donderdag 28 mei 2020

Een van de Napoleons

Napoleon en één van de Napoleons
     Vertalen kan erg moeilijk zijn. Je vertaalt iets uit het Frans of het Engels of uit een andere taal en plots staat daar een gekke zin, of een gek woord. Moet je dat dan ook gek vertalen? Karel van het Reve geeft het voorbeeld van een Elsschotzin: ‘Ik word verneukt vanuit Gent’.  Dat klinkt wat gek, maar in het Nederlands kán het. Maar wat moet een Engelse vertaler daarmee doen? I’m being buggered about from Ghent? Out of Ghent? Coming from the direction of Ghent? Elsschotvertaler Brotherton maakte ervan ‘‘I’m being buggered about by a fellow in Ghent.’ Een eerbare keuze natuurlijk, maar het gekke geurtje dat om de oorspronkelijke zin hing, is helaas vervlogen.
     Ander voorbeeld. In hun Dagboek spreken de gebroeders De Goncourt vaak over hun goede vriendin, de kunstzinnige prinses Mathilde. Dat was een nicht van Napoleon. Ze hadden nooit gedacht, schrijven ze bij het begin van hun kennismaking, dat ze ooit zouden dineren ‘avec une Napoléon’. Hoe vertaal je dat nu weer? Het eenvoudigste zou zijn om de broers te laten dineren met ‘een Bonaparte’, want dat geeft de stand van zaken correct weer. Mathilde wás een Bonaparte. Maar die verrekte Goncourts gebruiken de vóórnaam van de keizer, en dan nog met een vrouwelijk lidwoord. In het Nederlands hebben we zo geen lidwoord.
     Als het nog een neef van de keizer was geweest, die bijvoorbeeld Hypolite heette, dan kon je nog schrijven dat de Goncourts met ‘een Napoleon’ gedineerd hebben. Maar van een vrouw zeggen dat ze ‘een Napoleon’ is, dat wordt delicaat.  Je denkt dan onwillekeurig aan een dragonder van een vrouw, en dat was Mathilde niet, al was ze fors gebouwd. Een Napoleonse? Dat gaat ook niet. De verleiding is ondertussen groot geworden om te schrijven dat de Goncourts gedineerd hebben met ‘een vrouwelijke telg van het roemrijke Corsicaanse geslacht waar ook Napoleon toe behoorde’.  Leo Van Maris, die een stukje van het Dagboek vertaalde voor Privé-domein, deed iets in die richting. Hij maakte ervan: ‘een lid van de familie van Napoleon’.







     Zou ‘een van de Napoleons’ een betere vertaling zijn? vraag ik mij af.  Is de gekheid hier ongeveer van hetzelfde gehalte als die in de Franse zin? Om dat te weten moet je verdomd goed Frans kennen. En Nederlands. Zelf zou ik trouwens onmiddellijk vragen: een van de Napoleons - welke dan? De Eerste, de Tweede of de Derde?


Dragonders in de àndere betekenis

woensdag 20 mei 2020

Ik ben vijfenzestig geworden*

     Nu ik, op dit moment, zoals ik hier zit, vijfenzestig ben geworden, is mijn pensionering nog maar een kwestie van weken. Ik doe het schooljaar nog uit, en dan stop ik ermee. Om mezelf te citeren: God en Bismarck hebben het zo gewild  (hier).
     Ik vraag mij soms, met enige bezorgdheid, af hoe mijn nieuwe leven er uit zal zien. Zal ik om te beginnen ongedeerd de corona-storm doorstaan, nu ik tot de statistische risicogroep toetreed? Op een Amerikaanse website heb ik uitgerekend dat ik 1,5 % kans maak om aan corona dood te gaan. Tel daar nog 3,5 % kans bij om gehavend uit intensieve zorgen terug te keren, dan blijft er nog altijd 95 procent kans dat ik rustig verder kan varen op mijn pensioenschuit en dat ik aan iets anders doodga, liefst veel later.
     Ik ben eigenlijk van twee dingen bang: dat ik tijd te kort zal hebben en dat ik tijd te veel zal hebben. Dat eerste is makkelijk te begrijpen. Vandaag zien wij ons pensioen al lang niet meer als een gelegenheid om eindelijk te rusten na een lang arbeidzaam leven. Rusten is voor als we dood zijn. Het pensioen is er om te genieten: die oude boot opknappen, reizen naar verre landen, vliegvissen aan de rand van het meer, of in mijn geval: boeken lezen en inbinden, oude films kijken, piano en muziektheorie studeren, stukjes schrijven, mijn Spaans en Duits ophalen, economische grafiekjes verzamelen, dagelijks een bladzijde Vergilius ontcijferen, wandelen, rondfietsen in Parijs … Ik zie nu al dat het te veel is voor één pensioentermijn.
     Van te veel tijd heb ik nog meer schrik. Ik ben bang dat ik er dan te kwistig mee omspring en hem verdoe aan beuzelarijen, zodat ik aan het einde van dag, week, maand, of jaar niets van waarde over hou en verdwaasd en beschaamd naar mijn lege handen staar. Er is dan niets om met voldoening op terug te kijken. Ik heb eens een hele grote vakantie niets anders gedaan dan, tussen lesvoorbereidingen door, oude VHS-videocassettes overzetten naar dvd’s. Nu sta ik daar met die oude dvd’s.  En dat was in een tijd dat er nog geen sprake was van de sociale media die onvermoede mogelijkheden hebben geopend om tijd te verkwanselen.
     Weet je wat? Ik zal beginnen met de studeerkamer op te ruimen. Die vele duizenden bladzijden lesvoorbereidingen, les-documentatie, projecten en toetsen gaan naar het oud papier, en de klappers in verschillende kleuren – groen voor Engels, donkerblauw voor Frans, rood voor Nederlands 4de jaar, lichtblauw voor Nederlands 5de jaar, oranje voor Nederlands 6de jaar – al die klappers gaan naar de kringloopwinkel. Ik maak schoon schip. Ik begin met een nieuw wit blad papier, waarop je naar het woord van voorzitter Mao, de mooiste en zuiverste letters kunt schrijven.

* Voor vorige verjaardagen:


zondag 10 mei 2020

Egbert Lachaert en de heropstart van de scholen


     Ik ben geen lid van Open Vld maar als ik een voorzitter móest kiezen zou ik liever Egbert Lachaert hebben dan Bart Tommelein. In  De Zondag lees ik dat hij de ‘kernthema’s van de partij wil herstellen zoals werk en belastingen’. Hij bedoelt waarschijnlijk meer werk en minder belastingen, dus ik ben vóór. Wat hij verder over partijpolitiek vertelt interesseert mij minder. Dat zijn van die tactische uitspraken. Hij stelt voor dat de partijen van de oude regering de startnota opmaken voor de nieuwe regering. Mja. Er zitten toevallig nogal veel lui van de liberale familie in die oude regering.
     Lachaert zegt ook dat een samenwerking met Vlaams Belang niet kan, omdat er ‘geen enkel inhoudelijk raakvlak is met die partij’. Oh really? Ik heb het niet gecontroleerd, maar ik ben er nogal gerust in dat de programma’s van Open Vld en Vlaams Belang meer ‘inhoudelijke raakvlakken’ vertonen dan die van Open Vld en PS. Maar om dan in zo’n interview uit te leggen waarom een samenwerking met PS wel kan en een met Vlaams Belang niet, dat is niet eenvoudig. Ik heb daar begrip voor.
     De opvallendste uitspraak van Lachaert betrof de trage heropening van de scholen. “Het brengt volgens mij het hele  exit-plan in gevaar,” zegt hij. “Veel ouders gaan de komende weken in de problemen komen. Ze moeten naar hun werk, maar ze hebben geen opvang … Alle kinderen van kleuter- en lager onderwijs moeten naar school  kunnen … Je zou kunnen werken met halve klassen en halve dagen [voor alle klassen]. De onderwijsdeal moet worden bijgestuurd.”
     Wat kun je daarop zeggen? De vaststelling – gevaar voor exit-plan – is reëel; de oplossing – halve dagen – is onvoldoende; en de eis – bijgestuurde onderwijsdeal – is onrealistisch. Directies en leraren hebben zich wekenlang uit de naad gewerkt om een gedetailleerd heropstartplan uit te werken voor 15 mei. En nu zal Lachaert nog snel even een nieuwe deal forceren die dan zal starten op, ja wanneer eigenlijk, 15 juni?* Het voorstel is in het beste geval – als Lachaert het meent – onrealistisch en onverantwoordelijk, en in het slechtste geval – als hij het niet meent – demagogie. (Ik heb dat oude woord liever dan het nieuwerwetse ‘populisme’.)
     Ik zou verder tegen Lachaert kunnen inbrengen dat scholen ‘geen opvanginstellingen’ zijn. Maar ik hou er niet zo van om een tegenstander onderuit te halen met verkeerde argumenten. Want scholen zíjn inderdaad opvanginstellingen, among other things, en al zeker sinds de meerderheid van de vrouwen buitenshuis werkt. Een school kun je niet vastpinnen op één functie. Ze is een diplomafabriek, een doorgeefluik van kennis en vaardigheden, een opvoeding- en heropvoedingsinstituut, én een instelling die ouders tevreden en kinderen van de straat houdt. Niet al die functies zijn evenwaardig, maar ze zijn wel allemaal onontbeerlijk. Met het afstandsleren kon slechts een deel ervan worden waargemaakt, met moeite. En dat zal vrees ik zo blijven met de halfslachtige heropstart van 15 mei.
      Van collega’s – een minderheid – hoor ik wel eens dat die hele heropstart, en eigenlijk ook al het afstandsleren, een maat voor niets is. Kunst- en vliegwerk! Het sop is de kool niet waard. En waar maakt men zich eigenlijk druk over? Zullen die paar maanden het verschil maken? Zal men door het sluiten van de scholen een generatie zien opgroeien die niet kan lezen of rekenen, die geen Frans meer kent, die geen integraal meer kan berekenen, en die niet weet wie Karel de Grote was? Welnee. En bovendien, voegt men eraan toe, kenden velen die dingen ook niet zo goed toen de scholen nog open waren.
     Ik ben best bereid om als dat zo uitkomt mijn eigen vak met enige geringschatting tegemoet te treden. Kan het kwaad denk ik dan, als mijn leerlingen dit jaar afstuderen zonder kennis genomen te hebben van dat korte fragmentje van Bilderdijk over Napoleon? ’t Is anders een mooi voorbeeld van romantische pathos:

Eén Febus steigert uit de baren
De wraakboog flikkert in zijn vuist
En ‘t monster ligt in bloed en etter
 Voor ‘s jonglings fiere voet te pletter.

Ach, de meeste van mijn leerlingen zullen voor de rest van hun leven niet vaak meer aan Febus en Bilderdijk en Napoleon en mij denken.** Het zij zo. Maar als ik dacht dat het echt allemaal zó weinig zin had, zou ik mij diep schamen bij de gedachte aan al het geld dat ik 23 jaar lang ontvangen heb om mijn leerlingen iets over die dichters van het verleden te bij te brengen. Ik heb altijd geloofd dat er toch íets van wat ik vertelde bleef hangen, al is dat íets niet goed in woorden uit te drukken en laat het zich niet samenvatten in een reeks eigennamen en en een poëtisch-technisch lexicon.
 Je kunt dus, vind ik, als leraar moeilijk zeggen dat twee maanden school meer of minder niet zo belangrijk zijn. Het is alsof je zou zeggen dat twee maanden loon meer of minder niet zo belangrijk zijn, en tot die uitspraak zijn weinigen bereid. ’t Is waar, afstandsleren is geen volmaakte oplossing. Leraren denken zich suf om creatieve opdrachten te verzinnen, terwijl leerlingen creatief denken om suffe opdrachten te omzeilen. En dan het eindeloze, geestdodende verbeterwerk! Je krijgt de lasten van het onderwijs maar niet de lusten.
     Met de heropstart wordt het nog moeilijker want dan moet de leraar meerdere balletjes in de lucht houden. Het lange afstandsleren loopt verder, maar tegelijk moet hij naar school om daar aan halve klassen les te geven, mét een mondkapje op.  Zelf moet ik alle moeite van de wereld doen om de nieuwe veiligheidsvoorschriften van de school in mijn hoofd te krijgen tegen 15 mei. Ik moet elke les minstens twee keer geven, en ook elke toets. Moet ik dan allemaal verschillende toetsen maken? En ondertussen weten mijn leerlingen dat ze van mijn vak geen examen moeten afleggen. Dat is allemaal niet zo gemakkelijk.
     Toch schept de heropstart ook kansen. Leerkrachten wiskunde zijn blij dat ze weer iets kunnen uitleggen voor het bord. Ik heb een aantal mooie stilleestoetsen klaarliggen met meerkeuzevragen. Die kan ik moeilijk via afstandsleren laten maken zonder dat de antwoorden op grote schaal via computer en mobieltje verspreid worden. Die toetsen kan ik nu weer gebruiken, al moet ik nog even nadenken hoe de bladen veilig uitgedeeld en opgehaald kunnen worden.
     Het belangrijkste voordeel van de heropstart is dit. We weten niet wat de toekomst met corona brengt. Misschien kunnen we de scholen volgend jaar gewoon weer openen, omdat corona bedwongen is, of omdat ondertussen wetenschappelijk vaststaat dat open of gesloten scholen voor de verspreiding van het virus geen verschil maken. Maar het omgekeerde kan ook. Wie weet krijgen we in september of oktober geen ‘tweede golf’. Dan zullen we met de scholen íets moeten doen, bijvoorbeeld … een combinatie tussen afstandsleren,  halveklassenonderwijs en kinderopvang door gemeenten. Met andere woorden, de ervaringen die we nu opdoen, zouden wel eens nuttig kunnen zijn voor het volgende schooljaar.
    Op 18 mei gaan in het hele land de schoolpoorten open, maar beperkt. Minister Weyts stelde voor dat Vlaanderen al op 15 mei zou beginnen om een dag ‘proef te draaien’. Dat proefdraaien vind ik een goed idee. Misschien zijn de anderhalve maand die ons rest tussen nu en de grote vakantie wel één grote proefdraaiperiode waar iedereen lessen uit kan trekken –  directies, leraren, ouders, leerlingen, gemeenten –  zodat men volgend jaar niet moeten stárten met kunst- en vliegwerk (zie ook hier). Zelf zal ik er niet bij zijn. Ik ben dan met pensioen. Bij leven en welzijn natuurlijk.
     En wat met Lachaert, vraagt de lezer zich af. Ja, die ben ik ondertussen wat uit het oog verloren.


* De regering had in een vroeg stadium een bredere heropening kunnen opleggen aan de scholen, ongeveer volgens de regels van Lachaert. Dat was waarschijnlijk ook de bedoeling. De huidige, halfslachtige regeling, neem ik aan, is er gekomen door overleg met de sector, in moeizame discussies over haalbaarheid en veiligheid.

** Ik vergeet bij het fragment vaak uit te leggen dat
etterende monster’ niet Napoleon is, maar het Europa van de monarchieën. Napoleon is hier de Febus en de fiere jongling.