donderdag 30 mei 2024

N-VA-stemmertje


Een N-VA-stemmertje 
     Hoewel ik in het verleden op 4 verschillende partijen gestemd heb, ben ik nu een trouw N-VA-stemmertje geworden. Mocht N-VA morgen in het Oostendse gemeentebestuur de beslissing afdwingen dat er voortaan niet meer op de dijk mag worden gefietst, dan zou ik zo luid en langdurig vloeken dat mijn vrouw het incident jaren later nog zou vertellen op gezellige bijeenkomsten. Maar ik zou in het stemhokje toch op N-VA stemmen. 

Krantenkop
     De Standaard van 30 mei kopt op haar voorpagina: ‘N-VA en Open VLD beloven zwaardere sancties voor langdurig zieken.’ Uit het stuk eronder had men andere koppen kunnen halen. ‘N-VA en Groen pleiten voor de invoering van een geschiktheidsattest’. ‘CD&V wil einde maken aan ‘vrijblijvende’ re-integratietrajecten voor langdurig zieken.’ ‘PVDA wil afdanking van zieke werknemers helemaal onmogelijk maken.’ Gelukkig ben ik geen eindredacteur. Misschien zou ik mijn keuze wel onbewust mee laten bepalen door mijn sympathieën en antipathieën.

Politieke analyses
     Cathérine Moerkerke vroeg aan Alexander De Croo welke eigenschap hij het meest bewonderde in Bart De Wever. ‘Zijn vermogen om politieke analyses te maken,’ zei De Croo. ‘Hij kan dat veel beter dan ik.’ Toevallig is dat een eigenschap die ik erg apprecieer. Een politicus als Jean-Luc Dehaene heb ik lange tijd met argwaan bekeken. Een ‘travaillist’, dat kon nooit wat worden. Maar dat veranderde toen ik, tijdens zijn tweede regeerperiode, interviews met hem begon te lezen. Ik kreeg een grote bewondering voor zijn ‘vermogen om politieke analyses te maken.’

 N-VA en VB
     Een bepaald soort linksen – ik denk aan Tom Lanoye – lijkt een grotere afkeer te hebben van N-VA dan van VB. Dat heeft slechts gedeeltelijk te maken met het cordon waardoor een VB-stem in de Belgische context een nutteloze stem is. Een belangrijker reden lijkt mij dat voor die mensen het ‘fascisme’ van VB ‘voor iedereen duidelijk is’, terwijl N-VA ‘ontmaskerd’ moet worden, misschien ook voor de ontmaskeraars zelf. Dat laatste is niet zo ongewoon. Ik bijvoorbeeld schrijf wel vaker stukjes om de zaken voor mezelf te verduidelijken.
      Dat soort linksen onderschat de huidige complexiteit van VB. Wie VB wil ‘ontmaskeren’ mag daar vandaag ook wel eens dieper over nadenken. Ignaas Devisch wilde onlangs aantonen dat VB ‘geen normale partij is’ en moest daarvoor zijn toevlucht nemen tot een uitspraak van Dries Van Langenhove – geen vooraanstaand VB-lid – over het ANC in de jaren 80 en over de toestand in Zuid-Afrika nu. Had Devisch nu nog een grondige analyse van die uitspraak gemaakt!
     Ik kan het ook anders formuleren. Sommige linksen verheugen er zich over dat N-VA bij de volgende verkiezingen minder stemmen zal halen dan vorige keer, en daarbij vergeten ze in zekere zin dat die stemmen dan naar VB gaan. Ze plaatsen dat tussen haakjes, want het gaat hen om N-VA. ‘N-VA heeft het zelf gezocht!’ ‘N-VA had maar dit moeten doen.’ ‘N-VA had maar dat moeten nalaten.’ VB daarentegen ligt buiten hun blikveld, aan het gezicht onttrokken door een aantal mantra’s
     Ik wil elk modewoord minstens één keer gebruiken.
 

Politieke reclame
     Behalve de slogan ‘Vlaamse Welvaart’, vind ik de politieke reclame van N-VA de slechtste. Dat komt geloof ik omdat ik ‘mijn’ partij strenger beoordeel dan de andere. Zo vond ik vroeger ook dat mijn zoon slechter voetbalde dan de andere spelertjes. Maar ik wist niets af van voetbal zoals ik ook nu niets afweet van politieke reclame. Voetbalpapa’s die het spelletje beter kenden, verzekerden mij telkens weer dat mijn zoon een goede match had gespeeld.

Politieke reclame (2)
     Nu heb ik onlangs op FB twee stukjes N-VA-reclame gezien die ik wel goed vond. Eentje op de FB-pagina van Theo Francken waarin hij uitlegt waarom confederaliseren beter is dan herfederaliseren, en eentje op de pagina van Geert Bourgeois waarin hij uitlegt dat de twee laatste Vlaamse regeringen een veel socialer beleid hebben gevoerd dan de socialisten laten verstaan. Maar het waren twee long reads, dus ik weet niet of dat goede reclame is.

Liberaal
     Aangezien ik mij in de eerste plaats tot het liberalisme beken, wilde ik de stemtest gebruiken om de standpunten van Open VLD en N-VA te vergelijken op 17 ‘liberale’ thema’s (sociale woningbouw, erkenning moskeeën, gratis schoolmaaltijden, import op Chinese auto’s, spaarrente, hoofddoek, openbaar vervoer, werkloosheidsuitkeringen, sociale media, abortus, begrotingstekort, dienstencheques, stakingspiketten, vermogensbelasting, gezichtsherkenning, stemplicht, subsidie voor veeteelt).
      Bij die vergelijking scoort Open VLD 11/17 en N-VA 9/17. Voor sommige van de Open VLD-keuzes ben ik te conservatief (abortus op 18 weken, hoofddoek achter het loket) of heb ik geen mening (gezichtsherkenning). Ik volg Open VLD voor dienstencheques, spaarrente, en sociale woningbouw, en ik volg N-VA voor sociale media, subsidies voor veeteelt, gratis schoolmaaltijden en vermogensbelasting. Wel geloof ik dat de stemtest het Open VLD-standpunt over vermogensbelasting slecht samenvat. Misschien scoren ze in werkelijkheid wel 12/17.
     Maar dan is er de theorie en de praktijk. De Croo zegt wel af en toe iets liberaals, maar hij leidde ondertussen een regering met een erg socialistisch beleid. 

Speciale reden
      Ik heb een speciale reden om te hopen op een N-VA-deelname aan de volgende regering. Ik heb gemakkelijk sympathie voor degenenen die verantwoordelijkheid dragen, en minder voor degenen die oppositie voeren. Een N-VA in de oppositie geeft mij toch altijd een beetje een stuurlui-aan-wal-gevoel. 

Een N-VA-stemmertje


Een N-VA-stemmertje 
     Hoewel ik in het verleden op 4 verschillende partijen gestemd heb, ben ik nu een trouw N-VA-stemmertje geworden. Mocht N-VA morgen in het Oostendse gemeentebestuur de beslissing afdwingen dat er voortaan niet meer op de dijk mag worden gefietst, dan zou ik zo luid en langdurig vloeken dat mijn vrouw het incident jaren later nog zou vertellen op gezellige bijeenkomsten. Maar ik zou in het stemhokje toch op N-VA stemmen. 

Krantenkop
     De Standaard van 30 mei kopt op haar voorpagina: ‘N-VA en Open VLD beloven zwaardere sancties voor langdurig zieken.’ Uit het stuk eronder had men evengoed andere koppen kunnen halen. ‘N-VA en Groen pleiten voor de invoering van een geschiktheidsattest’. ‘CD&V wil einde maken aan ‘vrijblijvende’ re-integratietrajecten voor langdurig zieken.’ ‘PVDA wil afdanking van zieke werknemers helemaal onmogelijk maken.’ Gelukkig ben ik geen eindredacteur. Misschien zou ik mijn keuze wel onbewust mee laten bepalen door mijn sympathieën en antipathieën.

Politieke analyses
     Cathérine Moerkerke vroeg aan Alexander De Croo welke eigenschap hij het meest bewonderde in Bart De Wever. ‘Zijn vermogen om politieke analyses te maken,’ zei De Croo. ‘Hij kan dat veel beter dan ik.’ Toevallig is dat een eigenschap die ik erg apprecieer. Een politicus als Jean-Luc Dehaene heb ik lange tijd met argwaan bekeken. Een ‘travaillist’, dat kon nooit wat worden. Maar dat veranderde toen ik, tijdens zijn tweede regeerperiode, interviews met hem begon te lezen. Ik kreeg een grote bewondering voor zijn ‘vermogen om politieke analyses te maken.’

 N-VA en VB
     Een bepaald soort linksen – ik denk aan Tom Lanoye – lijkt een grotere afkeer te hebben van N-VA dan van VB. Dat heeft slechts gedeeltelijk te maken met het cordon waardoor een VB-stem in de Belgische context een nutteloze stem is. Een belangrijker reden lijkt mij dat voor die mensen het ‘fascisme’ van VB ‘voor iedereen duidelijk is’, terwijl N-VA ‘ontmaskerd’ moet worden, misschien ook voor de ontmaskeraars zelf. Dat laatste is niet zo ongewoon. Ik bijvoorbeeld schrijf wel vaker stukjes om de zaken voor mezelf te verduidelijken.
      Dat soort linksen onderschat de huidige complexiteit van VB. Wie VB wil ‘ontmaskeren’ mag daar vandaag ook wel eens dieper over nadenken. Ignaas Devisch wilde onlangs aantonen dat VB ‘geen normale partij is’ en moest daarvoor zijn toevlucht nemen tot een uitspraak van Dries Van Langenhove – geen vooraanstaand VB-lid – over het ANC in de jaren 80 en over de toestand in Zuid-Afrika nu. Had Devisch nu nog een grondige analyse gemaakt van die uitspraak!
     Ik kan het ook anders formuleren. Sommige linksen verheugen er zich over dat N-VA bij de volgende verkiezingen minder stemmen zal halen dan vorige keer, en daarbij vergeten ze in zekere zin dat die stemmen dan naar VB gaan. Ze plaatsen dat tussen haakjes, want het gaat hen om N-VA. ‘N-VA heeft het zelf gezocht!’ ‘N-VA had maar dit moeten doen.’ ‘N-VA had maar dat moeten nalaten.’ VB daarentegen ligt buiten hun blikveld, aan het gezicht onttrokken door een aantal mantra’s.
     Ik wil elk modewoord minstens één keer gebruiken.
 

Politieke reclame
     Behalve de slogan ‘Vlaamse Welvaart’, vind ik de politieke reclame van N-VA de slechtste. Dat komt geloof ik omdat ik ‘mijn’ partij strenger beoordeel dan de andere. Zo vond ik vroeger ook dat mijn zoon slechter voetbalde dan de andere spelertjes. Maar ik wist niets af van voetbal zoals ik ook nu niets afweet van politieke reclame. Voetbalpapa’s die het spelletje beter kenden, verzekerden mij telkens weer dat mijn zoon een goede match had gespeeld.

Politieke reclame (2)
     Nu heb ik onlangs op FB twee stukjes N-VA-reclame gezien die ik wel goed vond. Eentje op de FB-pagina van Theo Francken waarin hij uitlegt waarom confederaliseren beter is dan herfederaliseren, en eentje op de pagina van Geert Bourgeois waarin hij uitlegt dat de twee laatste Vlaamse regeringen een veel socialer beleid hebben gevoerd dan de socialisten laten verstaan. Maar het waren twee long reads, dus ik weet niet of dat goede reclame is.

Liberaal
     Aangezien ik mij in de eerste plaats tot het liberalisme beken, wilde ik de stemtest gebruiken om de standpunten van Open VLD en N-VA te vergelijken op 17 ‘liberale’ thema’s (sociale woningbouw, erkenning moskeeën, gratis schoolmaaltijden, import op Chinese auto’s, spaarrente, hoofddoek, openbaar vervoer, werkloosheidsuitkeringen, sociale media, abortus, begrotingstekort, dienstencheques, stakingspiketten, vermogensbelasting, gezichtsherkenning, stemplicht, subsidie voor veeteelt).
      Bij die vergelijking scoort Open VLD 11/17 en N-VA 9/17. Voor sommige van de Open VLD-keuzes ben ik te conservatief (abortus op 18 weken, hoofddoek achter het loket) of heb ik geen mening (gezichtsherkenning). Ik volg Open VLD voor dienstencheques, spaarrente, en sociale woningbouw, en ik volg N-VA voor sociale media, subsidies voor veeteelt, gratis schoolmaaltijden en vermogensbelasting. Wel geloof ik dat de stemtest het Open VLD-standpunt over vermogensbelasting slecht samenvat. Misschien scoren ze in werkelijkheid wel 12/17.
     Maar dan is er de theorie en de praktijk. De Croo zegt wel af en toe iets liberaals, maar hij leidde ondertussen een regering met een erg socialistisch beleid. 

Speciale reden
      Ik heb een speciale reden om te hopen op een N-VA-deelname aan de volgende regering. Ik heb gemakkelijk sympathie voor degenenen die verantwoordelijkheid dragen, en minder voor degenen die oppositie voeren. Een N-VA in de oppositie geeft mij toch altijd een beetje een stuurlui-aan-wal-gevoel.

woensdag 29 mei 2024

Proust en ChatGPT

     Een beroemde scène in Prousts Recherche is die waarin de jeunes filles en fleur Albertine en Andrée het examenopstel van hun vriendin Gisèle bespreken. Gisèle had kunnen kiezen tussen twee opdrachten en had de moeilijkste gekozen: ‘Sophocles schrijft vanuit de onderwereld aan Racine om hem te troosten bij het geringe succes van zijn toneelstuk Athalie.’ Gisèle had voor haar opstel 14/20 gekregen én felicitaties van de jury. Als ik haar opstel nu had moeten quoteren had ik Gisèle eveneens gefeliciteerd, de punten voor inflatie aangepast naar 19,5/20, en mij afgevraagd of de titel haar misschien door iemand op voorhand was ingefluisterd zodat ze haar opstel door haar moeder of haar tante had laten schrijven.
     Of door ChatGPT?
      Ik heb het zojuist even uitgeprobeerd met ChatGPT en kreeg een brief vol algemene troostwoorden, die begon met Beste Jean. Zo'n familiaire voornaam was als aanspreking tussen mensen die elkaar niet kennen was al zeker uitgesloten in de classisicistische tijd. Gisèle had dat in haar opstelbeter gedaan, beginnend met Mon cher ami, al was ook dat een anachronisme. Haar vriendin Albertine suggereerde Mon cher Racine, maar de pedante Andrée vond – terecht – een droge Monsieur nog beter.
     Verder bewijst Gisèle in haar opstel dat ze zowel Athalie  als Racine en zijn tijd enigszins kent: ze citeert een held van het toneelstuk: Joad; ze suggereert een gelijkenis tussen de karaktertekening van Racine en en die van zijn collega Corneille; ze verwijst naar het ongewone gebruik van koorzangen; ze vermeldt de religieuze thematiek; en ze citeert verzen van Boileau – die ze door het stuk van Racine gelogenstraft acht. ‘Je zou geloven dat ze alles heeft overgeschreven,’ zegt Albertine. ‘En dan die verzen! Waar heeft ze die gepikt?’
     Al die mooie details van Gisèle ontbreken bij ChatGPT. Geen Joad, geen koorzangen, geen religieuze thematiek, geen Boileau, geen Corneille. Je zou ChatGPT natuurlijk de opdracht kunnen geven om dat allemaal in de brief te verwerken, maar dan moet je die dingen eigenlijk al weten. 
     En voor een topopstel zoals de pedante Andrée geschreven zou hebben moet je ook nog Voltaire, Deltour en Gascq-Desfossés in je ‘prompt’ vermelden. Boven alles moet je weten dat de examinator die je opstel zal lezen, gespecialiseerd is in enkele weinig bekende voorlopers van Racine, namelijk Robert Garnier en Montchrestien. ‘Door die namen alleen maar te citeren, ben je al zeker geslaagd,’ zegt Andrée.
     Overigens heeft ChatGPT wel goed de stijl van formele brieven en verhandelingen in de vingers. 


dinsdag 28 mei 2024

Links en rechts op x- en y-as

 

    Volgens De Standaard van 21 mei zijn bijna alle politieke partijen naar rechts opgeschoven. Dat wordt geïllustreerd met een 2-assen grafiek. Op de horizontale as worden de economische standpunten van de partijen weergegeven en op de verticale as de culturele. ‘Rechts’ staat ook werkelijk rechts op de horizontale as, en op de verticale as staat ‘rechts’ bovenaan. ‘Links’ staat op de tegenovergestelde posities.
     Zo’n 2-assen stelsel is in elk geval een vooruitgang tegenover het 1-as stelsel van links versus rechts. Ook voelt het resultaat zoals dat in de grafiek wordt weergegeven min of meer juist aan. Je kijkt naar de plaats van de gekleurde stippen en je denkt: ja, dat is ongeveer waar die partijen horen te staan.  
     Om een idee te krijgen van welke programmapunten men gebruikt om de stippen op de assen te plaatsen, heb ik de 35 vragen van de stemtest erbij gehaald. Als je die 35 vragen vergelijkt met het assenstelsel, dan ontkom je niet aan een aantal vaststellingen.
  1. Een aantal programmapunten heeft van ver noch van dichtbij met de tegenstelling ‘links’ en ‘rechts’ te maken. Ik denk bijvoorbeeld aan de vraag over een andere spreiding van de schoolvakanties, of aan die over de financiering van de grootsteden.
  2. Het middelpunt van het assenstelsel wordt bepaald door de bestaande partijprogramma’s. Het economische middelpunt bijvoorbeeld ligt tussen MR/N-VA en PS. Voor een orthodoxe liberaal ligt dat middelpunt veel te ver naar links, voor een orthodoxe communist ligt het veel te ver naar rechts. Maar voor een pragmatisch doel als een vergelijking, is de methode goed genoeg*.
  3. Daarbij moeten we opmerken dat de economische as door liberalen en socialisten op een andere manier wordt gedefinieerd. De liberaal kijkt naar de ecomische methode: staatstussenkomst of vrij initiatief. De socialist kijkt naar het resultaat: grotere of kleinere inkomensgelijkheid.
  4. De economische partijstandpunt worden gedeeltelijk ingegeven door principes, maar ook gedeeltelijk door de belangen van het eigen electoraat. Dat is duidelijk bij de rechtse partijen. Zo is OVLD, tegen de liberale principes in, voorstander van subsidies aan de veeteelt en wil N-VA, alweer tegen de liberale principes in, een hogere interest op de spaarrekeningen verplicht maken.
  5. Dezelfde inconsequentie tref ik aan bij de linkse partijen. Bij de stemtest had ik als vrijhandelaar ingevuld dat ik tegen importtarieven voor Chinese elektrische auto’s was. Ik werd daarin alleen gesteund door Groen en PVDA. Maar ik vermoed dat bij geen van die twee partijen het vrijhandelsideaal een grote rol speelt. 
  6. Wat hoort bij de culturele as? Je kunt er van alles instoppen: milieu, migratie, asiel, multiculturaliteit, secularisme, privacy, law and order, abortus, euthanasie,  buitenlandse politiek, vrije meningsuiting, kinderrechten, vernieuwende pedagogie, moderne kunst … Wat is in godsnaam de gemeenschappelijke noemer?
  7. Vroeger was het makkelijker om een consistente culturele as te bepalen. Aan het individualistische uiteinde had je het ideaal van maximale vrijheid voor het individu, zolang een ander individu geen duidelijk aanwijsbare schade berokkend werd. Aan het communautaristische uiteinde had je een maatschappij, of desnoods de staat, die normen kon opleggen om zichzelf in stand te houden en te beschermen tegen gevaarlijke nieuwlichterij. 
  8. Ik zou in zo’n geval dicht bij het ‘progressief-liberale’ individualisme hebben gestaan: tolerantie, vrije meningsuiting, gelijke rechten voor vrouwen, geen discriminatie van LGBTI-mensen, vrij verkeer van personen, ieder zijn geloof, multiculturaliteit, vrije euthanasie, vrije abortus, open en pluralistische opvoeding, bescherming van privacy.
  9. De laatste drie verdienen voor mij meteen een principiële nuancering: abortus moet binnen een redelijke termijn gebeuren, kinderen moeten gezag aanvaarden, en de staat moet over de nodige middelen beschikken om de misdaad te bestrijden en om law and order te handhaven. Door die nuances zou ik mij ergens tussen de progressief-liberale pool en het centrum bevonden hebben.
  10. Vandaag is dat anders. Veel progressief-liberalen hebben het individualisme ingeruild voor de ideologie van groepsrechten: positieve discriminatie, speciale bescherming op de arbeids- of huurmarkt, censuurpraktijken* zodat ‘niemand gekwetst of misleid wordt’, enzovoort. Daardoor word ik als individualist weggeduwd van die pool.
  11. De praktijk van massale asielmigratie – niet tientallen, maar tienduizenden – heeft een nieuwe realiteit in het leven geroepen. Grote allochtone gemeenschappen kunnen slechts goed functioneren als ze in de Westers-individualistische maatschappij geïntegreerd raken, en dat komt er niet van als er telkens nieuwe migranten bijkomen. Mijn bezwaar – in deze context – tegen open grenzen duwt mij nog verder weg van de liberaal-progressieve pool. 
  12. Multiculturaliteit behoort ook tot de waarden van de progressief-liberaal. Ik ben in die kwestie nogal centristisch. Die multiculturaliteit moet niet te veel ‘aangemoedigd’, en niet te veel ‘bestreden’ worden. De staat kan noch moet op dat terrein veel bereiken. ‘Gelijkwaardigheid van man en vrouw in het gezin’ etc. kun je niet decreteren. 
  13. Uitzonderingen zijn voor mij het secularistische beginsel dat hoofddoeken niet op hun plaats zijn aan loketten en in het openbaar onderwijs, en het pedagogisch beginsel dat op school, of minstens in de klas, geen allochtone talen getolereerd worden. Op die terreinen is een streep in het zand beter dan slappe tolerantie. 
  14. Ook voor het milieu ben ik een centrist. Als ik het gewichtig mag formuleren, ben ik een voorstander – let nu goed op – van een ‘evenwicht tussen economische vooruitgang en zorg voor het milieu.’ Maar ik heb geen idee waar dat evenwicht ligt.
  15. En voor de buitenlandse politiek ten slotte, wat is hier ‘links’ en ‘rechts’? VB en PVDA zijn de enige partijen die zich ertegen verzetten dat Oekraïne lid zou worden van de Europese Gemeenschap. Ik ben in elk geval Westers-gezind, zij het minder enthousiast voor buitenlandse interventies, dan vroeger. Maar die Belgische F-16s voor Oekraïne mogen voor mij morgen al geleverd worden. We moeten heus niet wachten tot de F-35s in onze eigen hangars stof staan te vergaren.
* Zie over die kwestie ook mijn polemiek met Seppe De Meulder: hier
** Een voorbeeld van zon censuurpraktijk is het linkse programmapunt dat de staat moet ingrijpen om fake news op de sociale media tegen te gaan.

maandag 27 mei 2024

Literaire dystopieën: links en rechts

     Een linkse dystopische roman beschrijft een toekomst met een rechtse dictatuur*, en een rechtse dystopische roman beschrijft het omgekeerde. In DSL (4 mei) worden er twee zo’n romans, naast elkaar, besproken. Als je de bijlage in het midden openslaat staat aan de ene kant de bespreking van Lied van de profeet van Paul Lynch, en aan de andere kant die van Waanzin van Lionel Schriver**.
      In het boek van Lynch heeft een rechts-populistische partij de noodtoestand afgekondigd. En in het boek van Schriver is een links verbod uitgevaardigd om te spreken over verschillen in menselijke intelligentie. Uit de besprekingen leer ik dat het boek van Lynch ‘donker’ en ‘ultrazwart’ is, terwijl het boek van Shriver veel ‘humor’ bevat. De kans is dus groter dat ik het tweede zal lezen.
    De recensie over Shrivers boek is nogal kritisch voor wat we de strekking van de roman zouden kunnen noemen.  De centrale idee  het taboe op intelligentieverschillen  wordt absurd genoemd. Maar is dat idee zo absurd? In het huidig onderwijsdiscours en -onderzoek bijvoorbeeld is het echt niet bon ton om over intelligentieverschillen te spreken. Het moet over verschillen in sociale afkomst gaan. Of over verschillen in interessesferen. Of over verschillen in leerstijlen. Met andere woorden: over alles behalve over intelligentieverschillen.
     En verder wordt Shriver een gebrek aan nuance verweten, een hardnekkige doemdenkerij, een ‘overgevoeligheid voor overgevoeligheid’ en een gemis aan subtiliteit. Het is duidelijk: de recensent loopt er niet in. Hij heeft zich niet laten verblinden door wat hij in de laatste alinea omschrijft als haar ‘ijzersterke stilistiek’. Er is meer nodig dan humor, alliteraties en slimme woordspelingen om de recensent van het rechte pad af te brengen, al geeft hij toe dat Shriver ook vaak echt iets te zeggen heeft.
    Het is alleen jammer dat de bespreking begint met een cliché. ‘Lionel Shriver, grapt de recensent, ‘is een van die mensen die graag roept dat we tegenwoordig niks meer mogen zeggen. Om vervolgens ongehinderd te zeggen wat ze wil.’
     Dat is een leuke paradox, voor één keer, maar in Tegendraads had Shriver die al opgelost. Het zijn alleen (veel, maar niet alle) progressieven die zich door woke het zwijgen laten opleggen. Die mogen vandaag niets meer zeggen. Die moeten op hun tellen passen. Conservatieven en libertairen (en sommige progressieven) gaan gewoon door met te zeggen wat ze willen, ook al worden ze daarbij wel eens gehinderd. 

*Rechtse politieke dictaturen óf dictaturen met een oppermachtige privé-bedrijven
** Over Shriver, zie ook mijn stukje hier.

Het nieuwe etatisme en de factuur

     In zijn commentaar van 23 mei wijst Karel Verhoeven terecht op de ironie dat een liberaal als Decroo zich ‘ontpopt tot roerganger van een nieuw industrieel beleid.’ Hij noemt zo’n beleid het ‘nieuwe etatisme’. De staat geeft recordsubsidies aan – en neemt aandelen in – sectoren die ze in ons land op chauvinistische wijze wil ‘verankeren’. Verhoeven aarzelt in deze kwestie tussen een socialistische en een liberale opvatting. Als halve socialist vindt hij het normaal dat de politiek ‘hefbomen’ moet hebben om ‘de grote economische spelers te sturen’. Maar als halve liberaal ziet hij ook de nadelen. En dan gaat hij dingen schrijven waar ik het voor één keer mee eens ben.

Dan blijft het goed in herinnering te brengen waar de vrije markt ons van verlost heeft, de monopolisten in telecom en energie, de bureaucratie, de politisering van de diensten, het gebrek aan innovatie, de te hoge kostprijs voor de consument en de belastingbetaler.

     Een vrije markt is inderdaad, minstens in theorie, de beste garantie voor bijvoorbeeld lage stroomtarieven. Alleen innovatie en verhoogde efficiëntie kan daarvoor zorgen.  De staat kan wel lagere prijzen decreteren, maar alleen als de kostprijs door hogere belastingen wordt gedekt.
       Kan de staat de monopoliewinsten van energie-producenten en -verdelers niet ‘afromen’ ten voordele van de klant? Kan de staat geen percentage vastleggen van de winst die die bedrijven mogen maken? Uiteraard kan de staat dat. De moderne staat is oppermachtig. Maar in die logica heeft het privé-initiatief geen enkele zin meer. Waarom zou een privé-ondernemer nog innoveren als extra winst leidt tot extra afroming? Dan kan de de hele sector beter meteen worden genationaliseerd, en komen we opnieuw op de communicerende vaten uit van hoge prijzen of hoge belastingen. De beste garantie tegen monopoliewinsten is niet afroming, maar vrijhandel en concurrentie.
      Het kan niet worden ontkend dat protectionisme en chauvinisme in plaats van vrijhandel tijdelijke voordelen kunnen bieden. Als Frankrijk erin slaagt om ons afhankelijk te maken van háár energieproductie, dan kan ze ons land hogere tarieven aanrekenen, om daarmee de lagere tarieven in eigen land te compenseren. De Franse burgers varen er wel bij. 

     Maar zo’n monopolistisch voordeel blijft niet duren. De gemakkelijke buitenlandse winsten maken innovatie overbodig: waarom je uitsloven om alles spaarzamer en efficiënter te doen als het geld uit België binnenstroomt? Door dat gebrek aan spaarzaamheid en efficiëntie worden de productiekosten steeds hoger en uiteindelijk krijgen ook de Franse burgers een zwaardere factuur. Misschien denken ze dan even aan hun noorderburen die een nóg zwaardere factuur in de bus krijgen, maar je moet al erg chauvinistisch zijn om uit die gedachte veel troost te putten. Nu ja, de Fransen en chauvinisme … 

Linkse en rechtse mantra's

     In een opiniestuk in De Standaard (22/5) neemt Maud Vanwalleghem het op voor de Senaat. ‘Kamer en Senaat,’ schrijft ze, ‘stemmen elk apart over grondwetsherzieningen en over wetten die de organisatie van de federale staat regelen. Die tweetrapsprocedure vormt een rem op al te snelle beslissingen die de grondwet tot een vodje papier reduceren … Constitutionele shortcuts kunnen tot een verminderde bescherming van burgerrechten en fundamentele vrijheden leiden.’
     De Belgische staat is misschien een apart geval, maar een tweekamerstelsel op zich, met Kamer en Senaat, heb ik altijd een sympathiek onderdeel van de checks-and-balances van de moderne democratie gevonden. Ook schrijft Van Walleghem terecht dat de kritiek op de Senaat vaak de vorm aanneemt van een mantra: een slagzin die onmiddellijke en gedachteloze instemming oproept. Ze geeft nog enkele voorbeelden van zulke mantra’s: Brussel is een hellhole, de Walen zijn lui, de vakbonden deugen niet, vrouwen moeten kinderen krijgen voor hun dertigste, vluchtelingen moeten terug in zee worden geduwd.  ‘Voorbeelden zat,’ schrijft Van Walleghem.
     Wat mij hier ontgoochelt, is dat de vijf voorbeelden die Van Waleghem geeft allemaal rechtse mantra’s zijn. Dat komt natuurlijk omdat ikzelf een beetje rechts ben en mij daar makkelijker aan stoor. Ik had dat ook met het boekje How to Lie with Statistics. Het boekje stond vol voorbeelden waarin statistieken misbruikt werden, maar het waren allemaal voorbeelden van rechts misbruik. 
     Goed, denk ik dan bij mijzelf, dat boekje is van 1954, dus toen waren die rechtse manipulaties misschien dominant in de pers. Maar vandaag is dat toch anders. Als ik nu de koppen overloop van De Standaard, Knack en De Groene Amsterdammer, dan heb ik dagelijks of wekelijks een rijke oogst aan linkse mantra’s. Of neem het stuk van Paul Goossens in DS (24/5) over de Israëlische ‘genocide’. Ik citeer: ‘Vandaag laat de Vlaams-nationalist het Palestijnse volk vernietigen. Hier is meer aan de hand dan onversneden islamofobie.’ Zijn genocide en islamofobie en wellicht zelfs Palestijnse volk** hier geen mantra’s?
     Als Van Walleghem alleen een links publiek gunstig wil stemmen tegenover de Senaat, is er natuurlijk geen vuiltje aan de lucht met die eenzijdige selectie van rechtse mantra’s. Maar als ze ook een rechtse zak als ik er een ben wil overtuigen, moet ze wat meer evenwicht brengen in haar voorbeelden. ’t Is een kleinigheid, maar het helpt. Ik probeer het soms ook.
     Daarnaast zou het interessant zijn om na te gaan of een mantra niet even vaak van een echomantra vergezeld wordt. Ik heb nog niet vaak de mantra Walen-zijn-lui gehoord of gelezen, maar de echomantra partij-X-beweert-dat-de-Walen-lui zijn heb ik wel al vaak gehoord of gelezen. De rechtse mantra omvolking hoor of lees ik wel eens, maar de echomantra meester-meester-hij-heeft-‘omvolking’-gezegd hoor of lees ik minstens even vaak. 

** Is de uitdrukking Palestijnse volk een mantra? In de pers lees ik in elk geval niet vaak over het Israëlische of Joodse volk.

6 stellingen over het cultuurbudget

1. In een ideale maatschappij zijn subsidies voor kunstenaars overbodig. De kunstenaars worden onderhouden door het kunstminnend publiek. 

2. Uitzonderingen zijn bibliotheken en musea – die een onrechtstreekse subsidiëring inhouden van schrijvers en beeldende kunstenaars*.

3. Alle politieke partijen lijken op een verhoging van het cultuurbudget aan te sturen, Vlaams Belang zelfs op een verdubbeling. Dat is een heilloze weg.

4. Vlaams Belang lijkt ook iets te willen ondernemen tegen het overwicht van links en woke binnen de kunstenaarswereld. Ook dat is een heilloze weg. Je moet kunstenaars hun gang laten gaan. Wil een artiste peintre zijn haar zo lang dragen dat het over zijn kraag hangt, dan moet de burgerman of -vrouw dat verdragen.

5. Als de hedendaagse kunstenaar links is, moet rechts zich daarom niet druk maken. Veel van wat de linkse kunstenaar produceert is apolitiek. En als het wél politiek is, bereikt het alleen een selecte groep gelijkgezinden. Subsidies voor linkse artistieke projecten kunnen jeuk veroorzaken, maar eraan denken maakt de jeuk alleen erger. 

6. De belangrijkste cultuuroverdracht die de overheid moet sturen is die in het onderwijs. Hier is het tijd voor een Grote Restauratie. De eindtermen en leerplannen voor Nederlands moeten dringend het literatuuronderwijs en literatuurgeschiedenis in ere herstellen. Ook in de lessen Frans, Engels en Duits moet er opnieuw meer aandacht zijn voor literatuur. Het leerplan Geschiedenis moet de feitelijke kennis van het verleden en de Westerse canon centraal stellen. Er moeten lesuren worden voorzien voor de geschiedenis van de muziek en van de beeldende kunsten.

* Ik laat andere subsidies, zoals die voor het behoud van waardevol patrimonium, onbesproken. Ik zeg alleen iets over subsidies voor kunstenaars. 

zondag 26 mei 2024

De 'kloof' tussen unief en burger


      
Uit een peiling van het studentenblad Veto blijkt dat het personeel van KU Leuven sinds de vorige verkiezingen met meer dan 10 procent opgeschoven is naar links. De collectieve score van Groen, Vooruit en PVDA loopt op tot 64 %. Voor het Europees Parlement alleen scoort Groen  44,7 % terwijl die partij bij de laatste HLN-peiling 6,6 % scoort bij de gemiddelde bevolking.
     Groenen denken nu wellicht dat hun partijprogramma wetenschappelijker in elkaar zit en daarom wetenschappers aantrekt. Dat zou mij verwonderen. Rechts denkt misschien dat de universitaire aula’s nu tribunes zijn voor groene en linkse propaganda. Ook dat zou mij verwonderen. Zelfs Marc van Ranst onthoudt zich in de aula van politieke uitspraken.
     Het ergste lijkt mij dat die cijfers een kloof laten zien tussen unief en burger, en dat die een weerspiegeling is van een algemene kloof tussen ‘intellectuelen’ en ‘gewone mensen’. En zo’n kloof is gevaarlijk. Het is altijd al een beetje vervelend wanneer iemand anders denkt dan jijzelf, en als het dan bovendien een intellectueel is - pseudo-intellectueel zegt men dan - is het dubbel vervelend. Als de meerderheid van de intellectuelen anders denkt dan de doorsnee burgers, ontstaat rancune. Voor je het weet krijg je dan een opstoot van anti-intellectualisme, want dat is altijd al latent aanwezig.
     Vanwaar komt die vijandigheid tegen intellectuelen? Het heeft met afgunst te maken, zei een vriendin mij laatst. Ik geloof dat ook, want intellectuelen worden gezien als een bevoorrechte groep, als mensen die goed rondkomen en die makkelijk praten hebben. Maar er is een diepere bron van vijandigheid: het gevoel dat die gestudeerde lui het niet alleen beter hebben maar zich ook beter voelen dan de rest. Zelfs een milde arrogantie van die kant kan zorgen voor diepe haatgevoelens.
     Met de opkomst van het rechtspopulisme hoor je bij links-liberale intellectuelen wel eens dat men moet ‘luisteren’ naar de ‘gewone mensen’, dat men ze 
ernstig moet nemen. Tom Naegels wordt woedend van dat soort zelfkastijding, en hij heeft gelijk want ten eerste komt er nooit iets van in huis, ten tweede is het een uiting van lafheid, en ten derde is die voorgewende bereidheid om te luisteren op zich al een uiting van arrogante neerbuigendheid.
     Mochten de intellectuelen massaal hun eigen ideeën en waarden aan een rigoureus intellectueel onderzoek onderwerpen, dan zou de linkse dominantie veel minder groot zijn. Sommigen zouden na onderzoek links blijven, en anderen zouden van mening veranderen. Maar dat zal niet zo snel gebeuren omdat gewoontes, trends, bubbels en echoputten meer invloed hebben dan cerebrale analyses.
     Eigenlijk moeten we in de eerste plaats hopen dat ‘links’ zelf verandert. Hedendaags links heeft meer dan hedendaags rechts de neiging om politiek en moraal te verbinden. 
Links is voor mensen met een hart* – rechts is voor egoïsten. Als die morele eigenwaan dan samenkomt met een intellectueel superioriteitsgevoel, krijg je een cocktail die bij velen weerzin opwekt.
      Het is de dubbele arrogantie die mensen boos maakt. De Wever etaleert op arrogante manier zijn intellectuele superioriteit, maar hij doet nooit alsof hij moreel veel beter is dan zijn vakgenoten. Dat deden politici als Dehaene en Tobback ook nooit. En Conner Rousseau gaat nog verder: die is in niets superieur. Intellectueel argumenteert hij op het niveau van Deborah-aan-de-kassa en moreel stelt hij zichzelf voor als een racist-zoals-iedereen-die-zijn-best-doet-om-zijn-leven-te-beteren.
     Als we het gevaarlijke anti-intellectualisme terug willen dringen, moeten we af van de linkse intellectueel die zich moreel superieur waant. Dat is geen onmogelijke opdracht want die arrogantie zit niet noodzakelijk in het karakter zelf van de linkse intellectueel maar in een foutieve overtuiging over de verhouding tussen politiek en moraal. Zo’n overtuiging is geloof ik makkelijker bij te sturen dan een persoonlijk karakter of temperament. Linksen, en zeker de intellectuelen onder hen, mogen gerust denken dat ze het beter weten, maar het zou voor iedereen comfortabel zijn als ze stoppen met te denken, in hun diepste binnenste, dat ze beter zijn
     De anti-arrogantie remedie is trouwens ook van toepassing voor het gevaarlijke anti-kapitalisme. Als we dát terug willen dringen, moeten we af van de hautaine ondernemer die zichzelf verheven acht boven de mensheid in het algemeen en het klootjesvolk in het bijzonder. Nederige en tegelijk vastberaden ondernemers zouden in belangrijke mate kunnen bijdragen tot een heropleving van het kapitalistische ideaal. Arrogantie is een van geringste en bij sommigen een van de begrijpelijkste ondeugden, maar de rancune die ze oproept is een van de schadelijkste.

‘Links is voor mensen met een hart’ ... mocht dat waar zijn, dan zouden er aan de universiteit dus véél meer mensen met een hart zijn dan ergens anders in de samenleving, en zou hun aantal sinds de laatste verkiezingen met 5 procentpunt gestegen zijn. 

 

Onderwijs: Vanobbergen, de Commissie

Bruno Vanobbergen
     Bruno Vanobbergen wordt de nieuwe directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs. Ik heb hem van in de verte gevolgd als kinderrechtencommissaris. Is het zo iemand dat het onderwijs nodig heeft? Ik betwijfel het. ‘Het debat over onderwijskwaliteit,’ zei hij bij zijn aantreden, ‘mag vragen rond welzijn en inclusie niet verdringen.’ Zo’n stelling wekt mijn argwaan omdat de onderwijskwaliteit in het verleden ondermijnd werd in naam van welzijn en inclusie.
     Ik sprak vandaag met een oud-collega die over welzijn en inclusie ongeveer hetzelfde denkt als Vanobbergen. Ik vroeg hem hoe de leerlingen de laatste jaren veranderd waren. ‘Zij kunnen zich minder concentreren,’ zei hij, ‘ze staan minder open voor teksten maar willen voortdurende visuele prikkeling, ze zijn minder geïnteresseerd in de leerstof, ze zijn minder bereid tot inspanning, en ze zijn minder geneigd om mijn moreel gezag te aanvaarden.’
     Dat zijn vijf zware hypotheken op de onderwijskwaliteit. Zelf zou ik daarom pleiten voor duidelijk gezagsverhoudingen, gestructureerde kennisoverdracht, gedisciplineerde oefening, regelmatige toetsing en strenge quotering. Het zal zeker helpen voor de inclusie van chaotische leerlingen, en als het met menselijkheid en humor wordt toegepast, zal ook het welzijn er niet onder lijden.  

Leraren tegen de commissie der wijzen
     Ik ben geen groot voor- of tegenstander van de Commissie der Wijzen* waar de leraren tegen staken. Mijn grootste bezwaar is dat de voorgestelde maatregelen geen verbetering garanderen voor wat echt telt: de onderwijskwaliteit. Wat echt telt vind je bijvoorbeeld in het artikel van geschiedenisleraar Harry De Paepe in Doorbraak..
     Raf Feys trekt op zijn onvolprezen FB-pagina de aandacht op een heel ongelukkige passage uit het rapport van de Wijzen: Een van de belangrijkste tekorten van de huidige wijze waarop de opdracht van de leraar wordt bepaald, is dat haast automatisch de leraar in een strak en saai patroon terechtkomt, waarbij hij of zij elk jaar dezelfde taken krijgt.’  
     Wie zijn verdomme die experten, die directeurs en die leraren die zoiets schrijven. Wie lesgeven een ‘strak en saai patroon’ vindt, is niet uit het juiste onderwijshout gesneden. Het leraarschap is een roeping. Luc Van den Bossche, de socialistische minister van Onderwijs tussen 1992 en 1998, dacht dat hij de kern van het onderwijsprobleem ontdekt had: de carrière van de leraar was te ‘vlak’. Hij dacht dat leraren mensen waren als politici, die in termen van carrière dachten. En de huidige Wijzen volgen nog altijd datzelfde dode spoor.
    Variatie in taken, rotatie tussen taken, dynamische loopbanen … loop naar de duivel. Laat leraren les geven. Maak het beroep aantrekkelijk … voor de juiste mensen.

* Over de commissie der Wijzen, zie ook mijn stukje hier.


Big Pharma, en andere kortjes

 Big Pharma
     Er zijn twee soorten mensen die afgeven op Big Pharma: degenen die bezwaar maken tegen medische overconsumptie en degenen die bezwaar maken tegen de grote winsten. Misschien is die medische overconsumptie wel het gevolg van het streven naar grote winsten. Maar hier wil ik alleen iets zeggen over dat laatste.
     De oorzaken van de grote winsten liggen voor de hand: er is geen normale marktwerking. De markt is verdeeld onder enkele heel grote bedrijven. De producten worden beschermd door patenten en officiële goedkeuringen. De afnemers zijn meestal niet de gebruikers, maar de instanties die de medicijnen ‘terugbetalen’: grote verzekeringsinstellingen en overheid, die met de bedrijven geheime onderhandelingen voeren.
      Mijn vraag is echter: waar gaan die winsten – na aftrek van investeringen in onderzoek – naartoe? Naar de aandeelhouders (naar het schijnt vooral pensioenfondsen)? Dat kan moeilijk. In een vrije markt zijn alle aandelen ongeveer even goed, waarbij het ene hoog scoort op rendement en het andere op zekerheid. Mochten de Big Pharma-aandelen zoveel beter zijn dan andere, dan was het voor Paul D’hoore gemakkelijk om zijn jaarlijkse Grote Geldbarometer op te stellen: elk van de 10.000 euro kon dan in een farmaceutisch bedrijf worden geïnvesteerd.
     Het meest voor de hand liggende antwoord: een deel van die winsten wordt verspild. Er worden enorme budgetten voorzien voor promotie van de producten, die concurrenten ertoe aansporen om even grote budgetten te voorzien, zodat het eindresultaat gelijk blijft. En verder: exorbitante vergoedingen voor ceo’s, grote en luxueuze bureaus, overbodige administratieve functies, lonen boven het marktniveau. Ik ken een nog niet zo lang geleden afgestudeerde bio-ingenieur die twee jaar in een farmaceutisch bedrijf gewerkt heeft. Mooi salaris, wagen van de zaak, 50 dagen vakantie. ‘Ik heb geen idee,’ zegt hij, ‘wat ik daar tijdens die twee jaar gedaan heb.’

‘Oude witte mannen’

     De uitdrukking oude witte mannen is zeker niet, in de verste verte niet, het ergste staaltje van discriminerende haatspraak. Maar het is geloof ik het onbeschaamdste. 

Modern Grieks en Spaans
     Ben ik nu de enige die vindt dat modern Grieks op Spaans gelijkt? Ik bedoel niet in woordenschat of grammatica, want ik ken geen Grieks. Het heeft misschien iets te maken met het beperkte aantal klinkers in de twee talen. Maar de grootste gelijkenis lijkt mij de ritmische en melodische patronen van de taal. Het valt nog het meeste op als je de stem van de omroepster hoort op de tram in Athene. Maar ik had dat gevoel ook toen ik vroeger in onze buurtwinkel mevrouw Mirkos tegen haar dochters hoorde praten.

Trein
     Als ik de trein neem als 65-plusser betaal ik maar 10 procent van de kostprijs. Maar ik ben natuurlijk ook maar een mens, en ik sakker zoals iedereen als die trein te laat is, vooral omdat ik daardoor meestal een aansluiting op een andere trein mis. Het vervelendste is het wachten op het perron. In het station zijn er soms bankjes waar je kunt neerzitten om te lezen. Helaas zijn er vandaag veel haltes zonder station, en veel stations zonder bankjes. 

De Heilige Doorn en Onze-Lieve-Heer Hemelvaart
     Mijn grootvader was koster in de Sint-Hilarius kerk te Wevelgem. Hij nam mij vaak mee in de sacristie. Daar werd in een brandkast met cijferslot de ‘Heilige Doorn’ bewaard –  een takje van de doornenkroon van Jezus. Ik zie nu voor  mijn geestesoog een verguld takje, maar ik word geloof ik misleid door een valse herinnering, waarbij het verguldsel van het schrijn bij wijze van spreken afstraalt op de inhoud ervan.
      Op Onze-Lieve-Heer Hemelvaart werd het schrijn ter aanbidding aan de gelovigen tentoongesteld. Dat gebeurde tijdens een indrukwekkende stoet die ik als kind vaak voorbij heb zien komen aan het huis van mijn tantes. Een van mijn tantes had dan de nationale driekleur uitgehangen, een statement dat met die Heilige Doorn geloof ik weinig te maken had. 
Het indrukwekkendste deel van de stoet bestond uit de Romeinse soldaten op hun boerenpaarden, en de groep mannen die zich vermomd hadden met pruiken en valse baarden. Ze riepen voortdurend: ‘Kruisig Hem! Kruisig Hem!’ Dat waren de kruiswegjoden.
    Op de parochiale websitebouwers Zacheüs lees ik dat volgens wetenschappelijk onderzoek van Rebecca van Oudenhove uit Mol ‘de kans groot is dat de doorn echt is.’ 

AfD en SS

     Een leider van het extreemrechtse AfD – Alternative für Deutschland – heeft in de Italiaanse pers iets gezegd over de SS  - de Schutzstaffel van Hitler. “Een lid van de SS was niet automatisch een crimineel. Onder de 900.000 SS-mannen waren er ook veel boeren. Er was zeker een hoog percentage criminelen bij, maar dat geldt niet voor iedereen.” Zo’n uitspraak wordt onmiddellijk van alle mogelijke zijden veroordeeld, ook bijvoorbeeld door het Rassemblement National van Marine Le Pen.
     Ik kom dan in gewetensnood, want ik ben geneigd om uitspraken apart en op hun merites te beoordelen. En dan heeft die AfD-er ongetwijfeld gelijk, al is hij bewust dubbelzinnig als hij er de herkomst van de leden (‘ook veel boeren’) bij betrekt. Maar op zich genomen: natuurlijk was niet elke SS-er een crimineel.
     Toch moet je, als je met alle geweld zoiets wil zeggen, er eigenlijk een aantal dingen aan toevoegen. Bijvoorbeeld: ‘De SS was in zijn geheel een criminele organisatie.’ ‘De SS had een criminele ideologie.’ ‘De SS was verantwoordelijk voor het criminele systeem van concentratiekampen.’ ‘De SS-soldaten vochten in een criminele oorlog en velen van hebben oorlogsmisdaden begaan.’ Als je dat er niet bij zegt, is het alsof je het ontkent, of ten onrechte nuanceert, in de hoop sympathie te winnen bij nazi-nostalgici.
     Ik weet het: je moet als algemene regel iemand beoordelen op wat hij zegt, en niet op de tienduizenden dingen die hij niet gezegd heeft. Je moet altijd oppassen voor whataboutery. Maar er is een grijze zone waar de regels iets subtieler zijn. Misschien bestaat de uitzondering hierin dat je een op zich juiste uitspraak moet vervolledigen als je weet dat ze in een bepaalde context met grote zekerheid tot een verkeerde interpretatie leidt, en dat niet alleen bij kwaadwilligen. Als je het niet doet, laad je de verdenking op je dat je niet wil vervolledigen.


Koopkracht, lonen, index

 Meer koopkracht
       Ik vond een verkiezingsfolder van de socialisten in de brievenbus, aangevreten door huisjesslakken. Ik kon nog net lezen: ‘Meer koopkracht door hogere lonen en lagere facturen’. Ik had die gedachte al eens bij Godfried Bomans gelezen toen die verslag deed van een verkiezingsmeeting. Ik citeer uit het hoofd. ‘De spreker had het over de lonen. Die konden hoger. Dan besprak hij de prijzen. Die moesten lager.’
     De kwestie is echter dat je een algemene verhoging van de koopkracht niet kunt decreteren*. Als mensen meer spullen moeten kunnen kopen, dan moeten er meer spullen gemaakt worden, hetzij door meer mensen aan het werk te krijgen, hetzij door mensen efficiënter te laten werken. Dat geldt ook voor een belastingverlaging die de koopkracht verhoogt. Dan moeten ambtenaren efficiënter werken, zodat er minder nodig zijn, en er meer vrij komen om spullen te maken. 

Hogere lonen
     Alle politici beloven hogere nettolonen, maar aangezien ze zelf niets produceren**, en geld bijdrukken geen zin heeft, kunnen ze alleen maar geld van anderen verschuiven: van de werkgever naar de werknemer, van de staat naar de burger, van de uitkeringstrekker naar de werkende ... En dan moeten we er nog van uitgaan dat die verschuivingen ‘werken, dat ze bijvoorbeeld geen neveneffecten hebben die groter zijn dan de verschuiving zelf.
     Journalist Frederik Abbeloos besprak in De Standaard  (4/5/23) partij per partij welke verschuivingen er aan de vooravond van de verkiezingen worden voorgesteld. ‘Opvallend daarbij,’ schrijft hij, ‘is dat geen enkele partij partij lagere belastingen op het loon wil verhalen op de loontrekkenden zelf via een hogere btw. Alle partijen wezen een regelrechte broekzak-vastzak operatie af.’ Maar waarom is dat zo? Wat is er mis met broekzak-vestzak? Waarom een prijsstijging door BTW afwijzen als die exact gecompenseerd zou worden door een stijging van het netto loon?
 
     Tja, die partijen hebben ook Kahneman gelezen en weten dat een winst in de broekzak niet opweegt tegen een verlies in de vestzak en dat een loonstijging minder plezier bezorgt dan een gelijkwaardige prijsstijging leed veroorzaakt. Ik zou het anders een aardig systeem vinden. Werken wordt beloond, consumeren wordt afgeremd, investeren wordt aangemoedigd – oppotten misschien ook.
     Wellicht is er nog een nadeel: ons indexsysteem. Met minder directe en meer indirecte belastingen blijft het netto-inkomen gelijk, maar stijgen de brutoprijzen, en daardoor wordt de spilindex sneller overschreden en moeten de brutolonen weer stijgen. Men zou dus eigenlijk de index moeten berekenen op de prijzen zonder BTW. Begin daar maar eens aan. 

     

 * In heel beperkte mate kun je koopkracht van het ene gezin per decreet overhevelen naar een ander gezin, zoals bijvoorbeeld door de prijzen voor poetshulp te verhogen. 

** Uiteraard wordt hier niet ontkend dat overheidsmaatregelen productiviteit kunnen bevorderen of tegenwerken. Dat geldt ook voor de neveneffecten van de verschuivingen die hier besproken worden. 


zaterdag 25 mei 2024

Cultuuroorlog en bedrijfscultuur


 
   Wat is toch die cultuuroorlog waar iedereen - ikzelf niet uitgezonderd - over spreekt? In De Standaard (22/5) staat een stuk van Korneel Delbeke over het Amerikaanse bedrijfsleven dat ‘in de tang wordt genomen’ door cultuuroorlogen. Wat zijn de thema’s van die oorlog volgens Delbeke: abortus, privacy, het boycotten van Israël, Black Lives Matter, klimaatverandering, rechten van transpersonen, diversiteit in reclame, voor of tegen woke, en ten slotte opvoeding over genderidentiteit en geaardheid in het lager onderwijs.
       Delbeke begint zijn stuk met een verwijzing naar een beroemd artikel van Milton Friedman. Daarin stelt de econoom dat een bedrijf maar één maatschappelijke en morele verantwoordelijkheid heeft: het maken van winst voor de aandeelhouder. Dat betekent dat een bedrijf geen morele plicht heeft om te zorgen voor de koopkracht en tevredenheid van de werknemers, noch voor de tewerkstelling, de rassengelijkheid, de vrouwenemancipatie, de vooruitgang in de ontwikkelingslanden en de vrede in de wereld. 
     Eigenlijk is de stelling van Friedman dat een bedrijf juist dóór haar winststreven al die doelstellingen het beste realiseert. Een goed functionerend bedrijf betaalt hoge lonen om arbeiders aan te trekken en probeert ze tevreden te houden; het zorgt voor werkgelegenheid, promoveert de bekwaamste medewerkers ongeacht hun ras, gender of geaardheid, investeert in onderontwikkelde gebieden, en drijft handel met vijandige landen, wat de internationale spanningen verzacht. Je zou het kunnen vergelijken met een katholiek die hoopt zijn hemel te verdienen door zijn medemensen te helpen.
     Ik geloof dat Friedman in grote lijnen gelijk heeft, maar enkele kanttekeningen zijn aan de orde. Bedrijfsmensen moeten zich zoals iedereen aan de wet houden, wat op zich al een hele reeks morele regels met zich meebrengt. Ten tweede kunnen bedrijfsmensen, bij twee gelijkwaardige manieren om winst te maken, degene kiezen die ze de moreel de beste vinden. En ten derde zou je in Friedmans stelling zelf een morele plicht kunnen zien: bedrijven behoren zich politiek neutraal op te stellen. Ze moeten de maatschappelijke discussie overlaten aan het domein waar ze op haar plaats is – in politiek-filosofische boeken, cafédiscussies, verkiezingsdrukwerk en parlementaire debatten.
     Vroeger was het voor bedrijfsmensen gemakkelijk om zich politiek en maatschappelijk neutraal op te stellen. Ze wilden verkopen aan een breed publiek – links én rechts, progressief én conservatief – en dat konden ze het beste door de politiek er buiten te laten. Maar vandaag is het moeilijker. Actiegroepen en overheid oefenen druk uit. Louter commercieel gezien kan het beter zijn om een kamp te kiezen, liever dan tussen wal en schip te vallen. Het vereist dan een zekere morele moed om aan het neutraliteitsbeginsel vast te houden. Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, voor internationale zang- en sportwedstrijden en sociale-mediabedrijven.




donderdag 23 mei 2024

Boudry en Vekeman over Jezus


       
Er bestaan mensen die Maarten Boudry een bittere haat toedragen, bijvoorbeeld omdat hij over corona of Israël een andere mening heeft dan zijzelf, en omdat hij die mening met een naïeve zelfzekerheid verkondigt. Bij mij roept Boudry heel andere gevoelens op: veel bewondering, een beetje ergernis, en een beetje vertedering. Twee van die gevoelens meen ik te herkennen in de laatste column van Christophe Vekeman. Ik citeer:  

Tot overmaat van vreugde zag ik op hetzelfde moment Maarten Boudry voorbijrijden. Hij was gezeten op een vouwfietsje, en als altijd zag hij eruit alsof hij heel druk bezig was zijn best te doen ontzettend slim over te komen. Het was behoorlijk druk op straat, maar niemand keek naar hem.

     Ben ik fout als ik daar een zweem van ergernis én vertedering in ontdek? Of Vekeman in Boudry – die hij in gedachten ‘Marty’ noemt – ook een ‘respectabele filosoof’ ziet, is een andere vraag. De atheïst Boudry heeft onlangs een bepaalde uitspraak van de gelovige Vekeman ‘bespottelijk’ genoemd. Vekeman betwist dat hij die uitspraak heeft gedaan en slaat dan terug:

In onderhavige tweet bestaat [Boudry] het, bijvoorbeeld, om te beweren dat er “met moeite argumenten” zijn “die bewijzen dat ‘Jezus’ echt geleefd heeft”. Dat is niet waar, natuurlijk, en meer bepaald hebben wij hier te maken met een onwaarheid, noem het gerust een leugen, die Marty in wetenschappelijk opzicht in dezelfde marge plaatst waar ook klimaatontkenners en andersoortige negationisten zich bevinden en zonder meer thuishoren.

     Of Boudry een leugen verteld heeft – een bewuste onwaarheid – dat kan ik niet beoordelen. Daarvoor zou ik zijn intenties moeten kennen. Maar de andere beschuldiging, dat hij ‘in wetenschappelijk opzicht thuishoort in dezelfde marge waar ook klimaatontkenners zich bevinden’, die moet hard aankomen bij iemand die klimaatontkennerij te vuur en te zwaard bestrijdt. De redenering van Vekeman lijkt de volgende: slechts laat ons zeggen 3 procent van de historici die de Jezus-kwestie hebben bestudeerd, beweert dat Jezus niet echt bestaan heeft, en Boudry sluit zich aan bij die dissidente 3 procent, bij die losers, bij die, om het in Bijbelse termen te zeggen, tollenaars, waar de farizeërs niet, en Jezus wel mee omging. Misschien is het zelfs die dissidentie die bijdraagt aan Vekemans vertedering als hij aan ‘Marty’ denkt.
      Maar daar gaat het allemaal niet om. Waar het om gaat is dit: Boudry heeft het bestaan van Jezus helemaal niet ontkend. Integendeel. Ergens anders schrijft hij: ‘Ik ken de literatuur over de historische Jezus te weinig, maar het lijkt me plausibel dat er écht een prediker rondliep die aan de basis ligt van de evangeliën.’ Dat is precies ook mijn mening. Tacitus schrijft dat er in Rome in het jaar 64 al christenen voor de leeuwen werden gegooid door Nero. Dat betekent dat er dus toen al christenen in de wereldstad rondliepen.
      Dan is de vraag: als Jezus niet bestaan heeft, waar komen die christenen in het jaar 64 dan vandaan? Was die godsdienst dan door iemand anders gesticht? Door wie? Door iemand die toevallig ook Jezus heette, maar dan een andere? Of door iemand die eigenlijk wel Jezus was, maar die een andere naam had? Of zijn er misschien meerdere Jezussen geweest die in twintig jaar tijd tot één persoon werden samengevoegd? En wie heeft die Jezussen samengevoegd? Of is alles begonnen met een prediker die het hele verhaal van Jezus in een droom heeft gezien – en werd die droom-Jezus pas later als een reële persoon geïnterpreteerd? Maar wat een omweg is dat allemaal. Geef mij hier maar het scheermes van Ockham.
     De lezer zal overigens in dit verband het verschil opmerken tussen klimaatwetenschap – een mengeling van fysica, scheikunde, weerkunde en statistiek – en de geschiedeniswetenschap als bronnenonderzoek. Als iemand zegt dat er ‘met moeite argumenten zijn’ om aan te nemen dat menselijke CO2 voor klimaatverandering zorgt, dan noemt men zo iemand terecht een klimaatnegationist. Hij ontkent minstens impliciet wat de meerderheid van de onderzoekers daarover zegt – los van de vraag of die meerderheid gelijk heeft.
       Maar als iemand zegt dat er ‘met moeite argumenten zijn’ om aan te nemen dat Jezus echt bestaan heeft, zegt hij gewoon wat ongeveer alle onderzoekers zeggen: dat er omtrent de persoon van Jezus ‘dataschaarste’ heerst. We hebben solide argumenten om te zeggen dat Socrates-met-zijn-gifbeker, Hannibal-met-zijn-olifanten, Caesar-met-zijn-Maartse-Iden en Shakespeare-met-zijn-Hamlet echt hebben bestaan. Voor Jezus hebben we ‘met moeite argumenten’. Maar de argumenten die we hebben, verplichten ons om, binnen de geschiedkundige logica, Jezus’ bestaan aan te nemen, dan wel om tegen de meerderheid van de specialisten in, betere tegenargumenten aan te voeren.
     ’t Is waar dat over Jezus niet altijd belangeloos wordt geredeneerd. De katholieke historicus Paul Johnson neemt in zijn Life of Jesus aan dat zowat elk detail in de vier evangeliën accuraat is. En ik veronderstel dat sommige atheïsten van hun kant het wel fijn zouden vinden als zou blijken dat de historische Jezus waar de christenen zo hoog over opgeven niet eens zou hebben bestaan. Maar de voorlopige wetenschappelijke consensus bevindt zich tussen die twee uitersten.
      De oudheidkundige Jonah Lendering somde in een blogstukje op wat we over Jezus’ leven redelijkerwijze kunnen aannemen: ontmoeting met Johannes de Doper, prediking van het einde der tijden, belofte van redding voor de volgelingen, discussie over de Joodse wetten, rekruteren van leerlingen, rel op het tempelplein, ondervraging door Kajafas, veroordeling door Pilatus, kruisdood, Paas-ervaring door de leerlingen.
      De geloofwaardigheid van die feiten wordt getoetst aan de hand van drie vragen. Zijn er twee of meerdere bronnen? Past het feit bij wat we over de context weten? Is het feit gênant voor degene die het vertelt? Die derde vraag gaat ervan uit dat een propagandist niet graag uitpakt met iets wat zijn boodschap afzwakt of ontkracht. Waarom zou een propagandist verzinnen dat Jezus zich liet dopen? Van welke zonde moest hij misschien worden gezuiverd? Waarom zou een propagandist verzinnen dat Jezus een verrader onder zijn apostelen opnam? Was hij dan niet alwetend?
     Dat zijn heel redelijke argumenten om aan te nemen dat de twee verhalen, over het doopsel en over het verraad, een kern van waarheid bevatten. En als je niets anders hebt – bij dataschaarste dus – moet je het ermee doen. Maar de argumenten zijn niet alleen rationeel, ze zijn ook zwak. Bij meerdere bronnen is het altijd twijfelachtig of die toch niet op éénzelfde onbekende bron teruggaan. En verder: hoe weten we wat voor een propagandist gênant is? De ene mens heeft meer last van gêne dan een andere. En nog iets: waarom zou een auteur zich bijvoorbeeld het plezier misgunnen van een verrader in het verhaal te brengen? Weegt een halve ons gêne op tegen een vol pond melodrama? Een gedreven verteller vergeet wel eens zijn gêne als hij ‘de hete adem van een goed verhaal in de nek voelt.’
     Dat brengt ons terug bij de uitspraak van Vekeman die door Boudry ‘bespottelijk’ bevonden werd. De uitspraak moet deze zijn:

Natuurlijk kun je niet wetenschappelijk bewijzen dat de verrijzenis van Christus heeft plaatsgevonden, maar met welke gebeurtenissen uit de oudheid kun je dat wel? Dat sluit niet uit dat er talloze rationele argumenten zijn om die verrijzenis wel degelijk als een historisch feit te beschouwen. […] En zo kun je nog talloze rationele argumenten aanvoeren op basis waarvan je kunt stellen dat die teksten feitelijk in plaats van symbolisch moeten gelezen worden.’

Boudry maakt daarvan:

Dat er “talloze rationele argumenten” zouden zijn om te geloven dat [Jezus’]  lijk drie dagen later weer rechtveerde, is bespottelijk.

     Ik weet niet of die parafraserende samenvatting recht doet aan alle nuances die Vekeman geformuleerd of bedoeld heeft, maar ze is volgens mij op zich genomen feitelijk onjuist. Die argumenten bestaan, ze zijn rationeel, en gezien het aantal Jezus-onderzoekers in de wereld zijn ze ongetwijfeld talloos.  Vekeman geeft zelf drie argumenten van het gêne-type. Een ervan is dat het lege graf, volgens het evangelie, ontdekt werd door vrouwen, die in de Joodse cultuur van die tijd minder geloofwaardig werden geacht dan mannen. Als de evangelist alleen propaganda had willen maken, dan had hij wel verteld dat het lege graf door mannen was ontdekt. In plaats daarvan heeft hij zich, zo gaat de redenering, aan de feiten willen houden en gewoon verteld zoals het was: het waren vrouwen**.
     Dat is zeker een rationeel argument. Maar hoe zwaar weegt zulk argument, zelfs als als het wordt aangevuld met talloze andere van het hetzelfde gehalte? De oudheidkunde moet roeien met de riemen – soms de spaanders – die ze heeft. Ze moet verder, ook al heeft ze soms ‘met moeite’ doorslaggevende argumenten. Meerdere bronnen, context en gêne zijn prima, as arguments go. Ze wegen daarentegen erg licht als ze botsen met robustere overwegingen. Als ik in twee of drie oude bronnen lees dat Hannibal over de Alpen getrokken is met olifanten, of dat Jezus door Judas verraden is, dan geloof ik dat zonder veel moeite. Maar als ik in 10 zulke bronnen lees dat Hannibal over de Alpen getrokken is met vliegende olifanten, of dat de dode Jezus na drie dagen verrezen is, dan blijf ik erg sceptisch. Het vloekt met wat ik weet over olifanten en dode mensen.
     Vrijdenker Voltaire dacht dat de evangeliën pas tweehonderd jaar na Christus waren geschreven. Zijn rationeel argument was dat de oude kerkvaders er niet uit citeerden*. Vandaag hebben we zelfs een stukje papyrus van het Johannesevangelie dat ouder is dan wat Voltaire dacht. Die andere vrijdenker, Gibbon, geloofde niet graag dat er in de tijd van Nero veel christenen in Rome rondliepen en dat ze onschuldig werden vervolgd. Hij dacht dat Tacitus zich vergiste tussen de brave volgelingen van Jezus en de opstandige volgelingen van Judas van Gamala. Die twee groepen werden volgens hem allebei als ‘Gallileërs’ aangeduid. Ook dat was een rationeel argument – dat echter niet veel indruk maakte op de volgende generatie van historici. De marxist Karl Kautsky schreef dat Jezus best wel eens een hellenistisch filosoof van de cynische school kon zijn. Rationele argumenten genoeg: ‘Zie naar de vogelen des velds, ze zaaien noch ze maaien.’ Ik heb dat onmiddellijk een plausibele verklaring gevonden, omdat ik die graag geloofde.
     Maar verder heb ik als agnost*** nergens mee te maken.

 

* Wat Voltaire precies over de evangeliën denkt, is moeilijk vast te stellen. Hij is ironisch en pretendeert alleen de mening van de sociniaanse sekte weer te geven. Zijn conclusie lijkt dat de evangeliën in de tweede eeuw geschreven werden, maar dat ze geheim werden gehouden tot in de derde eeuw.

** Je kunt een gêne-argument ook vaak omdraaien. Het verrijzenisverhaal bijvoorbeeld komt dan niet van mannelijke propagandisten, maar van vrouwen zonder verborgen agenda, wat de geloofwaardigheid ondersteunt.

*** ‘We’ve got an atheist with us,’ said Sebastian. – ‘Agnostic,’ I said.