donderdag 28 juli 2022

Kortjes

 ** FC De kampioenen. ‘Is dat commentaar op FC De kampioenen nog bezig, of zijn ’t al herhalingen?’ vraagt Stany Crets zich af op Twitter. Tom Nagels op Facebook vindt dat ‘een goeie’. Hij heeft gelijk. Het twitterberichtje maakte mij aan het lachen. Maar ik zou geloof ik harder gelachen hebben als ik de woke zelfcensuur van de vrt niet erg vond. 

** Aanklagers. De geestigheid van Stany Crets bevat trouwens een diepe waarheid, waar Oscar Wilde al op wees: mensen die wantoestanden aanklagen zijn meestal zeuren.  Denk aan al die aanklagers van antisemitisme, godsdienstige verdwazing, nivellering in het onderwijs, discriminatie van zwarten,  bureaucratie, belastingontwijking, belastingtransfers, klimaatverandering, vleeseterij … ’t Is geen excuus natuurlijk, maar we moeten het toegeven: de zeuren hebben soms gelijk.

** Martin Niemöller. Van herhalingen gesproken. Waarom halen we het hellend vlak van Martin Niemöller er niet bij? ‘Het begint met de jodenvervolging ... en dan ... en dan ... en het eindigt met …’ In dit geval: het begint met censuur op FC De kampioenen ... en dan ... en dan ... en het eindigt met censuur op de Simpsons. Maar zover zijn we nog niet. Of wacht …

** De Geschiedenis. Het is niet meer dan een indruk, maar plaatst Alexander de Croo zich met zijn neo-belgicisme niet aan de verkeerde kant van de Geschiedenis?

** Fysieke en psychische pijn. Er bestaat een korte hevige fysieke pijn die snel weer wegebt. Je trapt met je blote voet op een rondslingerend lego-blokje. Of je stoot je kleine teen aan de rand van het bed. Bij psychische pijn bestaat iets soortgelijks. Je stoot een glas om en wordt heel even pijnlijk herinnerd aan je onhandigheid. Bovendien moet je de glasscherven en -splinters oprapen en de vloer dweilen. Het ergste is als je een lekkere overschotel uit je handen laat vallen. De grond is dan heel smerig en de scherven talrijk. En die lekkere lasagne moet je weggooien. Maar tien minuten later eet je een boterham met smeerkaas en is het leed geleden.

** Afwezigheid van pijn. Schopenhauer bouwde zijn filosofie op de gedachte dat je de aanwezigheid van pijn kunt voelen, maar de afwezigheid ervan niet. Wat je in elk geval wel kunt voelen is verlichting. Maar wat is verlichting? Neem het voorbeeld van urineren. (‘Ah messieurs! Si j’étais riche, je pisserais tout le temps’). Bij urineren voel je een geleidelijke vermindering van de pijnlijke druk en dat is aangenaam gevoel. Zodra de pijnlijke druk echter helemaal weg is, verdwijnt ook het aangename gevoel. Ik heb zoiets met mijn schouders. Enkele jaren geleden had ik last van een pijnlijke schouder. Ik voel daar nu niets meer van. Maar als ik fiets voel ik het een heel klein beetje. Dat heel klein beetje pijn herinnert mij aan de grotere pijn die ik enkele jaren geleden had. Dat is een aangenaam gevoel. 

** Rationaliteit. Ik zag onlangs een mooie strip over rationaliteit en vooroordelen. Een man zegt dat hij best bereid is om  zijn mening opnieuw te bekijken als je hem zes recente longitudinale studies voorlegt met minstens 10 000 participanten. Om zijn mening dieper in zijn ziel te verankeren daarentegen volstaat een cartoon waarin zijn tegenstanders als varkens met slagtanden staan afgebeeld. Ik heb veel sympathie voor die man. Iemand die bereid is zijn mening eens opnieuw te bekijken alleen maar omdat er recent zes longitudinale studies verschenen zijn die hem tegenspreken, die kom je geloof ik niet elke dag tegen. 



maandag 25 juli 2022

Nationale glorie

 


    Als kind en jongeling had de latere Leopold II geen aardig karakter. Hij interesseerde zich nergens voor: niet voor sport, niet voor literatuur, niet voor schone kunsten, niet voor muziek, niet voor de liefde. Het enige wat hem interesseerde, als kind al, was politiek. Dat was een nuttige eigenschap voor een toekomstige koning, maar ’t is een treurige eigenschap voor een mens.
     Daarbij zag Leopold de zaken groots. Een welvarend vrijhandelslandje geprangd tussen grootmachten vond hij beneden zijn waardigheid. Liberalisme was passé. Gebiedsuitbreiding, nationale trots, internationaal prestige – die zaken hielden hem als jongeling bezig, en later geld en mooie vrouwen.
     Toen hij pas 19 was had Leopold een plan uitgewerkt, samen met zijn aide-de-camp Adrien Goffinet, om Nederland binnen te vallen. Voor zo’n inval waren allerlei redenen te bedenken. Nederland had bij het verdrag van 1839 een stuk van óns grondgebied, het oostelijk deel van Limburg, geannexeerd. Dat was een nationale vernedering. Bovendien had je Noord-Brabant, waar een meerderheid van katholieken woonden. Die werden vanwege hun godsdienst onderdrukt en gediscrimineerd door de calvinistische regering van Nederland. Kon het katholieke België zo’n wantoestand dulden? 
     Leopold wou het als volgt aanpakken: een verrassingsaanval uitvoeren, in enkele dagen doorstoten tot Amsterdam, die stad innemen, de Nederlandse regering en koning tot aftreden dwingen en een volksraadpleging organiseren om de katholieke provincies te laten aansluiten bij België. ’t Was een eervolle onderneming.
     De toekomstige Leopold II legde zijn plan voor aan zijn vader de koning. De oorlog kon niet misgaan, zei hij. Het Belgische leger had meer officieren dan het Nederlandse en had een hoger budget, zeker voor de landmacht. In de katholieke gebieden konden de Belgen rekenen op de steun van hen gunstig gezinde separatisten. Ook moest men niet bang zijn van de reacties van derde landen: Frankrijk en Engeland waren altijd met elkaar in ruzie en ze zouden ook in deze regionale kwestie geen gemene zaak maken met elkaar.
     De koning besloot om eerst de raad in te winnen van ervaren generaals. Die wezen op de moeilijkheden op het terrein, met name de rivieren die moesten worden overgestoken. Ook wisten ze van hun spionnen dat het Nederlandse leger goed georganiseerd en goed opgesteld was. Ze vreesden verder dat het nationalisme van de Nederlandse bevolking niet mocht worden onderschat. Dat kon voor taaie weerstand zorgen. En toen men Frankrijk en Engeland begon te polsen, bleek dat de twee landen in geen geval van plan waren om België bij een inval te laten begaan.
     Om een lang verhaal kort te vertellen, het plan ging niet door en Poetin, pardon, Leopold, moest andere projecten gaan verzinnen om de glorie van zijn land te garanderen.  

 

* Zie Johan op de Beeck (2020). ‘Nederland, een Belgische kolonie’ in  Leopold II. Het hele verhaal, Horizon. 

zaterdag 23 juli 2022

Kortjes


Leeuwenvlaggen. Mijn grootmoeder kwam uit een belgicistische familie. Haar broers, die aan het IJzerfront gevochten hadden, waren lid van de Nationale Strijdersbond (NSB), en niet van de rivaliserende Vlaamse Oud Strijders (VOS). Mijn grootmoeder hield dan ook niet van leeuwenvlaggen. Die volledig zwarte vlag, dat kon er nog mee door zei zij, maar die vlag met de rode klauwen, dat was die van de fanatici. Die klauwen, die zagen rood van het bloed. Brrr.

Lief voor Groen. In het Het Nieuwsblad (22 juli) becommentarieert Farid El Mabrouk de houding van Groen/Ecolo tegenover kernenergie. Eerst een onvoorwaardelijke kernuitstap, dan een onrealistische strategie tegenover Engie, en ten slotte de grote bocht. Conclusie van El Mabrouk: ‘‘Straks kan niemand nog met veel aplomb zeggen dat de groenen dogmatische warhoofden zijn.’ Tja.

Communistische scheldwoorden. De communistische traditie is rijk aan genuanceerde scheldwoorden. Zo is er een belangrijk verschil tussen ‘vuile trotskist’ en een ‘trotskist’ tout court. Het eerste wordt gebruikt voor de aanhangers van Trotski, het tweede voor iedereen die binnen de partij of beweging iets zegt of doet wat de leiding niet aanstaat. Zo had je begin de jaren zeventig een Comité Joseph Staline pour l'Unité rouge. Ludo Martens noemde die lui ‘trotskisten’.

Achteromkijken. Ik heb al meer dan dertig jaar last van een stijve nek.  Dat is vooral gevaarlijk als ik met de fiets een straat wil oversteken. Mijn nek blijft halverwege steken. Maar van de week vertelde mijn kinesiste terloops dat je je hoofd veel verder kunt draaien als je je kin naar beneden houdt en over je schouder draait. Ik heb het onmiddellijk geprobeerd en het werkte. Had ik wat beter opgelet tijdens de Ronde van Frankrijk, had ik gezien dat de renners altijd zo achterom kijken.

Oude films. Midden de jaren zeventig begon ik televisie te kijken. Je kon in die tijd nog van die heerlijke oude films zien op zaterdagmiddag of zondagavond. Films uit de jaren veertig en vijftig, films die toen dus twintig of dertig jaar oud waren. Nu laten ze die films niet meer zien. Ik vraag me af waarom. Nu spelen ze veel jongere films, uit de jaren tachtig en negentig enzo. Of wacht …

Feestelijk bedanken. Elke taal zal wel de mogelijkheid hebben om iemand te bedanken. Maar die mogelijkheid staat blijkbaar open voor spottend gebruik. ‘bedankt hoor!’, ‘feestelijk bedanken’, ‘toch bedankt’. In het Engels hoor je ‘thank you very much’ (met stijgende intonatie), ‘thank you for nothing’, ‘thanks but no thanks’. In het Frans ken ik ‘merci quand-même’, een bedankje als troostprijs.

Nouvelle vague. Mijn vader was geen voorstander van de Nouvelle vague in de film. In een van die films, van Vadim of Goddard geloof ik, kwam er een scène van een man die op een toilet zat. Mijn vader vond dat getuigen van slechte smaak. Later draaide hij wat bij, vooral als het om films van Louise Malle ging. Ik vertelde dat ik onlangs L’année dernière à Marienbad gezien had. Mijn vader had die niet gezien en wou weten hoe die was. ‘Nogal pretentieus,’ zei ik.  ‘Maar die film kreeg toch heel goede kritieken,’ antwoorde mijn vader. ‘En speelde Delphine Seyrig niet mee in die film?’ Ja, als Delphine Seyrig meespeelde mocht een film een beetje pretentieus zijn.

De maskers vallen af. Er bestaan clichés waar je veel pret aan kunt beleven. Het verontwaardigde ‘de maskers vallen af,’ is er zo een. Mijn FB-vriend Geraard Goossens kan zijn pret niet op als die uitdrukking valt. Desnoods gebruikt hij ze zelf. Maar nu lees ik dat Margueritte Yourcenar een toneelstuk heeft geschreven dat heet: Elektra: de maskers vallen af. Wat zou Geraard daarvan denken?

vrijdag 22 juli 2022

'Vuile poetinist' en andere politieke scheldwoorden


     Af en toe kan een scheldwoord bruikbaar zijn om een politieke vijand te typeren, maar vaker berust het op een overdrijving of een leugen. Een brave lerares wordt een ‘raciste’ genoemd vanwege haar standpunt omtrent immigratievoorwaarden. Nochtans behandelt zij al haar leerlingen, blank en zwart, netjes gelijk. Een jonge staatsambtenaar wordt een ‘communist’ genoemd omdat hij rijken zoals ik iets zwaarder wil belasten. Nochtans stemt hij Groen, heeft hij amper politieke interesses, en heeft hij alleen kaartjes voor Manifiesta gekocht omdat Kate Hudson daar komt spreken. Hij zal schrikken als dat niet de bekende Hollywood-actrice zal blijken te zijn.
     In plaats van zulke leugenachtige platitudes te gebruiken, kun je proberen met scheldwoorden iets leuks te doen in een polemiekje. Pascal Cornet noemt in zijn stukje van vandaag N-VA-schepen Annick De Ridder een ‘opportunistische cynica, een theatrale schertsfiguur en een sardonische sarcaste’. Vooral die laatste omschrijving is aardig omdat ze zo onweerstaanbaar doet denken aan de titel van zoveel Suske-en-Wiske-albums. 
     Mijn ervaring is echter dat de polemiekjes met de meeste scheldwoorden voor een andersdenkende de minst leerzame zijn. Je leert iets leert over de schrijver maar weinig over het onderwerp van zijn spot. Cornet bijvoorbeeld heeft bezwaren tegen N-VA, dat heb ik nu goed begrepen. Maar of Annick De Ridder werkelijk ‘geen zak’ geeft om het milieu, dat kan ik uit het stuk niet opmaken. Dat lijkt mij een kwestie van speculatie. Ook weet ik nu niet met zekerheid of ze bevriend is met de directeuren in het gebouw van de Persgroep waar ze vóór poseert. Dat lijkt mij een kwestie van insinuatie. En dat Annick als politica in haar eigen machtspositie geïnteresseerd is, wist ik al. Daar had ik Cornet niet voor nodig. Toon mij een politicus die niet geïnteresseerd is in zijn machtspositie.
     Een andersdenkende leert dus niet veel uit politieke scheldtirades. Erg is dat niet, want wat die andersdenkende zou kunnen leren, is meestal het laatste waar de polemist aan denkt. De polemist moet dus ook niet kijken op een scheldwoord meer of minder. Hij moet niet al te bang zijn om een tegenstander te kwetsen. Trouwens, een beetje tegenstander zal onder die scheldwoorden het hoofd koel houden, ze als geuzennaam opvatten, en antwoorden: et alors?
     Dit alles verklaart de populariteit van schelden in het politieke bedrijf. Er worden voor dat doel soms zelfs nieuwe etiketten in omloop gebracht. Toen de Oekraïense oorlog op de voorpagina’s stond, las je hier en daar het verwijt van ‘poetinist’ bijvoorbeeld. Goed gevonden, want de tegenstander zou dan als antwoord ‘Zelenskist’ moeten roepen, en dat ligt veel minder goed in de mond. Maar ‘poetinist’ blijft verder een scheldwoord van dezelfde orde als ‘racist’ en ‘communist’: het wordt vooral gebruikt voor mensen die het niet zijn. Er is slechts een kleine minderheid van mensen in ons land die zich vierkant achter de Russische inval schaart. In de reguliere pers hoor je ze niet en op de sociale media schrijven ze commentaartjes vol grove taalfouten. Daarnaast is er wel een grotere groep mensen die naar neutraliteit neigen, omdat ze zich niet willen moeien met wat hen niet aangaat of omdat ze te veel lelijks zien bij de twee oorlogvoerende partijen. Het zijn die neutralen die makkelijkst het nieuwe etiket krijgen opgeplakt.
     Zelf heb ik ook al over ‘poetinisten’ geschreven. Ik noem dan niemand in het bijzonder en denk ook aan niemand in het bijzonder. Ik ga ervan uit dat ze bestaan, maar dat ze in tegenstelling tot de kromtaalschrijvers op de sociale media, hun sympathie voor de Russische autocraat voor zichzelf houden of reserveren voor een beperkte kring van gelijkgezinden. ’t Zou begrijpelijk zijn, want de Oekraïense polemiek wordt vaak heel persoonlijk gevoerd. De verborgen Poetinist vreest, niet ten onrechte, om minstens symbolisch op de brandstapel te komen. Heksenjacht is van alle tijden.
     Eigenlijk spreek ik nog het liefst van ‘halve poetinisten’. Daarmee bedoel ik niet ‘apeasers’, want misschien hebben de ‘apeasers’ dit keer wél gelijk – dat kan ik niet uitmaken. Ik bedoel ook niet ‘Putinverstehers’ want je doet geloof ik niets fout als je Poetin probeert te begrijpen. George Orwell werd razend als Britse intellectuelen of politici probeerden om Hitler te begrijpen. Hij vond dat een capitulatie. Ik heb dat niet. Van mij mag men alles en iedereen proberen te begrijpen. Hoe meer je begrijpt, hoe beter. En het is niet omdat je iemand begrijpt, dat je hem goedkeurt of 
  en dat is het belangrijkste   laat begaan.
 
     Wat ik wel bedoel met ‘halve poetinisten’ zijn mensen die naar mijn smaak teveel argumenten uit het Poetinkamp overnemen. Zelfs daar zou ik begrip kunnen voor opbrengen, als die overgenomen argumenten op zichzelf waardevol waren, maar ik vind ze juist onlogisch en hemeltergend eenzijdig. Op een kwade dag acht ik mij in staat om iemand als professor Goddeeris een ‘halve poetinist’ te noemen. ’t Zou onrechtvaardig zijn, want Goddeeris zijn werkelijke sympathie voor Poetin is wellicht nul procent, en niet vijftig procent. Maar wat is, op zo’n kwade dag, het alternatief? Moet ik hem een ‘objectieve handlanger’ van Poetin noemen, zoals men in de communistische traditie sprak van ‘objectieve handlangers’ van het tsarisme, imperialisme en fascisme ? Dat waren dan lui die het ‘subjectief goed meenden’ maar die ‘objectief in de kaart van de vijand speelden’.
     ‘Objectieve handlanger’, ik eet nog liever mijn hoed op dan dat ik dát scheldwoord gebruik.

donderdag 21 juli 2022

Oekraïne: de economische boycot.



1. Ik wacht geduldig op goede argumenten, maar ondertussen zie ik weinig voordeel in de economische boycot van Rusland. We zetten de Russische bevolking onder druk door haar levenstandaard te verlagen. Akkoord. Daardoor zou ze haar steun aan de oorlog kunnen opzeggen. Misschien. Maar op welke termijn? Die druk kan op korte termijn evengoed leiden tot vernieuwde haat tegen het Westen en toegenomen steun aan de oorlog. Je kunt niet weten in welke richting de balans zal doorslaan, en wanneer. Het is niet erg origineel wat ik hier zeg, maar het is wel waar.

2. We zetten trouwens ook de levenstandaard van onze eigen bevolking onder druk, en we weten niet goed wat dáár de gevolgen van zullen zijn. Misschien wordt onze bevolking boos op Poetin. Dat zou mooi zijn. Maar het is niet altijd makkelijk om boos te zijn op een intimiderende bullebak. Misschien wordt onze bevolking in plaats daarvan wel boos op Zelenski, die er minder gevaarlijk uitziet en toch koppig is. Misschien hoor je dan bij de kapper: Als die Zelenski maar wilde capituleren, zaten we nu niet in de kou. En onze kappersklanten hebben meer middelen dan de Russische om het beleid onder druk te zetten.

3. De hele boycotgeschiedenis is vooral een emotionele kwestie. Toen mijn vader als gedeporteerde tewerkgesteld was in een Duitse wapenfabriek, was hij razend toen hij zag dat de machines daar vanuit Chicago waren ingevoerd. Dat was weliswaar van voor de oorlog, maar ik begrijp toch die woede. Je kunt niet tegelijk oorlog voeren en handel drijven. Maar we zíjn niet in oorlog. Je kunt dus wél militaire steun geven aan Oekraïne – iets waar ik helemaal achter sta – en tegelijk allerlei betrekkingen onderhouden met Rusland.

4. Ik herhaal: wij zíjn niet in oorlog. Er is geen oorlogsverklaring geweest. Er is nog steeds handel, er zijn nog steeds diplomatieke betrekkingen, er is nog steeds toeristisch verkeer. Al die dingen kunnen blijkbaar principieel in verschillende compartimenten worden ondergebracht. Waarom moeten ze dan beperkt worden in omvang?

5. Natuurlijk was een zekere mate van economische boycot onvermijdelijk. Emoties en symboliek moeten hun plaats krijgen. Politici, en zeker ‘toppolitici’ moeten de indruk krijgen dat ze iets dóen. Het is ook begrijpelijk dat ze door de dramatische gebeurtenissen in een ‘Churchillian mood’ raakten. Ik heb het elders ‘folie des grandeurs’ genoemd.

6. Na de heroïsche modus moet echter bezinning komen in plaats van blind voort te galopperen op de ingeslagen weg. Maatregelen moeten worden geëvalueerd voor er nieuwe worden genomen. Maar dat is niet gebeurd. Ik geloof niet dat die Europese toppolitici dom zijn, maar koortsachtig vergaderen en snelle beslissingen nemen over dossiers die ze vroeger nooit bestudeerd hebben, zoiets leidt niet tot evenwichtige beslissingen.

7. Toen Poetin de boycot beantwoordde met eigen boycotmaatregelen, spraken de Europese politici van ‘economische oorlog’ en ‘chantage’. Ik heb niets tegen een beetje hypocrisie, maar je moet proberen je daarbij niet belachelijk te maken.

8.  Tot mijn verbijstering wordt de economische boycot van Rusland voorgesteld als een beleid voor de lange termijn. Biden wil sancties die ‘maximize the long-term impact on Russia’. De redenering is dat Rusland met een verzwakte economie ook militair zwakker zal staan en geen agressie meer zal kunnen plegen. Dat lijkt mij een dubieuze stelling. Rusland is economisch en militair al zwak genoeg. Hoe zwakker het wordt, hoe meer het alleen nog op zijn nucleair arsenaal kan terugvallen, en daar schuilt het grootste gevaar voor de wereldvrede. We moeten eigenlijk hopen op een economisch en militair sterker Rusland.

9.  Kortom: wat mij betreft, moeten onze handelsbetrekkingen met Rusland genormaliseerd worden op het ogenblik zelf dat de oorlog ten einde is. Zoiets is goed voor de Russische economie én onze economie. En het verhoogt, zonder garantie te bieden, de kansen op vrede. Bastiat wist het al in de 19de eeuw:  ‘Si les marchandises ne peuvent traverser les frontières, les armées le feront.

10. Ten slotte: om met mijn maître à penser te eindigen: Karel van het Reve heeft van alles gedaan om de Russische dissidenten te steunen en de sovjetmacht te ondermijnen. Maar hij was geen voorstander van boycotpolitiek. Hij was juist een groot voorstander van uitwisseling van studenten en ander vrij verkeer. Hoe meer Sovjetburgers het Westen bezochten, hoe meer tegengif ze kregen tegen de staatspropaganda. Die redenering is nog altijd van kracht. We zouden het de Russiche burgers nu makkelijker moeten maken om naar het Westen te reizen. Misschien zullen er onder die burgers enkele spionnen, saboteurs en provocateurs zijn. Maar die zijn er nu ook, vrees ik. Zoveel verschil zal het niet maken.

woensdag 20 juli 2022

Oekraïne - over moraliteit, en de rest


     Veel van wat ik meen te weten over het menselijke bestaan, heb ik gehaald uit de televsiereeks Yes Minister. Neem moraliteit en ethiek. Eerste minister Hacker en zijn kabinetschef Sir Humphrey discussiëren over dubieuze wapenleveringen. ‘We cannot close our eyes to something that is as morally wrong as this,’ zegt Hacker. Uit het antwoord van Sir Humphrey blijkt het voordeel van een klassieke opleiding aan Oxford, met bijhorend enkele degelijke cursussen filosofie. ‘Very well, Minister, if you insist on making me discuss moral issues, may I point out that something is either morally wrong or it isn’t. It can’t be slightly morally wrong.’
     Een wereld ging voor mij open. Ik had altijd gedacht dat het domein van moraal één grote grijze zone was, en Sir Humphrey – of all people – leerde mij nu dat het wel degelijk een kwestie was van zwart óf wit. Na lang nadenken begreep ik mijn fout. Onze keuzes, beslissingen, handelingen zijn complex. Als je ze opsplitst krijg je een reeks witte en zwarte vakjes, maar als je die vakjes samenlegt en vanop afstand bekijkt, krijg je een grijs beeld. Voor iets als de militaire inval in Irak, bestonden ongetwijfeld een aantal moreel goede, naast een aantal moreel slechte redenen. Maar daardoor is het niet een eenvoudig een ondubbelzinnig eindoordeel uit te spreken.
    Daar komt bij dat mensen verschillende opvattingen kunnen hebben over goed, kwaad, waarden en ethiek. Een gemakkelijke manier om ondanks die verschillende opvattingen met elkaar te kunnen praten bestaat erin tijdelijk een utilitaire zienswijze aan te nemen. Moreel goed is dan alles wat het grootste geluk van het grootste aantal mensen (en dieren) bevordert. 
     Een nadeel van die zienswijze is dat ze het domein van de moraal heel erg uitbreidt. Vroeger waren er lieden – misschien bestaan ze nog – die beweerden dat ‘álles politiek is’. Met het utilitarisme krijg je hetzelfde: alles wordt moraal. Alles wat we doen kan immers bijdragen tot, of afdoen aan, het geluk van de ene of de andere, en dat geluk moeten we dan gaan wegen, en de bevoordeelde en benadeelde partijen moeten we gaan tellen. En als álles moraal is, wordt ook het onderscheid van de oude Talleyrand – c’est pire qu’un crime, c’est une faute – zinloos want een fout is dan een misdaad.
    De laatste tijd is de Oekraïense oorlog van de voorpagina’s verdwenen, en het aantal opiniestukken erover is fel verminderd. In de pers geldt nu het adagium ‘Van het oostelijk front geen nieuws’. Maar als in de winter energieschaarste zal heersen, wij thuis onze aangename comfortwarmte moeten missen, en in de winkels weer alles duurder wordt, dan kan de oorlog en het debat erover weer actueel worden. Mocht dat gebeuren, dan zou ik, voor een zindelijk verloop ervan, ook binnen de utilitaire zienswijze een afbakening van een aantal domeinen voorstellen. Ik denk bijvoorbeeld aan 

  1. sentiment 
  2. humanitarisme 
  3. ideologie 
  4. krijgskansen 
  5. moraliteit en immoraliteit 
  6. geopolitiek 
  7. internationaal recht
     Ik heb in eerdere stukjes al iets over sentiment en het daarmee samenhangend humanitarisme geschreven. Er is niets mis met overwegingen in die sfeer, maar ze mogen geen al te groot gewicht krijgen. Ze wijzen misschien de juiste marsrichting voor de geschiedenis aan, maar wie te snel loopt kan lelijk vallen, zelfs al loopt hij in de juiste richting. 
     Als het over ideologie en systemen gaat, wordt het moeilijker. Liberale democratieën en autocratieën kunnen best lange tijd vreedzaam naast elkaar bestaan. Dat is in het verleden vaak het geval geweest.  Maar met de botsing tussen het Russisch panslavisme en het Oekraïens nationalisme is het anders gesteld. Daar is het buigen, barsten, of water in de wijn. Gezien de huidige krijgskansen, met een relatief militair evenwicht – dank zij de Westerse steun –, duim ik voor het laatste. 
     Een oorlog waarin géén immorele middelen gebruikt worden is niet goed denkbaar. De twee partijen – Russen en Oekraïeners – beschieten en bombarderen soldaten, burgers en kinderen van de overkant. Leugenachtige propaganda wordt aangewend om het moreel van de bevolking en de troepen te verhogen. Dat betekent niet dat de twee partijen zich éven schuldig maken aan die misdaden, maar voor een buitenstaander is het moeilijk om na te gaan wie de zwaarste inbreuken pleegt, en zelfs neutrale verslaggevers kunnen door propaganda worden beïnvloed.
     Je kunt daarnaast ook proberen de moraliteit van het Westen met die van Poetin te vergelijken. Sommigen vinden dat het Westen een laffe proxy war voert, waarbij de Oekraïners het vuile werk doen, terwijl de kranige Russen tenminste boots on the ground hebben. Daar zit iets in. Ik aanvaard het verwijt van lafheid. Ik ben als burger van het Westen niet zo laf dat ik élk risico van een open conflict met Rusland wil vermijden, maar ben wel laf genoeg om een gróót risico op zo’n conflict te willen vermijden, zeker gezien de mogelijkheid van een nucleaire escalatie. Aan de andere kant suggereert de uitdrukking proxy war dat Zelenski wordt opgestookt door het Westen om oorlog te voeren. Dat is zeker hoe de Russen het zien. De meeste mensen die ik ken daarentegen hebben vooral de indruk dat het omgekeerd is en dat het Westen door Zelenski wordt opgestookt om meer en meer steun te geven.
     Een andere manier om de moraliteit van het Westen ongunstig te belichten is te wijzen op de schandelijke ‘gebiedsuitbreiding’ van de NATO naar het oosten. Waarom, vraagt men zich dan af, mag Poetin zijn invloedssfeer niet uitbreiden in Oekraïne, als het Westen dat in heel Oost-Europa gedaan heeft? Het antwoord op die vraag, is voor mij heel eenvoudig. Ik heb er geen enkel probleem mee dat gelijk welk land zijn ‘invloedssfeer’ probeert ‘uit te breiden’. Dat is een respectabele doelstelling. Maar de moraliteit gaat over de middelen die daartoe worden gebruikt. Breidt men zijn ‘invloedssfeer’ of ‘bufferzone’ uit door handelsbetrekkingen, beloften en wederzijdse akkoorden, zoals het Westen gedaan heeft, dan is dat in orde. Valt men een ander land binnen om een vazalregering te installeren of om een stuk van dat land te veroveren, dan is dat een heel andere zaak.
     Met die invloedszones zijn we bij de geopolitiek beland. Daar heb ik als leek weinig over te melden. Ik kan alleen hopen dat staatslieden zich hier opstellen als schoonheidskoninginnen die de wereldvrede als doel nastreven. Hoe ze dat moeten doen, dat weet ik niet, al zijn er een paar vuistregels. Zorg dat je voldoende sterk bent om je eigen veiligheid te garanderen. Ga bondgenootschappen aan. Laat je door je vijanden noch provoceren noch intimideren. Probeer enkele decennia vooruit te kijken. Allemaal gemakkelijker gezegd dan gedaan. 
    Ten slotte nog iets over het internationaal recht, zoals het vastgelegd is in verdragen en zoals het zou móeten zijn. Hier is één regel die boven alle andere uitsteekt: je mag een soeverein land niet aan- of binnenvallen. Zelfs niet als dat land vroeger van jou was. Zelfs niet als in dat land straten genoemd worden naar je historische vijanden. Zelfs niet als de regering van dat land andere bondgenootschappen aangaat dan degene die jij wenselijk acht. Zelfs niet als je de taalpolitiek in dat land discriminerend vindt. En ten slotte: zelfs niet als andere landen in het verleden ook zoiets gedaan hebben. 
     Wat poetinisten tegen dát argument kunnen inbrengen, is mij een raadsel. 

 

* Je kunt in het beste geval de pre-emptive strike uitzondering inroepen, maar dan moet je een beetje geloofwaardig blijven. 

zondag 17 juli 2022

Oekraïne - ethiek en sentiment. Vijf bedenkingen


1.    Onder de talrijke slachtoffers van een oorlog zijn er altijd die een grotere sentimentele waarde krijgen. Voor mijzelf hebben ze vooral feitelijke waarde. De bloedbaden van Kafr Quasim (1956) en My Lai (1968) bewijzen twee dingen die ik al wist: ‘war is hell’, en de Israëli’s en Amerikanen zijn, net als andere mensen, tot de ergste wreedheden in staat. Zij maken mij echter niet noodzakelijk een tegenstander van Israël en Amerika, of een voorstander van de Palestijnen en de Vietnamese communisten. 

2.   Hetzelfde geldt voor het bloedbad van Odessa (2014), met tientallen pro-Russische activisten die levend verbrand raakten, en dat van Boetsja (2022), waar honderden Oekraïense lijken werden gevonden. Mijn houding tegenover Moskou en Kiëv zal van meer zaken afhangen*. 

3.   Algemener. De symboolwaarde van bepaalde misdaden verhoogt zeker mijn morele verontwaardiging. Maar die geeft mij niet het recht om al de rest te vergeten: de duizenden andere slachtoffers, de verschillende verantwoordelijkheden, enzovoort. Die iconische misdaden zijn ook onvoldoende om neutraliteit in een conflict tot de enige mogelijke keuze te decreteren.

4.   Mensenrechtenorganisaties zijn wél aan zichzelf verplicht om neutraal te blijven. Amnesty International pleit ervoor om zowel de misdaden begaan door de Oekraïense als door de Russische en separatistische troepen en milities te onderzoeken. Amnesty heeft al verschillende keren onderzocht hoe de twee partijen de eigen misdaden proberen te verbergen maar ook die van de andere partij te overdrijven. De organisatie geeft het voorbeeld van Lavrov, de Russische minister van Buitenlandse Zaken. Als in 2014 bij Komunar in de Donetsk een graf wordt gevonden met vier gedode burgers, maakt hij daar een massagraf met vierhonderd lijken van (zie hier).

5.   De westerse pers doet zeker mee aan eenzijdige sentimentele verontwaardiging, al doet ze in haar berichtgeving vaak ook een poging om kort de Russische versie weer te geven. De Russen, als direct betrokken partij, gaan in hun sentimentele eenzijdigheid veel verder.  Al vele jaren zie je in Moskou langs de straten en in de winkels foto’s van in de Donbas omgekomen kinderen - alsof de separatisten in dat gebied géén kinderen doden. Het is dat soort foto’s dat er mee voor gezorgd heeft dat de Russische man in de straat de oorlog steunt. De ethiek van de man in de straat is overal sentimenteel, maar in het land van Dostojevski nog meer dan ergens anders geloof ik.

 

* Zie mijn stukje hier. 

vrijdag 15 juli 2022

Peaky Blinders pet


     Ik weet niet hoe het u vergaan is, beste lezer, maar ik heb genoten van de juwelendiefstal die enkele weken geleden in Maastricht plaats vond. Op VTM zag ik de met een mobieltje gefilmde beelden van een overvaller die met een grote hamer het glas brak waarachter de kostbaarheden tentoon werden gesteld . Misschien was hij geïnspireerd door Elon Musk die bij de presentatie van Tesla’s Cybertruck ongewild gedemonstreerd had hoe je onbreekbaar gewaand glas kunt breken als je maar genoeg cocaïne snuift en hard genoeg slaat.
     Het viel een beetje tegen dat de andere overvallers op het filmpje niet de professionele agressie uitstraalden die we gewoon zijn van in de bioscoop. Behalve degene die het glas brak, leken ze wat verloren te lopen.  Zo gaat dat: in de werkelijkheid lijkt alles minder echt dan in een film. Maar onze overvallers-in-de-werkelijkheid kregen de juwelen wel te pakken, en daar gaat het ten slotte om. Bovendien slaagden ze erin om langs een vluchtroute te ontsnappen. In de Nederlandse pers las je dat ze ‘bruut’ geweld hadden gebruikt, en in de Vlaamse pers was er zelfs sprake van ‘brutaal’ geweld. Waren ze niet professioneel agressief, ze waren ten minste onbeleefd geweest.
     Eén detail trok de aandacht: alle overvallers droegen een pet, en niet zo’n baseballhoofddeksel dat straatcrimineeltjes achterste voren dragen*, maar een heuse pet. Op het vtm-nieuws sprak men van  een ‘geklede pet’. In andere nieuwsmedia sprak men van een ‘opapet’, een ‘platte pet’ en een ‘klassieke pet’. Allemaal prima. Noem het voor mijn part een kasteelheer-gaat-op-jacht pet. Maar in één krant las ik dat het om Peaky Blinders-petten ging. Kijk, dat kan niet. Het waren géén Peaky Blinders-petten. Ik heb voor de zekerheid gauw het laatste seizoen van de reeks bekeken**  en die petten zien er helemaal anders uit. Cliteur en Clerick, díe dragen Peaky Blinders-petten.

 

* Zie daarover mijn stukjes hier en hier.

Zoals in de vorige seizoenen: enorme gaten in het script, maar je blijft kijken. 

donderdag 14 juli 2022

De oorlog in Oekraïne: een morele kwestie?



      Inzake Oekraïne zijn er in ons land drie soorten mensen. Je hebt een kleine groep bewonderaars van Poetin, een aanzienlijker groep die in gedachten – af en toe – meeleeft met de Oekraïense strijders, en een eveneens aanzienlijke groep die zich min of meer neutraal opstelt. Alhoewel ik zelf tot de tweede groep behoor, de Oekraïne-sympathisanten, volg ik met belangstelling de argumenten van de neutralen. Eén argument vooral houdt mij bezig: dat je de oorlog in Oekraïne niet als een morele kwestie moet bekijken. 
     Dat lijkt op het eerste gezicht een rare stelling. Hoe moeten gewone burgers die oorlog dan wel bekijken? Militair-tactisch? Geostrategisch?  Als een straf van God? Maar wij zijn generaal noch diplomaat noch theoloog. Nee, de morele afweging lijkt mij voor de meesten onder ons de meest natuurlijke. ’t Is in elk geval zo voor mij.

     Ik zie ook wel het nadeel van de morele zienswijze. Onze morele regels, zoals de Tien Geboden, zijn gemaakt voor individuele mensen, niet voor staten. Staten zijn niet precies als mensen, met dezelfde mensenwensen en dezelfde mensenstreken, waarover je in een fabeltjeskrant kunt lezen. In staten wonen krantenlezers, consumenten, kiezers, vakbondsafgevaardigden, verkozenen des volks, staatshoofden, kleinhandelaars, grootindustriëlen, militairen, diplomaten, en allemaal nemen ze kleine en grote beslissingen die hun weerslag hebben op de betrekkingen tussen staten, en op oorlog en vrede.
    Ondertussen probeer ik nog altijd te achterhalen wat lieden wezenlijk bedoelen met de stelling dat een morele zienswijze op de oorlog in Oekraïne - en op elke oorlog? - moet worden vermeden. Mijn reflex is dan om dan zo’n massieve stelling op te splitsen. ‘Distinguo’ is het begin van de wijsheid, zei een van onze leraren, en hij schreef het woord op het bord. Laat mij dat eens proberen. De oorlog in Oekraïne ‘niet als een morele kwestie bekijken’ kan dan volgende betekenissen krijgen

  1. pragmatische vrede komt altijd vóór morele gerechtigheid; als iedereen dood op het slagveld ligt, is het met de morele gerechtigheid voorgoed afgelopen
  2. er is in Oekraïne helemaal geen strijd aan de gang tussen ‘goeden’ en ‘slechten’
  3. de strijd wordt er net aangedreven door morele idealen – panslavische solidariteit, Oekraïens nationalisme – die nooit op het morele niveau verzoend, maar enkel op een ander niveau overstegen kunnen worden
  4. moraal in de politiek leidt onvermijdelijk tot fanatisme en in de internationale politiek tot oorlog
  5. er bestaat voor staten slechts één spelregel, en dat is een pragmatische, namelijk dat ze zich nooit inmengen in aangelegenheden van andere staten; alle andere overwegingen, bijvoorbeeld van humanitaire aard, moeten daarvoor wijken 
  6. minder ambitieus: er bestaat voor staten maar één spelregel, namelijk dat ze een andere staat niet als eerste mogen aanvallen 
  7. nog minder ambitieus : er bestaat voor staten géén enkele spelregel – ook niet die van non-agressie –  omdat een staat nooit de garantie heeft dat een andere staat zich aan die spelregel zal houden; daarom moet de mogelijkheid van een pre-emptive strike altijd open worden gehouden
  8. een staat moet zonder morele scrupules alleen aan zijn eigen veiligheid en welvaart denken** 
  9.  internationale politiek mag nooit een kwestie zijn van ‘signalen’, goede bedoelingen, symbolische gestes, nobele sentimenten en hoogdravende retoriek, maar altijd van praktische resultaten*** 
  10. sterker: internationale politiek die drijft op goede bedoelingen etc. heeft in de werkelijkheid altijd averechtse gevolgen
  11. omgekeerd: goede bedoelingen in de politiek zijn niets anders dan hypocrisie, mooie principes die men bovenhaalt als ze goed uitkomen en die men in alle andere gevallen vergeet
  12. eigen staat eerst; altruïsme dat binnen een goed geordende staat geldt als deugd, is daarentegen een misdadige naïviteit in de internationale betrekkingen; daar geldt, ondanks Volkenbond of Verenigde Naties slechts één wet van kracht is: die van de sterkste.

     Ik ben het eigenlijk met al die stellingen eens, behalve met de woorden ‘iedereen’, ‘voorgoed’, helemaalonvermijdelijk, ‘enkel’, ‘alleen’, ‘alle,’ ‘slechts één’, ‘géén enkele’, niets anders dan en verschillende keren ‘nooit’ en ‘altijd’. Dat zijn woorden waar ik zuinig op ben. In de tweede stelling zou ik graag een woord toevoegen voor ik ze onderschrijf: er is in Oekraïne geen strijd aan de gang tussen absoluut ‘goeden’ en absoluut ‘slechten’. 

    Wat er ook van zij: geen van de negen stellingen kan, na nuancering, mijn positie van sympathie voor de Oekraïeners ondermijnen. Stelling 5 (non-agressie) vormt zelfs een stevig fundament voor die sympathie, te meer daar de nuance daarop aangebracht door stelling 6 (pre-emptive strike) niet van toepassing is. De bewering dat Rusland een pre-emptive strike uitvoerde omdat het land een aanval vanuit Oekraïne moest vrezen, mist elke plausibiliteit. 
     Alleen met stelling 7 (eigenbelang) in samenhang met stelling 1 (vrede), kom ik in moeilijkheden. Het behoud van de Europese vrede is zonder twijfel het hoogste eigenbelang dat wij ons kunnen voorstellen. De financiële en militaire steun die het Westen aan Oekraïne geeft, brengt risico’s voor onszelf mee. Een ‘irrationele’ respons van Poetin blijft altijd mogelijk. 
     Aan de andere kant houdt het ook risico’s in als Oekraïne aan Rusland wordt overgeleverd en met huid en haar wordt opgepeuzeld. Ik ben er vrij zeker van dat Poetin nooit de ambitie heeft gehad om West-Europa aan te vallen. Maar ik mis die zekerheid als het om Noord- en Oost-Europese landen gaat die vroeger tot de Russische invloedssfeer behoorden, en die nu onze formele bondgenoten zijn. Een militaire aanval op die bondgenoten was niet uitgesloten als de Russen moeiteloos Oekraïne als vazalstaat hadden geannexeerd. Gokkers worden overmoedig bij winst. 
     In geval van zon aanval op een formele bondgenoot was een directe oorlog, ook met nucleaire wapens, het enige mogelijke antwoord van het Westen geweest. Voor ons eigenbelang heb ik liever de – voor ons althans – indirecte oorlog, zoals die nu aan de gang is. Laten we voor onszelf hopen dat die niet te lang meer duurt. En voor de Oekraïeners al zeker, want ons eigenbelang is niet de enige maatstaf.

 

* Bijvoorbeeld omdat de twee partijen boter op hun hoofd hebben

** Dat nastreven van eigenbelang kan best tegelijk het eigenbelang van andere staten ten goede komen. Dat is het principe van de internationale handel.

*** Het heeft mij wat tijd gekost voor ik begreep dat veel tegenstanders van moraliseren in de politiek niet de ethiek als dusdanig bedoelen, als wel de sentimentele, retorische variant ervan die rationele afweging verwerpt.

zaterdag 9 juli 2022

Kortjes


Clichés.
 Als Hannah Arendt vandaag les gaf aan de Universiteit van Antwerpen zou ze door rector Van Goethem naar het Hannah Arendt Instituut worden gestuurd voor ‘begeleiding’. Zelfs als ik de eerste zou zijn die het zo verwoordt, blijft het klinken als een cliché. ’t Heeft wellicht te maken met een soortgelijk cliché over Jezus. ‘Als Jezus vandaag zag wat de kerk allemaal uitspookt etc.’ Maar de uitspraak is wel min of meer waar, zoals dat vaker gaat met clichés. 

Clichés (2). Ik ben dus de eerste om het nut van clichés te erkennen, en al zeker bij plechtige omstandigheden zoals een begrafenis, of het afscheid van een collega die op pensioen gaat. De overledene stond dan altijd klaar’ voor zijn naasten.  De gepensioneerde was een  ‘stille werker’ die nu voortaan moet ‘genieten’. Zo hoort het. Het zijn heilige woorden waar je niet te veel mag aan veranderen.

Clichés (3). Maar in andere contexten wekken clichés mijn spotlust op. In het televisieprogramma ‘Junior op zoek naar liefde’ moest de jongste Planckaert een geliefde kiezen uit een aantal kandidaten. Uiteindelijk twijfelde hij tussen twee meisjes. Waarop zijn oudere broer Franceso zegt: ‘Gelijk welke keuze je maakt, je kunt op onze steun rekenen.’ Pascal Cornet, die het programma bekeken heeft, schrijft op zijn blog dat die uitspraak voor hem een uiting is van ‘broederliefde en familiale solidariteit’. Gelijk heeft hij. Maar zelf zou ik liever hebben dat zo’n broer zegt: ‘Kijk, Junior, als je die lelijke del met de vlechten neemt, sla ik op je gezicht.’

Hippocates. Yourcenar vertelt dat de doodzieke Hadrianus aan zijn lijfarts Iollas vroeg om hem een snelwerkend gif te geven met het oog op een pijnloze zelfmoord. Iollas had begrip voor de beweegreden van de keizer, wou hem niet ongehoorzaam zijn, maar wou ook zijn eed van Hippocrates niet breken die het toedienen van schadelijke stoffen verbood. Geplaatst voor de onmogelijke keuze tussen eedbreuk en ongehoorzaamheid, nam hij dan zelf maar het gif in dat hij niet mocht voorschrijven. 
Vandaag hanteert de Belgische Orde der Artsen een vernieuwde versie van de hippocratische eed, met woorden als ‘kwaliteitsvolle geneeskunde’, ‘blijvend bijscholen’, ‘toegankelijke gezondheidszorg’ en onpartijdige benadering van ‘ras, etnie, nationaliteit, taal, gender, seksuele voorkeur …’ Zouden er al veel artsen zelfmoord gepleegd hebben toen werd vastgesteld dat hun geneeskunde niet kwaliteitsvol was, of dat ze zich onvoldoende bijschoolden, of dat ze bij zichzelf partijdigheid vermoedden inzake ras, etnie, gender enzovoort?

Oude films. We vergeten veel en we vergeten ook wát we vergeten. Weg is weg. Het verleden keert niet terug. Bij films gaat dat anders. We kunnen de film opnieuw bekijken en dan zien we wat we onthouden hebben en wat we vergeten zijn. Ik zag 52 jaar geleden de film Le cercle rouge. Toen ik die onlangs opnieuw bekeek, herinnerde ik mij alleen het delirium tremens van Yves Montand, de schietoefening in het bos waarbij de schietkaarten onderaan tegen de boomstammen worden geplaatst in plaats van aan de stam te worden vastgemaakt, en ten slotte de oude politiecommissaries die een paar keer zegt: ‘Tous sont coupables’. Al de rest was ik vergeten. 
Eveneens 52 jaar geleden zag ik de film If over scholieren in een Engelse public school. Van die film herinnerde ik mij alles, alles, alles, alles, van de leraar die de klas binnenfietst tot het soort affiches dat aan de muren hing. Het waren posters van Che Guevara en Mao Zedong. Ik herinnerde mij ook de stukken die ik toen niet begreep, met name alles wat met homo-erotiek te maken had. De acteur die de beste vriend van Malcolm Mcdowell speelt heb ik later nooit meer teruggezien, maar zijn gezicht staat mij beter voor de geest dan dat van mijn klasgenoten uit die tijd.

Nieuwe films. Bij nieuwe films of televisieseries doet zich hetzelfde voor. Sommige herinner ik mij een jaar later beeld voor beeld, van andere is nagenoeg niets blijven hangen. Een vriendin raadde mij onlangs de reeks Russian Doll aan. Het verhaal draaide om een timeloop, zei ze. Ik begon te kijken, en het eerste beeld van Natasha Lyonne in de wasruimte van het toilet, herkende ik. Daarna herkende ik haar vriendin, die twee paar wenkbrauwen had, twee echte en twee geschilderde. Daarna niets meer. Had ik de reeks nu gezien of niet? Misschien alleen de eerste aflevering? Ik wist dat er nog een scène moest komen waarin Lyonne vergadert met haar collega-programmeurs. Die scène kwam echter niet in de eerste aflevering. Ze kwam wel in de tweede aflevering, die ik dus ook moest hebben gezien.Ik ben dan maar blijven kijken. Per aflevering vond ik iedere keer wel één momentje dat ik vaag herkende. De reeks eindigt met een bonte stoet die door de nachtelijke straten van New York City trekt. Die scène herinnerde ik mij heel goed. Ik had dus één of twee jaar geleden de héle reeks gezien.

donderdag 7 juli 2022

Fiscale renovatiewerken - tien bedenkingen




1. Professor Delanote heeft op vraag van minister Van Peteghem (CD&V) een fiscaal hervormingsplan uitgewerkt dat hijzelf  ‘wetenschappelijk’ noemt. Het komt neer op: vereenvoudigen, minder belasting op arbeid, meer belasting op verbruik, minder belasting voor alleenstaanden, ‘koterijen’ afschaffen zoals bedrijfswagens, en een eenvormiger belasting op inkomen uit eigendom. Ik zie niet in wat daar ‘wetenschappelijk’ aan is. Hoogstens kun je het door Delanote voorgestelde systeem ‘ordelijk’ of ‘rationeel’ noemen.

2. Socialisten, christendemocraten en groenen steunen het hervormingsplan. Dat komt geloof ik niet omdat ze ordelijker of rationeler zijn dan Bouchez en andere liberalen. Ze hebben alleen snel uitgerekend dat hún kiezers met het nieuwe plan minder belasting zouden betalen, en de kiezers van andere partijen méér.

3. Technisch zou het erg moeilijk zijn om een hervorming uit te werken – met gelijkblijvende belastinginkomsten – volgens het principe dat Di Rupo ooit in een communautaire context gebruikte: ‘Niemand mag armer worden.’ Het voordeel van de één zal altijd het nadeel van de ander zijn. Ik las een interview in het Nieuwsblad met Delanote waarin zwierig om die eenvoudige waarheid heen werd gefietst.

4. Dat was de technische kant. Politiek is het dan weer erg moeilijk om een fiscale hervorming uit te werken – om het even dewelke – waarbij de algemene belastingdruk dáált. Hervormingen dienen in ons land om de belastingen te laten stijgen. Onder alle regeringen die ik gekend heb, ging de algemene belastingdruk omhoog. Alleen de vorige ‘Zweedse’ regering heeft een kleine verlaging doorgevoerd.

5. Voor de Vlaams-nationalisten onder mijn lezers geef ik nog gauw een citaat van Rik Torfs mee: ‘Belastingverhogingen in België zijn altijd tegelijk een transfer van Vlaanderen naar Wallonië. 

6. Het plan van Delanote blijft vaag over de cijfers omdat zoiets ‘een politieke beslissing is’. Mijn eigen glazen bol blijft ook vaag. Als ik hardnekkig blijf staren, onderscheid ik in het kristal na enige tijd de woorden ‘middenklassen en betalen’.

7. Voor de situatie van mijn eigen gezin heb ik geen glazen bol nodig. We hebben een huis en een appartement. Mijn vrouw heeft een bedrijfswagen. Welke cijfers men ook in het plan invult, wij worden, om het met Di Rupo  te zeggen: ‘armer’.  ’t Is treurig, maar wij moeten hopen op een status quo, op een blokkering van het dossier.

8. Het is mijn gewoonte niet om mijn politieke standpunt te laten bepalen door mijn onmiddellijke eigenbelang. Ook als ik arm was, zou ik tegen nog verder doorgedreven ‘herverdeling’ zijn. Dat een beetje herverdeling voor velen aangenaam is, wil ik graag aannemen, maar je moet er geloof ik altijd wat algemene economische welvaart en groei voor inleveren*. En voor heel veel herverdeling moet je heel veel algemene economische welvaart en groei inleveren.

9. Je hoort en leest vaak dat inkomen uit eigendom in ons land te weinig belast worden. Dat zou onrechtvaardig zijn. Maar je kunt het ook anders bekijken. Neem twee werknemers, Jan en Piet, of om het eigentijds te houden, Arthur en Noah, met een gelijk, tamelijk hoog, inkomen. Ze worden allebei belast aan 50 % (RSZ, inkomensbelasting, patronale bijdrage …). Arthur geeft de overige 50 % uit, terwijl Noah een deel ervan spaart. Daardoor verwerft Noah eigendom waaruit hij inkomsten haalt die … een tweede keer worden belast.* Dat vind ik dan weer onrechtvaardig.

10. Dat neemt allemaal niet weg dat ik enige sympathie voel voor het plan van Delanote. Zijn systeem is wel degelijk rationeel. Dat is altijd een voordeel. Maar, nu we toch onder ons zijn, een vlaktaks, voor iedereen gelijk, vind ik nóg rationeler***.

 

 

* Onder andere door het welvaartsverlies dat mijn leerlingen uit een economische richting ‘deadweight loss’ noemden.

** Natuurlijk zal Arthur ook door middel van BTW een tweede keer belast worden als hij geld uitgeeft, maar dat geldt evenzeer voor Noah als die inkomsten uit eigendom uitgeeft. Noah wordt dan een derde keer belast.

*** Zie daarover mijn stukje hier.

maandag 4 juli 2022

Het boek en de film


     Remco Campert ken ik al mijn hele leven van zijn grappige columns en van zijn gedicht dat uitlegt hoe je een verzetsbeweging opstart. Je moest beginnen met een vraag te stellen. Als jonge communisten indertijd deden we dat dus helemaal verkeerd, want wij waren met antwoorden – stellige antwoorden! – bezig. 

     Enkele jaren geleden las ik ook Camperts beroemde roman Het leven is verrukkulluk. Het was een boekje dat, zoals mijn leerlingen dat verwoordden, ‘vlot leest’. De toon was luchtig, de sfeer grimmig, de dialogen chaotisch, de situaties bizar, en af en toe werden woorden fonetisch gespeld. Hoe langer het duurde voor ik begreep welk woord bedoeld was, hoe harder ik moest lachen.

     De hoofdspelers waren, als ik mij goed herinner, twee jongemannen, maar mijn aandacht ging vooral naar het meisje, Panda heette ze, dat een ver nichtje leek van de zelfzekere bakvissen in Boons Nieuwe onkruid

     Ik heb een ingewikkelde relatie met zulke meisjes. Toen ik ze als leraar in de klas had, stond ik er welwillend tegenover. Als ik ze op straat zie in een bende, zoals onlangs aan het station van Kortrijk, net na hun laatste examen, ben ik er bang van. En als ik erover lees, in een roman of in een verhaal, erger ik mij aan hun amoralisme, zoals dat hun door de auteur wordt toegedicht. Dat laatste was ook het geval bij Panda.

     Ik heb begrepen dat er van Camperts boek een film gemaakt is in 2018. Toen ik het boek las, wou ik eigenlijk ook de film zien. Ik verwachtte geen cinematografisch meesterwerk, maar ik wist bijna zeker dat ik Panda in de film wél sympathiek zou vinden, ook al zei en deed ze precies hetzelfde als in het boek. In de film zou ze dacht ik vrolijk gezicht krijgen; ze zou op een levenslustige leerlinge gaan lijken, en dan is mijn sympathie gauw gewekt. 

     Een vergelijkbaar gevoel had ik toen ik laatst Jahrestage las. De hoofdspelers in dat boek zijn Gesine Cresspahl en haar dochter Marie. Geen van die twee bezondigen zich aan amoralisme – deden ze dat maar ! – en toch stoorde ik mij ook bij hen aan veel van wat ze deden, zeiden en dachten. Ik nam mij toen voor om de verfilming door Margarethe von Trotta op te zoeken waarin Gesine en Marie ongetwijfeld mijn hart zouden stelen. Het is er toen niet van gekomen, omdat ik opzag tegen een film van zes uur, in het Duits, en zonder onderschriften. 

     Nu Campert overleden is, zal ik dat vaalgroene boek met Alle bundels gedichten nog eens opslaan, die mijn vrouw lang geleden heeft gekocht, en waarin ze bladwijzer gestoken heeft op bladzijde 427. Ik zal  de columns herlezen die ik als lesmateriaal gebruikte. En ik zal mijn ruzie met Panda bijleggen door de film er eens bij te nemen. Zouden ze de dvd hier hebben in de bibliotheek?