Ongelijkheid in ons onderwijs
Enkele maanden geleden heeft het IMF een rapport uitgebracht over de financiële toestand van ons land. Het rapport is duidelijk: de belastingen kunnen helaas niet omlaag, de uitgaven in de sociale zekerheid moeten worden ‘gerationaliseerd’, en de efficiëntie van de overheidsuitgaven moeten worden verhoogd.
Over dat laatste zal iedereen het eens zijn. Toch? Totdat we de voorbeelden bekijken. Het IMF vindt dat onze onderwijsuitgaven efficiënter kunnen worden besteed door de ‘kansenongelijkheid’ te bestrijden. Er is nog veel ongelijkheid op basis van afkomst en herkomst, schrijft het rapport. Als het Belgische onderwijs even efficiënt zou zijn als het Duitse, kan er 1,38 procent van het bbp worden bespaard. Nu wordt er veel talent onbenut gelaten.
Ik veronderstel dat die uitspraken met stevige statistieken onderbouwd worden. Maar ik zou het nog eens willen zien in de praktijk. Welke proxys heeft men gemeten? Als ik mag raden: men heeft niet de ongelijke kansen gemeten, maar de ongelijke resultaten. Dat is toch iets anders.
Zeker is in elk geval dat het bestrijden van kansenongelijkheid ook heel wat centen kóst. Of die altijd efficiënt worden besteed, durf ik betwijfelen.
EU, vrije concurrentie, Trump
De Europese Unie heeft veel gedaan om de vrije concurrentie binnen de Europese grenzen aan te wakkeren. Maar dat mag geen excuus zijn om de vrije concurrentie met andere economische blokken af te bouwen. De Europese Commissie broedt op een plan om de importtarieven voor goedkoop buitenlands staal – waarvan een groot deel uit China zou kunnen komen – op te trekken van 25 naar 50 procent. Economisch is dat een slecht idee. Protectionisme is niet alleen slecht als het van Trump komt.
Beschieten van ziekenhuizen
Tijdens de Gaza-oorlog heeft het Israëlisch leger veel ziekenhuizen beschoten en gebombardeerd. Dat gaat in tegen het oorlogsrecht. Israël verdedigde de aanvallen met de bewering dat Hamas-strijders vanuit die ziekenhuizen opereerden. Hamas ontkent dat. Wie heeft er gelijk? In De Standaard (3/10) las ik een van opinie Artsen Zonder Grenzen dat zoiets ‘internationaal moet worden gecontroleerd.’ Dat lijkt mij niet in alle oorlogssituaties mogelijk. De opinie vermeldt verder de ‘bewijslast’ bij het Israëlische leger moet liggen. De eis is op zich niet onredelijk, maar helaas speelt een oorlog zich niet af in een rechtszaal.
Zo’n idealistische visie op oorlog heeft zijn nut. Ze kan bijdragen tot een iets minder wrede manier van oorlogvoeren. Maar je kunt van generaals en kolonels niet vragen dat ze redeneren als artsen en advocaten. Zoals je van Hamas-strijders niet kunt vragen dat ze zich niét onder de burgerbevolking verschuilen. Nou ja, je kunt dat wel vragen natuurlijk.
Ive Marx en het economisch wonder
Ive Marx beweerde ooit dat de coronacrisis een sociaal-economisch wonder op gang heeft gebracht. De uitkeringen stegen fors, de armoede daalde spectaculair, de economische groei trok aan, en de werkgelegenheid bereikte een recordhoogte. Hoe kan dat eigenlijk? Het gaat in tegen de supply-side economics waarin ik geloof. Je kunt je rijk produceren, maar je kunt je niet rijk consumeren.
De gedachte bleef in mijn achterhoofd spelen. Ik heb het artikel waarin Marx zijn bewering deed opgezocht. Het stond in De Standaard van 18/3. Eén zinnetje was ik vergeten. ‘Een centrum-linkse regering die van Europa de budgettaire teugels mocht laten vieren volstond, zo lijkt het wel.’
Aha. Dat was het addertje onder het gras. Een poosje meer uitgeven dan je verdient, dat kan wel. Je doet dan aan kapitaalconsumptie. Consumeren wat het economische apparaat opbrengt, zonder het te vernieuwen.
De vier P’s in het Russische leger
Ruslandkenner Joris van Bladel vat het Russische militarisme samen in vier P’s: pijn, patriarchaat, patrimonalisme, patriottisme. De goede soldaat verdraagt pijn zonder klagen, is doordrenkt van een macho mentaliteit, zweert trouw aan de traditie, en gelooft dat Rusland een speciale zending heeft in de wereld.
Militaire weerbaarheid
Toen Bart De Wever het concept van militaire weerbaarheid aan kinderen moest uitleggen gebruikte hij een vergelijking. ‘Met wie zoekt niemand op de speelplaats ruzie? Met de sterken.’ Zo moet je ook, luidt de redenering, als land of blok sterk zijn, zodat niemand eraan denkt om je aan te vallen.
Raf Njotea in De Standaard zag toen meteen de zwakke plek in de metafoor:
Het klopt dat kinderen op de speelplaats niet snel ruzie zullen zoeken met de sterken. Maar als ze er eenmaal ruzie mee hebben, zullen ze wellicht niet meteen massaal spieren proberen te kweken en wapens leren dragen. Ze zullen op zoek gaan naar andere manieren om te winnen. Ze zullen bogen op hun intelligentie of behendigheid om de pestkop te snel af te zijn, hun inventiviteit en creativiteit gebruiken om hem ultiem te vernederen.
Het zwakkere kind op de speelplaats heeft inderdaad veel andere mogelijkheden dan vechten. Snel weglopen, bij zijn mama gaan uithuilen, een radde tong ontwikkelen, de lachers op zijn hand krijgen, de hulp van de leerkracht inroepen. ‘Wie niet sterk is, moet slim zijn,’ schrijft Njotea.
Ook in de internationale arena kun je soms slim zijn. De diplomatieke neutraliteit van Franco tijdens de Tweede Wereldoorlog was zo’n slimmigheid. Maar die neutraliteit werkt niet altijd, zoals wij Belgen ons nog herinneren van de Eerste Wereldoorlog. De suggestie van Njotea is om Rusland heel slim de loef af te steken op economisch en technologisch vlak. Akkoord, maar juist als een grootheidswaanzinnige vijand economisch en technologisch wordt vernederd, zal hij nog meer geneigd zijn om zijn heil in de militaire sfeer te zoeken, zeker als het om een land gaat waar het militarisme niet, zoals in het Westen, is weggeërodeerd.
Om ook eens een vergelijking te gebruiken: om een tango te dansen moet je met twee zijn, maar om een oorlog te beginnen is één belligerente partij genoeg.
Het G-woord
Niet iedereen bedoelt hetzelfde als hij het woord ‘genocide’ voor de Gaza-oorlog gebruikt. Voor sommigen gaat het om het aantal slachtoffers (3 % van de bevolking), anderen willen ontkennen dat de burgerslachtoffers vallen ten gevolge van een militair treffen tussen het IDF en Hamas, weer anderen willen benadrukken dat het militaire treffen geen rechtvaardiging inhoudt van het aantal burgerslachtoffers. En nog anderen gebruiken het woord vanwege de juridische, symbolische of overdrachtelijke betekenis. Ik heb ooit geantwoord op een stuk van Omer Bartov die ‘genocide’ in drie verschillende betekenissen door elkaar gebruikte: de algehele uitroeiing van de Palestijnen, de verdrijving van de Palestijnen uit hun heimat, en de vernietiging van de Palestijnse cultuur. Ik heb toen alleen voorspeld dat het eerste niet plaats zal vinden*.
Zelf zal ik het woord ‘genocide’ voor Gaza niet gebruiken, ook niet na morele chantage, al ga ik bijvoorbeeld akkoord met één van de hierboven vermelde betekenissen: ‘het militaire treffen is geen rechtvaardiging van het grote aantal burgerslachtoffers.’ Ik vind het woord ongeschikt om die betekenis over te brengen, maar ik heb er geen probleem mee dat anderen het woord dan wel gebruiken.
Over de juiste gedragswijze aangaande decoraties en erelinten bestaan verschillende adagia. Het mooiste vind ik: niet vragen, niet weigeren, niet dragen. Voor discussies over het G-woord zou ik zeggen: niet ontkennen, niet bevestigen, scherpstellen op de inhoud. Maar net als voor een tango moet je voor een redelijke discussie met twee zijn.
* Mijn antwoord op Bartov: zie hier.
Feit en mening, en vice-versa
Het debat over Israël-Palestina wordt op het scherp van de snee gevoerd. Dat leverde op Facebook enkele mooie ripostes op. Walter Zinzen schreef een artikel ‘Genocide is een feit, geen mening.’ LDC antwoordde: ‘Ik heb daar geen feit over.’ Brigitte Herremans schreef een artikel ‘Echte vrede is pas mogelijk als Israël het Palestijnse recht op zelfbeschikking niet langer betwist.’ ‘En vice-versa,’ antwoordde AL.
De kat van Schrödinger
Ik las laatst voor de zoveelste maal een uitleg over het gedachte-experiment De kat van Schrödinger. ‘Een kat, opgesloten in een doos en bedreigd door een gif dat via een kwantumfysisch proces wordt toegediend, zou daardoor tegelijkertijd levend en dood zijn, zolang er niet in de doos wordt gekeken.’ (DS 8/10) De redenering is dat de uitkomst van een kwantumfysisch proces niet kan worden voorspeld en dat we hier dus met een anti-intuïtief gegeven te maken hebben.
Maar het hele experiment sluit juist heel goed bij mijn intuïtie aan. Als je het gif in de doos laat vrijkomen door een hendel die met een roulette verbonden is – rood betekent gif en zwart betekent geen gif – dan zou ik ook niet weten of de kat dood is of niet. Ik moet, net als Schrödinger, de doos opendoen, en klaar is kees.
Natuurlijk, mocht ik de precieze afmetingen van de roulette kennen, het gewicht van het balletje, de snelheid van het draaien, de luchtvochtigheid in de kamer en nog enkele honderden details, dan zou ik misschien wel kunnen voorspellen waar dat balletje terecht kwam, al schijnt dat ook niet voor de hand te liggen.
Zo zie je maar: het gedachte-experiment van Schrödinger biedt aan ons, leken, voldoende aanknopingspunten om de conclusies te omzeilen. Het onbegrijpelijke kwantum-ding wordt in onze verbeelding een roulette-balletje; en een kat die, zolang we de doos niet opendoen, noch levend noch dood is, wordt een kat waarvan we niet wéten of ze levend of dood is. Hoe minder we van fysica en formules afweten, hoe makkelijker het is om het onbegrijpelijke ongemerkt te vervangen door het begrijpelijke. Het is iets wat we buiten de kwantumfysica voortdurend doen. We raken die reflex niet kwijt.
‘Niet alleen’
In een stuk in De Morgen spreekt Patrick Loobuyck de stelling – hij noemt het een riedeltje – tegen dat ‘Trump er gekomen is door woke.’ Hij polemiseert daarmee tegen Bart De Wever, Mia Doornaert, Marc Elchardus en Maarten Boudry. Over de grond van de zaak, verklaar ik mij onbevoegd. Of de irritatie rond woke-excessen Trump die paar procent extra stemmen heeft opgeleverd, dat moet maar door politieke analisten die daarvoor betaald krijgen worden uitgemaakt. De stelling van Loobuyck lijkt te zijn dat Trump en Co een even grote bullebakken waren geweest als woke niet had bestaan. Wie zal dat betwisten?
Het leukste aan het artikel vond ik de titel. ‘Het was niet (alleen) woke dat Trump grootmaakte.’ Met de toevoeging van ‘alleen’ vermijdt Loobuyck de stropop argumentatie – want niemand beweert natuurlijk dat woke alléén de doorbraak van Trump verklaart. Maar het heeft ook iets komisch. Het doet mij denken aan een lied van Joop Visser, en vooral aan de slotregel van het refrein. De eerste strofe gaat als volgt:
Louise, wat een mooie naam
Als zonnestralen door m’n raam
Wij kunnen ’t vast vinden saam
Louise
Louise, doe maar niet zo stug
Waarom schrik je nou zo vlug
Louise, trek je hand niet terug
Louise
Louise, doe niet zo gespannen
Ik ben niet zo als andere mannen
Louise, ik heb leuke plannen
En doe nou niet meteen
Of ik alleen maar neuken wil
Louise, hou je dan maar stil
Want dat wil ik niet, dat wil ik niet ... alleen