Haidt, medium, message
De Netflix-serie Adolescence heb ik gelukkig gezien vóór het verplicht was om ernaar te kijken. De leidster van de Britse conservatieven, Kemi Badenoch, ligt in haar land onder vuur omdat ze toegaf dat ze de serie nog niet had gezien en misschien zelfs nooit zou zien. Ik hou in elk geval niet van boeken die je móet gelezen hebben, of films en serie die je móet gezien hebben.
Ik heb in een vorig stukje al uitgelegd wat ik goed en realistisch vind aan de serie*. Een voordeel is in elk geval dat het de discussie over sociale media voor jongeren op gang brengt. Ik beluisterde laatst een interview met Jonathan Haidt die pleitte voor een reeks verbodsbepalingen**. Geen smartphones op school, ook niet tijdens de recreatie – dat is een beslissing die de scholen moeten nemen. Geen smartphone voor kinderen onder de 14 jaar – dat is een beslissing die de ouders moeten nemen. Geen toegang tot sociale media voor jongeren onder de 16 jaar – dat is een beslissing die de wetgever moet nemen. Haidt beweert dat de sociale media voldoende spyware hebben waarmee ze gebruikers onder de 16 jaar kunnen identificeren en blokkeren.
Er is een groot verschil tussen de hype rond Adolescence en de benadering van Haidt. De hype concentreert zich op de inhoud, Haidt concentreert zich op de vorm. De hype zou je kunnen zeggen gaat over the message, Haidt spreekt over the medium. De verleiding is nu groot om er Marshal McLuhan bij te halen, maar de waarheid is dat ik zijn beroemde boek over The Medium Is The Message niet gelezen heb. Ik ken hem eigenlijk alleen van die enkele seconden dat hij meespeelt in Annie Hall. Woody Allen staat in een wachtrij voor de bioscoop, hoort een slimmerik achter hem die aan zijn date uitlegt wat de theorie van McLuhan is, en haalt dan vanachter een billboard McLuhan zelf te voorschijn om de slimmerik tegen te spreken***.
Toch denk ik dat de formule van McLuhan, message & medium, het probleem goed samenvatten. Men maakt zich ongerust over extremistische boodschappen en subculturen die via de sociale media een kwalijke invloed kunnen hebben op beïnvloedbare pubers. Terecht. Maar een veel grotere invloed gaat uit van de vorm van die boodschappen, van de manier waarop die boodschappen bij de jonge mensen terecht komen, van de wijze waarop ze geconsumeerd worden. Het is niet de aard van de boodschappen, het is het langdurige scrollen zelf dat de onvolgroeide breinen vormt en misvormt. Die boodschappen – of het nu om foto's, filmpjes of tekstjes gaat – zijn kort, waardoor ze de aandachtsboog verkleinen; als ze te veel tijd vergen, kunnen ze met een vinger worden weggeveegd; ze zorgen, samen met de reacties, voor instant satisfaction, een verslavende dopamine rush die de onmiddellijke behoefte aan een tweede rush in het leven roept; ze nemen de weerstand weg die we als mens moeten overwinnen om een contact te leggen, om een doel te bereiken, en om en passant gelukkig te zijn.
Er is niets mis met weerstand die weggenomen wordt. Ik typ dit stukje op een klavier, dat minder weerstand biedt dan een stuk papier en een kroontjespen. Maar er moet een zeker evenwicht zijn. Een dominante virtuele wereld zonder weerstand is niet op mensenmaat gemaakt, en kan alleen voor frustratie zorgen als de onvermijdelijke weerstand van de echte wereld zich toch laat voelen.
De schade die wordt aangericht door extremistische subculturen kan erg zijn, maar is omkeerbaar. Zelf ben ik indertijd gevallen voor de subcultuur van het Europese maoïsme. Ik ben uit die subcultuur gestapt en ben liberaal-conservatief geworden. Veel andere maoïsten zijn binnen de PVDA geëvolueerd naar een wat radicalere vorm van sociaal-democratie. Het kan dus. Maar volgens een aantal geleerden is het een onomkeerbare schade die door de sociale media wordt aangebracht aan de kinder- en puberbreinen. En dan hebben we het nog niet over de waardevolle activiteiten die de concurrentiestrijd verliezen, zoals buiten spelen, huiswerk maken en kennis nemen van verhalen door boeken te lezen en films te zien.
Moreel universum
Uit die boeken en films haalt Haidt nog een ander argument. Verhalen in boeken en films spelen zich volgens hem af in een ‘moreel universum’ dat afwezig is in de korte filmpjes, foto's, prentjes en tekstjes die op de sociale media worden aangeboden. Dat materiaal is volgens Haidt amoreel of zelfs immoreel – zoals die uitlach-fragmentjes waarin je ziet hoe een medemens zich door zijn eigen stomme schuld lelijk bezeert.
Het moge duidelijk zijn dat we ons met deze redenering op aanzienlijk gladder ijs begeven. Toch denk ik dat Haidt ook hier een punt heeft. Volgens Steven Pinker heeft de opkomst van de verhalende roman gezorgd voor wat de muziek verondersteld werd te doen: het verzachten van de zeden. Kennisnemen van verhalen ontwikkelt de empathie en het vermogen om moreel te oordelen.
Bomans illustreerde dat ooit met Anna Karenina. Tolstoj beschrijft het overspel van Anna zonder het te veroordelen, maar het boek verliest zijn betenis als de lezer niet aanvoelt dat met dat overspel iets niet helemaal in de haak is. Hij moet tijdens het lezen in een wereld leven waarin goed en kwaad bestaat, met veel grijze zone daar tussen. En wat voor de romans van Tolstoj geldt, gaat waarschijnlijk ook op voor minder duidelijke gevallen als de verhalen van Tom Wouters op Facebook, de Justine van Markies de Sade, de Jeeves-perikelen van P.G. Woodhouse, de Lolita van Nabokov. Is het niet juist Nabokov die literatuur omschrijft als de ‘irrational belief in the goodness of man’?
En de sociale media? Het hangt er natuurlijk van af hoe je ze gebruikt. Zelf kijk ik veel naar Star Trek-memes, strips van Casper en Hobbes en tekeningen van Peter van Straaten. Die Casper en Hobbes en Peter van Straaten-tekeningen spelen zich af binnen een moreel universum, die Star Trek-memes niet. Maar ik zou morele training missen mocht al mijn tijd opgaan aan Casper, Hobbes, Peter van Straaten en Star Trek-memes. En dat is wat bij jongeren zou kunnen gebeuren: alleen snoep en snelle suikers – zij het van een andere soort dan de mijne – en geen degelijke kost met vezels, koolhydraten en eiwitten. En dat moet daarom geen zwáre kost zijn. Het mag gerust licht vertier zijn zoals Charles Dickens, Walt Disney, Harry Potter en How I Met Your Mother.
Wie nu opwerpt dat de moreel-universum-redenering onvoldoende is om een wettelijk verbód op sociale media in te voeren, heeft gelijk. Het is hoogstens een reden om het gebruik ervan te beperken, wat typisch een rol van de ouders is. Verbieden kan slechts als de veronderstelling van onomkeerbare hersenschade wordt aangenomen.
Caroline Gennez
Bij het voorstel van Caroline Gennez om de toegang tot sociale media voor kinderen te verbieden, word ik een egel die zijn stekels wil opzetten. Genez is een socialiste, dat is al een begin, en ik ben van nature geen cultuurpessimist die gelooft dat elke nieuwe uitvinding of trend ons regelrecht naar de afgrond voeren. De maatschappij is niet ingestort toen de boekdrukkunst, de koffiehuizen, de operette, de goedkope romannetjes, de cinema, de TV, de balpen, de rock-‘n-roll muziek, en de videogames hun intrede deden. Ik ben anderzijds ook geen dogmatische cultuuroptimist. Zelfs als vorige trends niet de catastrofale gevolgen hebben gehad die werden voorspeld, kan niet worden uitgesloten dat een nieuwe trend die gevolgen wél kan hebben.
Als libertair ben ik tegen verbieden. Men mag alleen dat gedrag verbieden waarmee je iemand anders schade mee toebrengt, niet het gedrag waarmee je – misschien-eventueel-je-weet maar nooit – jezelf schade toebrengt. Maar nooit is bij mij de gedachte opgekomen dat dat beginsel ook van toepassing is op de opvoeding van kinderen en jongeren. Ik heb mijn zoon indertijd ten strengste verboden om tijdens het schooljaar naar de zolder te gaan om videogames te spelen. Huiswerk, voetbal, en als er tijd over was een film, dat was het Spartaanse regime dat ik oplegde.
Tijdens de vakantie echter vierde ik de teugels. Hij zat dan uren Grand Theft Auto of Fifa te spelen. Ik had liever gehad dat hij wat vaker een boek las. Ik schrok van de karakterverandering die optrad na enkele uren spelen, een prikkelbaarheid die anders alleen optrad als hij met zijn ploeg een competitie-match verloren had****. Ik ben nog altijd blij dat ik hem niet onbeperkt heb laten spelen. Nu is hij arts, dankzij dat vlijtige huiswerk. Maar zelf vertelt hij graag dat hij van elke superviserende arts waar hij mee heeft samengewerkt altijd als eerste vraag krijgt: ‘En Jan, hoe zit het met de oog-handcoördinatie? Veel videogames gespeeld toen je klein was?’
Gennez wil de sociale media verbieden vanwege de gevaarlijke en extremistische inhoud. Ze heeft gelijk over dat extremisme want mensen met extreme gedachten, links of rechts, voelen een bovengemiddelde drang om de wereld van die gedachten op de hoogte te stellen en de sociale media daarvoor in te zetten. Maar ’t is een slechte reden voor een verbod. Het is niet aan Genez om te bepalen wat gevaarlijke en extremistische inhoud is, en met een algemeen verbod zou ze ook interessante en en heilzame inhoud kunnen verbieden.
Een en ander brengt mij tot een paradoxale conclusie. Mocht ik in het Vlaamse parlement zetelen, dan zou ik het voorstel van Gennez goedkeuren, hoewel ik haar redenen verwerp. Het zou een voorbeeld zijn van conservatief-liberaal-socialistische frontvorming. Ik zou mij in een korte tussenkomst beroepen op de redenen van Haidt. Maar dan zou ik zijn boek natuurlijk eerst moeten lezen.
Celia Groothedde
In zo’n zware discussie ben ik graag ook op de hoogte van wat de tegenstanders beweren. Celia Groothedde, parlementslid van Groen, schreef in De Standaard (16/4) een opiniestuk tegen een ‘lui socialemediaverbod’. Haar argumenten overtuigen mij niet, maar misschien zijn er betere.
Ik word meteen al humeurig als ik vaststel dat Groothedde het verbod verwerpt in naam van de kinderrechten. In mijn kindertijd bestond er in elk geval geen kinderrecht om met lucifers te spelen. Verder vind ik vervelend dat ze de beperkte discussie over de sociale media wil vervangen door een bredere discussie over het welzijn van jongens en mannen: dat ze te weinig medische hulp vragen, dat ze school niet afmaken, dat ze verkracht worden als ze in de gevangenis komen, dat ze worden verdacht gemaakt als ze van een uitkering leven. Dat zijn allemaal ernstige zaken die een maatschappelijk dialoog verdienen, maar een socialemediaverbod verdient dat ook.
Wat mij evenmin bevalt is dat ook Groothedde de discussie herleidt tot de ‘gevaarlijke’ inhoud die de sociale media verspreiden. Daarmee maakt ze dezelfde fout als Caroline Genez met wie ze nochtans een polemiek aangaat. Maar binnen die beperkte discussie heeft ze natuurlijk gelijk, namelijk dat die gevaarlijke inhoud ook langs andere kanalen kan worden verspreid. Haar remedie echter is gruwelijk: censuur, verwijderen van accounts en meer moderatie. Dat zijn maatregelen die niet alleen de jongeren maar iedere gebruiker van de sociale media treffen.
Groothedde haalt ook aan dat tieners via sociale media en gsm’s ‘gemeenschap, steun en liefde vinden, vooral als ze het moeilijk hebben.’ Dat is ongetwijfeld waar, maar daar hebben ze de sociale media niet voor nodig. Die steun en liefde zouden ze ook kunnen geven en krijgen door sms’jes uit te wisselen met een dumb phone na de schooluren, zoals ze die trouwens ook zouden kunnen gebruiken voor cyberpesten.
Moeilijker voor mij is het om te antwoorden op Grootheddes verwijzingen naar het wetenschappelijk onderzoek.
Een nieuwe metastudie over gsm’s op school gaf inzake leerwinst bij een verbod soms een beetje vooruitgang aan, soms wat achteruitgang, bij de meeste kinderen break-even. Cyberpesten werd bij een verbod soms iets minder, maar meestal juist erger … *****
Maar zo diep onder de indruk ben ik nu ook weer niet. Tja, die metastudies, dat ken ik. Men neemt een 20-tal studies die allemaal iets anders hebben gemeten, met telkens een andere methode, en dan besluit men dat er verder onderzoek nodig is om definitieve conclusies te trekken. Behalve als het over pedagogie gaat. Dan zegt men hetzelfde, maar met met meer modieuze woorden.
Of, ook leuk, men vraag het aan de betrokkenen. Er is geloof ik een PEW-onderzoek in de VS gedaan, waarbij 72 procent van de leraars zeggen dat gsm’s een slechte invloed hebben op de leerresultaten, terwijl 45 procent van de leerlingen zeggen dat ze dankzij de gsm beter studeren. Ik vind die cijfers trouwens heel laag. Ik zou denken dat 99 procent van de leraars zeggen dat gsm’s een slechte invloed hebben, en dat 80 procent van de leerlingen zeggen dat ze een goede invloed hebben.
Tot slot. Groothedde vergeet natuurlijk niet om naar Adolescence te verwijzen. Hoe vaak is de serie nu al vermeld op de opiniepagina’s van onze kranten? Ze heeft daarbij een eigen invalshoek:
Zo verspreidde extreem-rechts het broodjeaapverhaal dat de hoofdrolspeler een jongen van kleur had moeten zijn en dat dit ‘politiek-correcte’ casting was. Klopt niet: de meeste gewelddaden door radicalisering in de manosphere worden wel degelijk door witte jongens begaan.
Aangezien Adolescence naar mijn smaak niet over de manosphere of over incels gaat, maar over de puberteit, zoals de titel zegt, kan het mij niet veel schelen of de jongen blank is of van kleur. Maar als de serie geïnspireerd is door het messengeweld in Groot-Brittannië, zoals de makers beweren, dan hebben zij met een witte jongen van 13 inderdaad geen typisch voorbeeld genomen. Groothedde spreekt over ‘de meeste gewelddaden door radicalisering in de manosphere.’ De meeste, akkoord, maar dat zullen er allemaal samen niet zo heel veel zijn, geloof ik. Het messengeweld, speelt zich niet af in subcultuur van witte manosphere of incels, maar in een heel andere subcultuur, die van de zogenaamde drill music, een soort gangsta-rap, die vooral aanhang vindt onder zwarte jong-volwassenen.*****
* Mijn vorig stukje over Adolescence staat hier.
** Voor wie van podcasts houdt: het interview met Haidt kan hier worden beluisterd.
*** Het fragment uit Annie Hall met Marshal McLuhan staat hier
**** Dit komt dan in de buurt van Haidts conclusie dat het voortdurende verblijf in de virtuele wereld leidt tot depressieve gevoelens.
***** Waarschijnlijk wordt verwezen naar een zogenaamd scoping review getiteld Evidence for and against banning mobile phones in schools.
****** Meer daarover in een interessante podcast van Quillette. Zie hier. De goede mensen van Quillette geven naast het geluidsbestand ook nog een uitgeschreven versie ter beschikking. Het is een voorbeeld dat navolging verdient