Bert Engelaar vindt 17 miljard
Rechtse partijen willen de begroting op orde brengen door te besnoeien in de sociale zekerheidsuitgaven. Linkse partijen hebben daarvoor vier alternatieven. Eén: het begrotingstekort verder laten groeien. Twee: besnoeien op defensie. Drie: belastingen op de rijken. Vier: belastingen op de bedrijven. Wie een beetje nadenkt, zal begrijpen dat althans die laatste maatregel risico’s inhoudt voor de economie. Men zal de maatregel dan ook niet snel rechttoe-rechtaan naar voren schuiven. Soms krijg je voorstellen tot extra belasting op ‘overwinsten’. Of je kunt het doen als Bert Engelaar van ABVV:
Dat de overheid ondertussen bijna 17 miljard euro aan inkomsten misloopt door gunstige fiscale en parafiscale loonregimes voor werkgevers, hoort u wellicht nooit in de begrotingsanalyses.
Wil Bert Engelaar nu dat een volksfrontregering 17 miljard nieuwe belastingen voor bedrijven invoert? Durft hij dat met zoveel woorden zeggen, of blijft het bij een suggestie? Het opent in elk geval perspectieven. Als we het voorstel van Engelaar combineren met de PVDA-voorstellen van een rijkentaks die 8 miljard kan opbrengen, en een progressieve meerwaardebelasting die een kleine 4 miljard kan opbrengen, dan komen we al aan 29 miljard per jaar. Zo zal het begrotingstekort rap opgelost zijn. Of zou er zoiets bestaan als ‘terugverlieseffecten’?
Iran
Van de talrijke commentaren die ik las over de Israëlische bombardementen op de Iraanse nucleaire installaties, was er een die ik onmiddellijk geloofde. ‘Veel landen in de wereld en in de regio zullen een veroordeling uitspreken, maar zullen stilletjes blij zijn dat het is gebeurd.’
Genocide
Journalist Patrick Van Gompel schrijft in De Morgen (9/6) dat een journalist moet proberen zich neutraal op te stellen, ook in emotioneel belanden conflicten als de Gaza-oorlog. Hij stelt daarbij ook de genocide-vraag.
Kan een verslaggever het woord genocide in de mond nemen? Ik vind van niet. Als hij dat doet, kiest hij … de kant van de Palestijnen. Ook al zijn er veel aanwijsbare feiten die de wettelijke omschrijving van genocide ondersteunen, als een verslaggever partij kiest, kan die niet meer terug. En dat is dodelijk voor de geloofwaardigheid.
Op die wettelijke omschrijving gaat Joshua Livestro dieper in (DS 6/6). Zijn conclusie:
Het gebruik van het woord genocide, hoe juridisch riskant ook, heeft een noodzakelijke rol gespeeld in het openbreken van het Europese geweten.
Volgens Livestro heeft het woord genocide dus een dubbel gebruik: een juridisch en een emotioneel. Je zou ook kunnen spreken van een letterlijke en een figuurlijke betekenis. En die figuurlijke betekenis kan een ‘noodzakelijke rol’ spelen om regeringen onder druk te zetten.
Ik wil niet moeilijk doen over woorden, maar een dubbele betekenis waarbij men naar believen nu eens de ene en dan weer de andere kan kiezen, vind ik geen zindelijke manier om een debat te voeren. Ik gebruik ook wel eens glibberige woorden als ‘neoliberaal’ en ‘links’ in wisselende betekenissen, maar dat doe ik nooit met polemische bedoelingen.
De nadelen van rekbare begrippen zijn duidelijk. Op de achterkant van Livestro’s stuk, staat een column van Paul Goossens die laat zien wat je met wisselende betekenissen kan doen.
Ondertussen wordt alles in gereedheid gebracht om 80 procent van grondgebied verboden terrein voor de Palestijnen te maken. Zo wordt de openluchtgevangenis die Gaza destijds was, tot een concentratiekamp opgetuigd. Zo’n kamp, zo leert te veel geschiedenis, is altijd een tijdelijke halte op weg naar een bestemming zonder toekomst.
Gaza was destijds geen openluchtgevangenis in de letterlijke zin, maar ik wil Goossens graag zijn figuurlijke overdrijving gunnen. Gaza is, ondanks de dramatische toestanden, vandaag ook geen ‘concentratiekamp’ in de letterlijke zin. Maar dat is wel wat Goossens voorspelt met zijn verwijzing naar de geschiedenis. Hij gaat nog niet zo ver om bijvoorbeeld het woord ‘vernietigingskamp’ te gebruiken. Dat kan nog altijd in een volgende column. Ook op gebied van emotioneel taalgebruik bestaat er zoiets als een hellend vlak.
Trilemma
Tot voor kort had ik nog nooit van een trilemma gehoord, en nu kom ik het voortdurend tegen. Volgens Lieven Sieoen bijvoorbeeld (DS 12/6) wordt Trump geconfronteerd met een ‘klassiek voorbeeld’ ervan. Hij wil een aantal beleidsdoelen tegelijk realiseren: de belastingen verlagen, de importheffingen verhogen, de openbare schuld onder controle houden en de groei stimuleren. Zo bekeken zou je het zelfs een quadrilemma kunnen noemen. Die zaken, schrijft Sieoen, ‘kunnen zelfs de executive orders van Donald Trum niet realiseren.’
Waarom niet eigenlijk?
Ik zie verschillende redenen. Ten eerste zijn importheffingen voor de economie nog schadelijker dan belastingen. Ten tweede wordt de factor besparingen – op sociale zekerheid, defensie of ambtenarij – niet meegerekend. En ten derde zou een regering niet zozeer de economische groei moeten stimuleren als vermijden dat ze die groei afremt. De effecten op langere termijn zijn daarbij belangrijker dan die op korte termijn.
Ik weet niet of het schema van het trillemma de situatie goed beschrijft.
Moraliserend links en rechts
Wie moraliseert het meest: rechts of links? Ze doen het geloof ik allebei. Maar hedendaags links doet het met meer enthousiasme en overtuiging. Ook hebben de twee kampen andere stokpaardjes. Links noemt de vijand ‘harteloos’, en rechts noemt de vijand liever ‘hypocriet’. Ook vindt rechts dat links zijn verstand niet gebruikt, en vindt links dat rechts geen verstand heeft.
Moraliseren over Israël
Neem nu een niet eens zo’n doorsnee linksliberaal als Bart Eeckhout. Hij stelt zich de vraag waarom ‘witte’ volwassen mannen zich zo boos maken over Greta Thunberg*. En aangezien hij zelf een ‘witte’ volwassen man is, slaagt hij erin om hun gevoelsleven aan te voelen. Die ‘witte’ volwassen mannen storen zich aan Thunberg omdat ze met alle geweld de aandacht zoekt, met groot gemak van de ene Goede Zaak naar de andere overstap, een propagandastunt op doorzichtige wijze vermomt als een humanitaire actie en ten slotte al te gemakkelijk ‘de morele kaart’ trekt.
Ja, dat zijn ook een beetje mijn redenen waarom ik mij erger aan Thunberg, en ook omdat ik geloof dat Thunberg over de Gaza-oorlog enigszins anders denkt dan ik. Zoiets is altijd ergerlijk. Maar ik begrijp ook dat het van slechte smaak zou getuigen om Thunberg te veel uit te lachen. Iemand mag iets anders denken dan ikzelf, en het is niet mooi om makkelijke slachtoffers uit te kiezen voor je spotlust. Ook ben je geen onmens omdat je ‘de aandacht’ trekt of omdat je een propagandastunt uithaalt.
En natuurlijk kun je gerust voor twee of drie Goede Zaken tegelijk strijden. Eeckhout maakt een venijnige opmerking over ‘filosofen die zich, vanuit het niets, ontpoppen tot gretige woordvoerders van de Israëlische zaak? Ik geloof dat hij Maarten Boudry bedoelt. Ik volg Boudry een beetje en ik vind niet dat hij ‘vanuit het niets’ de in zijn ogen eenzijdige anti-Israël berichtgeving bekriseert, net zoals Thunberg niet ‘vanuit het niets’ overstapt van klimaatactie naar Palestina-solidariteit. Alleen maakt Boudry zich met zijn standpunt onpopulair in zijn eigen milieu, terwijl Thunberg zich in haar milieu juist erg populair maakt.
Thunberg is ‘bereid om vernederingen te ondergaan,’ schrijft Eeckhout, en hij wil dat graag ‘heldhaftig’ noemen. Misschien vindt hij het wel een beetje heldhaftig van hemzelf om het voor Thunberg op te nemen. En wat zijn de vernederingen die Thunberg moet ondergaan? Dat ze verplicht werd door de Israëlische autoriteiten om te kijken naar een videomontage over de Hamasraid? Dat ze bespot wordt op de sociale media? Dat zijn vernederingen die zelfs een watje als ik best zou kunnen verdragen.
Eeckhout maakt van Thunbergs morele kaart zijn grootste troef:
De echte steen des aanstoots is, denk ik, dat activisten zoals Greta Thunberg de morele kaart trekken. Ze willen mensen een geweten schoppen … Opnieuw: ik kan me bij dat verwijt iets voorstellen. Met moraliseren - opleggen wat goed en deugdzaam is - ben je beter zuinig. Toch is ook dat een merkwaardige kritiek. Als je het nogal letterlijk van de kaart vegen van een bevolking, de massamoord op tienduizenden burgers, de etnische zuivering van een regio en uithongering als oorlogswapen niet langer als een morele kwestie mag behandelen, wat dan nog wel? Laten we daar maar eens zeer helder over zijn. Verontwaardigd zijn over een boot met activisten, maar niet over bijvoorbeeld schietpartijen op een verhongerde massa bij een voedselbedeling zegt iets over je morele positie.
Dit vind ik de moraliserende kant van links – en ik ben blij dat Eeckhout ook inziet dat men er beter zuinig mee is. Ikzelf probeer er héél zuinig mee te zijn. Ik vind een aantal van de slogans die je op Palestinabetogingen hoort onrealistisch, eenzijdig, fanatiek en naïef, maar zolang die mensen niet met geweren zwaaien ga ik niet snel een oordeel innemen over hun morele positie. En zelfs bij ronduit immorele meningen ‘de Gazanen moeten emigreren naar een ander land’ of ‘de Hamasraid was in wezen een daad van antikoloniaal verzet’ zal ik niet snel een oordeel klaarhebben over het morele gehalte van die mensen. Wie door ideologie en desinformatie misleid is, weet soms niet goed wat hij zegt.
* Waarom moet Eeckhout er nu weer die ‘witte’ volwassen mannen bij betrekken? Suggereert hij dat die mensensoort zich bedreigd voelt door een jonge vrouw als Thunberg? Geen enkel motief dat Eeckhout ontdekt heeft, kan worden in verband gebracht met geslacht, huidskleur of leeftijd van de Thunberg-criticus. Je kunt die motieven ongetwijfeld ook terugvinden bij jonge Joodse vrouwen. En waarom spreekt Eeckhout van ‘volwassen’ mannen? Weet hij niet dat het cliché ‘witte oude mannen’ is? Volwassen? Thunberg is volwassen. Zie ook het stuk van Rik Torfs op Doorbraak (hier)
Moraliseren over de werkloosheid
Er is een onderwerp waarover rechts sneller moraliseert dan links: de werkloosheid. Links oordeelt dat werkloosheid structurele oorzaken heeft: afdankingen, herstructureringen, automatisering, AI, discriminatie, onvoldoende omkadering, slecht afgesteld onderwijs. Rechts denkt dat er ook een morele oorzaak is. Dat sommige mensen geen inspanningen doen om werk te vinden, vooral in een tijd dat er veel vacatures zijn. Je zou met enige reden kunnen zeggen dat rechts hier moraliseert.
Dat is ook wat Reynebeau beweert in zijn column van 11 juni. Maar hij gaat dat moraliseren overdrijven. Rechts zou de werklozen verwijten dat ze ‘lui’ zijn, dat ze ‘profiteren’. Dat zijn woorden die rechtse politici vermijden, en wel hierom. De gemiddelde werkloze is geen pathologische luierik. Hij bevindt zich gewoon in een situatie waarin werkloosheid een niet onverstandige keuze is.
Wat wil het geval? De werkloze ontvangt een bescheiden uitkering, die typisch 60 procent van zijn vorig brutoloon bedraagt. De eerste jaren kan het meer zijn, de latere jaren minder. Door ons belastingstelsel is het best mogelijk dat die 60 procent van het brutoloon neerkomt op 80 procent van het vorige nettoloon. Maar als de werkloze nieuw werk zou vinden, is de kans groot dat hij zich als beginner met een lager loon tevreden moet stellen.
Kortom de kans is redelijk groot dat de werkloze door te gaan werken slechts 10 tot 30 procent meer verdient dan als hij zijn werkloosheidsuitkering zou blijven ontvangen. Sommige mensen zullen liever doodvallen dan werkloos te blijven, anderen zullen uit een hoger inkomen van 10 tot 30 procent voldoende motivatie halen om desnoods onaangenaam werk te aanvaarden, en nog anderen zullen, zoals De Wever het zei, verkiezen om ‘niet zo vroeg op te staan’. Mocht de situatie zich voordoen, dan sluit ik niet uit dat ik tot die langslapers zou behoren.
In elk geval, dat rechts hier links zou voorbijsteken in het moraliseren, kon Reynebeau niet zomaar over zijn kant laten gaan. Hij zou bewijzen dat hij als het op moraliserende verwijten aankomt, rechts nog altijd de baas kan. Daar gaan we. Rechts bestaat uit ‘neoliberale deugpronkers’. Rechts wil de werklozen ‘straffen’. Rechts wil ‘de bevolkingsgroepen tegen elkaar opzetten.’ Rechts ‘wantrouwt’ de mensen. Met andere woorden, rechts is niet alleen harteloos – dat wisten we al – maar ook hypocriet, wraakzuchtig, haatzaaiend en achterdochtig. Wat een stel ellendelingen. Als iemand mij zegt dat ik ook een van hen ben, zal ik dat, zoals Petrus, desnoods drie keer ontkennen.
Dat verwijt van ‘wantrouwen’ vind ik overigens het mooiste. Mensen als Bart De Wever hebben volgens Reynebeau een verkeerd mensbeeld. Ze denken ‘dat alleen geld, meer bepaald het gebrek daaraan, de mensen kan prikkelen om wat vroeger op te staan.’ Hier is De Wever geloof ik realistisch en Reynebeau idealistisch. Natuurlijk gaat het niet alleen om geld, maar het gaat minstens ook om geld. Zou de gepensioneerde Reynebeau zijn stukken blijven schrijven zelfs als hij er niet voor betaald werd? Ik veronderstel van wel; ik schrijf ook zonder ervoor betaald te worden. Maar er is veel werk – vuilnis ophalen bijvoorbeeld – dat ik alleen maar zou doen als ik geprikkeld werd door geld en meer bepaald door het gebrek eraan. Ik heb een redelijk pensioen, maar was het veel lager geweest, dan had ik ernstig overwogen om nog enkele jaren langer te werken.
Moraliserende elite
Ian Buruma vindt dat de ‘verwaande linkse elite best wat minder moralistisch mag zijn.’ (DS 7/6) Hij heeft gelijk. Ze mag ook wat minder elitair, verwaand en links zijn. Maar dat een groep mensen zich als een elite beschouwt, daar is niet veel aan te doen. Buruma vertelt een anekdote van Simon Leys. Die was aan het werken in een café waar populaire muziek uit een radio kwam. Op zeker moment werd echter een klarinetsonate van Mozart gedraaid. Er was toen een man die boos opstond en de knop omdraaide naar een andere zender met populaire muziek. De conclusie van Leys: ‘In alle vormen van menselijk streven geldt een bezield talent als een onverdraaglijke belediging voor middelmatigheid.’
Het gedrag van de Mozart-hater kan op veel manieren worden verklaard. Hij hoorde echt niet graag Mozart, ongeveer zoals ik. Of: hij hoorde dat er iets was dat hem ontging, en was boos op zichzelf. Of: hij hoorde die muziek en dacht bij zichzelf: dat is de muziek die rijke stinkerds graag horen; weg ermee. De drie verklaringen sluiten elkaar niet uit.
Dat is allemaal onvermijdelijk. Mensen die houden van Mozart, of van W.G. Sebald, of van Stanley Kubrick voelen zich enigszins verheven boven anderen die het licht niet gezien hebben. Dat gevoel kan aanleiding geven tot democratische bekeringsdrift of tot esthetische verwaandheid. Het beste is om beide impulsen onder controle te houden, en je Mozart- of Sebald- of Kubrick-liefhebberij te beschouwen als een raar trekje waar je geen verdienste aan hebt. Jij bent nu eenmaal zo, je mag van geluk spreken, je hebt er weinig verdienste aan. Mensen die niet in staat zijn om het schone in Mozart te ontdekken hebben wellicht iets anders waar ze ook veel plezier aan beleven. Misschien zijn ze zelfs in staat om Mozart op de piano te spelen terwijl het hen niet gegeven is van die muziek te genieten.
Er zijn nóg twee gevaren. Het eerste is dat bepaalde muzikale en literaire voorkeuren uiterlijke kentekenen worden van een maatschappelijke elite. Het onderwijs heeft daar in het verleden een grote rol in gespeeld, en terecht. Het is de moeite om te proberen de muzikale smaak van leerlingen te ontwikkelen, en dan kun je niet om Mozart heen. Het resultaat is: heel wat Mozart-liefhebbers en heel wat Mozart-snobs. Je trof ze aan in de salons die zo aardig beschreven worden door Proust.
Maar de tijden zijn veranderd. Onder de Klara-luisteraars heb je mensen van alle rangen en standen – die heb je eigenlijk altijd gehad – maar vooral: de hogere rangen en standen – vandaag dus de hoogopgeleiden – zijn al lang niet meer ex officio Klara-luisteraars. Er bestaat misschien nog wel een ‘hoge’ en een ‘lage’ cultuur, maar ze hangt niet meer vast aan homogene groepen van mensen.
En dan komt het tweede gevaar. Dat de hoogopgeleide elite zich gaat onderscheiden, niet door culturele verfijning of door ethisch gedrag, maar door ethische en politieke standpunten. Tom Naegels heeft er onlangs op gewezen* en Buruma doet het nu opnieuw. Wat bij Naegels echter beschrijving was, wordt bij Buruma aanklacht:
Gevoeligheid voor goede muziek of gecultiveerde belezenheid volstaan niet om bij die elites te horen. Je moet je ook conformeren aan bepaalde opvattingen over zaken als ras, gender en seksualiteit. Een progressief wereldbeeld is niet alleen een teken van intellectueel overwicht, maar ook van morele superioriteit … Het is dus niet zo verwonderlijk dat gelovige, conservatieve mensen, onder wie veel Trump-stemmers , zich ergeren aan de verwaandheid van een hoogopgeleide elite.
Buruma trekt daar ook een conclusie uit.
Het zou, al is het alleen uit zelfbehoud, de universiteiten betamen om het moralisme inherent aan zoveel sociale bevlogenheid in te perken. Dan kunnen professoren zich weer geheel concentreren op het vergaren en overbrengen van kennis, hun eigenlijke en nu meer dan ooit onmisbare taak.
Er zal geloof ik vooral een en ander moeten gebeuren in de sociale en geesteswetenschappen. Een meer waardenvrije benadering van de materie. Een pluralistischer aanwervingsbeleid**. Geen tolerantie voor intolerantie. En wellicht ook het schrappen van hele faculteiten.
* Zie daarover mijn stukje hier.
** Zie daarover mijn longread hier.
Misschien Eeckman vervangen door Eeckhout? Eeckman klink om verschillende redenen een beetje vies...
BeantwoordenVerwijderenIk moet zo oppassen. Eeckhout, Eeckman, Brinckhout, Brinckman. Een fout is zo gebeurd. En zeker in de voetnoten.
Verwijderen"maar ik wil Goossens graag zijn figuurlijke overdrijving gunnen."
VerwijderenJa, Goossens is en blijft een oud-pastoor.
Wat een geëmasculeerd sneeuwvlokje toch die Eeckhout. Hij zou alvast zijn stoere naam kunnen veranderen in bvb Spekhoutje.
BeantwoordenVerwijderen