Pfeijffer: belast de superrijken!
Waarom word ik zo zenuwachtig als ik hoor over de superrijken die men een procentje zwaarder zou belasten? Ze zouden er, zoals dat heet, geen boterham minder voor eten. Het klassieke bezwaar van rechts tegen die belasting is dat je de superrijken daarmee wegjaagt uit je land, en daarmee ook het geld dat ze in je economie investeren. Dat bezwaar is terecht, maar ik zal het nooit gebruiken, want het is een praktisch bezwaar en misschien vindt men daar ooit een oplossing voor. Een tweede bezwaar van rechts is dat een belasting op de superrijken in de praktijk altijd op de middenklasse neerkomt. Ook dat bezwaar is terecht, maar ik laat het aan anderen over om het uit te werken. Waarom zou ik met alle geweld de middenklasse verdedigen. Ik ben Bouchez niet.
Zelf kom ik vaak terug op het argument dat er bij de superrijken niet zo veel te halen valt – kernachtig gezegd: door aandelen uit te delen kun je armen niet voeden, kleden en huisvesten. Een variant van dat argument is dat men door slechts een ‘percentje af te snoepen’ de problemen niet oplost die men zegt te willen oplossen: het begrotingsprobleem, de armoede of de asymmetrische politieke macht van de superrijken.
Maar het is juist de bescheidenheid van het ‘percentje’ dat mijn argwaan wekt. Vanuit mijn PVDA-verleden vermoed ik een verborgen agenda, een zorgvuldig ingezeept hellend vlak. Men beweert dat men slechts een percentje wil afsnoepen, maar eigenlijk wil men eindigen met de onteigening van de miljonairs en miljardairs en met de afschaffing van het kapitalisme. Dat is niet de bedoeling, geloof ik, van economen als Paul De Grauwe, maar lieden als Raoul Hedebouw vertrouw ik maar voor zover ik ze zie.
En nu word ik in mijn argwaan bevestigd door een recente column van de beroemde schrijver Ilja Leonard Pfeijffer. Ik citeer het besluit van de column:
Het belasten van de allerrijksten, dat om onbegrijpelijke reden alom als een onrealistische utopie wordt beschouwd, zou slechts een eerste, noodzakelijke stap zijn in de richting van herverdeling en rechtvaardigheid … Belastingen zijn een welkome vorm van symptoombestrijding, als een paracetamolletje dat de koorts verlaagt, maar om de oorzaken van de ongelijkheid te bestrijden dient het kapitalisme als zodanig te worden bestreden.
Die Pfeijffer zegt duidelijk wat Raoul Hedebouw slechts op interne congressen vertelt: dat een miljonairstaks slechts een ‘eerste, noodzakelijke stap’ is, een ‘paracemolletje’, maar uiteindelijk ontsnappen we niet aan de chirurgische verwijdering – met of zonder verdoving – van het kapitalistisch kankergezwel. Dát is het doel van Hedebouw en de kameraden. Of die miljonairstaks er komt of niet is secundair*; primair is dat de geesten worden klaargemaakt voor het vervangen van het kapitalisme door een socialisme.02.
Pfeijffer, to his credit, beperkt zijn antikapitalistische argumentatie niet tot een moreel pleidooi voor herverdeling. Hij haalt ook economische argumenten aan.
Zoals de econoom Gary Stevenson betoogt, wordt de prijs voor de toenemende exorbitante rijkdom van de allerrijksten door de rest van de bevolking betaald. De rijken hebben heel veel meer geld dan zij ooit kunnen uitgeven, dus naarmate er meer inkomen naar de rijksten vloeit, circuleert er minder geld in de reële economie, waardoor vraag en productie stagneren. Omdat ze toch iets moeten met hun geld kopen ze de halve wereld zonder daar echt iets mee te doen.
In andere columns deed Pfeijffer zijn beklag dat het kapitalisme te veel de economische groei aanwakkerde, en nu is zijn klacht dat door het kapitalisme de productie stagneert. De verleiding is groot om de schrijver voor die flagrante tegenspraak uit te lachen.
De waarheid is echter dat het betoog van Gary Stevenson mij in verlegenheid brengt. Is het waar dat de superrijken niet meer inversteren in de reële economie, in technologie en in diensten? Is het waar dat ze zich nog alleen bezighouden met oppotten, speculeren en rente opstrijken? Ik weet veel te weinig van economie af om daarop te antwoorden. Ik ken de precieze effecten niet van oppotten, speculeren en rente. Maar ik weet wel dat de klacht erover al meer dan anderhalve eeuw oud is en dat de productie ondertussen toch flink gegroeid is. Ook heb ik de indruk dat de techmiljardairs van vandaag wel degelijk in de reële economie investeren.
Ik heb hierboven toegegeven dat ik niet goed bekend ben met de economische wetenschap. Maar ik ben vilein genoeg om hetzelfde gebrek bij Pfeijffer te ontdekken. Hij gooit kriskras een aantal cijfers door elkaar die de groeiende ongelijkheid moeten illustreren. Onder andere:
Het aandeel van de rijkste 10 procent van de bevolking in het nationaal inkomen is gestegen van iets meer dan 25 procent in 1980 tot bijna 40 procent nu.
Over die ongelijkheid in inkomens probeer ik een beetje op de hoogte te blijven**, en die cijfers zijn absurd. Ik weet niet precies wat Pfeiffer bedoelt met ‘onze landen’***, maar je zult in Nederland en België nergens zo’n spectaculaire stijging zien van het aandeel van de rijkste 10 procent. Van 25 procent in 1980 tot 40 procent vandaag? Kom nou. Een stijging met 15 procentpunt? Iedereen kan vandaag met een chatbot de cijfers opvragen. Je krijgt een wirwar van gegevens, meetconcepten, pre-tax en post-tax verschillen, enzovoort. Maar je begrijpt al snel dat dat aandeel van 25 procent niet veel bewogen heeft. Een stijging van 3 procentpunt misschien, al naar gelang de bron en de wijze van berekening.
* Tegelijk kan een PVDA-militant geloven dat een enkele procenten belasting op de superrijken nuttig gebruikt kunnen worden voor bijvoorbeeld werklozensteun of hoge pensioenen voor leraren. Dat op zich is geen logische contradictie. Wel kunnen die procenten, net als ander geld ,maar één keer gebruikt worden. En de PVDA heeft – in tegenstelling tot wat hun verkiezingsprogramma laat uitschijnen – een eindeloze rij eisen, die evolueert met de actualiteit en met de strijdbeweging van het moment.
** Over die ongelijkheid: zie bijvoorbeeld mijn blog hier en hier.
*** De landen die Pfeijffer in de context vermeldt zijn Italië, België, Nederland, Frankrijk en Duitsland.
Pfeijffer en het liberalisme
Op Liberales heeft Ilja Leonard Pfeijffer een essay geplaatst over wat het liberalisme ‘zou moeten zijn.*’ Hij schrijft:
Wat alle vormen van liberalisme onderscheidt van de ideologieën waartegen zij zich afzetten, is dat zij vrijheid als het hoogste ideaal beschouwen. De vraag die zich vervolgens opdringt, is wat die vrijheid precies inhoudt. Als de vrijheid die als ideaal wordt nagestreefd gedefinieerd wordt als de vrijheid voor ieder mens om te denken wat hij wil, te zeggen wat hij denkt en zijn leven in te richten op de manier die hem goeddunkt, dan zijn wij allen liberalen en wie dat niet is, zou dat moeten zijn. Dit type individuele vrijheid dient het uitgangspunt te zijn van de staatsinrichting, niet omdat vrijheid gelukkig maakt – het tegendeel is het geval –, noch omdat het collectief bij dit soort vrijheden gebaat zou zijn, maar omdat ieder mens er recht op heeft om ongelukkig te zijn op de manier die hij verkiest, omdat prioriteit van het collectief gelijkstaat aan onderdrukking en omdat ieder alternatief voor een dergelijke vrijheid er noodzakelijkerwijs op neerkomt dat iemand anders voor ons bepaalt wat wij moeten denken, wat wij kunnen zeggen en hoe wij ons leven dienen te leven.
Dit is geen slechte samenvatting. Wat verder schrijft hij:
Natuurlijk zijn er wetten nodig, die de facto een inperking van de individuele vrijheden vormen. Precies vanwege het feit dat zij vrijheden beknotten, zou het aantal van deze wetten tot een minimum beperkt moeten blijven. Voor elke wet die de regering uitvaardigt, zou zij moeten aantonen dat deze noodzakelijk en onmisbaar is en de enige reden die hiervoor kan worden aangevoerd, is dat bepaalde vrijheden van de een schade berokkenen aan een ander. Omdat de overheid, zoals gezegd, de taak heeft de vrijheid te garanderen van alle burgers, heeft zij de plicht op te treden en in te grijpen wanneer de vrijheden van sommigen een inperking vormen van de vrijheden van anderen.
En daarop bouwt Pfeijffer zijn redenering dat het politieke liberalisme – hij noemt het ‘cultureel liberalisme’ – inhoudt dat we het economische liberalisme moeten verwerpen. Het economische liberalisme leidt immers tot een ongelijke verdeling van de welvaart en de vrijheid. Dat eerste is waar. Er is een ongelijke verdeling van de welvaart. Maar die ongelijke verdeling van vrijheid, dat is een andere kwestie. Vrijheid kan wel begrensd en beknot worden, maar niet verdeeld.
Waarom zou bijvoorbeeld een werknemer minder dan een werkgever ‘kunnen denken wat hij wil, zeggen wat hij denkt en zijn leven inrichten op de manier die hem goeddunkt?’ Natuurlijk laat een laag loon niet toe om verre reizen te ondernemen of op dure hotels te overnachten, maar dat is nooit wat het politieke liberalisme bedoelde met de ‘vrijheid om je eigen leven in te richten.’ Niemand mag je beletten om een verre reis te ondernemen of om in een duur hotel te overnachten, maar niemand moet je de middelen daartoe bieden. Dat zou een verdeling van welvaart zijn, niet van vrijheid.
Er zijn redelijke argumenten die men kan invoeren tegen het economisch liberalisme – zeker als je van een egalitaire verdeling van de welvaart houdt – maar het politieke liberalisme is niet een van die argumenten. Tot nader order blijf ik voorstander van wat Pfeijffer noemt: het ‘historische inzicht dat cultureel en economisch liberalisme hand in hand liepen.’ Logisch sluiten de twee vormen van liberalisme elkaar niet uit, en empirisch gaan ze meestal samen**.
* Voor het essay van Pfeijffer, zie hier.
** Zoals afwezigheid van economisch liberalisme ‘hand in hand liep’ met de afwezigheid van politieke vrijheid.

Citaat: "...maar uiteindelijk ontsnappen we niet aan de chirurgische verwijdering – met of zonder verdoving – van het kapitalistisch kankergezwel."
BeantwoordenVerwijderenDe vrije markt en liberale democratie zijn superieur aan elk ander systeem dat de mensheid tot heden gekend heeft. Maar dat wil niet zeggen dat ze 'perfect' zijn - hangt er vanaf hoe je 'perfect' definieert. Perfectie is dat het op lange termijn in de mensenmaatschappij kan overleven zonder 'dictatoriale' onderdrukking.
De gereguleerde vrije markt is maatschappelijk veel houdbaarder dan wild west kapitalisme. Maar het hangt er vanaf wat en hoe je reguleert.
Het grootste gebrek, maatschappelijk gezien, van het kapitalisme is het sneeuwbaleffect. Dit is een zeer gekende fenomeen dat veel voorkomt in de meeste 'systemen', in de natuur en maatschappij. O.a. ook gekend als het 'network effect'.
Succes dat terecht tot succes is geworden, kan zich ontwikkelen tot een magneet voor opvolgende activiteiten ('succes'). Dit tweede soort succes heeft niet noodzakelijk iets te maken met nieuwe waardevolle bijdrages/producten/diensten.
Anders gezegd, heb je veel geld verworven dan kan je hiermee spelen en meer geld verdienen. Heb je een matig inkomen dan kan je dat niet. Zeer kapitaalkrachtige personen kunnen zeer nuttige investeringen doen, maar kunnen ook louter het systeem bespelen om meer geld te vergaren (los van enige nuttigheidsfactor, zoals belastingontwijking, voordelen bekomen door omkopen etc).
Het creëert ongelijkheid in mogelijkheden. Dat er ongelijke verdeling is materiële welvaart is als zodanig eigenlijk bijkomstig.
Bestaat er een mogelijkheid het kind niet met het badwater weg te gooien? Ja, maar niet door onderdrukkende absolute ideologiën zoals het communisme. Inherent aan de vrije economie en democratie, door trial and error, uitproberen en aanpassen, en zien wat overleeft in een vrije samenleving. Het concept van superrijken, dan spreek ik over miljarden (niet over de middenklasse), is niet leefbaar op termijn, het geeft te veel macht en is eenvoudigweg niet geschikt voor de mensenmaatschappij.
Akkoord, maar wegen de mogelijke bezwaren - belastingontwijking, omkoping - wel zo zwaar door. Omkoping kan zeker bestreden worden. Om belastingen te ontwijken moet er eerst een marktinkomen zijn. Overigens kan ook belastingontwijking bestreden worden. Maar het bestrijden van omkoping en belastingontwijking kan volgens mij onmogelijk de mechanismen stoppen die tot het bestaan van miljardardairs heeft geleid. Volgens mij hebben die vooral met een economisch rendabele (en misschien zelfs noodzakelijke) schaalvergroting te maken.
VerwijderenZenuwachtig worden van de stelling dat men superrijken een procent meer moet belasten, nou, nou, nou, wat erg!
BeantwoordenVerwijderenDat ik als modale Belg 43 % van mijn inkomen aan de staat geef (onder de vorm van indirecte belastingen en sociale zekerheid) en de top 1 verdieners van de Belgen daar tegenover slechts 23 %, wat moet deze verpleger daar van worden? Licht chagrijnig, mag dat?
Als men zelf niet superrijk is, zoals ik, is het inderdaad paradoxaal om zich over de belastingen van die superrijken druk te maken. In dit stukje wou ik de paradox verklaren, maar ik weet niet of ik daarin geslaagd ben. Uw cijfer van 23 % die de superrijken betalen klopt. Ik denk dat dat komt doordat 1) RSZ-bijdragen begrensd zijn (en ook uiteraard wat men in ruil daarvoor ontvangt) 2) die superrijken relatief minder consumeren en dus minder BTW betalen 3) inkomens uit kapitaal minder (en niet progressief) belast worden en 4) door fiscale constructies.
VerwijderenNergens zag ik vermogensbeheerder Geert Noels volgende cijfers weerleggen, nml. : Wanneer in dit zwaarst belaste land ter wereld de top 5 van de inkomens onderworpen wordt aan het belastingtarief van de modale Belg, we dan in de buurt komen van een begrotingsevenwicht.
BeantwoordenVerwijderen