Ik ben geen lid van Open Vld maar als ik
een voorzitter móest kiezen zou ik liever Egbert Lachaert hebben dan Bart Tommelein.
In De Zondag lees ik dat hij de ‘kernthema’s
van de partij wil herstellen zoals werk en belastingen’. Hij bedoelt
waarschijnlijk meer werk en minder belastingen, dus ik ben vóór. Wat
hij verder over partijpolitiek vertelt interesseert mij minder. Dat zijn van
die tactische uitspraken. Hij stelt voor dat de partijen van de oude regering
de startnota opmaken voor de nieuwe regering. Mja. Er zitten toevallig nogal
veel lui van de liberale familie in die oude regering.
Lachaert zegt ook dat een samenwerking
met Vlaams Belang niet kan, omdat er ‘geen enkel inhoudelijk raakvlak is met
die partij’. Oh really? Ik heb het niet gecontroleerd, maar ik ben er nogal
gerust in dat de programma’s van Open Vld en Vlaams Belang meer ‘inhoudelijke
raakvlakken’ vertonen dan die van Open Vld en PS. Maar om dan in zo’n interview
uit te leggen waarom een samenwerking met PS wel kan en een met Vlaams Belang
niet, dat is niet eenvoudig. Ik heb daar begrip voor.
De opvallendste uitspraak van Lachaert
betrof de trage heropening van de scholen. “Het brengt volgens mij het hele exit-plan in gevaar,” zegt hij. “Veel ouders
gaan de komende weken in de problemen komen. Ze moeten naar hun werk, maar ze
hebben geen opvang … Alle kinderen van kleuter- en lager onderwijs moeten naar
school kunnen … Je zou kunnen werken met
halve klassen en halve dagen [voor alle klassen]. De onderwijsdeal moet worden
bijgestuurd.”
Wat kun je daarop zeggen? De vaststelling
– gevaar voor exit-plan – is reëel; de oplossing – halve dagen – is onvoldoende;
en de eis – bijgestuurde onderwijsdeal – is onrealistisch. Directies en leraren
hebben zich wekenlang uit de naad gewerkt om een gedetailleerd heropstartplan
uit te werken voor 15 mei. En nu zal Lachaert nog snel even een nieuwe deal
forceren die dan zal starten op, ja wanneer eigenlijk, 15 juni?* Het voorstel is
in het beste geval – als Lachaert het meent – onrealistisch en
onverantwoordelijk, en in het slechtste geval – als hij het niet meent – demagogie.
(Ik heb dat oude woord liever dan het nieuwerwetse ‘populisme’.)
Ik zou verder tegen Lachaert kunnen
inbrengen dat scholen ‘geen opvanginstellingen’ zijn. Maar ik hou er niet zo
van om een tegenstander onderuit te halen met verkeerde argumenten. Want scholen
zíjn inderdaad opvanginstellingen, among other things, en al zeker sinds de meerderheid van
de vrouwen buitenshuis werkt. Een school kun je niet vastpinnen op één functie.
Ze is een diplomafabriek, een doorgeefluik van kennis en vaardigheden, een
opvoeding- en heropvoedingsinstituut, én een instelling die ouders tevreden en
kinderen van de straat houdt. Niet al die functies zijn evenwaardig, maar ze
zijn wel allemaal onontbeerlijk. Met het afstandsleren kon slechts een deel
ervan worden waargemaakt, met moeite. En dat zal vrees ik zo blijven met de
halfslachtige heropstart van 15 mei.
Van collega’s – een minderheid – hoor ik wel
eens dat die hele heropstart, en eigenlijk ook al het afstandsleren, een maat
voor niets is. Kunst- en vliegwerk! Het sop is de kool niet waard. En waar
maakt men zich eigenlijk druk over? Zullen die paar maanden het verschil maken?
Zal men door het sluiten van de scholen een generatie zien opgroeien die niet
kan lezen of rekenen, die geen Frans meer kent, die geen integraal meer kan
berekenen, en die niet weet wie Karel de Grote was? Welnee. En bovendien, voegt men eraan toe, kenden
velen die dingen ook niet zo goed toen de scholen nog open waren.
Ik ben best bereid om als dat zo
uitkomt mijn eigen vak met enige geringschatting tegemoet te treden. Kan het
kwaad denk ik dan, als mijn leerlingen dit jaar afstuderen zonder kennis
genomen te hebben van dat korte fragmentje van Bilderdijk over Napoleon? ’t Is anders
een mooi voorbeeld van romantische pathos:
Eén
Febus steigert uit de baren
De
wraakboog flikkert in zijn vuist
En ‘t
monster ligt in bloed en etter
Voor ‘s jonglings fiere voet te pletter.
Ach, de
meeste van mijn leerlingen zullen voor de rest van hun leven niet vaak meer aan
Febus en Bilderdijk en Napoleon en mij denken.** Het zij zo. Maar als ik dacht
dat het echt allemaal zó weinig zin had, zou ik mij diep schamen bij de
gedachte aan al het geld dat ik 23 jaar lang ontvangen heb om mijn leerlingen
iets over die dichters van het verleden te bij te brengen. Ik heb altijd
geloofd dat er toch íets van wat ik vertelde bleef hangen, al is dat íets niet
goed in woorden uit te drukken en laat het zich niet samenvatten in een reeks
eigennamen en en een poëtisch-technisch lexicon.
Je kunt dus, vind ik, als leraar
moeilijk zeggen dat twee maanden school meer of minder niet zo belangrijk zijn. Het
is alsof je zou zeggen dat twee maanden loon meer of minder niet zo belangrijk zijn, en tot die uitspraak zijn weinigen bereid. ’t Is waar, afstandsleren is geen volmaakte oplossing. Leraren denken zich suf om creatieve opdrachten te verzinnen, terwijl
leerlingen creatief denken om suffe opdrachten te omzeilen. En dan het eindeloze, geestdodende verbeterwerk! Je krijgt de lasten van het onderwijs maar niet de lusten.
Met de
heropstart wordt het nog moeilijker want dan moet de leraar meerdere balletjes in de
lucht houden. Het lange afstandsleren loopt verder, maar tegelijk moet hij naar
school om daar aan halve klassen les te geven, mét een mondkapje op. Zelf moet ik alle moeite van de wereld doen om de nieuwe
veiligheidsvoorschriften van de school in mijn hoofd te krijgen tegen 15 mei. Ik
moet elke les minstens twee keer geven, en ook elke toets. Moet ik dan allemaal
verschillende toetsen maken? En ondertussen weten mijn leerlingen dat ze van
mijn vak geen examen moeten afleggen. Dat is allemaal niet zo gemakkelijk.
Toch schept de heropstart ook
kansen. Leerkrachten wiskunde zijn blij dat ze weer iets kunnen uitleggen voor
het bord. Ik heb een aantal mooie stilleestoetsen klaarliggen met meerkeuzevragen. Die kan ik moeilijk via afstandsleren laten maken zonder dat de antwoorden op grote
schaal via computer en mobieltje verspreid worden. Die toetsen kan ik nu weer
gebruiken, al moet ik nog even nadenken hoe de bladen veilig uitgedeeld en
opgehaald kunnen worden.
Het belangrijkste voordeel van de
heropstart is dit. We weten niet wat de toekomst met corona brengt. Misschien
kunnen we de scholen volgend jaar gewoon weer openen, omdat corona bedwongen
is, of omdat ondertussen wetenschappelijk vaststaat dat open of gesloten
scholen voor de verspreiding van het virus geen verschil maken. Maar het
omgekeerde kan ook. Wie weet krijgen we in september of oktober geen ‘tweede
golf’. Dan zullen we met de scholen íets moeten doen, bijvoorbeeld … een combinatie
tussen afstandsleren, halveklassenonderwijs en kinderopvang door
gemeenten. Met andere woorden, de ervaringen die we nu opdoen, zouden wel eens nuttig
kunnen zijn voor het volgende schooljaar.
Op 18 mei gaan in het hele land de
schoolpoorten open, maar beperkt. Minister Weyts stelde voor dat Vlaanderen al
op 15 mei zou beginnen om een dag ‘proef te draaien’. Dat proefdraaien vind ik
een goed idee. Misschien zijn de anderhalve maand die ons rest tussen nu en de
grote vakantie wel één grote proefdraaiperiode waar iedereen lessen uit kan
trekken – directies, leraren, ouders,
leerlingen, gemeenten – zodat men volgend
jaar niet moeten stárten met kunst- en vliegwerk (zie ook hier).
Zelf zal ik er niet bij zijn. Ik ben dan met pensioen. Bij leven en welzijn
natuurlijk.
En wat met Lachaert, vraagt de lezer
zich af. Ja, die ben ik ondertussen wat uit het oog verloren.
* De regering had in een vroeg stadium een bredere heropening kunnen opleggen aan de scholen, ongeveer volgens de regels van Lachaert. Dat was waarschijnlijk ook de bedoeling. De huidige, halfslachtige regeling, neem ik aan, is er gekomen door overleg met de sector, in moeizame discussies over haalbaarheid en veiligheid.
** Ik vergeet bij het fragment vaak uit te leggen dat ‘etterende monster’ niet Napoleon is, maar het Europa van de monarchieën. Napoleon is hier de ‘Febus’ en de fiere ‘jongling’.