Theater aan Zee is afgelopen. Over de meeste voorstellingen die we bijwoonden heb ik al iets geschreven*. Hier volgt de rest. Een opmerking vooraf over de Palestina-acties in de marge. Ik heb er niet veel last van gehad. Bij de ingang van Queen of the Flies en Revolutionary Road ging een discrete Palestijnse vlag. Het stuk van Chokri Ben Chikha was aangekondigd als een commentaar op de Palestijnse kwestie, dus dat had ik zelf gezocht. En van de slotactiviteiten bij Kaap – om 14 uur J’accuse, om 16 uur Woorden voor Gaza en om 17 u Vliegeren voor Gaza – hebben we niet veel gemerkt. We moesten daar voorbijfietsen om 14.15 u en om 18.15 u en we hadden gevreesd dat we er moeilijk door gingen geraken. Maar we hebben dus niet van onze fiets moeten stappen.
Imaginary Numbers – Geert Belpaeme (try-out)
Een absurdistisch stuk met veel mime en een uitleg hoe men getallen kan afleiden uit verzamelingen. Er werden appels en zakken gebruikt. Ik hou niet van mime, behalve bij Charlie Chaplin, en van de verzamelingenleer begrijp ik niets, ook niet als men die met zakken appels uitlegt. De Vlaamse acteurs spraken wel voortreffelijk Engels.
Ikwilhetenikwilhetnu! Ode aan de democratie – Simone Milsdochter
Een heel verzorgde theatermonoloog die zowel didactisch als entertainend was. Een heldere uiteenzetting van de Platoonse theorie over de elkaar opvolgende staatsvormen. Er volgde een summiere maar correcte opsomming van de sociologische evoluties die vandaag ‘druk leggen’ op de liberale democratie: gewenning, internet, stagnatie, migratie. Daarna waarschuwde Milsdochter nadrukkelijk voor de gevaren van het rechtspopulisme dat met ‘gemakkelijke oplossingen’ aan komt dragen. Het voordeel van dat rechtspopulisme is dat je daar gemakkelijk gezichten op kunt plakken: Trump, Orban, etcetera. Ik vond het nogal eenzijdig, maar had ik waarschuwingen gewild tegen postmodernisme, tegen anti-westerse vooroordelen, tegen anti-kapitalisme, en tegen degrowth reguleringen, dan had ik maar naar een lezing van Maarten Boudry moeten gaan. Bovendien kun je op die vier gesels moeilijker een politiek gezicht plakken. Ursula von der Leyen? Eigenlijk wel, maar dan slechts ten dele en onrechtstreeks. En het is met haar en met mensen zoals zij dat we verder moeten.
De kern van Milsdochters betoog is dat een politiek systeem niet kan overleven als de heersers – de koning, de aristocratie, het soevereine volk – zich laat leiden door eigenbelang in plaats van door het algemeen belang, een algemeen belang waarvoor men offers wil brengen. Je zou die offers voor het algemeen belang de ‘republikeins’ kunnen noem, van het Latijn res publica dat precies ‘algemeen belang’ betekent. Dat is een lastig begrip omdat in het verleden de republikeinse deugd in de eerste plaats bestond uit militarisme. Dulce et decorum est pro patria mori. Steven voor het vaderland. De republikeinse deugd zocht men in Sparta, en niet in Athena, dat ook wel oorlog voerde, maar toch nog liever handel.
Het liberalisme had een alternatief voor de republikeinse moraal: in een vrije markt met een minimale staat was er weinig tegenstelling tussen het eigenbelang en het algemeen belang. Iedereen die probeerde rijker te worden, kon dat slechts doen door zich nuttig te maken voor iemand anders: als producent, verkoper, werkgever of werknemer. Maar ondertussen zijn we ver verwijderd van die minimale staat en probeert iedereen iets gedaan te krijgen van de maximale staat: een staatsbestelling, een belastingvermindering, een hogere uitkering, een hoger en vroeger pensioen, een automatische index, een blokkering van de lonen. Is het in die omstandigheden wel redelijk om de eigen noden ondergeschikt te maken aan die van iemand anders? Is het niet begrijpelijk dat politici vooral proberen die eigenbelangen in balans te houden in plaats van een illusoir ‘algemeen’ belang na te streven?
Toch kunnen we het ‘algemeen belang’ niet zomaar afschrijven. Defensie bijvoorbeeld – niet als agressief militarisme maar als verdediging – is een algemeen belang dat offers vraagt, financieel of in de vorm van legerdienst. Milieu- en klimaatregelen zijn eveneens een voorbeeld van algemeen belang waarbij een stuk welvaart wordt opgeofferd voor een mooiere toekomst van iedereen. Hetzelfde geldt voor besparingsmaatregelen op een ogenblik dat de staat een te grote schuldenlast torst.
Opmerkelijk bij die drie voorbeelden – defensie, milieu, besparing – is dat niet het belang zelf, maar de perceptie van het belang, de doorslag heeft. Defensie hangt af van hoe men tegen Poetin, Trump en Xi aankijkt. Milieu hangt af van de appreciatie van een hoogtechnologische versus een bucolische toekomst. En het antwoord op de vraag of schulden en inflatie de economie stimuleren dan wel afremmen hangt af van de economische theorie die men voor waar aanneemt.
Vanuit mijn liberaal perspectief is het algemeenste belang dat ik kan bedenken, het terugschroeven van de maximale staat. Enkele voorzichtige stappen terug naar de minimale staat van vroeger zouden, geloof ik, een morele en materiële vooruitgang kunnen betekenen voor iedereen. Het is voer voor een democratisch debat.
Wisselwachter. Geert Mak geïnterviewd door Jos Geysels
In het tijdperk van Trump grijpt Geert Mak terug naar die andere activistische president, F.D. Roosevelt, die van 1933 tot 1945 een bepalende invloed had op de Verenigde Staten, en die vier keer na elkaar verkozen werd. Roosevelt was geen heilige, herhaalt Mak meermaals. Hij was een vrouwenversierder, een politieke opportunist, een manipulator, een warhoofd en een demagoog. Maar Mak benadrukt vooral de verschillen met Trump. Roosevelt had democratische scrupules, hij omringde zich met briljante medewerkers, zijn communicatie had een verzoenende toon, en boven alles: hij leefde niet in zijn fake news fantasie, maar was hartstochtelijk geïnteresseerd in de realiteit.
Trump vertegenwoordigt volgens Mak het oude, individualistische Amerika, terwijl Roosevelt radicale vernieuwing bracht door uitgebreide staatsinverventie door te voeren. Als men de economie aan zichzelf overliet, dacht hij, belandde men in een allesverwoestende economische crisis. De staat moest gaan reguleren. Er moesten openbare werken komen om de werklozen aan het werk te zetten. Kunstenaars moesten opdrachten van de staat krijgen, want ‘ook zij moesten leven.’ Het was met een soort trots dat Mak vertelde dat de bedrijfsbelastingen werden opgevoerd tot 75 procent! Zelf vind ik dat een minder prettige gedachte. Zulke hoge belastingen verklaren mede waarom gedurende de hele periode 1933-1940 de werkloosheid zo hoog bleef. Op die manier konden privébedrijven moeilijk veel werkgelegenheid creëren en moest de politiek van openbare werken tot in het oneindige worden aangehouden. Wel wijst Mak op een moeilijk te weerleggen voordeel van de staatsinterventie. Die heeft, toen dat nodig bleek, toegelaten om de economie in recordtempo om te vormen tot een oorlogseconomie. Het is trouwens ook met die kwestie van de oorlogseconomie dat Hayek zijn boek The Road to Serfdom opent.
Wat er ook van zij, Geert Mak en Jos Geysels zijn vlotte babbelaars.
Revolutionary Road tgSTAN & de Roovers
Van de toneelbewerking van Revolutionary Road had ik veel verwacht. De roman en de film zijn allebei prachtig. Het verhaal van Frank en April is aangrijpend. Het zijn twee mensen met het temperament van een artiest maar ze missen het talent. Ze zijn razend op de banale kleinburgerij om hen heen, maar nog meer op zichzelf omdat ze beseffen dat ze net zo banaal zijn. Het enige wat hen onderscheid is hun ontevredenheid en hun razernij.
De opvoering was een ontgoocheling. Ze vond plaats in een grote loods, zonder microfoons, en ik kon slechts een derde van de tekst verstaan. Ik was niet de enige. Na vijf minuten stond iemand uit het publiek recht om met een stem als een klok te vragen dat de auteurs luider zouden praten. Die begonnen dan maar te schreeuwen, waardoor je amper nog een verschil hoorde tussen de rustige scènes en de stormachtige ruzies. En nog altijd verstond ik amper wat ze zeiden. Er komt één heel rustige scène aan het einde van het stuk, een pseudoverzoening aan de ontbijttafel, met weinig dialoog. Het was het enige moment dat ik iets voelde.
Arme tante Danni Janne Desmet, Martha!tentatief
Een monoloog van drie uur. Het is het beste van wat ik als theater ooit op een podium heb gezien.
* De foto bovenaan is van het zeer gesmaakte stuk Parkplatz, zie mijn vorig stukje (hier).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten