilden verjagen. Dat de Palestijnen in 1948 niet gevlucht zijn, maar let geweld verdreven werden. Dat Israël de enige liberale democratie in de regio is. Enzovoort. Pas achteraf heb ik begrepen dat die ‘mythen’ minstens een deel van de waarheid betroffen.
*** Voor het videofilmpje van Hans Teeuwen, zie hier.
**** Sommige van mijn vooronderstellingen heb ik verzameld in mijn longread over Israël. Zie hier.
Nogmaals: Palestijnen zijn slechte verliezers. Ze begonnen een oorlog in 48 in 67, in 2023 + talloze tereurcampagnes om die iedere keer te verliezen. Als ge niet kunnen winnen in de sport of de oorlog , moet ge ergens anders zien te winnen. Zoals bvb de Palestijnen die in Latijns-amerika zitten. In Honduras en Salvador horen ze tot de rijkste families en leverden ze zelfs een president. In heel LA zitten er ongeveer 1 miljoen Palestijnen. Er moet wel bijgezegd worden dat de meeste van christene origine zijn. Ze zijn vooral goed in handel, een belangrijk voordeel in LA. Ik ken verschillende families persoonlijk, heel aangename mensen.
BeantwoordenVerwijderen