** Poco, woke, cultuurmarxisme, cancelcultuur zijn begrippen die elkaar niet volledig dekken. Maar ze hebben wel met elkaar te maken.
** Als je poco breed definieert kun je er van alles bij betrekken: weg-met-kernenergie, weg-met-studentendopen, weg-met-Poetin, weg-met-Trump, leve Europa, leve Palestina … en verder anti-Verlichting, postmodernisme, veganisme, moderne kunst, klimaatbeweging, rookverbod, corona-alarmisme, kosmopolitisme, bij ons ook belgicisme … Maar als je dat doet, worden de contouren van de groep steeds vager. En je hebt steeds meer vreemde eenden in de bijt, langs beide kanten. Zelf ben ik dan hier en daar ook poco.
** In de Verenigde Staten en elders leeft poco sterk onder de universiteitsstudenten. Maar de beweging onderscheidt zich van die van mei 68 door een veel betere verstandhouding met het establishment binnen en buiten de universiteit. De poco studenten zitten op dezelfde lijn als de professoren, de academische overheden, de toneeldirecteurs, Hollywood, de ondernemers van Silicon Valley, de nette kranten. En vandaag zijn bijna alle kranten ‘nette’ kranten geworden.
** Nog een verschil met mei 68. In die tijd waren de studenten solidair met de slachtoffers van het systeem ver buiten de universiteitsmuren: de arbeiders aan de lopende band, de uitgebuite boeren in de Derde Wereld. Ze haalden hun motivatie uit borrowed suffering. Nu zijn er voldoende slachtoffers aanwezig op de campus zelf: studenten van kleur, lbgtq-studenten, alle meisjesstudenten. Zelfs blanke, mannelijke hetero studenten kunnen alsnog gratis slachtoffer worden door zich beledigd te voelen door uitspraken en teksten die hun wereldbeeld verstoren of hun gevoelige ziel kwetsen.
** Je kunt poco niet gelijkstellen met dé elite. Er zijn zoveel elites, en de meeste zijn niet homogeen. De hegemonie van poco in de academische en culturele wereld van het Westen valt echter moeilijk te ontkennen. En die hegemonie trekt andere elites aan, zoals onze BLM-gewijs knielende Rode Duivels.
** Om het even welke beweging, cultuur of groep die zich moreel superieur opstelt, ontwikkelt een flinke dosis hypocrisie. Dat is een uitgelezen kans voor satirici van verschillend niveau en talent om wild met hun polemisch zwaard in het rond te zwaaien in de hoop af en toe een hoofd af te slaan. Léon Bloy raasde tegen de bourgeoisie, Mencken tegen de bouboisie, en Sanctorum tegen de verfoeide elite die overal haar lelijke kop opsteekt.
** Als poco zich vertaalt in wetgeving – de antiracismewet bijvoorbeeld – is dat voor een vrijheidsjongen als ik geen probleem, althans niet op verstandelijk vlak. Ik ben tégen. Maar het wordt moeilijker als de poco dwang uitgaat van bedrijven of vrije instellingen. Mag het Vrij Onderwijs geen portie poco binnensmokkelen in haar leerplan? Mag een poco professor in de sociologie niet doceren zoals het hem goeddunkt? Mag een bedrijf aan zijn werknemers geen voorwaarden opleggen van geloof, ideologie, kledij of haarsnit? Als die werknemer niet akkoord gaat moet hij maar een ander bedrijf zoeken. Ik had een grootoom die zijn bakkebaarden hoger moest opscheren van zijn baas. Hij vond dat niet erg. En als de Goede Pers van Averbode alleen katholieken wil aannemen, wie ben ik om daarin tussen te komen?
** Zo dacht ik vroeger. Maar ik begin te twijfelen. Over de censuur van Facebook en Twitter heb ik eerder al iets geschreven. Laatst las ik een huiveringwekkende getuigenis van een Amerikaanse werknemer die, zoals al zijn collega’s, verplicht werd om deel te nemen aan sessies van ‘diversity, equity and inclusion training’. ‘Wij moesten onze diepste gevoelens meedelen … De vrouw die de sessies leidde zei dat we “kritische nederigheid” moesten betonen. Ze duldde geen vragen, want dat kon “de vooruitgang van de groep afremmen”. We moesten zeggen wat we vonden van onze witheid, van onze witte privileges. Sommige mensen zeiden hoe schuldig ze zich voelden en hoe ze zich schaamden. Dat werd aangemoedigd.’ (Zie hier)
** Die sessies vonden plaats in een staatsinstelling van Vermont. Maar dat soort maoïstische heropvoeding vindt ongetwijfeld ook plaats in privébedrijven. Moeten dergelijke praktijken worden geduld vanwege het recht van de werkgevers om hun bedrijf te runnen zoals zij dat goed vinden? Dat is geen gemakkelijke vraag. En bovendien: hóe zou je zoiets verhinderen? Een syndicalist zou tegen de sessies kunnen protesteren, maar voor hetzelfde geld is het juist een poco syndicalist die zulke sessies eist. De staat zou zulke sessies kunnen verbieden, maar voor hetzelfde geld is het de staat die zulke sessies verplicht, zoals in het geval van Vermont. Het zijn in elk geval praktijken die steeds opnieuw moeten worden aangeklaagd, volgens ceterum censeo’-principe. Moedige werknemers kunnen hier het verschil maken.
Over poco heb ik een eerste reeks bedenkingen hier geplaatst. Verder schreef ik over populisme en elitisme hier en hier, over poco in voetbal hier en over censuur op Facebook en Twitter hier en hier.