woensdag 29 maart 2023

Hilde van Mieghem - en andere kortjes


Hilde van Mieghem
Hilde van Mieghem kan het woord ‘woke’ niet meer horen. ‘Men knuppelt er elk gesprek mee dood,’ schrijft ze, ‘elke uitwisseling van gedachten wordt onmogelijk gemaakt.’
Van Mieghem gebruikt die sterke woorden naar aanleiding van de Arenberg-rel. Zelf had ze het prima gevonden toen daar in de trappenhal enkele oude 19de-euwse schilderijen naar het depot waren verhuisd zodat er tussen de overblijvende oude portretten plaats werd gemaakt voor de foto’s van Mous Lamrabat. De oude, kleurloze portrerren, schrijft Van Mieghem, werden ‘interessanter’ door ‘de confrontatie met kleurrijke hedendaagse kunst’. Daar valt iets voor te zeggen. Maar er valt ook iets tegen te zeggen.
In de kerk van mijn jeugd hingen links en rechts van het altaar twee grote schilderijen van Jan van Orley met bijbelse taferelen: De bekering van Paulus en De verloochening van Petrus. Beide schilderijen waren in de loop der jaren erg donker geworden. En als je er week na week  en jaar na jaar op zat te staren, leken ze, zoals Van Mieghem schrijft, ‘niet meer dan stoffig behang’. Mocht men nu een van die schilderijen vervangen door een ‘oogverblindend mooie foto’ van bijvoorbeeld een Palestijnse vrouw die de moeder van Jezus voorstelt, dan kan ik mij voorstellen dat de kerkgangers even uit hun lethargie zouden worden geschud, en ook dat ze voor één keer met meer interesse zouden kijken naar het schilderij dat is blijven hangen.
Maar alles bij elkaar genomen heb ik toch liever dat de schilderijen allebei blijven hangen, en misschien eens een opknapbeurt krijgen. Geef ik nu ook blijk, alweer in de woorden van Van Mieghem, van ‘verstikkende benepenheid …, gebrek aan ruimdenkendheid en Vlaams navelstaren?’ Mij goed hoor, zolang ik maar niet word doodgeknuppeld en nog gedachten mag uitwisselen.

Alice et le maire
Ik heb gisteren de film Alice et le maire gezien. ’t Was een film die veel clichés van het genre vermeed. Weinig over corruptie, weinig over verraad en messen in de rug, weinig over naïeve idealisten en gehaaide opportunisten. Meer West Wing dan House of Cards. Ook had de film een leuke, kabbelende plotloze stijl die je dertig jaar geleden wel vaker zag. De hoofdfiguur was een aantrekkelijke, vriendelijke jonge vrouw die ongenaakbaar blijft zelfs als ze op jouw schouder uithuilt.  Ze gaat aan de slag als filosofisch raadgever van de burgemeester, maar de scenarist is zo slim geweest om haar niets filosofisch te laten zeggen. Voor je het weet krijg je dan wat mijn vrouw noemt ‘intellectueel gezwets’. Dat vindt ze zelf van films als The Jane Austen Book Club.
De burgemeester zelf wordt uitstekend vertolkt door Fabrice Luchini. Hij is een man van links, die zich ‘niets wil laten dicteren door de economische wetmatigheden.’ Hij wil steeds meer vooruitgang, steeds meer democratie en steeds meer rechten voor iedereen. ‘Steeds meer rechten’ … hij zegt het twee of drie keer. Hij schijnt niet te beseffen dat ‘steeds meer rechten’ wel eens ten koste kan gaan van dat ene recht dat ook niet onbelangrijk is: het recht om met rust gelaten te worden.

Mijn vader en de iPhone
Mijn vader is twintig jaar te vroeg geboren. Als hij nu tachtig was, zat hij geloof ik de hele tijd op de iPhone Wikipedia-artikels te lezen. Zodra ik binnenkom, vraagt hij om even het lemma Mata Hari op te zoeken op ‘dat toestel van jou’. Dan is hij tien minuten bezig met lezen en scrollen. Als hij klaar is, heeft hij snel nog eens zijn mening over de hele geschiedenis. ‘Niet mooi dat niemand van haar familie zich over haar lijk wilde ontfermen. Wat wil je, Hollanders! Ze dachten zeker dat ze ervoor gingen moeten betalen.’ En dan komt het volgende verzoek. ‘Kun je ook eens Elsbeth Schragmüller voor mij opzoeken. Ze had als bijnaam Fraulein Doctor, maar ze was geen arts hoor. Ze was doctor in iets anders, ik weet niet precies in wat. Het zal wel op dat toestel van jou staan.’

Neopuritanisme
Het zou oneerlijk zijn om het huidige tijdsgewricht onverkort als neopuriteins te omschrijven. De overvloed aan seksscènes in hedendaagse films is juist schokkend voor de generatie van mijn ouders. Ze zijn vooral boos als ze vinden dat een seksscène ‘erbij is gesleurd’. 
Toch waren mijn ouders op dat gebied ook soms coulanter dan vandaag de norm is. Als een seksscène belangrijk was voor een verhaal of een karaktertekening, konden ze wat hebben. Die verkrachting in The Last Tango in Paris? Ja, kijk, die man was in rouw na het overlijden van zijn vrouw! De 11-jarige Brooke Shields in Pretty Baby? Ja, kijk, dat is een film van Louis Malle! En toch prachtig hoe die fin-de-siècle sfeer in Louisiana wordt weergegeven!
Last Tango in Paris en Pretty Baby … het zou vandaag niet meer kunnen. Zelfs ik zou geloof ik geschokt zijn als ik die films terugzag.

Iftar voor lbtq
Het Nieuwsblad van 23 maart berichtte over de afgelasting van ramadan-maaltijd voor lbtq’s. In het commentaar werd verontwaardigd verwezen naar politici die de maaltijd toch wilden laten doorgaan, desnoods onder politiebewaking. Dat rook naar ‘politieke recuperatie’. Ja, zo is het natuurlijk nooit goed.

Gewone werkmensen
Ik begin de inleiding te lezen van 1349, het boek van Joren Vermeersch over de pest in Vlaanderen. Op de eerste bladzijde stoot ik op de uitdrukking ‘gewone werkmensen’. ‘Ha, PVDA!’ denk ik. Ik kijk twee bladzijden verder, en inderdaad, de inleiding is geschreven door Jan Dumolyn. Ik vraag mij af of de uitdrukking de laatste 50 jaar nog gebruikt is behalve in PVDA-middens. Daarnaast kwam ze geloof ik alleen nog voor als zelfverwijzing, met ‘maar’ ervoor – zoals in ‘wij zijn maar gewone werkmensen’ of, ‘mijn ouders waren maar gewone werkmensen.’

Lange baarden
Een van de middeleeuwse gedichten die ik in het vijfde middelbaar becommentarieerde was het Kerelslied, een tekst van omstreeks 1325. ‘Wij willen van de kerels zingen / ze zijn van kwade aard / ze willen de ruiters dwingen / ze dragen een lange baard.’ Ik legde dan uit dat het een lied was tegen boerenopstandelingen, en stond wat langer stil bij het laatste vers. Waarschijnlijk, zei ik, verwees die lange baard naar het slordige uiterlijk van de boeren. Ze droegen ook een kap boven een pet, wat het toppunt van barbarij is, voegde ik er met een veelbetekenende blik aan toe. En verder was het ook een mooie polemische vondst. ‘Kijk ze daar lopen met hun lange baard. Weet je wat, we gaan ze opknopen aan die lange baard van hen.’
Maar nu lees ik bij Joren Vermeersch iets wat een ander licht werpt op de zaak.  Gravin Margareta van Henegouwen, schrijft Vermeersch, verbood in 1354 aan mannen uit de lage klassen, de gewone werkmensen dus, om een lange baard te dragen omdat zoiets ‘hun geringe waardigheid ver te boven ging.’ Zou dat de echte reden zijn dat de dichter van het Kerelslied aanstoot nam aan die lange baarden?

Kobo-reader
Sinds kort heb ik mijn Kindle ingeruild voor een Kobo. Ik kan daarmee boeken lezen op mijn reader, op mijn computer of op mijn iPhone. Maar als ik het programma op mijn computer wil opstarten, krijg ik iedere keer de boodschap Important Desktop Update en een eindeloze loop Checking for Updates. Iedere keer. En als ik dan eindelijk gevonden heb hoe ik die update moet uitvoeren, moet ik al mijn vorige boeken weer ‘synchroniseren’. Willen die mensen van Kobo eigenlijk dat ik klant blijf? En zijn hun updates echt zo belangrijk als ze beweren?

 

dinsdag 28 maart 2023

‘Ik moet just niks’ en andere kortjes


‘Ik moet just niks.’
Wout van Aert had Gent-Wevelgem kunnen en moeten winnen. Moeten, moeten … ik moet just niks, dacht Van Aert, en hij liet zijn ploegmaat Christoph Laporte voorgaan. 
‘Ik moet just niks’ … Van Aert had het geloof ik een paar dagen ervoor als eens hardop gezegd. Het ontlokte Pascal Cornet een diepe en genuanceerde commentaar die hij op zijn Facebookpagina plaatste
. ‘De uitspraak,’ schrijft Cornet, ‘getuigt van een individualisme dat mij niet zint. Het is de logica van de eigenzinnige puber.’ 
Ik kijk daar anders tegenaan. Ik heb lang les gegeven aan eigenzinnige pubers. Soms riep ik tegen een van hen ‘Jij moet zwijgen in de klas,’ waarop, heel soms, een van hen antwoordde: ‘Ik moet just niks.’ Ik was heimelijk altijd blij met dat antwoord. Ik wou dat ook graag eens zeggen als een inspecteur tegen mij zei dat ik moest stoppen met zoveel literatuurgeschiedenis te doceren, of iets van die strekking. Ik moet just niks,’ meneer de inspecteur. Maar ik had helaas de durf niet van een eigenzinnige puber.
Ik moet just niks … ik hoop dat de repliek in onze maatschappij nog lang overleeft, weze het als klinkende vloek, als binnensmonds gegrom of als gelaten verzuchting, stilletjes in het hoofd*.

Wielertoeristen
Zoetjesaan zie ik op zondagmorgens weer pelotons wielertoeristen op onze wegen. Ik heb dan twee zinnetjes klaar om stil voor mij uit te zeggen. Als het mooi weer is, zeg ik: ‘The fair weather brings them out.’ Is het slecht weer, dan zeg ik: ‘Les voilà, qu’il pleuve, qu’il vente.’

Verveling
Laatst maakte Jan-Paul Van Spaendonck op zijn blog een onderscheid tussen twee soorten verveling. De eerste was de hangerige, lusteloze verveling: je hebt geen fut om iets leuks te doen. De tweede was een chagrijnige, rusteloze, existentiële verveling: de gedachte om iets leuks te doen maakt je razend.
Zelf ken ik maar één soort verveling. Dat is als ik een lastig karweitje voor mij uitschuif. Er zijn veel leuke dingen die ik zou willen doen, maar ik kan er niet aan beginnen. Eerst moet ik immers dat lastige varkentje wassen. Mijn ziel schreeuwt het uit: ik moet
 just niks! En de uitkomst is: ik doe just niks.

Verveling (2).
Al bij al verveel ik mij zelden. Alleen mijn smaakpapillen, die vervelen zich gemakkelijk. Ik wil voortdurend iets in mijn mond hebben. Een appel. Een lange wortel. Een snee brood. Een kaaskorst. Zure hosties. Of muntjes van het merk Frisk Sugar Free, bij voorkeur die in de zwarte doosjes.

Op de Ring
Als ik in de auto zit met Jan, en we komen op de Antwerpse Ring voorbij de Kunstacademie, dan laat ik nooit na om te zeggen: ‘In dit gebouw heb ik ooit een boterham met américain gegeten.’ Het heeft even geduurd, maar Jan protesteert niet meer als ik dat zeg.
Voor de weg van Oostende naar Brussel heb ik iets anders. Net voor we aan Ring komen, verschijnt een bord met de vermelding hoeveel minuten we nog verwijderd zijn van de afrit van Machelen. ‘Kijk,’ zeg ik dan tegen mijn vrouw, ‘nu maken ze ons lekker met die afrit naar Machelen. Wedden dat straks zal blijken dat die afgesloten is?’ En zoveel minuten later volgt onvermijdelijk: ‘Zie je wel.’ Mijn vrouw, de toegeeflijkheid zelve, glimlacht dan even.

Accent
Hoeveel mooie rollen ze nadien nog gespeeld moge hebben, de Franse actrice Juliette Binoche zal voor mij altijd de door haar onschuld ontroerende Tereza van The Unbearable Lightness of Being (1988) blijven. Ook het accent waarmee ze in die film Engels praatte, droeg tot die ontroering bij. 
In Paradise Highway (2022), waarin Binoche de rol speelt van een ruwe truckbestuurster, blijft van dat accent niets over. Toch vraagt iedereen die haar weg kruist waar ze vandaan komt. Uit Canada, zegt ze dan. Dat verklaart het accent – waar ik en mijn vrouw niets van merkten, hoe scherp we ook luisterden.

Bach-pech langs de autoweg
Een muzikale vriendin stuurt mij al vele, vele jaren uitnodigingen voor de concerten van haar zangkoor. Zolang ik nog les gaf, was er geen sprake van dat ik op die uitnodigingen kon ingaan. Er waren altijd wel lessen voor te bereiden en taken te verbeteren. En toen ik op pensioen ging, was daar corona. De lezer kan zich dus voorstellen hoe blij ik was met een nieuwe uitnodiging die ik rond Kerstmis per mail toegestuurd kreeg. Twee weken voor Pasen zou het koor de Marcuspassie van Bach zingen in een Kortrijkse kerk.  Bach!
Drie maanden leefde ik naar het heuglijke moment toe. En vorige zaterdag was het zover. Ik vertrok goed op tijd met de auto vanuit Oostende. Uit de speakers galmde de
 Kunst der Fugue. En dan, midden in Contrapunctus IV, gaf de boordcomputer aan: ‘Olie! Onmiddellijk stoppen!’ Ik ben onmiddellijk gestopt, heb het oliepeil gecontroleerd, de wegenwacht opgebeld, anderhalf uur gewacht, en dan, na een controle door de monteur die niets kon vinden, weer naar Oostende vertrokken. Onverrichter zake, zoals dat heet.

Grappige cartoons en memes
Vaste prik in de lessen Nederlands van het vierde jaar zijn ‘de technieken van de humor’. Het ene jaar besprak ik er 12, het andere jaar 27, afhankelijk van hoe het met het weer en mijn humeur gesteld was op de vakantiedag dat ik de les had voorbereid. In de les zelf wees ik er dan op dat één van de humortechnieken nooit volstond om iets grappig te maken. Een overdrijving op zich is niet grappig, maar misschien wel in samenhang met een taboe-overtreding, een herhaling, een stijltrucje en een doordenkertje. Dat laatste moet er bijna altijd bij zijn. Dat maakt de kracht uit van cartoons en memes. 
‘Weet jij waarom Schubert zijn bekendste symfonie niet voltooid heeft? – Er zat een kat op zijn partituur waardoor hij er niet verder aan kon werken.’ Dat is duidelijk – en nauwelijks grappig. In een cartoon komen daar minstens twee dingen bij: de tekenstijl, en de noodzaak om even na te denken over wat je ziet. Wie is die man met dat brilletje? Aha Schubert, het staat er bij. En die symfonie? Inderdaad: Die Unvollendete. En waarom kijkt hij zo berustend? Precies. Hij weet dat die poes daar zal blijven liggen tot hij zelf opstaat en een boek gaat lezen. Dan zal die poes op zijn boek komen liggen.


* Michel Berger vulde op Facebook mijn bedenking aan met een kwinkslag vol levenswijsheid. Het helpt ook (en misschien zelfs meer), schrijft hij, om ik moet just niks te dénken in plaats van te zeggen, begeleid door een vrolijk ja hoor. 

maandag 27 maart 2023

Islamisme: theologie en sociologie


     Gisteren maakte ik een opmerking over de politieke agenda achter benamingen als ‘islamitische’, ‘islamistische’ (met een ‘s’) en ‘zot-extremistische’ aanslagen die door respectievelijk Tom van Grieken (VB), Paul Cordy (N-VA) en Orry Van de Wauwer (CD&V) waren gebruikt. Zelf pleitte ik vanuit taalpragmatische redenen voor de formulering: ‘aanslagen door extremistische moslims’ omdat die duidelijk laat uitkomen dat er naast de extremisten ook niet-extremistische moslims bestaan.  
     Maar de discussie gaat natuurlijk niet over taalkunde. Er is maar één vraag die geïnteresseerde leek in deze kwestie echt bezighoudt. Wat hebben de aanslagen met de islam te maken? Volgens de VB’er: alles, volgens de CD&V’er: niets; volgens de N-VA’er: iets. Het zijn zijn de drie antwoorden op de vragen van Sieyès – of was het Chamfort? – bij de van de Franse revolutie: Wat is de derde stand? Wat heeft de derde stand? Wat wil de derde stand?
     Is de vraag over het verband tussen terrorisme en de islam eigenlijk wel te beantwoorden? Of misschien nog beter: kan ik die vraag beantwoorden? Dan zeg ik meteen, zoals ik dat meestal doe: dat hangt ervan af. Als het om een theologische vraagstelling gaat, doe ik liever niet mee. Wat ik over de islam gelezen heb, kan gemakkelijk op een half boekenplankje. En ik heb niet veel zin om lang en diep na te denken over de vraag hoe de barmhartigheid van de erbarmende erbarmer zich verhoudt tot zijn gewelddadige neiging om altijd maar steden te verwoesten.
     Bovendien is theologie een heel oude subtiele en esoterische wetenschap. Ik heb ooit vluchtig de Koran gelezen, en mij daar een ongunstig beeld van gevormd, maar ik las ergens op het internet dat er aan elk vers 7 of 12 of 20 betekenissen moeten worden verbonden. Dan begin ik er niet aan. Als ik het niet goed kan doen, hoeft het niet. 
     Helemaal anders is het gesteld met de sociologie, een jonge, erg rudimentaire wetenschap. Je moet geloof ik wat statistiek kennen om het vak te beoefenen, en je moet een grafiek kunnen lezen om er kennis van te nemen. Je kunt er niet altijd diepe inzichten van verwachten, maar je kunt wel leren om moeilijke vragen te vervangen door gemakkelijke vragen, en op die gemakkelijke vragen kun je dan een controleerbaar antwoord verkrijgen.
    Moeilijke vragen bijvoorbeeld zijn deze. Heeft Cordy gelijk als hij een onderscheid maakt tussen islam en islamisme, met andere woorden tussen de godsdienst enerzijds en het politieke gebruik ervan anderzijds? Is de islam niet in zijn wezenskern politiek van aard? Waar ligt in de islam de grens tussen religie, recht, antropologie en ideologie? Kunnen die van elkaar gescheiden worden? Kunnen de gezaghebbende religieuze en juridische geschriften van moslimgeleerden onderverdeeld worden in de categorieën islamistisch, niet-islamistisch en anti-islamistisch? En zo niet, bestaat dat islamisme dan wel, of is het een Westerse constructie? Dat zijn moeilijke vragen, met telkens minstens één raakvlak met de theologie.
     Veel makkelijker vragen daarentegen zijn de sociologische, zoals deze: 
  • Hoeveel moslims willen terug naar de wortels van hun religie? 
  • Hoeveel vinden er dat slechts één interpretatie van de Koran mogelijk is?
  • Hoeveel vinden er dat de wetten van de godsdienst belangrijker zijn dan die van de staat?  
     Ook is het redelijk gemakkelijk om die vragen op een blad papier af te drukken en voor te leggen aan enkele duizenden moslims. De socioloog Ruud Koopmans heeft dat gedaan en vond dat in België 52 procent van de ondervraagden tegelijk voorstander was van de terugkeer naar de wortels, én van de éénduidige interpretatie, én van de voorrang aan de wetten van de godsdienst. Die drievoudige voorkeur noemt Koopmans ‘gesloten fundamentalisme’*. Het volstaat om dat woord ‘gesloten fundamentalisme’ te vervangen door ‘islamisme’ en we hebben een antwoord op onze vraag: ja, het islamisme bestaat en in ons land wordt het aangehangen door het ongeveer de helft van de moslimbevolking. Zelf vind ik dat nogal veel. Ik zou misschien een striktere vragenlijst hanteren om islamisme op te sporen. Maar ik heb nu dankzij Koopmans in elk geval een idee van de ordegrootte. 
      Het is intussen tijd om naar de oorspronkelijke vraag terug te keren. Hebben de aanslagen iets met de islam te maken? De theologische onderzoeksmethode heb ik hierboven al afgewezen. Ik zou de journalistieke methode kunnen toepassen en de vraag stellen aan de aanslagplegers zelf, maar ik zie er tegen op om hen in de gevangenis te gaan bezoeken. En hun antwoorden zou ik niet noodzakelijk vertrouwen omdat individuën vaak slecht ingelicht zijn of liegen over hun eigen motieven.
     Ik zou het verder in de geschiedenis kunnen zoeken en bestuderen welke invloed de islam heeft gehad op de Arabische en later Ottomaanse expansie, maar ook die aanpak lokt mij niet. Ik ben in mijn geschiedkundige interesses nogal eurocentrisch.
     Ik zou zelfs, als ik over de nodige subsidies en medewerkers beschikte, een psychologisch experiment kunnen uitvoeren en kijken hoe jongens tussen 16 en 25 jaar reageren als ze een dag lang aan een lessenaar in de 
Koran hebben zitten lezen. Zijn ze meer of minder geneigd om met het heilig boek een spin dood te slaan die op het einde van de dag, nadat de onderzoeker op een verborgen knop heeft gedrukt, uit een luikje van de lessenaar komt gekropen?
    Gelukkige heb ik theologie, journalistiek, geschiedenis en psychologie niet nodig om iets over de kwestie te weten te komen. Ook hier heeft de sociologie het werk voor mij gedaan.  Pew Research Center heeft moslims overal ter wereld steekproefgewijs gevraagd wat ze vinden van ‘zelfmoordaanslagen en andere vormen van geweld tegen burgerdoelen om de islam tegen zijn vijanden te verdedigen’. In veel moslimlanden antwoordde bijna de helft van de bevolking dat zo’n geweld gerechtvaardigd was. Onder  de Europese moslims varieerde dat aandeel van 7 procent in Duitsland tot 15 procent in Frankrijk. Een vergelijkbare ondervraging in Nederland gaf een percentage van 11 procent. 
     Ik weet nog altijd niet wat het islamisme wezenlijk is, noch of de islam wezenlijk gewelddadig is. Maar ik ken wel het antwoord op de sociologische vragen, of althans de ordegrootte van die antwoorden. Hoe groot is het aandeel van de moslims in ons land die het liberaal-democratisch model zouden willen vervangen door een shariastaat: tussen de 25 en de 50 procent**. Hoe groot is het aandeel van de moslims in ons land die moslimterrorisme op een of andere manier aanvaardbaar vinden: tussen de 5 en de 15 procent. 

 

* Ruud Koopmans, Het vervallen huis van de Islam. Koopmans onderzocht, met een vergelijkbare vragenlijst hoe groot het ‘gesloten fundamentalisme’ was onder de christenen en vond daar niet 50 procent maar 4 procent. Ook alle andere cijfers komen uit Koopmans boek;

** Koopmans citeert ook een Duits onderzoek dat de ordegrootte van islamisme aangeeft. Daarbij bleek 47 procent van de Duitse moslims het eens was met de stelling: ‘De regels van de Koran zijn voor mij belangrijker dan democratie.’ (Brettfeld en Wetzels 2007). Die 25 à 50 procent islamisten weerspiegelt zich niet in vergelijkbare electorale resultaten. Bij de verkiezingen voor de kamer in 2014 haalde de partij ‘Islam’ in de kieskring Brussel ongeveer 2 procent van de stemmen.

zondag 26 maart 2023

Islamitische, islamistische of zotte aanslagen


     Hoe benoem je de terreurdaad in Zaventem van 22 maart 2016? Ik vond daarover een interessante reeks commentaren op de Facebookpagina van Paul Cordy. Er kwamen allerlei details ter sprake, maar dan wel details waar ik mij al vaak het hoofd over heb gebroken. Het is tijd om voor mijzelf wat klaarheid te scheppen.
     Waar ging het over? Drie politici hadden de terreurdaad in Zaventem op een verschillende manier benoemd:
  • Tom van Grieken (VB): ‘een islamitische aanslag’ 
  • Paul Cordy (N-VA): ‘een islamistische aanslag’* - met een extra ‘s’ 
  • Orry van de Wauver (CD&V): ‘een aanslag van extremistische zotten’    
    Geen van de drie benamingen is op zichzelf fout. De aanslagplegers waren islamieten – Van Grieken heeft gelijk –,  het waren meer bepaald islamisten met een extra ‘s’–, Cordy heeft gelijk –, en binnen de groep van islamisten behoren ze tot de strekking van extremistische zotten – Van de Wauwer heeft gelijk.
     De benamingen hebben ook alle drie iets gewrongens, dat volgens mij verband houdt met de politieke agenda erachter. De CD&V’er verzwijgt het verband met de Islam om, geloof ik, ‘geen gevoeligheden te kwetsen’, de VB-er gebruikt de aanslagen om zijn vijandigheid tegen de islamitische godsdienst duidelijk te maken, en de N-VA’er heeft een appeltje te schillen met de ‘islamisten’ omdat die ‘een interpretatie van de islam’ aanhangen ‘die haaks staat op onze samenleving … die de scheiding tussen kerk en staat afwijst, die de mensenrechten afwijst, en die iedere integratie van moslims in een niet-moslimsamenleving afwijst.’
      Ik kom morgen misschien even op die politieke agenda’s terug, maar hier wil ik alleen iets zeggen over twee taalkundige perspectieven op de zaak. Het eerste is dat van relevantie. Om goed te communiceren moet je genoeg informatie geven, maar ook niet te veel. Over de aanslagplegers zou je veel kenmerken kunnen geven: hun geloof, hun huidskleur, hun nationaliteit, hun favoriete voetbalclub. Maar alleen het eerste kenmerk - het geloof - is relevant, omdat de aanslagen daardoor werden geïnspireerd. En aangezien het relevant is, moet dat geloof dan ook worden gepreciseerd. De formulering van Van De Wauwer, die die informatie niet geeft, is dus communicatief gezien fout.
     Het tweede taalkundige perspectief is dat van de suggestiePaul Cordy beweerde op zijn FB-pagina dat de formule van Van Grieken, met name ‘islamitische aanslag’ –  zonder ‘s’ –,  te veel suggereert dat ‘iedere moslim voor deze daad verantwoordelijk is of ideologisch op dezelfde lijn zit.’ Daar kreeg Cordy veel reactie op.     
     De formulering ‘islamitische aanslag’, schreef men, stelde alleen een feit vast: de aanslag was gepleegd door moslims, en met islamitische motieven. Er werd noch gezegd noch gesuggereerd dat iedere volgeling van de Islam een potentiële terrorist of terrorisme-sympathisant. Zoals de krantenkop dat ‘de Belgen goud gewonnen hebben op de Olympische spelen’ noch zegt, noch suggereert dat elke Belg met de post een zekere hoeveelheid edel metaal toegestuurd zal krijgen.
     Dat is allemaal waar. Maar zo eenvoudig is het ook weer niet. Neem de volgende uitdrukkingen die men voor andere aanslagen gebruikt heeft of had kunnen gebruiken: 

  •  ‘katholieke’ terreuraanslagen (Ierland, de jaren 70-80), 
  • ‘communistische’ terreuraanslagen (België, 1984-1985), 
  • ‘christelijke’ terreuraanslagen (bijv. Australië, december 2022). 
     Ook hier stelt zich de kwestie dat niet álle katholieken in Ierland, niet álle communisten in België en niet álle christenen in Australië zich bezighielden met aanslagen of daar sympathie voor hadden. En ook hier wordt dat door die adjectieven noch gezegd noch gesuggereerd. Aan de andere kant – en dat heeft ook iets te betekenen – het tegenovergestelde wordt ook niet gezegd of gesuggereerd. En daardoor krijgen die uitdrukkingen een partijdig karakter. Je denkt: hier is een fanatieke protestant, een fanatieke anticommunist of een fanatieke christenhater aan het woord.
    De lezer vergunne mij dat ik, vanwege mijn verleden, speciaal de ‘communistische aanslagen’ uit de voorbeelden licht. De uitdrukking communistische terreuraanslagen is op zichzelf dus juist. De CCC-leden wáren de communistische overtuiging toegedaan, al is het mogelijk dat er zich onder hen wel ergens een agent provocateur bevond. Maar CCC - voluit Cellules Communistes Combattantes - was ook een kleine splintergroep binnen het communisme, met hoogstens enkele tientallen leden en sympathisanten, die dus niets voorstelden in vergelijking met de duizenden leden en sympathisanten van de andere communistische organisaties die in 1984-1985 géén aanslagen aan het plegen of aan het voorbereiden waren.
     Ik ben ondertussen zelf een redelijk fanatieke anticommunist geworden, maar ik zou de CCC-aanslagen ook vandaag nooit zomaar ongenuanceerd ‘communistische aanslagen’ noemen. Ik ken via Facebook andere anticommunisten die dat wel zouden doen. Ze zouden dat doen geloof ik om twee redenen: ten eerste omdat ze die aanslagen willen gebruiken om het hele communisme in een slecht daglicht te stellen en ten tweede omdat ze vinden dat er ‘in de grond’ geen verschil bestaat tussen de aanslag plegende en de pamfletten uitdelende communisten. Ik vind dat er wel een verschil bestaat. De enen plegen aanslagen en de andere delen pamfletten uit.  
     Het is onmogelijk om in een korte formule aan alle nuances recht te doen. Maar als hoofdredacteur van een krant zou ik omschrijvingen als ‘katholieke’, ‘communistische’ of ‘christelijke’ aanslagen niet dulden. Ik zou de voorkeur geven aan preciezere formuleringen**
  • aanslagen door het katholieke IRA***
  • aanslagen door de CCC (of door de communistische CCC)
  • aanslagen door extremistische christenen.
En toegepast op aanslagen door moslims, zoals in Zaventem, vind ik het een goed idee om de woorden ‘extremistisch’ (of ‘radicaal’ of ‘fanatiek’) toe te voegen, wat mooi aangeeft dat er in die middens ook niet-extremistische, niet-radicale of niet-fanatieke lui rondlopen. Dus
  • een aanslag door extremistische moslims
  • een aanslag door radicale extremistische islamieten, als Van Grieken dat liever hoort
  • een aanslag door radicale fanatieke extremistische islamisten, als Cordy dat liever hoort
  • een aanslag door zotte radicale fanatieke extremistische moslims, als Van de Wauwer dat liever hoort, en op voorwaarde dat er een psychiatrisch verslag voorhanden is om dat zot te bevestigen. 

 Maar extremistische moslims of moslimextremisten is goed genoeg.


* Het is niet duidelijk of Cordy zelf wel de voorkeur geeft aan de uitdrukking ‘islamistische’ aanslagen. Hij reageert alleen op een twitterbericht van Van de Wauwer waar die term – door een typfout – in voorkomt. 

**Ik zou als hoofdredacteur ook uitdrukkingen als ‘extreemrechtse aanslagen’, ‘Palestijnse aanslagen’, ‘Joodse vergeldingsacties’ en ‘ecoterreur’ niet dulden – al blijkt de laatste term iets anders te betekenen en dan ik eerst dacht. 
Eén en ander hangt ook af van de context. Als men in een twitterbericht spreekt over ‘katholieke’, ‘communistische’ of ‘christelijke’ aanslagen, krijgen die adjectieven door de polemische aard van het medium een agressievere inhoud dan als ze in een encyclopedisch lemma verschijnen, gevolgd door een precieze uitleg. nl.Wikipedia heeft een lemma ‘Islamitisch terrorisme’ waar ik weinig graten in zien. Toch verkies ik het lemma van en.Wikipedia: ‘Islamic terrorism, also known as Islamist terrorism or radical Islamic terrorism.
 

***Het geval van IRA-aanslagen is om vele redenen complex. In de jaren ’70 waren veel IRA-leden geen katholieken meer in de religieuze zin, maar eerder cultuurkatholieken, die bovendien geen specifiek ‘katholieke’ maar nationalistische doelstellingen nastreefden. Die discussie laat ik aan mij voorbijgaan, want straks merkt iemand op dat Hamas ook geen islamitische, maar nationalistische doelstellingen nastreeft, en dan moet ik die kwestie weer gaan uitpluizen.

woensdag 22 maart 2023

Dankzij Dalle ben ik nu zelf woke


   
In veel reacties op mijn woke-stukjes las ik dat woke een randfenomeen is. Ik heb daar lang en diep over nagedacht. Ik zat vol twijfels. Maar nu ik het stuk van Vlaams minister Benjamin Dalle over woke gelezen heb, weet ik het zeker. Woke is géén randfenomeen. Sterker nog: ik ben zelf woke.
     En wie niet eigenlijk? Dalle definieert woke als een ‘positief gegeven – stilstaan bij onrecht en rekening houden met elkaars gevoeligheden.’ Daar ben ik voorstander van. Ik ben dan gaan nadenken over andere ‘positieve gegevens’, om mijn opstelling in de wereld te bepalen. En ik deed enkele ontdekkingen.
     Voortaan ben ik – onder meer – communist, fascist en christendemocraat. Het communisme wil namelijk het rijk der vrijheid waar geen mens wordt uitgebuit door een andere mens. Ik ben helemaal vóór. Het fascisme wil een ordentelijke samenleving waar burgers zich met elkaar verbonden weten. Daar ben ik ook voor. De christendemocratie zoekt het juiste midden. Welja, ik ook, zij het op het rechterbaanvak.
     Verder ben ik gerustgesteld dat bij ons niemand gecanceld wordt. Dat gebeurt volgens Dalle alleen door de anti-wokebeweging zoals in de VS door Ron DeSantis en in Hongarije door Victor Orban. Bij ons mag zelfs Theo Francken in het openbaar gaan spreken, schrijft Dalle. Dat is een hele geruststelling.
     Even trok ik één wenkbrauw omhoog toen ik las over de ‘aanpassingen van onze gebruiken die simpelweg terecht zijn.’ Wie die overtreedt, ‘hoort niet thuis in het publieke debat,’ schrijft Dalle. Maar dat ging dan over het n-woord.  Ik gebruik dat woord al jaren niet meer en moet mij dus niet ongerust maken.
     Als Dalle mij op tijd verwittigt dat ik ook het b-woord niet meer mag gebruiken, en voortaan wit moet zeggen, komt alles goed. Als er iets is wat ik wil vermijden, dan wel dat ik niet meer zou ‘thuishoren in het publieke debat.’

     

maandag 20 maart 2023

De porno-snor van Frank en andere kortjes


De porno-snor van Frank
Hier en daar las ik dat Frank Deboosere in het begin van zijn carrière een ‘porno-snor’ had. Is dat een hollywood-cliché? Mark Wahlberg had toch geen snor in Boogie Nights? Ja, Burt Reynolds, die wel. En James Franco in The Deuce.  Maar Boogie Nights en The Deuce spelen zit af af in de jaren 70-80. Ik had toen ook een snor, en Tom Selleck ook.
Wat ik mij ook afvraag: moet dat dan eigenlijk geen ‘homo-snor’ zijn, want dát is meestal de Hollywood-hint om de geaardheid van nevenpersonages raden. Of durft men dat zo niet noemen?

1 + 1 gratis
CD&V wil een verbod om winkelpromoties 1+1 gratis als het gaat om landbouwproducten. ‘Waar moeien die zich nu weer mee?’ vroeg mijn vrouw verstoord. ‘Toch een mooie kans om publiciteit voor jezelf te maken,’ antwoordde ik. ‘Je weet wel, wij zijn de partij die vindt dat de boer een eerlijke prijs voor zijn producten moet krijgen.’ ‘Dat is praat,’ zei mijn vrouw weer. ‘Want waarom alleen de landbouwproducten. Moeten die andere producenten wier producten 1 + 1 worden aangeboden dan geen eerlijke prijs krijgen?’ Nu werd ze boos, want niemand moet tussen haar en haar supermarkten komen als het om kortingen gaat. ‘Je moet mij niet overtuigen,’ zei ik snel, en met overtuiging.

Advocaten
Laatst zei mijn moeder: ‘Ik ben blij dat geen van mijn kleinkinderen advocaat is.’ Nee, het is geen populair beroep. In Shakespeares Henry VI zegt de opstandeling Dick the Butcher: ‘First thing we do, let’s kill all the lawyers.’ Ik vraag mij af hoeveel advocaten dat citaat op hun kantoor of in hun living aan de muur hebben opgehangen. Redelijk veel denk ik.

Exit FvD
Forum voor Democratie heeft een zware verkiezingsnederlaag geleden.Ik volg dat niet zo, maar het komt ongetwijfeld door de concurrentie van de BoerBurgerBeweging en door de stijl van hun leider. Pim Fortuyn indertijd was excentriek, Thierry Baudet was eerder hysterisch.
Ik heb enkele jaren geleden de twee bundels gelezen die onder zijn redactie verschenen:
 Conservatieve vooruitgang en Revolutionair verval. Mij bevielen zowel de tekstkeuze als de inleidende essays van Baudet. Maar conservatisme haal je niet alleen uit boeken. Je moet zeker als conservatief ergens wortels hebben. Het voordeel van N-VA en Vlaams Belang is dat ze wortels hebben in de oude Vlaamse beweging. Zo’n verleden kan een last zijn, maar het houdt een partij ook een beetje op haar plaats. Het beschermt in een beginfase niet noodzakelijk tegen extremisme, maar wel tegen bepaalde buitennissigheden. 

Illegalen uitwijzen
Het uitwijzen van illegale immigranten wordt in Engelse en Amerikaanse films en reeksen  op een heel andere manier behandeld. In Engeland krijg je de problematiek vaak in de vorm van een dystopisch science-fiction verhaal. De strijd tegen illegale immigratie leidt uiteindelijk tot uitroeiingskampen, zoals in Children of Men of Years and Years. In een Amerikaanse context gaat het meer om de individuele problematiek. De FBI zet een Latino onder druk om mee te werken anders wordt zijn oude moeder uit het land gezet. 

Is Woke een spook?
Is woke een spook in de verbeelding van rechts zoals fascisme, nazisme en de terugkeer van de jaren ’3o een spook zijn in de verbeelding van links? Ik zie althans één verschil. Ik zie aan de rechterkant geen bekende opiniemakers die het fascisme enzovoort goedpraten, zoals ik Marc Reynebeau in De Standaard woke wel heb zien goedpraten.

Woke bestaat niet.
Naast mensen die zeggen dat woke het goed bedoelt, of ongevaarlijk is, of door de gewone mensen niet eens wordt opgemerkt, heb je de hardliners die vlakaf zeggen dat woke niet bestaat. Of bijna niet bestaat. Dat doet dan denken aan Baudelaires ‘Le joueur généreux’ waarin snuggere predikant waarschuwt dat ‘la plus belle des ruses du diable est de vous persuader qu’il n’existe pas.’ Toen de duivel die preek hoorde, had hij zich even betrapt gevoeld.

Woke en de financiële crisis
Ik heb de laatste weken, beginnend met de zaak-Dahl, een vijftiental stukjes geschreven over woke en aanverwanten. Had ik niet beter geschreven over iets belangrijkers, zoals de nakende financiële crisis. Zeker, zeker. Alles op zijn tijd. Ik heb hier een vijftiental blogstukjes klaar liggen waarin ik haarfijn uitleg hoe die financiële crisis kan vermeden worden. Ja, de algemene principes kent iedereen: minder geld drukken en de banken verantwoordelijk maken voor hun eigen verliezen. Maar hoe moeten we dat precies aanpakken? Volg mijn blog.

Is De Croo woke?
Soms krijg ik ook lastige vragen. Kunt u één belangrijke politicus in noemen in dit land die woke is? Eigenlijk niet. Maar gaat woke wel zo te werk? Veronderstel dat Alexander De Croo op televisie komt en verklaart dat zijn regering zich over een nieuw wetsontwerp buigt. Er komt een lijst met verboden woorden zoals ‘blank’ en ‘Zwarte Piet’.  Die laatste mag ook niet meer uitgebeeld worden. Of we zo’n wet nu erg zouden vinden of niet, is één zaak. Maar het is minstens toegelaten om zo’n wet woke te noemen. En om erop te wijzen dat die veranderingen zijn, of worden, doorgevoerd ook zonder wet of premier. Woke heeft geen ‘belangrijke politici’ nodig. De sociologische wet van Nassim Taleb volstaat: een onverdraagzame minderheid kan altijd haar wil opleggen aan een onverschillige meerderheid. 

 

* Over Reynebeau en woke: zie mijn stukje hier.

zondag 19 maart 2023

Losse bedenkingen bij de Arenberg-schilderijen


De 
witte mannen van Leiden
De reactie van de Antwerpse schepen van cultuur is wellicht beïnvloed door de rel van enkele maanden geleden aan de universiteit van Leiden. Daar werd een schilderij van ‘witte bestuursleden’ van de muur gehaald en omgedraaid. Dat gebeurde toen wél uitdrukkelijk met een woke motivering over de ‘onterechte dominante rol van mannen in de wetenschappelijke wereld’ en ‘de pijnlijke nadruk op het patriarchaat’. 
Ik vond het Leidense schilderij in elk geval heel mooi. De figuur links deed mij enigszins denken aan W.F. Hermans en de figuur in het midden aan Godfried Bomans. En al de anderen deden mij ook aan telkens aan iemand denken, maar ik weet niet aan wie. 

Krantenkoppen.
Koppen zijn vaak het meest tendentieuze van een krantenstuk. Vrt.nws kopte op 16 maart:
  • ‘Antwerpse stadsbestuur verplicht Arenberg om multiculturele foto’s te vervangen door klassieke schilderijen.’ 
Guust Peters heeft op zijn facebookpagina een aantal alternatieven gesuggereerd. 
  • ‘Stadsbestuur laat originele schilderijen terughangen in Arenbergschouwburg.’ 
  • ‘Foto's van Mous Lamrabat krijgen andere plaats in de Arenberg’ 
  • ‘Portrettengalerij aan staatsietrap in Arenbergschouwburg wordt in ere hersteld.’ 
  • ‘Befaamde figuren keren terug naar hun oorspronkelijke plaats.’
Ja, je kunt met krantkoppen altijd twee richtingen uit.
  • ‘Wonder aan het meer van Galilea. Jezus van Nazareth loopt over het water’  
  • ‘Onthutsend. Zelfverklaarde koning der Joden kan niet zwemmen.’

Anti-geschiedenis.
Het schilderij in Leiden was een ‘modern’ schilderij. De ruzie ging dus niet over de moderne of traditionele stijl van het schilderij, maar over de personen die op het schilderij waren afgebeeld. Dat geldt ook voor de schilderijen in Antwerpen. Het gaat om de figuren van Marnix van Sint-Aldegonde en Gilbert Van Schoonbeke die een belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis van Antwerpen. Wie die schilderijen wil behouden, bewijst zijn gehechtheid aan die geschiedenis.
Omgekeerd, bewijst iemand die ze wil verwijderen ook dat hij géén belang hecht aan de geschiedenis? Dat is niet zeker. Maar de anti-geschiedenismentaliteit bestaat. Woke herleidt de geschiedenis tot die ene trieste dimensie van onderdrukten tegen onderdrukkers en schrapt al de rest. Of erger: een maand geleden las ik in de krant dat het Gemeenschapsonderwijs in de nieuwe lessentabellen een kwart minder uren wou besteden aan geschiedenisonderwijs.

Symbolenstrijd.
De hele Arenbergkwestie is natuurlijk niets meer dan een symbolenstrijd. Van nature ben ik minder geneigd om mij daarin te laten meeslepen. Symbolen zijn máár symbolen. Er zijn belangrijker zaken: het begrotingstekort, de immigratie, het klimaat, de oorlog in Oekraïne. Maar ... Oekraïne ... ik denk dat juist de mensen daar nogal heftig zijn als het op symbolen aankomt.

‘Woke is onbelangrijk’
Ik heb zelden zoveel reacties gekregen als op mijn stukje over de Arenberg-schilderijen. Bij  degenen die woke au sérieux nemen, lijkt mij dat normaal. Maar bij hun tegenstanders maakt dat een rare indruk. De hardnekkigheid waarmee ze herhalen dat woke onbelangrijk is of niet bestaat doet een beetje aan strijdbare atheïsten denken die ook maar blijven herhalen dat Hij niet bestaat. Waarom de hele kwestie dan niet negeren?

Artistieke appreciatie
Sommigen verleggen het schilderijen-debat van de cultuurstrijd naar die van de artistieke appreciatie. Hoe goed waren die schilderijen eigenlijk die men naar het depot verhuisd had? Hier heb ik de onsterfelijke Sir Humphrey aan mijn zijde. Als zijn minister een museum wil slopen, zogezegd omdat het alleen een ‘collection of  unimportant second rate 19th-century paintings’ tentoonstelt, antwoordt Humphrey: ‘But an important and representative collection of unimportant 19th-century paintings. A source of spiritual uplift to the passing citizenry.’ 

Treffers op Google
En trouwens, door wie moeten de Arenberg-schilderijen en -foto’s artistiek beoordeeld worden? Door een onafhankelijke groep specialisten? Michaël van Peel, de man die de naam Marnix Huppeldepup muntte, had een beter voorstel. Laten we het aantal treffers op Google vergelijken! Hij had vastgesteld dat Mous Lamrabat van de foto’s 20 000 treffers meer haalde dan de 16de-eeuwse Antwerpse stedenbouwer Gilbert van Schoonbeke wiens portret was weggehaald. In zijn bescheidenheid vergat hij te vermelden dat hijzelf op Google nog meer treffers haalt dan Mous Lamrabat. 

Leopold II-standbeelden
Ik hoor het argument van de artistieke waarde nooit als het over de Leopold II-standbeelden gaat. Zelf heb ik het ook niet gebruikt toen ik die beelden verdedigde*. Om zeker niet misbegrepen te worden: ik heb de beelden verdedigd, niet de persoon die ze voorstellen.

Kitcherige hoogreliëfs.
Heeft iemand de film Vanya on 42th street gezien? Die gaat over een toneelacteurs die Tsjechov repeteren in een vervallen theatergebouw. De inkomhal is nogal kitcherig versierd met laat 19de-eeuwse hoogreliëfs, die bij een uitgenodigde vriendin de volgende commentaar ontlokken: ‘I like these squirrels,’ waarop een van de acteurs antwoordt: ‘And the faces are actually from Shakespeare’s plays, or that’s what they say.’ Ik geloof dat het gebouw ondertussen gerenoveerd is. Ik hoop dat de ‘squirrels’ en de ‘faces’ er nog zijn.

Activistisch links en het traditionele straatbeeld
Heeft iemand de serie How I Met Your Mother gezien? Daar komt de verrukkellijke Zoey, het activistische liefje van Ted op voor het behoud van een vervallen hotel, The Arcadian. Hier is het politiek links dat het historische straatbeeld van New York wil vrijwaren, tegen de economische belangen in. Als er moet gekozen worden tussen traditie en economische belangen, dan hou ik mij op de vlakte. Maar als de traditie geen geld kost, zoals in de Arenberg, dan ben ik vóór de traditie. 

Mijn oude school
Kent iemand de prachtige school waar ik jarenlang heb lesgegeven, het Sint-Ursula-Instituut in Onze-Lieve-Vrouw Waver? Daar heeft de dynamische algemeen directeur ervoor gezorgd dat er aan enkele muren gigantische moderne schilderijen zijn opgehangen. Er waren er bij die ik graag zag, en andere die ik niet graag zag. In het algemeen hield ik niet van de stijlbreuk met het 19de-eeuwse decor. Ik zou die muren kaal gelaten hebben. Maar onze directeur heeft in elk geval de schilderijen niet boven de bestaande fresco’s gehangen.


* Over de standbeelden van Leopold II, zie mijn stukje hier.

zaterdag 18 maart 2023

Paul Goossens, Bart De Wever en de anti-Verlichting


    Over Paul Goossens hoorde ik Ludo Martens, zijn oud-strijdmaker van mei 1968, wel eens iets denigrerends zeggen. ‘Paul Goossens weet van toeten noch blazen als het over geschiedenis gaat,’ was een van zijn uitspraken.  Ik heb het laatste stukje van Goossens in De Standaard gelezen, en ik moet Ludo – in het milieu van mijn jeugdjaren ook wel hij of de voorzitter genoemd, maar toch vooral Ludo – ik moet Ludo hier dus gelijk geven.
     Het stuk van Goossens is de zoveelste polemiek tegen het woke-boek van Bart De Wever. Het stuk bevat een politiek en een geschiedkundig deel. In het politieke deel verwijt Goossens de N-VA-voorzitter dat hij polariseert. De Wever is de ‘grote polarisator.’ Als student heeft hij namelijk geageerd tegen links, later protesteerde hij als politicus tegen de financiële transfers van Vlaanderen naar Wallonië, ging hij niet akkoord met Angela Merkel om vluchtelingen aan te trekken door ze op voorhand welkom te heten, en nu keert hij zich ook tegen elke uiting van woke die opduikt in het artistieke, academische en journalistieke milieu.
     Paul Goossen lardeert dat politieke portret met zoveel scheldwoorden dat hij geen plaats meer heeft om zijn betoog met citaten van De Wever te ondersteunen, maar ik geloof dat hij de kernstandpunten wel juist weergeeft. Het zijn ongeveer ook mijn standpunten. Goossens plaatst één rijtje woorden wél tussen aanhalingstekens, met name waar hij De Wever laat zeggen dat migranten ‘gelukzoekers zijn die het vooral op onze sociale zekerheid gemunt hebben.’  Aangezien toon en woordkeus in het migratiedebat belangrijk zijn, had ik graag geweten waar De Wever zoiets gezegd of geschreven heeft. Is hier geen verwarring mogelijk met Louis Tobback? In elk geval: áls De Wever het zó heeft gezegd, valt het mij van hem tegen; als hij het niet zo heeft gezegd, valt het mij tegen van Goo…  – ach nee, sommigen denken nu eenmaal dat je je in polemiek alles kunt veroorloven.
      Omdat Goossens zoveel ruimte nodig heeft voor zijn scheldwoorden, vallen niet alleen de citaten, maar ook de argumenten weg. Er is blijkbaar geen plaats om rustig uit te leggen wat er nu precies fout is aan de standpunten van De Wever. Het algemene verwijt van ‘polarisatie’ is geen heel goed argument, want de tegenovergestelde houding en standpunten polariseren evenzeer: als student tegen rechts ageren, de financiële transfers naar Wallonië rechtvaardigen, wél akkoord gaan met Angela Merkel, en elke uiting van woke goedpraten. Dat lijken mij min of meer de standpunten van Goossens zelf te zijn, en van een niet onbelangrijk deel van onze verkozenen. Verdienen die dan ook allemaal de naam van ‘grote polarisator’?
     Naast die algemene politieke aantijging heeft Goossens nog enkele kleinere bezwaren. Hij verwijt De Wever dat hij in zijn pamflet niet spreekt over de daling van de koopkracht. Ik zie dat anders. Voor mij strekt het juist tot aanbeveling als een auteur zich tot zijn onderwerp beperkt. Ook lees ik het volgende: ‘Zelfs de doodslag op Sanda Dia door verwende studenten was voor de grootinquisiteur van de Vlaamse intelligentsia geen bedenking waard. Gecanceld*.’ Ik weet eigenlijk niet waarom De Wever in zijn boekje niets geschreven heeft over Sanda Dia. Misschien omdat het niet veel met woke te maken heeft. Of misschien omdat de zaak niet zo actueel was toen hij zijn boek aan het schrijven was. Maar mocht De Wever bewúst over Sanda Dia gezwegen hebben omdat hij die zaak niet politiek wou uitbuiten, dan getuigt dat vind ik van een hoger moreel niveau dan waar Goossens zich met zijn verwijzing toe verlaagt.
     En dan het geschiedkundig deel van de polemiek. Daar loopt het helemaal fout. Nu praten we allemaal wel eens mee over iets waar we niet veel van afweten, maar je moet in zulke zaken toch een beetje maat houden. Goossens spreekt met zoveel stelligheid over Carl Schmitt, Johan Gottfried Herder en Edmund Burke alsof hij van die heren niet alleen het verzameld werk gelezen heeft, maar ook de secundaire literatuur erover stipt bijhoudt. En daarna bewijst hij het tegenovergestelde: dat hij er heel weinig van en over gelezen heeft.
    Vooral Burke moet het ontgelden. Hij was de ‘aartsvader van het conservatisme’ en ‘behoorde tot de ultra’s van de anti-Verlichting’, schrijft Goossens. Met Burke denkt hij een smoking gun gevonden te hebben waar hij vervolgens zelf mee kan schieten. Die smoking gun bestaat uit de tegenspraak waar De Wever zich schuldig aan zou hebben gemaakt: hij heeft zich altijd voor de ideeën van ‘anti-Verlichter’ Burke uitgesproken en toch valt hij woke nu zelf aan vanuit een Verlichtingsfilosofie. ‘Wie tegelijkertijd Burke, de Verlichting en gelijkheid omarmt,’ schrijft Goossens, ‘belazert de kluit.’ 
     Wat moeten we daarvan denken? 
      Vooreerst is het natuurlijk waar dat Burke zich sterk kantte tegen de optimistische maakbaarheidsgedachte van de Franse Verlichting, en de gevolgen ervan tijdens de Franse Revolutie. Wie wil kan Burke historisch dus bij de anti-Verlichting plaatsen**. Maar dat betekent in geen geval dat hij tot de ultra’s van die stroming behoort, zoals Goossens denkt. Om de kwestie uit te klaren, kunnen we te rade gaan bij een onverdachte bron: Steven Pinker, zelfverklaard kampioen van de hedendaagse verlichting en een radicale anti-conservatief en anti-nationalist. In zijn boek The Better Angels of Our Nature bespreekt Pinker de twee anti-Verlichtingstromingen. De eerste is de gematigde strekking van Burke. Pinker bekritiseert Burke omdat hij ‘te ver gaat’, maar vat diens positieve bijdrage als volgt samen: ‘Burke had een punt. Onuitgesproken normen van beschaving in het alledaagse leven en in het politiek bestuur van een land zijn de noodzakelijke voorwaarde om succesvol hervormingen door te voeren.’ Hij ziet in Burke in de eerste plaats iemand die reageerde tegen ‘de ongewilde gevolgen van de Verlichting voor de stabiliteit van de samenleving’, en niet tegen de Verlichting zelf.
     Zo bekeken was het antwoord van Burke op de Verlichting eerder een aanvulling en nuance dan een radicale tegenaanval.  Pinker plaatst Burke dan ook tegenover de radicale anti-Verlichting van Jacobi, Herder en Schelling. ‘Hún aanval,’ schrijft Pinker, ‘… betrof de grondslagen van de Verlichting zelf.’ Dát waren dus de ultra’s, en niet Burke en de zijnen***. Maar voor Goossens is dat allemaal één pot nat. Nog even in de woorden van Pinker: ‘Vergeet niet dat er twee anti-Verlichtigsbewegingen waren als reactie op de Franse troebelen. De eerste was die van Edmund Burke … Zijn conservatisme … vertegenwoordigde een kleine aanpassing aan het Verlichtingshumanisme.’
     Goed, laten we dus aannemen dat Goossens inderdaad van toeten noch blazen weet, Burke en Pinker niet gelezen heeft, en het boek van De Wever alleen kent van het interview in De Standaard. Dat is geen schande. Maar als hij zelf even had nagedacht, dan had hij ook wel kunnen begrijpen dat, hoe het ook in het verleden was gesteld, het Burkeaanse denken en de Verlichting elkaar vandáág eerder aanvullen dan tegenspreken. Want wat is de kern van dat Burkeaanse denken? Respect voor traditie in plaats van tabula rasa. En wat is de 250 jaar oude traditie die de Westerse beschaving het meest onderscheidt van de andere beschavingen, met inbegrip van de Russische en Chinese autocratieën? Precies, de diepe wortels van de Verlichtingsideeën****. En wat zijn de kernwaarden waarvan we verwachten dat ze wortel schieten bij onze migranten? Inderdaad, alweer de Verlichtingsideeën. 
     Of hoe noemen we anders de vijf basiswaarden van ons maatschappijmodel zoals de conservatieve socialist Marc Elchardus ze opsomt: democratie, rechtstaat, wetenschap, secularisme, verzorgingsstaat? Elchardus en ik kunnen het over veel oneens zijn. Hij is een conservatieve socialist – ook de sociaaldemocratie is vandaag een traditie – en ik ben een conservatieve liberaal. Ik zou vrije meningsuiting en vrijhandel aan het lijstje toevoegen, en het begrip verzorgingstaat anders begrenzen. Maar in grote lijnen zijn Elchardus en ik allebei, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Poetin en Xi,  kinderen van de Verlichting. Bart De Wever is dat ook. Zelfs Goossens is dat, al ondergraaft hij met zijn woke-sympathieën wat Pinker noemt: de ‘onuitgesproken normen in het alledaagse leven die de noodzakelijke voorwaarden [voor het Verlichtingsreformisme] zijn.

 

* Goossens verwijt dat De Wever bepaalde onderwerpen niet ter sprake brengt, laat mij verbijsterd achter. Er is zoveel dat De Wever niet ter sprake brengt, van de xylofoon tot de komeet van Halley. Met dezelfde verbijstering kijk ik naar wat Goossens er zelf allemaal wél bij betrekt, zoals zijn vergelijking tussen Bart De Wever en de 56 witte heren die de de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring op papier zetten.

** Men zou Burke, in plaats van met de anti-Verlichting, ook in verband kunnen brengen met de ‘Schotse Verlichting’, met sceptische denkers als David Hume en Adam Smith. Burke was trouwens ook een sympathisant van de Amerikaanse Revolutie.
*** Dat onderscheid tussen de gematigden en de ultra
s was op het toenmalige politieke strijdtoneel niet altijd duidelijk. De reactionaire anti-Verlichter Joseph de Maistre bijvoorbeeld is lyrisch over het werk van Burke, dat hem goed uitkomt en waarvan hij de logica bewondert. Maar hij zal het verschil met zijn eigen ideeën heus wel hebben gezien.

**** Al is het best mogelijk dat die onderscheidende Verlichtingsideeën op hun beurt wortelen in de eraan voorafgaande ideeën en praktijken.