|
De activist DVL: 'Linkse ratten, rol uw matten' |
Als student
in de rechten Dries Van Langenhove verkozen raakt op de Vlaams Belang-lijst*, zal ik mij nog
vaak aan hem ergeren. Hij zal dan allerlei dingen vertellen waar ik het niet
eens mee ben – wat nooit leuk is – maar hij zal ook allerlei dingen zeggen waar
ik het wél mee eens mee ben, en dat is ’t ergste. Ik verwacht van hem veel
moraliserende centrum-rechts-gezond-verstand uitspraken, gematigder dan die van
Filip De Winter, maar altijd, bij wijze van spreken, op een Edward Mosley-toon die mij eraan herinnert
dat zijn ware agenda rechts van extreemrechts ligt.
Voor die ware agenda heb ik als bewijs niets
meer dan enkele berichten die hij gepost heeft op een besloten internetgroep: een
filmpje met een redevoering van Mosley, iets over politiek en lichaamscultus
(‘ik kan niet begrijpen hoe iemand dik en rechts kan zijn’), een belofte om
supermarkten ‘Golden Dawn-gewijs te zuiveren van halal’, en een voornemen om binnen
twee jaar een eigen ‘mobiele brigade’ op te richten die je kunt opbellen als
allochtonen luide muziek spelen op de trein. (Zie hier
en hier)
Voor mij is
dat bewijs genoeg, maar dat is het niet voor iedereen. Tom Van Grieken beweerde
op de televisie dat hij net als iedereen overdonderd was geweest door de heisa
rond de pano-reportage, maar dat hij nu, na een paar maanden, vaststelt dat ‘het
op geen enkele manier Dries is geweest die walgelijke posts heeft geplaatst,
dat hij geen foute uitspraken heeft gedaan’. Ik ben het daar niet mee eens. Ik
vind die uitspraken over de ‘mobiele brigades’ en over de supermarktacties meer
dan fout, die over ‘dik en rechts’ meer dan bedenkelijk, en ook over het plaatsen
van een Mosley-filmpje denk ik, net als Maarten Boudry op zijn Facebookpagina,
het mijne. Wanneer een journalist die posts onder Van Langenhove zijn neus
duwt, begint die luid en met een klemtoon op bijna elke lettergreep, te oreren over
‘vooringenomenheid’ en ‘flagrante leugens’. Dat overtuigt mij niet.
Kijk, Van
Langenhove mag gerust zeggen dat iemand anders die berichten onder zijn naam
geplaatst heeft. Het staat iedereen vrij om dat te geloven. Maar voor mij moet
hij eerst klaar, duidelijk en openlijk zeggen dat hij tégen zulke mobiele
brigades is, dat die supermarkten best het recht hebben om halal aan te bieden
en dat die Mosley een verwerpelijke fascist was. Als hij dát zegt, stijgt zijn
geloofwaardigheid bij mij met enkele procenten.
Zijn er andere aanwijzingen voor de
extreem-extreemrechtse agenda van Van Langenhove? Ah ja, die
Hitler-parafernalia die zijn S&V-makkers posten, die militair aandoende trainingskampen,
dat poseren met wapens, dat driehoekig embleem op het uniformtruitje … dat is
allemaal erg indirect. Zelf heb ik mij het meeste druk gemaakt om iets wat hij
zei toen hij zijn Vlaams-Belang-kandidatuur bekendmaakte. ‘Dat engagement zal
niets veranderen aan mijn afkeer voor de partijpolitiek. Ik zei het vorige week
op de Mars voor Democratie en ik zal het blijven zeggen. De particratie is een
rot systeem. We moeten de macht die de particratie heeft over het volk
doorbreken …’
Tja, hoe moet
je zo’n uitspraak begrijpen? Is dat nu een sluwe manier om het het
parlementaire systeem zelf aan te vechten, in de geest van Hitlers ‘Kampf gegen
den Parlamentarismus’? Is het een hint dat een meerpartijensysteem in wezen
corrupt is en dat het veel beter is als er géén ruziënde partijen zijn, of
alleen maar die ene goede? De krachtige taal – ‘rot’ – laat verstaan dat het hele
systeem niet hervormd, maar vernietigd moet worden. Of ‘doorbroken’. Eigenlijk
geloof ik dat het inderdaad zulke ideeën zijn die in het hoofd van Van
Langenhove rondspoken.
Ik geef het toe, de woorden van Van
Langenhove kunnen ook op een andere, minder argwanende worden uitgelegd.
Misschien gelooft onze student in de rechten waarlijk dat álle politici van álle partijen
omkoopbaar zijn en de belangen van het volk ‘verraden’ om er zelf beter van te
worden. Als hij dat gelooft, dan maakt die simplistische veralgemening hem
ongeschikt voor de politiek. Of misschien gelooft hij dat zelf niet, maar
gelooft hij dat er veel mensen zijn die dat wel geloven, en praat hij die
mensen naar de mond. Dan is hij een demagoog zoals vele anderen, niets om je
over op te winden, maar zeker ook niets om naar op te kijken. Of misschien heeft
hij in de krant gelezen dat politici vaak huichelen, liegen, beloftes breken, eerzuchtig
zijn, hard zijn voor elkaar, en idealen verdunnen tot compromissen. Dan hadden
de kranten het bij het juiste eind, want politici zijn mensen, en waar mensen
zijn wordt gehuicheld en gelogen en is men eerzuchtig en hard. Bij politici komen
die ondeugden misschien wat vaker voor dan bij bibliothecarissen, maar je vindt
ze overal, en als je goed zoekt vind je er ook enkele bij jezelf.
Een andere,
welwillende, lezing van de ‘particratie is rot’-uitspraak is deze. Van
Langenhove is in de eerste plaats een activist, en activisme is een ‘idealistische’,
‘zuivere’ aangelegenheid, in tegenstelling tot de rotte partijpolitiek, het
corrupte parlement en de verdorven regering. De echte veranderingen komen er
door acties op straat, waarbij de mensen ‘bewust worden gemaakt’. Maar hoe moet
ik mij dat voorstellen? Schild en Vrienden houdt een betoging. Van Langenhove
loopt voorop, priemt zijn twee wijsvingers in de lucht en roept luid oude slogans
van de Vlaamse Militanten Orde: ‘Linkse ratten, rol uw matten’. Wat zal er nu
gebeuren? Zullen de linkse mensen hun ‘matten rollen’ en verhuizen? Zullen ze
van mening veranderen? Zal het publiek niet meer op linkse partijen stemmen,
maar op rechtse? Dat laatste is in elk geval alweer partijpolitiek. Er is niets
op tegen als men door vreedzame acties de publieke opinie probeert te overtuigen
van een of andere goede zaak. Hopelijk zal die publieke opinie dan ook invloed
hebben op partijpolitiek en de besluitvorming. Als dat niet het geval is, heeft
het activisme geen zin. Is dat wel het geval, en houdt de partijpolitiek wél
rekening met de publieke opinie, dan is ze, alles samen genomen, zo ‘rot’ nog
niet.
Van Langenhove zijn uitval tegen
rotte partijpolitiek kan nog op een derde manier worden opgevat. Die redenering
gaat dan als volgt. In een democratie moet de macht bij het volk liggen, en bij
zijn verkozen vertegenwoordigers. In werkelijkheid ligt die bij de
partijbesturen. Die besturen bepalen wie op de verkiezingslijst komt en op
welke plaats. Ze bepalen dus in grote mate wie verkozen wordt. Ook bepalen ze
wie minister, burgemeester of schepen wordt. In ruil daarvoor moeten verkozenen
zich bij stemmingen houden aan de partijdiscipline en moeten ministers,
burgemeesters en schepenen uitvoeren wat het partijbestuur beslist.
Misschien speelt
hier mijn marxistisch-leninistisch verleden, maar ik zie niet zoveel kwaads in
die partijdiscipline. Toen er in het Parlement gestemd werd over het
Marrakesh-akkoord, keurden álle CD&V’ers en VLD’ers die pro-migratietekst
goed. Dat vond ik niet fijn, want ik was tégen en ik geloof dat een aantal van
die CD&V’ers en VLD’ers heimelijk ook tégen zijn. Maar álle N-VA’ers hebben
dan weer wel tegengestemd, wat ik heel fijn vond, terwijl daar misschien best een paar heimelijke voorstanders bij kunnen zijn. Bij de volgende verkiezingen
weet het publiek jammer genoeg niet zeker welke kandidaten écht voor en welke
écht tegen het Marrakesh-akkoord zijn. Maar het publiek kent wel het standpunt
van de partijen en kan daar rekening mee houden als het wil. Dat is al heel
wat.
Eén zaak geef
ik in elk geval graag toe: in ons land ligt inderdaad veel politieke macht
bij de partijbesturen. Maar niet alle macht. Er ligt ook macht bij de koning,
bij de eerste minister, bij kernkabinetsleden, bij eigenzinnige
parlementsleden, bij Europese instellingen, bij nationale en supranationale
rechtbanken, bij de administratie, bij de vakbonden, bij invloedrijke
studiebureau’s, bij drukkingsgroepen, bij VRT-journalisten. Het is best mogelijk dat bij ons het
evenwicht zoek is. Dat is wat professor Wilfried De Wachter beweert in zijn boek
over particratie. Je kunt dan allerlei hervormingen doorvoeren om de macht van
partijbesturen te beperken: wetgeving over de interne werking van partijen, afschaffing
van subsidies, rechtstreekse verkiezingen van uitvoerende functies, open
lijstvorming, getrapte verkiezingen, beperking van de herverkiesbaarheid, lagere
kiesdrempels, hogere kiesdrempels, kleinere kieskringen, grotere kieskringen.
Als we naar andere landen kijken, zien we dat al die regelingen al
uitgeprobeerd zijn, en dat ze op hun beurt hun eigen nadelen hebben.
We hebben van Montesquieu
en de Amerikanen geleerd dat een vrije samenleving best gebaat is met een
spreiding van de macht over verschillende instellingen. En we hebben van Popper
geleerd dat het niet zo belangrijk is wélke instelling de meeste macht heeft,
op voorwaarde dat die macht weer kan worden afgepakt zonder bloedvergieten. Die
laatste voorwaarde is heel erg van toepassing op de partijbesturen. Het bestuur
van een regeringspartij heeft een aanzienlijke macht in handen; het bestuur van
een oppositiepartij heeft niets in handen, of teert in het beste geval op de
machtsrestjes van een vroegere bestuursdeelname. De periodieke verkiezingen
zorgen voor een periodieke aflossing van de wacht, wat Nozick de “zigzag of
politics” noemt, en de Fransen de ‘alternance’.
Veel mensen vinden spontaan die idee
van ‘alternance’ aantrekkelijk. Zij zien in alle partijen goede punten, en
vinden het leuk dat die beurtelings aan bod komen. Ik heb dat niet. Ik kan bijvoorbeeld
niet begrijpen wat goeds er kan voortkomen uit een regeringsdeelname van
groenen of socialisten. Wát er waardevol is in het programma van die partijen,
vind ik ook wel met enig zoeken terug in de partijen van mijn voorkeur. Van
karakter sta ik dus open voor de totalitaire verleiding om alle politieke heil
van één kant te verwachten. Maar ik wil graag in goede verstandhouding
samenleven met de mensen om me heen. Sommige van mijn beste vrienden zijn groen
of socialist. Ik wil hun partijen tolereren
als zij de mijne tolereren. En dan is er nog iets. Die partijen van mijn
voorkeur – die voorkeur slaat wel eens om – blijven mensenwerk. Als zo’n partij,
ook al is het die van mijn voorkeur, te lang aan één stuk door aan de macht
blijft, is dat niet goed voor haar morele gehalte. ‘Power corrupts,’ zei lord
Acton, ‘and absolute power corrupts absolutely.’
Om kort te
gaan, als Van Langenhove nog eens uitvalt tegen de ‘rotte partijpolitiek’ zou
ik graag hebben dat hij nuanceert en preciseert, dat hij in een adem door zijn steun
toezegt aan het beginsel van een meerpartijenstelsel, en dat hij tegelijk ook uitlegt
welke structurele hervormingen hij voorstelt om de werking van het stelsel te
verbeteren. Zo niet, zal ik zijn uitval interpreteren, in het beste geval, als een kwalijke autoritaire oprisping, in het slechtste geval, als een blijk van een stiekeme totalitaire
ideologie.
* Opkomen op een Vlaams Belang-lijst lijkt mij een Nieuwe
Marsrichting, vergeleken met de vorige infiltratiepogingen in N-VA, die ik vroeger al
eens becommentarieerd heb.