Links: Fanny - Rechts: Belle |
Fanny had een donkere huidskleur, zag er zelfs een beetje Mexicaans uit, droeg ongewone kleren, kon als het moest overleven in het Wilde Westen, rolde zelf haar sigaretten en had overal een mening over. Boven alles verzorgde ze met toewijding haar man die veel last had van zijn gezondheid. Stevenson hoestte voortdurend bloed op waardoor hij dacht dat hij aan longtering leed – tot een dokter hem ervan overtuigde dat dat niet zo was, en vanaf dan hield het bloedhoesten op. Zijn laatste jaren bracht hij door op een van de Somoa-eilanden en zijn gezondheid was er voortreffelijk. Toen bekoelde de liefde van Fanny.
Belle Osborne, Fanny’s dochter, leek goed op haar moeder. Toen ze zeventien was, zag Belle er ouder uit dan haar leeftijd en Fanny jonger, waardoor ze voor zussen konden doorgaan. De moeder adviseerde haar dochter over mannen. Je kon hun aandacht trekken, zei ze, door ze intens aan te kijken, of door je hulpeloos voor te doen. Omdat ze zo goed op elkaar leken, was het niet verwonderlijk dat sommige mannen belangstelling hadden voor zowel de moeder als de dochter. Tegelijk hadden ook de twee Osbournevrouwen belangstelling voor dezelfde soort mannen. Dat leidde tot ingewikkelde toestanden in minstens vier gevallen.
Het begon toen Fanny en Belle naar Antwerpen reisden om daar aan de kunstacademie te studeren. Dat was geen succes, want de academie liet geen vrouwen toe. In Parijs vonden ze wel een academie die vrouwen toeliet, in de dubbele rol van leerling en model, en zo kwamen ze in contact met de wereld van kunstenaars en bohémiens, die ook Stevensons wereld was. Fanny flirtte - of had een verhouding - met de neef van de schrijver, Bob Stevenson, en met een van zijn vrienden, Frank O’Meara. Maar de twee mannen hadden evengoed aandacht voor Belle. Bob heeft nog met de idee gespeeld om met haar te trouwen en O’Meara heeft om haar een duel uitgevochten.
Toen Belle eindelijk trouwde met een ongetalenteerde en berooide schilder, wilde Fanny een hele tijd niets meer met haar dochter te maken hebben. Later woonden ze weer allemaal samen in het grote huis dat Stevenson had laten bouwen op Somoa. Belle werd de secretaresse van Stevenson en hun relatie werd behoorlijk innig. Dat kwam de schrijver gelegen aangezien Fanny nogal humeurig was, zo zonder zieke echtgenoot om voor te zorgen. Er is echter geen reden om te geloven dat Stevenson en zijn stiefdochter een verhouding hadden. Dat nu ook weer niet.
Na de dood van Stevenson werd Fanny een rijke weduwe die mannelijke ‘protegés’ om zich heen had. Een ervan was Gilbert Burgess. Er zijn van hem hartstochtelijke brieven bewaard waarvan lang werd aangenomen dat ze aan Fanny gericht waren, maar later onderzoek wees uit dat ze voor Belle bedoeld waren. De belangrijkste protegé was de journalist Ned Salisbury, die achtendertig jaar jonger was dan Fanny. Toen Fanny stierf, trouwde hij met Belle. Vergeleken met haar* was hij maar twintig jaar jonger, wat een heel verschil is. Ze werden schatrijk want een stuk grond dat Ned gekocht had, bleek boven een grote petroleumlaag te liggen.
Over hoe Fanny was in haar laatste jaren, zijn de meningen verdeeld. Ned Salisbury noemde haar ‘the only woman in the world worth dying for.’ De beroemde schrijver Henry James beschreef haar als ‘old, changed, barbaric, weary and queer.’ Maar dat laatste was James zelf ook, dat weten we ondertussen.
* Ik had hier eerst ‘dan haar’ in
plaats van ‘vergeleken met haar’ geschreven, maar dat leek me toch verdacht en
de zin bleef me dwarszitten. Ik vroeg raad aan de Taalprof die onmiddellijk antwoordde: ‘Ik
weet niet of er een officieel taaladvies over is, maar in de taalkundige
literatuur geldt dit soort “extractie uit een adjectivale woordgroep” als
ongrammaticaal. Het gaat namelijk om de woordgroep [jonger dan haar], waaruit
je [dan haar] “extraheert” om het vooraan de zin te zetten. Ook in mijn taalgevoel is dat ongrammaticaal.’