Het Europees Hof (1)
Negen Europese staats- en regeringsleiders, waaronder die van België, hebben een open brief gericht aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.* Ze vragen om ‘meer beleidsruimte te creëren om criminele migranten uit te wijzen.’ Ze geloven dat ‘de interpretatie door het Hof in sommige gevallen de mogelijkheid heeft beperkt om in onze democratieën beslissingen te nemen.’
De Standaard wijdde er eerst een informatief stuk aan van een halve pagina en de dag erna een paginagroot stuk, met alweer veel informatie in de inleiding: wie de brief ondertekend heeft, wat de inhoud ervan is, welke achtergrond er meespeelt. Dat is goede journalistiek. Wat daarna volgt, is dat ook: stukjes interview – zogenaamde quotes – met twee rechtsgeleerden, Ellen Desmet en Koen Lemmens. Dat zijn allebei tegenstanders van de open brief. Een van hun argumenten wordt samengevat in de kop van het stuk: ‘Dat het Mensenrechtenhof migranten extreem beschermt, klopt niet.’ Ik zal hier niet uitleggen waarom dat een stropop is, maar let op het woord extreem.
De uitleg van de rechtsgeleerden vormt een tegenwicht voor het standpunt van de regeringsleiders, dat in de inleiding uit de doeken wordt gedaan. Dat zorgt voor balans. Toch vind ik het een onevenwichtige keuze om alleen twee tegenstanders aan het woord te laten. Beter ware geweest om ook een voorstander te zoeken. Misschien zijn die in het milieu van de rechtsgeleerden zeldzaam, maar wie zoekt die vindt.
Als leraar moest ik aan mijn leerlingen duidelijk maken welke soorten stukken ze in een krant konden lezen. Er waren informatieve, persuasieve, activerende en diverterende stukken. Informatieve stukken bevatten feiten, persuasieve stukken bevatten meningen. Maar, zei ik, een journalist kan zijn mening in een informatief binnensmokkelen door een eenzijdige keuze van de quotes. Ik koos, om dat te illustreren, stukken uit verschillende kranten over enigszins triviale onderwerpen zoals snelheidsbeperkingen of een tijdelijke avondklok voor jongeren. Het mocht geen politieke indoctrinatie worden. De leerlingen moesten de stukken lezen en de quotes aanstrepen met een fluostift. En dan moesten ze nadenken over welke mogelijke meningen, argumenten en tegenargumenten er niet in het stuk stonden.
(DS 25/5)
Het Europees Hof (2)
Nog een dag later stond er dan in het opiniekatern een ‘persuasief’ stuk over de brief van de negen staats- en regeringsleiders. Het was een open brief, ondertekend door professoren van verschillende rechtsfaculteiten, waarin ze hun ongenoegen lieten kennen. Ze vonden dat regeringen in dialoog konden treden met het Hof maar dat ze dat niet via een openlijke verklaring moesten doen. Wel lieten de professoren na te verklaren waar en hoe zo’n dialoog tot stand moet komen. Moet een regeringsleider een discrete brief schrijven naar de voorzitter van het Hof? Moet hij een geheime vergadering beleggen met de rechters? Mag hij op zo’n vergadering zijn juridische consulenten meebrengen als sherpa’s?
De professoren schreven – onder andere – dat er een evenwicht moest bestaan tussen de rechten van individuen en de belangen van de samenleving, waarbij de eerste verdedigd worden door het Hof, en de tweede door de regeringen. Dat is een correcte, liberale stelling. Maar ze zagen één uitzondering. ‘Er is één grondrecht dat geen compromis toelaat en waar de logica van het juiste evenwicht geen plaats heeft: het absolute verbod op marteling en onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen, neergelegd in het artikel 3 van het EVRM.’ Ze noemden dat een categorische imperatief.
Ik ga akkoord met die categorische imperatief, maar niet met de interpretatie die het Hof eraan geeft, een interpretatie volgens dewelke een Europees land geen mensen mag terugsturen naar landen waar zij het risico lopen op marteling of vernederende behandeling. Artikel 3 houdt voor mij in dat Europese landen zélf geen martelingen of vernederende straffen mogen hanteren. Niets meer en niets minder. Uiteraard moet een humane regering bij uitwijzingen ook rekening houden met het risico op foltering, maar dat is dan háár afweging.
Ik had bijna geschreven: zoals het ook háár afweging is om in het buitenland tussen te komen en regimes waar gefolterd wordt ten val te brengen. Maar zoiets zou verkeerd worden begrepen. Men zou denken dat ik – nog altijd – voorstander ben van zo’n buitenlandse interventies om folterregimes ten val te brengen, of dat ik die twee dingen op gelijke hoogte zet: een gewapende humanitaire interventie en een humanitair uitwijsbeleid.
(DS 26/5)
Het Europees Hof (3)
In een opiniestuk kun je je wat meer veroorloven dan in een informatief stuk. Je mag wat eenzijdig zijn, wat overdrijven, misschien zelfs een karikatuur maken van de stelling van je opponent. Het is beter als je het niet doet, maar het mag. Het kan zorgen voor duidelijkheid en schwung. Maar dan moet de eindredacteur die de kop verzint er niet nog een schep bovenop doen. Dat is bijvoorbeeld in de digitale krant gebeurd bij de kop boven de professorenbrief.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een obstakel voor het migratiebeleid? Een weerzinwekkende karikatuur van een kwetsbaar, naoorlogs ideaal.
Nu moet je dat eens vergelijken met de voorzichtige taal van de negen regeringsleiders.
Onsympathiek anti-immigratiebeleid
Onder Angela Merkel was dat anders, maar Duitsland wil nu ook een anti-immigratiebeleid voeren. ‘Duitsland is te aantrekkelijk. Dat gaan we veranderen,’ zegt Thorsten Frei van de CDU. Hij formuleerde het een heel klein beetje anders, maar zo staat in de kop van De Standaard. Een voorstander van open grenzen zou het het nóg anders formuleren. ‘Duitsland gaat een pestbeleid voeren.’
Ik ben in zulke zaken idealistisch ingesteld. Ik zou een anti-immigratiebeleid willen voeren, zonder onsympathieke maatregelen. Alleen aan de buitengrens van Europa een vriendelijke meerdere talen sprekende douanier die niemand binnenlaat, en op de Middellandse Zee cruiseschepen die de bootvluchtelingen opvangen en veilig weer afzetten op het strand waar ze vandaan komen. Maar dat mag niet vanwege het asielrecht dat verankerd is in internationale verdragen, conventies en rechtspraak.
Het gevolg is dat elke regering die de asielimmigratie wil verminderen te werk moet gaan zoals Thorsten Frei zegt: het land minder aantrekkelijk maken: bewaken van binnengrenzen, deportaties van illegalen, uitlevering van veroordeelden aan onfrisse regimes, te weinig en ongezellige opvang, gesloten centra, verminderde kinderrechten, miskenning van elementaire rechten zoals dat op gezondheidszorg, op arbeid en op onschendbaarheid van de woonst.
Is het mogelijk om een efficiënter en tegelijk humaner beleid te voeren? Ik denk het wel, maar dan moet er in Europa een comfortabele politieke meerderheid komen, met inbegrip van de linkse partijen, om het asielrecht zo grondig te hervormen dat het eigenlijk afgeschaft wordt.
(DS 26/5)
* Dit is de tekst van de negen staatshoofden en regeringsleiders:
Member States are ready to consider new solutions to Europe’s challenges with migration.
These are crucial steps and we should continue this work. Because there is much more to be done before Europe regains control of irregular migration. However, as leaders, we also believe that there is a need to look at how the European Court of Human Rights has developed its interpretation of the European Convention on Human Rights. Whether the Court, in some cases, has extended the scope of the Convention too far as compared with the original intentions behind the Convention, thus shifting the balance between the interests which should be protected.
We believe that the development in the Court’s interpretation has, in some cases, limited our ability to make political decisions in our own democracies. And thereby affected how we as leaders can protect our democratic societies and our populations against the challenges facing us in the world today. We have seen, for example, cases concerning the expulsion of criminal foreign nationals where the interpretation of the Convention has resulted in the protection of the wrong people and
posed too many limitations on the states’ ability to decide whom to expel from their territories. In our opinion, safety and security for the victims and the vast majority of law-abiding citizens is a crucial and decisive right. And, as a general rule, it should take precedence over other considerations. On this basis, we – the signatories of this letter – agree that the safety and stability of our own societies should have the highest priority. We believe that:
- We should have more room nationally to decide on when to expel criminal foreign nationals. For example, in cases concerning serious violent crime or drug-related crime. By its nature such crime always has serious implications for the victims.
- We need more freedom to decide on how our authorities can keep track of for example criminal foreigners who cannot be deported from our territories. Criminals who cannot be deported even though they have taken advantage of our hospitality to commit crime and make others feel unsafe.
- We need to be able to take effective steps to counter hostile states that are trying to use our values and rights against us. For example, by instrumentalizing migrants at our borders. We know that this is a sensitive discussion. Although our aim is to safeguard our democracies, we will likely be accused of the opposite.
In all modesty, we believe that we are strongly aligned with the majority of the citizens of Europe in our approach. We want to use our democratic mandate to launch a new and open-minded conversation about the interpretation of the European Convention on Human Rights. We have to restore the right balance. And our countries will cooperate to further this ambition.