donderdag 17 april 2025

Socialemediaverbod voor jongeren


Haidt, medium, message
 
     De Netflix-serie Adolescence heb ik gelukkig gezien vóór het verplicht was om ernaar te kijken. De leidster van de Britse conservatieven, Kemi Badenoch, ligt in haar land onder vuur omdat ze toegaf dat ze de serie nog niet had gezien en misschien zelfs nooit zou zien. Ik hou in elk geval niet van boeken die je móet gelezen hebben, of films en serie die je móet gezien hebben.
 
     Ik heb in een vorig stukje al uitgelegd wat ik goed en realistisch vind aan de serie*. Een voordeel is in elk geval dat het de discussie over sociale media voor jongeren op gang brengt. Ik beluisterde laatst een interview met Jonathan Haidt die pleitte voor een reeks verbodsbepalingen**. Geen smartphones op school, ook niet tijdens de recreatie – dat is een beslissing die de scholen moeten nemen. Geen smartphone voor kinderen onder de 14 jaar – dat is een beslissing die de ouders moeten nemen. Geen toegang tot sociale media voor jongeren onder de 16 jaar – dat is een beslissing die de wetgever moet nemen. Haidt beweert dat de sociale media voldoende spyware hebben waarmee ze gebruikers onder de 16 jaar kunnen identificeren en blokkeren.
     Er is een groot verschil tussen de hype rond Adolescence en de benadering van Haidt. De hype concentreert zich op de inhoud, Haidt concentreert zich op de vorm. De hype zou je kunnen zeggen gaat over the message, Haidt spreekt over the medium. De verleiding is nu groot om er Marshal McLuhan bij te halen, maar de waarheid is dat ik zijn beroemde boek over The Medium Is The Message niet gelezen heb. Ik ken hem eigenlijk alleen van die enkele seconden dat hij meespeelt in Annie Hall. Woody Allen staat in een wachtrij voor de bioscoop, hoort een slimmerik achter hem die aan zijn date uitlegt wat de theorie van McLuhan is, en haalt dan vanachter een billboard McLuhan zelf te voorschijn om de slimmerik tegen te spreken***.
     Toch denk ik dat de formule van McLuhan, message & medium, het probleem goed samenvatten. Men maakt zich ongerust over extremistische boodschappen en subculturen die via de sociale media een kwalijke invloed kunnen hebben op beïnvloedbare pubers. Terecht. Maar een veel grotere invloed gaat uit van de vorm van die boodschappen, van de manier waarop die boodschappen bij de jonge mensen terecht komen, van de wijze waarop ze geconsumeerd worden.  Het is niet de aard van de boodschappen, het is het langdurige scrollen zelf  dat de onvolgroeide breinen vormt en misvormt. Die boodschappen – of het nu om foto's, filmpjes of tekstjes gaat – zijn kort, waardoor ze de aandachtsboog verkleinen; als ze te veel tijd vergen, kunnen ze met een vinger worden weggeveegd; ze zorgen, samen met de reacties, voor instant satisfaction, een verslavende dopamine rush die de onmiddellijke behoefte aan een tweede rush in het leven roept; ze nemen de weerstand weg die we als mens moeten overwinnen om een contact te leggen, om een doel te bereiken, en om en passant gelukkig te zijn.
      Er is niets mis met weerstand die weggenomen wordt. Ik typ dit stukje op een klavier, dat minder weerstand biedt dan een stuk papier en een kroontjespen. Maar er moet een zeker evenwicht zijn. Een dominante virtuele wereld zonder weerstand is niet op mensenmaat gemaakt, en kan alleen voor frustratie zorgen als de onvermijdelijke weerstand van de echte wereld zich toch laat voelen.
      De schade die wordt aangericht door extremistische subculturen kan erg zijn, maar is omkeerbaar. Zelf ben ik indertijd gevallen voor de subcultuur van het Europese maoïsme. Ik ben uit die subcultuur gestapt en ben liberaal-conservatief geworden. Veel andere maoïsten zijn binnen de PVDA geëvolueerd naar een wat radicalere vorm van sociaal-democratie. Het kan dus. Maar volgens een aantal geleerden is het een onomkeerbare schade die door de sociale media wordt aangebracht aan de kinder- en puberbreinen. En dan hebben we het nog niet over de waardevolle activiteiten die de concurrentiestrijd verliezen, zoals buiten spelen, huiswerk maken en kennis nemen van verhalen door boeken te lezen en films te zien.  

Moreel universum
     Uit die boeken en films haalt Haidt nog een ander argument. Verhalen in boeken en films spelen zich volgens hem af in een ‘moreel universum’ dat afwezig is in de korte filmpjes, foto's, prentjes en tekstjes die op de sociale media worden aangeboden. Dat materiaal is volgens Haidt amoreel of zelfs immoreel – zoals die uitlach-fragmentjes waarin je ziet hoe een medemens zich door zijn eigen stomme schuld lelijk bezeert. 
     Het moge duidelijk zijn dat we ons met deze redenering op aanzienlijk gladder ijs begeven. Toch denk ik dat Haidt ook hier een punt heeft. Volgens Steven Pinker heeft de opkomst van de verhalende roman gezorgd voor wat de muziek verondersteld werd te doen: het verzachten van de zeden. Kennisnemen van verhalen ontwikkelt de empathie en het vermogen om moreel te oordelen.
      Bomans illustreerde dat ooit met Anna Karenina. Tolstoj beschrijft het overspel van Anna zonder het te veroordelen, maar het boek verliest zijn betenis als de lezer niet aanvoelt dat met dat overspel iets niet helemaal in de haak is. Hij moet tijdens het lezen in een wereld leven waarin goed en kwaad bestaat, met veel grijze zone daar tussen. En wat voor de romans van Tolstoj geldt, gaat waarschijnlijk ook op voor minder duidelijke gevallen als de verhalen van Tom Wouters op Facebook, de Justine van Markies de Sade, de Jeeves-perikelen van P.G. Woodhouse, de Lolita van Nabokov. Is het niet juist Nabokov die literatuur omschrijft als de ‘irrational belief in the goodness of man’? 
    En de sociale media? Het hangt er natuurlijk van af hoe je ze gebruikt. Zelf kijk ik veel naar Star Trek-memes, strips van Casper en Hobbes en tekeningen van Peter van Straaten. Die Casper en Hobbes en Peter van Straaten-tekeningen spelen zich af binnen een moreel universum, die Star Trek-memes niet. Maar ik zou morele training missen mocht al mijn tijd opgaan aan Casper, Hobbes, Peter van Straaten en Star Trek-memes. En dat is wat bij jongeren zou kunnen gebeuren: alleen snoep en snelle suikers – zij het van een andere soort dan de mijne – en geen degelijke kost met vezels, koolhydraten en eiwitten. En dat moet daarom geen zwáre kost zijn. Het mag gerust licht vertier zijn zoals Charles Dickens, Walt Disney, Harry Potter en How I Met Your Mother.
     Wie nu opwerpt dat de moreel-universum-redenering onvoldoende is om een wettelijk verbód op sociale media in te voeren, heeft gelijk. Het is hoogstens een reden om het gebruik ervan te beperken, wat typisch een rol van de ouders is. Verbieden kan slechts als de veronderstelling van onomkeerbare hersenschade wordt aangenomen. 

Caroline Gennez
     Bij het voorstel van Caroline Gennez om de toegang tot sociale media voor kinderen te verbieden, word ik een egel die zijn stekels wil opzetten. Genez is een socialiste, dat is al een begin, en ik ben van nature geen cultuurpessimist die gelooft dat elke nieuwe uitvinding of trend ons regelrecht naar de afgrond voeren. De maatschappij is niet ingestort toen de boekdrukkunst, de koffiehuizen, de operette, de goedkope romannetjes, de cinema, de TV, de balpen, de rock-‘n-roll muziek, en de videogames hun intrede deden. Ik ben anderzijds ook geen dogmatische cultuuroptimist. Zelfs als vorige trends niet de catastrofale gevolgen hebben gehad die werden voorspeld, kan niet worden uitgesloten dat een nieuwe trend die gevolgen wél kan hebben.
     Als libertair ben ik tegen verbieden. Men mag alleen dat gedrag verbieden waarmee je iemand anders schade mee toebrengt, niet het gedrag waarmee je – misschien-eventueel-je-weet maar nooit – jezelf schade toebrengt. Maar nooit is bij mij de gedachte opgekomen dat dat beginsel ook van toepassing is op de opvoeding van kinderen en jongeren. Ik heb mijn zoon indertijd ten strengste verboden om tijdens het schooljaar naar de zolder te gaan om videogames te spelen. Huiswerk, voetbal, en als er tijd over was een film, dat was het Spartaanse regime dat ik oplegde.
     Tijdens de vakantie echter vierde ik de teugels. Hij zat dan uren
 Grand Theft Auto of Fifa te spelen. Ik had liever gehad dat hij wat vaker een boek las. Ik schrok van de karakterverandering die optrad na enkele uren spelen, een prikkelbaarheid die anders alleen optrad als hij met zijn ploeg een competitie-match verloren had****. Ik ben nog altijd blij dat ik hem niet onbeperkt heb laten spelen. Nu is hij arts, dankzij dat vlijtige huiswerk. Maar zelf vertelt hij graag dat hij van elke superviserende arts waar hij mee heeft samengewerkt altijd als eerste vraag krijgt: ‘En Jan, hoe zit het met de oog-handcoördinatie? Veel videogames gespeeld toen je klein was?
     Gennez wil de sociale media verbieden vanwege de gevaarlijke en extremistische inhoud. Ze heeft gelijk over dat extremisme want mensen met extreme gedachten, links of rechts, voelen een bovengemiddelde drang om de wereld van die gedachten op de hoogte te stellen en de sociale media daarvoor in te zetten. Maar ’t is een slechte reden voor een verbod. Het is niet aan Genez om te bepalen wat gevaarlijke en extremistische inhoud is, en met een algemeen verbod zou ze ook interessante en en heilzame inhoud kunnen verbieden.
     Een en ander brengt mij tot een paradoxale conclusie. Mocht ik in het Vlaamse parlement zetelen, dan zou ik het voorstel van Gennez goedkeuren, hoewel ik haar redenen verwerp. Het zou een voorbeeld zijn van conservatief-liberaal-socialistische frontvorming. Ik zou mij in een korte tussenkomst beroepen op de redenen van Haidt. Maar dan zou ik zijn boek natuurlijk eerst moeten lezen. 

Celia Groothedde
     In zo’n zware discussie ben ik graag ook op de hoogte van wat de tegenstanders beweren. Celia Groothedde, parlementslid van Groen, schreef in De Standaard (16/4) een opiniestuk tegen een ‘lui socialemediaverbod’. Haar argumenten overtuigen mij niet, maar misschien zijn er betere.
      Ik word meteen al humeurig als ik vaststel dat Groothedde het verbod verwerpt in naam van de kinderrechten. In mijn kindertijd bestond er in elk geval geen kinderrecht om met lucifers te spelen. Verder vind ik vervelend dat ze de beperkte discussie over de sociale media wil vervangen door een bredere discussie over het welzijn van jongens en mannen: dat ze te weinig medische hulp vragen, dat ze school niet afmaken, dat ze verkracht worden als ze in de gevangenis komen, dat ze worden verdacht gemaakt als ze van een uitkering leven. Dat zijn allemaal ernstige zaken die een maatschappelijk dialoog verdienen, maar een socialemediaverbod verdient dat ook.
      Wat mij evenmin bevalt is dat ook Groothedde de discussie herleidt tot de ‘gevaarlijke’ inhoud die de sociale media verspreiden. Daarmee maakt ze dezelfde fout als Caroline Genez met wie ze nochtans een polemiek aangaat. Maar binnen die beperkte discussie heeft ze natuurlijk gelijk, namelijk dat die gevaarlijke inhoud ook langs andere kanalen kan worden verspreid. Haar remedie echter is gruwelijk: censuur, verwijderen van accounts en meer moderatie. Dat zijn maatregelen die niet alleen de jongeren maar iedere gebruiker van de sociale media treffen.
     Groothedde haalt ook aan dat tieners via sociale media en gsm’s 
gemeenschap, steun en liefde vinden, vooral als ze het moeilijk hebben.’ Dat is ongetwijfeld waar, maar daar hebben ze de sociale media niet voor nodig. Die steun en liefde zouden ze ook kunnen geven en krijgen door sms’jes uit te wisselen met een dumb phone na de schooluren, zoals ze die trouwens ook zouden kunnen gebruiken voor cyberpesten.
     Moeilijker voor mij is het om te antwoorden op Grootheddes verwijzingen naar het wetenschappelijk onderzoek. 

Een nieuwe metastudie over gsm’s op school gaf inzake leerwinst bij een verbod soms een beetje vooruitgang aan, soms wat achteruitgang, bij de meeste kinderen break-even. Cyberpesten werd bij een verbod soms iets minder, maar meestal juist erger … *****

     Maar zo diep onder de indruk ben ik nu ook weer niet. Tja, die metastudies, dat ken ik. Men neemt een 20-tal studies die allemaal iets anders hebben gemeten, met telkens een andere methode, en dan besluit men dat er verder onderzoek nodig is om definitieve conclusies te trekken. Behalve als het over pedagogie gaat. Dan zegt men hetzelfde, maar met met meer modieuze woorden. 
     Of, ook leuk, men vraag het aan de betrokkenen. Er is geloof ik een PEW-onderzoek in de VS gedaan, waarbij 72 procent van de leraars zeggen dat gsm’s een slechte invloed hebben op de leerresultaten, terwijl 45 procent van de leerlingen zeggen dat ze dankzij de gsm beter studeren. Ik vind die cijfers trouwens heel laag. Ik zou denken dat 99 procent van de leraars zeggen dat gsm’s een slechte invloed hebben, en dat 80 procent van de leerlingen zeggen dat ze een goede invloed hebben.
     Tot slot. Groothedde vergeet natuurlijk niet om naar Adolescence te verwijzen. Hoe vaak is de serie nu al vermeld op de opiniepagina’s van onze kranten? Ze heeft daarbij een eigen invalshoek:

Zo verspreidde extreem-rechts het broodjeaapverhaal dat de hoofdrolspeler een jongen van kleur had moeten zijn en dat dit ‘politiek-correcte’ casting was. Klopt niet: de meeste gewelddaden door radicalisering in de manosphere worden wel degelijk door witte jongens begaan.

      Aangezien Adolescence naar mijn smaak niet over de manosphere of over incels gaat, maar over de puberteit, zoals de titel zegt, kan het mij niet veel schelen of de jongen blank is of van kleur. Maar als de serie geïnspireerd is door het messengeweld in Groot-Brittannië, zoals de makers beweren, dan hebben zij met een witte jongen van 13 inderdaad geen typisch voorbeeld genomen. Groothedde spreekt over ‘de meeste gewelddaden door radicalisering in de manosphere.’ De meeste, akkoord, maar dat zullen er allemaal samen niet zo heel veel zijn, geloof ik. Het messengeweld, speelt zich niet af in subcultuur van witte manosphere of incels,  maar in een heel andere subcultuur, die van de zogenaamde drill music, een soort gangsta-rap, die vooral aanhang vindt onder zwarte jong-volwassenen.*****

 

 

* Mijn vorig stukje over Adolescence staat hier.

** Voor wie van podcasts houdt: het interview met Haidt kan hier worden beluisterd. 

*** Het fragment uit Annie Hall met Marshal McLuhan staat hier

**** Dit komt dan in de buurt van Haidts conclusie dat het voortdurende verblijf in de virtuele wereld leidt tot depressieve gevoelens.

***** Waarschijnlijk wordt verwezen naar een zogenaamd scoping review getiteld Evidence for and against banning mobile phones in schools.

****** Meer daarover in een interessante podcast van QuilletteZie hierDe goede mensen van Quillette geven naast het geluidsbestand ook nog een uitgeschreven versie ter beschikking. Het is een voorbeeld dat navolging verdient

woensdag 16 april 2025

De humor van Bart De Wever, e.a.


Les coulisses dArizona
     La libre Belgique heeft een mooie reeks gepubliceerd over de voorbije regeringsonderhandelingen: Les coulisses d’Arizona. De nadruk lag op de menselijke kantjes van het verhaal en dat heb ik graag. Veel is anders verlopen dan ik mij het had voorgesteld. Mooi is het staaltje blufpoker dat gespeeld wordt op 14 augustus, wanneer Bart De Wever plechtig zijn Best And Final Offer voorstelt. Vooral Bouchez en Rousseau zijn mistevreden, om tegenovergestelde redenen. 

Rousseau en Bouchez spelen een spelletje poker. De socialist blijft onbewogen, verbergt een deel van zijn gezicht in zijn handen, ellebogen op tafel. De Wever wordt ongeduldig. Bouchez springt op en neer in zijn stoel. Hij ziet dat de Vlaamse nieuwssites bijna live publiceren wat er achter gesloten deuren van de onderhandelingen gebeurt. Hij wordt er gek van. Hij barst. Hij verwijt Rousseau ‘des comportements de gamins’ en begint op te sommen wat hij alemaal slecht vindt aan de nota … Rousseau gaat rechtop zitten en kijkt De Wever aan met een blik: ‘Niet ik maar hij heeft nee gezegd.

     Schitterend gespeeld van Rousseau: eerst wat pesten en daarna zwijgen; zwijgen kan niet verbeterd worden. En dan bederft Frank Vandenbroucke helaas de meesterzet van zijn voorzitter. Om de bereidwilligheid van de socialisten te onderstrepen, in tegenstelling tot de onwil van de MR, zegt hij nu dat de supernota ‘helemaal oké’ is voor zijn partij en dat hij bereid is om ‘die 100 procent te verdedigen’. Dat was nergens voor nodig. Ten eerste had iedereen door dat hij loog, en ten tweede zou men die woorden nog vaak tegen hem gebruiken bij latere onderhandelingen toen hij allerlei punten plots niet meer ‘100 procent wou verdedigen.’
     Ik verneem verder dat de onderhandelingen grotendeels in het Frans gebeurden, waardoor De Wever veel nieuwe woorden en uitdrukkingen oppikte die hij dan graag zelf ook gebruikte. En zoals dat gaat in zulke besprekingen duiken dan onvermijdelijk enkele Nederlandse woorden waar de Franstaligen geen goed woord voor hebben. Knelpunten was zo’n woord. ‘Il reste encore quelques knelpunten.’ Bij het advocatenkantoor waar ik vroeger werkte had men een richtlijn voor de medewerkers: 
Ne pas être wereldvreemd.
      La libre raakt ook niet uitgepraat over de convivialité en de humour waarmee De Wever de conflicten wegmasseerde. Ik stel mij voor dat niet iedereen voor die humor even gevoelig was. Staat Rousseau open voor humor? Het zou mij verwonderen. De Franstaligen daarentegen konden maar niet genoeg krijgen van die onderkoelde spot waar ze minder vertrouwd mee zijn, vooral als bijtende spot gecombineerd werd met al even bijtende zelfspot. De krant schetst de discussies over het unitaire College van procureurs-generaal. Er komt uiteindelijk een compromistekst uit de bus in schabouwelijk Westratees, waarop De Wever een volledige sketch bij elkaar improviseert. Face à lui, schrijft de krant, Bouchez et Prévot pleurent de rire.
     Zelf heb ik trouwens ook moeten lachen, weliswaar zonder tranen, toen La libre het had over Sven De Neef, de jonge snaak die altijd achter De Wever aanloopt. Hij werd een éminence grise genoemd.

Michaël De Cock en Madame Bovary
     KVS-directeur Michaël De Cock heeft het libretto geschreven voor een opera rond Madame Bovary. Een zinnetje viel mij op in het interview dat hij daarover gaf (DS 11/4): Emma Bovary is ‘een erg mannelijke projectie van Flaubert: een beschikbare vrouw die wil neuken.’
    Is dat zo? Ze is in elk geval mijn type niet. Een van mijn leerlingen die een presentatie  gaf over Flaubert noemde Emma Bovary ‘een beetje een bitch.’  

All That Jazz
     Ik las laatst ergens een uitspraak van Stanley Kubrick over de film All That Jazz: ‘I think it’s the best film I have ever seen.’ Die uitspraak doet mij geweldig veel plezier. 

Soedan: blame the West
     Er zijn oorlogen waarbij men geneigd is tot supporteren, zoals Wereldoorlog II en die in Oekraïne of Gaza, en er zijn oorlogen waarbij men die drang veel minder voelt, zoals Wereldoorlog I, en die in Myanmar of in Soedan. In dat laatste land is het moorddadige regeringsleider in een conflict verwikkeld met de moorddadige opstandelingen van de RSF-milities. Het regeringsleger wordt gesteund door het onfrisse regime van Rusland en de RSF-milities worden gesteund door het onfrisse regime van de Verenigde Emiraten.
     In die omstandigheden kan de linkse reflex Blame-the-West soelaas bieden. Koen Vidal (DS 15/4) citeert experts die als enige uitweg zien dat de Emiraten hun steun stoppen aan de RSF-milities. ‘De destructieve rol van de Emiraten in het bloedigste conflict ter wereld is bewezen, en toch oefent het Westen geen enkele druk uit op Abu Dhabi … Europese bedrijven verdienen in de Emiraten fortuinen en daarom geven onze leiders er de voorkeur aan om weg te kijken.’
     Zo kan men toch een beetje supporteren.

Lachen om de handelsbalans
     Op de FB-pagina van Pieter Auwaert staat er vaak iets wat mij aan het lachen brengt. Dit bijvoorbeeld. ‘Ik heb vorige week voor € 240 goederen gekocht van Delhaize. Delhaize daarentegen heeft NUL EURO van MIJ gekocht! Dit onrecht MOET stoppen, en daarom heb ik beslist om mezelf vanaf nu elke keer 50€ extra aan taksen aan te rekenen bij elk bezoek aan Delhaize. Met die extra inkomsten zal ik dan meer komkommers en diepvriespizza kunnen kopen, voila! Komt helemaal goed… Volg mij voor meer tips.’
     En dat allemaal zonder er Adam Smith (1723-1790) of David Ricardo (1772-1823) bij te halen, of moeilijke woorden als ‘comparatief voordeel’.

Oekraïne en Gaza

     Een verschil tussen de oorlog in Oekraïne en in Gaza is het volgende. Als Rusland zich uit Oekraïne terugtrekt, is het conflict opgelost. Als Israël zich uit Gaza terugtrekt, is het conflict niet opgelost.  

Vredesmacht in Oekraïne: dilemma
     Worden er na een vredesbestand Europese troepen naar Oekraïne gestuurd om de vrede te bewaken? Die vraag heeft veel van het dilemma-type 
you’re damned if you don’t and you’re damned if you do. Dit is zoals Dominique Minten (DS 11/4) de zaak samenvat: 

De aanwezigheid van Europese soldaten op Oekraïens grondgebied moet maken dat Vladimir Poetin het niet in zijn hoofd haalt een eventueel vredesbestand aan flarden te schieten. Bijna niemand gelooft dat hij zich aan een akkoord zal houden. Hij zal de Europese vredesmacht uitdagen. En dan is de vraag: hoe zal die reageren? Als ze niet meteen hard terugslaat, is Europa zijn militaire geloofwaardigheid – en die is al niet groot – voorgoed kwijt.

      Als Europa dus geen troepen stuurt naar Oekraïne, zal Rusland een bestand ‘aan flarden schieten’ en als Europa wél troepen stuurt, ook. Mocht dat waar zijn, dan kunnen we beter de raad van Elchardus volgen: geen troepen sturen, maar méér wapens. En zo snel mogelijk een leger uitbouwen dat wél militair geloofwaardig is en waarvan de aanwezigheid wél de vrede zou kunnen doen respecteren.

 Trump over de ‘Oekraïense agressie’
     Het is de Amerikaanse president toevertrouwd om in heel weinig woorden heel veel onwaarheid te stoppen. Over Zelensky zei hij: ‘Je begint geen oorlog tegen iemand die twintig keer groter is om vervolgens …’ Om te beginnen is Rusland misschien 20 keer groter van oppervlakte, maar slechts 3 keer groter van bewoners, en militair is het verschil nog kleiner. Ook is Oekraïne de oorlog niet begonnen. Ik zal niet uitzoeken wie in de Donbass het eerste schot heeft gelost, maar dat schot werd in elk geval afgevuurd op Oekraïens, en niet op Russisch, grondgebied.
     Laten we voor een keer redelijk zijn, en Trump niet op zijn letterlijke uitspraak afrekenen maar kijken wat hij bedoelt. Wat hij bedoelt, is dat Oekraïne de oorlog ‘geprovoceerd’ heeft door Rusland zijn zin niet te geven. Oekraïne heeft Rusland ‘uitgedaagd.’ Mocht er ooit een oorlog komen tussen de VS en Canada – ik denk niet dat dat gaat gebeuren – dan zal Trump, volgens die logica ook kunnen zeggen dat Canada de oorlog ‘begonnen’ is tegen een twintig keer sterker land.

Overlijdensberichten
     Als mijn vrouw zegt dat die of die overleden is, laatst bijvoorbeeld Mario Vargas Llosa of Danny Verbist, dan is mijn eerste vraag altijd hoe oud die geworden is. Is het antwoord een getal dat boven de 90 ligt, voel ik mij veilig. 80 kan er ook nog mee door. 70 geeft al een vervelend gevoel. Ik word volgende maand 70.

Martha
     Met haar bijbelse naam was het onvermijdelijk dat Martha Claeys ook zou worden gevraagd om een stuk te schrijven in de Kruiswegreeks van De Standaard. In de citaatkop zie ik het woord ‘surveillancemaatschappij’. Dat is een kwestie die mij bezighoudt, en waarvan ik de ethische dilemma’s voor mezelf niet kan oplossen. Zou Martha Claeys ze kunnen oplossen voor mij?
      Ik lees het stuk snel door. Elke samenleving, verneem ik, heeft te maken met dieven, moordenaars en ander onguur tuig. Hoe gaat ze daarmee om? Martha Claeys haalt er Foucalt bij en onderscheidt drie stappen in de evolutie van de misdaadbestrijding. De eerste stap is die van lijfstraf en opsluiting in de gevangenis. Dat is wreed. De tweede stap is die van surveillance. De burgers worden in de gaten gehouden zodat ze minder kans krijgen zich te misdragen. Dat leidt tot misbruik, zoals de VS die pro-Palestijnse activisten uitwijzen. Hoe moet het dan wel. Ik citeer:

Gelukkig is er een derde stap in de sociologische evolutie van Foucault denkbaar, waar onder anderen maatschappelijke werkers, leerkrachten en zorgmedewerkers al volop mee bezig zijn. Die derde fase is een tijdperk van gedeelde verantwoordelijkheid en zorg, waarin de machthebber niet met de spierballen hoeft te rollen noch naar de daders op zoek hoeft te gaan, maar waarin hij waakt over de omstandigheden waarbinnen mensen zich zo goed mogelijk gedragen.

     Maatschappelijke werkers ... Onvermijdelijk moet ik nu denken aan een liedje uit West-Side Story, waarin men ook het misdaadprobleem oplost. Officer Krupke vindt dat de jonge crimineel Riff voor de rechtbank moet komen, maar hij vergist zich. De rechter oordeelt dat Riff eerder nood heeft aan psychiatrische zorg. Helaas, ook dat lost het probleem niet op. De jongen moet dan naar een maatschappelijke werker.  

Psychiatrist
Officer Krupke, he shouldn’t be here.
This boy don’t need a couch, he needs a useful career.
Society’s played him a terrible trick,
And sociologically he’s sick!
So take him to a social worker!


Riff
Dear kindly social worker,
They tell me get a job,
Like be a soda jerker,
Which means like be a slob.
It’s not I’m anti-social,
I’m only anti-work.
Gloryosky, that’s why I’m a jerk!

Social Worker

Officer Krupke, you’ve done it again.
This boy don’t need a job, he needs a year in the pen.
It ain’t just a question of misunderstood—
Deep down inside him, he’s no good!

dinsdag 15 april 2025

De Wever, Netanyahu, Milošević


     Ik wil graag een oude traditie verderzetten en af en toe een N-VA-politicus verdedigen. Bart De Wever heeft onlangs weer eens gezegd wat hij dacht.  ‘Er is ook nog zoiets als Realpolitik. Ik denk niet dat er een Europees land is dat Netanyahu zou arresteren mocht hij op ons grondgebied zijn. Frankrijk zou dat niet doen, en ik denk dat wij dat ook niet zouden doen.’ Nochtans, dat weet De Wever, heeft het Internationaal Strafhof, dat door België erkend wordt, een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen de Israëlische premier. Vanwege oorlogsmisdaden.
      Kijk, dat ga ik niet verdedigen. Wat zou Bart Brinckman zeggen? Ik ben niet gek. Ik zwijg. Ik heb ook gezwegen – vooral omdat ik toen nog geen stukjes schreef – toen Slobodan Milošević, de gewezen president van Servië-Joegoslavië, werd uitgeleverd aan het Strafhof. Hij had oorlog gevoerd tegen het Kosovaars Bevrijdingsleger, had pas na Navo-bombardementen gecapituleerd, was aangeklaagd door het internationaal Joegoslavië-tribunaal, en verloor de verkiezingen van 2000. De Amerikanen eisten, in ruil voor financiële steun, dat de nieuwe Joegeslavische regering zou overgaan tot uitlevering van Milošević. Op 1 april 2001 werd hij in zijn villa gearresteerd en overgedragen aan het in Nederland gevestigde tribunaal. Hij stierf kort daarna in de gevangenis van Scheveningen, of all places.
     Ik betwijfel niet dat er in de Kossovo-oorlog wreedheden zijn gebeurd en dat Milošević daar mee verantwoordelijk is. Ik betwijfel ook niet dat Internationale Rechtbanken een gunstige invloed kunnen hebben op het gedrag van oorlogsvoerende partijen. Die weten dan dat ze achteraf kunnen worden veroordeeld, zeker als ze verliezen. Maar het stond mij tegen dat men een politicus, met wie men eerst heeft onderhandeld, daarna in de gevangenis gooit.
     Als ik aan die zaak denk schieten mij twee Latijnse citaten te binnen. Het ene gaat rechtstreeks in tegen de uitleg van De Wever: ‘Fiat justitia, pereat mundus’ – recht boven Realpolitik, wat ook de gevolgen mogen zijn. Het andere citaat is: ‘Vae victis’ – wee de overwonnenen. Generaal Marcus Acacius zegt het in Gladiator 2, en het mooie is dat hij het zegt zonder enthousiasme, bijna met medelijden.
     Nu, Milošević was overwonnen, en dat is Netanyahu voorlopig nog niet.

maandag 14 april 2025

Studentenvertegenwoordigers

     Felix Coens is student aan de Gentse universiteit. Hij heeft een stuk gepubliceerd onder de titel ‘Het hele universitaire systeem is rot.’ (DS 27/3). Meent die jongen dat nu, vraag ik mij af, of wéét hij van zichzelf dat hij overdrijft?
     Coens is studentenvertegenwoordiger in de Raad van Bestuur van de Ugent. Ik ben dat ook geweest, in de Academische Raad van de KULeuven. Je kunt van communisten veel zeggen, maar we hadden verstand van infiltratie.
      Zou ik toen ook zoiets gezegd hebben? Ik was in elk geval achter de schermen medeplichtig aan de studentenspeech bij de opening van het academisch jaar. Daarin klaagden we de schandalig hoge lonen van de professoren aan. Dat was zowel naïef als agressief. De speech werd gegeven door kameraad K.M. Toenmalig rector De Somer stapte naar hem toe en rukte de microfoon uit zijn hand.
     Ik herinner mij ook dat ik na de vergaderingen van de Raad weigerde deel te nemen aan de lunch in de Faculty Club. Ik zei dat ik zo’n gratis luxemaaltijd een vorm van corruptie vond. Meende ik dat, of wist ik dat ik overdreef? Ik moet erbij zeggen dat het bezoeken van luxe-restaurants in die tijd nog niet zo gedemocratiseerd was als vandaag. 


Extracurriculaire wildgroei

     De Standaard heeft vandaag een stuk over het onderwijs, over de wildgroei van extra lespakketen, voorlichting, vorming, bezinning, informatieve uitstappen, projecten, getuigenissen, sportdagen – zaken die men vroeger ‘extracurriculaire activiteiten’ noemde. In dat interessante stuk staat een interessant weetje: ‘Recent lanceerde voormalig minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) – die de focus in de klas op Nederlands en wiskunde wilde – nog een lespakket over dierenwelzijn.’
     Hier ligt de hond gebonden. Ministers zijn daar niet anders in dan directies en leraren: zij willen allemaal dat de ‘gewone lessen’ meer ruimte krijgen, maar willen ook graag een uitzondering voor hún projectje. Ze eindigen ermee ook de projectjes van de anderen te tolereren om hun eigen projectje te veilig te stellen. De school waar ik les gaf, had de ‘vrije ruimte’ in het lesrooster gebruikt om ‘seminaries’ in te richten. Er waren genoeg leraren die klaar stonden om een seminarie ‘journalistiek’, ‘fotografie’,  ‘klassieke muziek’, ‘Afrikaanse kunst’ enzovoort te verzorgen.
     Of nog. Als filmliefhebber organiseerde ik met een collega een reeks filmforum’-activiteiten voor het derde tot het zesde jaar. Op het hoogtepunt hadden we voor elk jaar anderhalve dag activiteiten voorzien met lezingen over filmgeschiedenis, film-met-nabespreking, enzovoort. Ik was daar erg enthousiast mee bezig. Tegelijk voelde ik mij schuldig dat ik zo diep sneed in het vlees van de ‘gewone lessen’ – die van mij en die van mijn collega’s. Uiteindelijke hebben we de activiteiten op eigen initiatief afgebouwd tot twee lesuren voor de twee hoogste jaren.  

J.D. Vance en Europa

      De Italiaanse stratege Nathalie Tocci (DS 10/4) heeft J.D. Vance ontmoet toen hij nog gewoon senator was. Ze heeft toen een half uur met hem gepraat, genoeg om aan te voelen: ‘Deze man haat Europa vanuit zijn diepste binnenste. Het was niet zozeer wat hij zei, als wel de toon waarop.’
     We kunnen vermoeden waarom Vance zo’n haat koestert voor Europa. Europa is woke, stelt zich moreel superieur op, heeft decennia lang geprofiteerd van de Amerikaanse bescherming, en heeft geen enkele oprechte dankbaarheid laten blijken. En Vance vindt dat hij zich die emotie kan permitteren omdat Europa voor Amerika geen strategisch belang meer heeft.
     Het vervelende van negatieve emoties is dat ze zo hardnekkig zijn. Als Europa morgen mooi alle Navo-verplichtingen nakomt, kan Vance nog altijd boos blijven omdat we vróeger die verplichtingen niet nakwamen. Men kan alleen hopen dat Tocci de toon van Vance verkeerd gelezen heeft en dat wat zij voor haat houdt in werkelijkheid geïrriteerde onverschilligheid is. Zij probeerde hem ervan te overtuigen dat Poetin een dreiging betekende voor Europa en hij was 1) niet overtuigd, 2) niet geïnteresseerd, 3) op zijn hoede voor vragen naar meer Amerikaanse steun.


Oekraïne en de overheidsinformatie

     Het is niet de taak van de overheid om de burgers van degelijke informatie te voorzien en voor desinformatie te behoeden. De journalisten kunnen dat zelf. Als een krant verkeerde informatie geeft, kan een andere krant dat rechtzetten. Als een burger op de sociale media desinformatie verspreidt, kunnen anderen burgers dat aanklagen en zelf de juiste informatie verspreiden. Er is een soort vrije concurrentie tussen kranten en sociale media-gebruikers en dat zou moeten volstaan.
      Een interview in De Standaard met Andri Ljoebka verplicht mij om na te denken over mogelijke uitzonderingen. Ljoebka is een Oekraïense schrijver die aan crowdfunding doet om het Oekraïense leger te versterken. Hij vertelt over de journalistiek in zijn land: 

In Oekraïne betaalt niemand nog voor nieuws op papier. Alles gebeurt online, maar ook daar krijgt ernstige journalistiek het almaar moeilijker. De regering-Trump heeft immers USAID opgedoekt. De Amerikaanse hulporganisatie hield verschillende onafhankelijke websites die aan onderzoeksjournalistiek deden boven water. De sites die leven van snel en ongecontroleerd nieuws worden nu weer invloedrijker. Dat betekent dat Russische propaganda het makkelijker krijgt.

     De Amerikaanse overheid steunde dus tot voor kort journalistieke sites in Oekraïne. In principe zouden die sites zich moeten kunnen redden zonder die overheidssteun, als er vraag is naar degelijke informatie. Maar als die ongesubsidieerde sites moeten concurreren met sites die wél door Russische worden gesubsidieerd, is er dan nog sprake van eerlijke concurrentie? En moet die eerlijke concurrentie dan tot stand komen door subsidies aan de ene kant in balans te brengen door subsidies aan de andere kant?
      Leuk is in elk geval dat een idealistisch jongmens als Ljoebka tegelijk zo realistisch is en zo vrij van illusies. Hij zegt onomwonden dat Oekraïne alleen kan hopen op een ‘onrechtvaardige vrede’. En verder: ‘Elke uitkomst is een overwinning voor Rusland … De Oekraïeners zijn erg bescheiden geworden in hun verwachtingen.’ De Russische overwinning en de onrechtvaardige vrede zullen erop neer komen dat de bezette gebieden verloren gaan. De Westerse diplomatie en het Oekraïense leger zullen ervoor moeten zorgen dat er niet méér verloren gaat.


Kortjes - allerlei

NGO’s
     Er is een kritisch rapport verschenen over de EU-financiering van ngo’s. Er zou te weinig transparantie zijn. Krantenstukken waarin het woord ‘transparantie’ voorkomt, sla ik meestal over. Maar de citaatkopt in De Standaard (8/4) vind ik wel leuk. Bruno Tobback: ‘Ik vrees dat het rapport misbruikt zal worden door partijen uit rechtse en uiterst rechtse hoek.’ Hij zegt ten minste niet dat het rapport ‘in de kaart speelt’ van rechts en uiterst rechts.

Bedrieglijke vriendschapsverzoeken
 
     Mijn vrouw kreeg zopas op FB een vriendschapsverzoek van zekere Annie Rousseau, met mijn profielfoto, maar dan een kwartslag naar links gedraaid. Dat is nieuw. Zulke bedrieglijke vriendschapsverzoeken gebeurden vroeger in mijn eigen naam, zonder foto. 

Nadoen
     Mijn zoon is weliswaar arts, maar hij kan ook heel goed een arts nadoen. Laatst had ik last van bursitis olecrani, een ontsteking van de slijmbeurs ter plaatse van de elleboog. Dat ziet er nogal spectaculair uit. Je moet maar eens afbeeldingen op het internet zoeken. Nu is de zwelling bijna helemaal weg, en ik vroeg aan mijn zoon of ik nu weer mocht fitnessen. Hij zette een ernstig gezicht op en stak van wal. ‘Dat kan niet veel kwaad. Maar je moet voorzichtig beginnen. Niet overbelasten. Als je merkt dat het niet gaat, kun je beter stoppen.’ Daarna schoot hij in de lach.

Slogans
      Ik ben het voor een keer eens met Miranda Ulens van de socialistische vakbond (DS 10/4). Ze pleit ervoor om op betogingen eigen bordjes mee te dragen. ‘Wie een bord draagt, toont niet alleen een mening maar ook een stijl.’ En Ulens citeert een aantal voorbeelden van zo’n stijl 

  • ‘Straks ben ik een armtenaar’
  • Als een uitgeperste citroen richting pensioen.’
  • ‘Lieve Sint, wij zijn braaf geweest. Krijgen wij een toekomst?’

     Zelf heb ik een voorkeur voor slogans die goed scandeerbaar zijn**, ook al staan ze op die bordjes om alleen gelezen te worden. Of voor de absurde slogans zoals ‘Geen nieuwe raketten zolang de oude niet opgebruikt zijn.’

De moeder van Jezus
     In de Kruisweg-reeks van De Standaard wijdt Ivo Victoria een persoonlijk stukje aan de moeder van het slachtoffer. Hij merkt terloops op dat Jezus ‘niet eens de moeite deed om Pontius Pilatus van zijn onschuld te overtuigen – terwijl die mens al zo goed als overtuigd was.’ Dat is heel grappig geformuleerd, maar ik lees die passage in het Evangelie een beetje anders. 
     Victoria prijst Maria omdat ze de keuzes van haar zoon respecteert, zoals zijn eigen moeder – ik bedoel Victoria’s moeder – zijn keuzes respecteerde. Dat is inderdaad mooi. Ook vindt hij dat het Maria ‘siert dat ze slechts bedroefd langs de kant van de weg staat.’ Dat is nu iets waar mijn moeder anders over denkt. In de film Il Vangelo Secondo Matteo (1964)**** beperkt Maria zich juist niet tot ‘bedroefd langs de kant van de weg staan’. Haar gezicht is vertrokken van de pijn, ze huilt, ze valt neer, ze moet ondersteund worden … ‘Dat is ten minste realistisch,’ zei mijn moeder. ‘Een vrouw die haar kind aan het kruis ziet ophangen, moet daar niet staan als een stille martelares.’

Adolescence op de Nederlandse scholen
      Ik hoorde op de radio dat men in Nederlandse scholen gebruik zal maken van de televisiereeks Adolescence om ‘een discussie op gang te brengen.’ Ik vermoed dat men het over nefaste boodschappen op de sociale media wil hebben. Zelf zou ik vooral fragmenten uit de tweede aflevering laten zien waarin rijkelijk geïllustreerd wordt hoe moderne scholen kapot worden gemaakt door een gebrek aan respect voor het traditionele gezag.

No-theater en Sukiyaki
     In de televisiereeks Asura maakten we kort even kennis met de bevreemdende muziek en dans van het Japanse No-theater. Mijn vrouw en ik keken elkaar aan. Onmiddellijk daarna hoorden we op de radio de Japanse schlager Sukiyaki*****. Ik heb de indruk dat Japanse oren zich makkelijker aanpassen aan Westerse muziek, dan Westerse oren zich aanpassen aan traditionele Japanse muziek.

Fascisme
     Ook mensen die weinig van geschiedenis afweten gebruiken al eens het woord fascisme. Dat is al langer aan de gang. Boudewijn de Groot zong in 1966 met de nodige zelfironie: ‘Mensen die het beter wisten, waren allemaal fascisten.’ Maar hij sprak het woord tenminste juist uit. In Nederland schijnen er vandaag al mensen te zijn die spreken van de ‘fasist Trump’.
     Je kunt over de evolutie en het gebruik van het woord heel wat meer vertellen, maar vaak komt het neer op niets anders dan een dwaze omkering. Men heeft ergens gehoord: ‘alle fascisme is slecht’ en men maakt ervan: ‘alles wat slecht is, is fascisme.’

Staken
      De socialistische bediendevakbond BBTK heeft een handleiding gemaakt met de titel: Staken, hoe doe je dat?

Aforismen
     Oud-rector van de Leuvense universiteit Rik Torfs heeft een zeker talent voor aforismen die hij als berichtjes op X plaatst. Critici zullen zeggen dat die aforismen niet allemaal even goed zijn en dat Torfs wel eens een herhaling valt. Dat is niet erg. Ik heb indertijd de aforismenbundels van Rochefoucauld en van Vauvenargues gelezen en die zijn ook niet allemaal even goed en herhalen wel eens een inzicht dat eerder geformuleerd werd. Chamfort, die zelf het genre beoefende, merkte ooit op dat het met aforismen gaat als met kersen: men kiest eerst de beste uit, maar eindigt met ze allemaal op te eten of te publiceren, ook de misvormde en die met rotte plekjes. 

Maatschappijkritische televisie
      Een groot stuk in De Standaard (27/3) over de televisieserie The Studio. De recensent is niet enthousiast: 
De Studio steekt de draak met Hollywood in een jasje van flauwe kolder. In feite is die kritiek, als het dat al is, ook maar een bijzaak.’ 
     Als ik zoiets lees, besluit ik om voor de zekerheid toch zelf een aflevering van de serie te bekijken. Critici hebben de neiging om punten bij te geven voor een film of serie die ‘maatschappijkritisch’ of ‘subversief’ is, en punten af te trekken voor een die dat niet is. Dat geeft een vertekend beeld. Mij kan die maatschappijkritiek niet veel schelen, one way or the other.

De comateuze Europese literatuur
     Zoals elke krantenlezer erger ik mij aan sommige sensationele koppen die een redelijk artikel dat eronder staat ontsieren. Maar ik begrijp dat de lezer moet worden verleid om een saai stuk over politiek of economie te lezen. Maar waarom gebruikt men zulke koppen ook in de cultuursectie? In DS2 van 26/3 lees ik in een onderschrift dat de roman Oroppa een boek is ‘dat de comateuze Europese literatuur reanimeert.’ Comateus? De bespreking van een nieuwe productie van Pretty Woman  staat onder de kop: ‘Waarom een musical maken van een film die passé is?’ Passé? Na zo’n kop ben ik geneigd om nog een snel een ticket voor die musical te bestellen. Maar het artikel eronder overtuigt mij ervan dat de muziek in het stuk – van Bryan Adams – slaapverwekkend moet zijn, en om in een comateuze toestand naar een musical te kijken, daar bedank ik voor. Ik wil niet dat men mij voor de Europese literatuur houdt.  

‘En daar is niets mis mee’
     Naast negatief nieuws, bevatten hedendaagse krantenkoppen ook waarschuwingen voor allerhande gevaar. ‘Oktober nog nooit zo droog’. ‘Door DOGE verliezen ambtenaren hun job.’ Steeds meer kant-en-klare maaltijden in de winkel.’. ‘Steeds minder computers in de klas.’ ‘Begroting nog jarenlang in het rood.’ De lezer is geconditioneerd om daarin onheilstijdingen te zien. Als die boodschappen niet zo bedoeld zijn, moet dat op een of andere manier worden duidelijk gemaakt. Een recente mode is om aan de titel toe te voegen ‘En daar is niets mis mee.’ Probeer het maar eens. Een interview met Paul De Grauwe bijvoorbeeld, met daarboven de kop ‘Begroting nog jarenlang in het rood, en daar is niets mis mee.’ 

Valerie Van Peel
     Her en der las ik dat toekomstige N-VA-voorzitster Valerie Van Peel ‘heel wat sociaal-voelender is dan veel partijgenoten.’ Maar zou ze ook zo sociaalvoelend zijn als bijvoorbeeld Conner Rousseau of Paul Magnette? Dát is de vraag. 

 

* Een eerder stukje van mij over slogans staat hier.

**** Over die film zeg ik ook iets in mijn stukje hier.

***** Het liedje staat hier

Verdachte cijfers in de krant

     Ik hecht veel belang aan cijfers, maar mijn vertrouwen erin is sterk aangetast door de Corona-periode. Mijn argwaan wordt nog het meest gewekt als de cijfers onvoldoende breed zijn. Je leest dat de werkloosheidscijfers in de VS laag zijn: 4,2 procent. Dat is prima, maar eigenlijk gaat dat alleen over de mensen die werk zoeken. Het totaal aantal mensen die niet werken is veel hoger: vroegtijdig gepensioneerden, langdurig zieken, eeuwige studenten, gevangenen, huismoeders, bijstandstrekkers … Een breder cijfer is dus dat van het totale aantal ‘actieven’ en ‘non-actieven’.

      Ook ben ik snel achterdochtig als cijfers die die met elkaar vergeleken worden. In De Standaard (8/4) lees ik op de economiebladzijden iets wat ik moeilijk kan geloven. 

Met 59,9 procent hebben de VS een zeer lage werkgelegenheidsgraad. België bijvoorbeeld zit aan 67 procent. Ongeveer 90 miljoen Amerikanen tussen de 16 en de 65 jaar werken niet.’ 

Verdacht is vooral de categorie ‘tussen de 16 en de 65 jaar’. Ik lees wel eens cijfers over de Vlaamse, Waalse en Brusselse werkgelegenheidsgraad, maar de 16-jarigen worden daar nooit bijgerekend. Ik heb dus gevraagd aan Copilot om het eens te berekenen volgens ‘gelijke maatstaven’. Dit is het antwoord: 

De werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen in België bedraagt 72,3% in 2024. De werkgelegenheidsgraad in de VS varieert per bron en methode, maar ligt doorgaans rond 70-75% voor dezelfde leeftijdsgroep. 

Nu weet ik wel dat die Chatbots nogal oppervlakkig omspringen met cijfers, maar Copilot is minstens op de hoogte van de verschillen volgens ‘bron en methode’.


Watdanmetterij

    Whataboutery of watdanmetterij in de strikte zin betekent dat je een beschuldiging beantwoordt met een tegenbeschuldiging. Die tegenbeschuldiging kan absurd ver verwijderd zijn van het oorspronkelijke verwijt. ‘De metro van Moskou heeft te weinig stopplaatsen.’ – ‘Ja? En wat dan met het lynchen van zwarten in de VS?’ Als de tegenbeschuldiging wel in de buurt komt van het oorspronkelijke verwijt, kan ze geïnterpreteerd worden als een eis tot consequentie. ‘Jij spreekt over de discriminatie van migranten. En wat dan met de ‘positieve’ discriminatie van autochtonen?’ Of: ‘Jij klaagt de Russische agressie in Oekraïne aan. En wat dan met de Israëlische agressie in Gaza?’
     In een discussie over principes kan de eis tot consequentie redelijk lijken. Geen twee maten en twee gewichten. Maar hoeveel discussies hebben uitsluitend betrekking op principes? Mij lijkt watdanmetterij minstens drie nadelen te hebben. De aandacht wordt afgeleid van de oorspronkelijke stelling – metro van Moskou, discriminatie migranten, Russische agressie. Meestal wordt die noch aanvaard, noch weerlegd. Ook wordt een vergelijking in de discussie binnengebracht, waarbij het niet a priori vaststaat dat de vergelijking toepasselijk is. En ten slotte: de tegenstrever wordt uitgedaagd om een standpunt in te nemen in een kwestie waar hij misschien geen gefundeerde mening over heeft. Dat is ook het bezwaar dat Maarten Boudry in zijn drogredenhandleiding Alles wat in dit boek staat is waar (en andere denkfouten) aandraagt. ‘Niemand kan over alles tegelijk een mening hebben,’ schrijft hij in het hoofdstukje ‘Whataboutery’.

Zie ook mijn stukje hier.
https://philippeclerick.blogspot.com/2025/03/brusselmans-en-mia-doornaert.html

De namedropping van Stefan Hertmans

      Wie misschien ook een goede ‘Denker der Nederlanden’ zou zijn, is Stefan Hertmans. Ook van die auteur heb ik weinig gelezen, en misschien is dat een goed criterium om zon denker aan te stellen. Ik heb wel enkele recensies gelezen over zijn roman Dius. Dat boek gaat geloof ik over twee vrienden die veel met elkaar over kunst en literatuur praten en de verteller kan er ook niet over ophouden. Ergens zegt hij:

Ik beschouwde de hele kunstgeschiedenis als één interactieve ruimte waarin alles met elkaar te maken had. Zo kon ik van een detail op een zeventiende-eeuws tafereel overspringen naar een conceptueel kunstenaar of een expressionistisch portret; van de suggestieve open schelp bij Botticelli naar een still uit een film van Pasolini; van een detail bij Rafaël naar een zin bij Proust; van de wonde van Christus naar de verminkingen die de Wiener Aktionisten zichzelf hadden toegebracht.’

      Er is natuurlijk niks mis met het illustreren van een gedachtegang met een enkele eigennamen. Maar je moet oppassen met de keuze. Botticelli, Pasolini, Rafaël, Proust, de Wiener Aktionisten  … op een of andere manier liggen die namen te veel voor de hand. In zijn recensie op Facebook schreef Pascal Cornet over het ‘irritant-kwistig rondstrooien van namen en weetjes’:

Names worden all over the place gedropt … Uiteraard komen er ook boeken en films ter sprake. Soms noemt Hertmans titels – De Tijgerkat, De Toverberg... – maar een aantal keren ook niet. En dan is het aan de lezer om zich dom of slim te voelen als hij de onuitgesproken referentie niet of wel kent. Zo bevat Dius impliciete verwijzingen naar, onder meer, La Nausée van Jean-Paul Sartre en Nachttrein naar Lissabon van Pascal Mercier, Der Himmel über Berlin van Wim Wenders, de foto’s van Dirk Braeckman, een schilderij van Gerhard Richter en... Naar Merelbeke van Stefan Hertmans zelf. En wellicht zijn er nog vele andere referenties en citaten die mij zijn ontgaan. Op die manier krijgt de roman Dius bij momenten de allure van een quiz.

      Meé ziet hier het probleem van Hertmans. De auteur kan namen citeren van allemaal onbekende kunstenaars en schrijvers, maar dan haakt de lezer af want hij weet niet over wie het gaat. De auteur kan ook de namen citeren van allemaal bekende kunstenaars en schrijvers, maar dan zegt de lezer verveeld: ach, alweer Botticelli en Proust en Jean-Paul Sartre. Men begrijpt dat een auteur, voor dat dilemma geplaatst, er een soort ‘quiz’ van maakt, waardoor dan weer de indruk ontstaat dat niet de verteller maar de schrijver zelf wat pretentieus is en zich te veel bekommert om het effect.
     Het beste lijkt mij namedropping dié werken en auteurs ter sprake te brengen die je ontroerd hebben en waar je iets interessants over te melden hebt, zoals de namenlijst die Louis-Paul Boon geeft in zijn eerste hoofdstuk van de Kapellekensbaan, met daarbij korte, naïeve, maar treffende karakteriseringen.
     Of je kunt met namedropping een heel andere richting uitgaan. In ‘Episode 17’ van Ulysses maakt James Joyce een catalogus op van een toenmalige boekenkast. Buiten Shakespeare’s Works (dark crimson morocco, goldtooled) hebben de boeken een heel laag Stefan Hertmans-gehalte. Ik kende geen enkele van die titels, behalve Soll und Haben by Gustaf Freytag (black boards, Gothic characters, cigarette coupon bookmarkt at p. 24). Dat boek stond immers ook in de boekenkast van mijn vader. Ik heb nooit geweten wat die geheimzinnige titel betekende. Moeten en hebben? Maar toen ik de titel in Ulysses tegenkwam heb ik de betekenis opgezocht. Het zijn boekhoudtermen: debit en credit. Als je Joyce leest, leer je altijd wat bij. 

zondag 13 april 2025

Realpolitik, defensie, economie


      Verkeerskundige Kris Peeters 
 de andere Kris Peeters  meent dat defensie niets met defensie te maken heeft, maar alles met economie. Hij begint zijn stuk (DS11/4) met een gemene opmerking over Bart De Wever die in Boetsja ging ‘koketteren met zijn tranen’. Ik heb een lage dunk van mijn eigen morele inborst, maar als er iets is waar ik mij op zou laten voorstaan, dan is het dat ik mij in een polemiek niet makkelijk tot zulke sneer zou verlagen.
      Het is trouwens niet helemaal een kwestie van inborst. Peeters gelóóft werkelijk dat hij De Wever hier betrapt heeft op een inconsequentie. De Wever heeft onlangs gezegd – verwijzend naar een mogelijke Netanyahu-arrestatie – dat er ‘ook zoiets bestaat als Realpolitik’. Dan heeft het geen pas, vindt Peeters, dat hij ‘oog in oog met de praktische consequenties van Realpolitik’ plots afschuw gaat voelen. Wat een raar mensbeeld heeft die Peeters! Natuurlijk kan men Realpolitik beoefenen – nazi-Duitsland platbombarderen bijvoorbeeld – en tegelijk afschuw voelen bij de ‘praktische consequenties’ van die bombardementen.
     Nu, aan dat mensbeeld van Peeters valt geloof ik niet veel te veranderen. De man is zestig jaar oud, en op die leeftijd verander je niet van mening over zulke zaken. Maar over Realpolitik zou hij zich misschien beter kunnen informeren. Op Wikipedia bijvoorbeeld. Daar kun je lezen: ‘Realpolitiek (Duits: Realpolitik) is een wijze van politiek bedrijven waarbij op een nuchtere, pragmatische manier de kosten en de baten van een bepaald beleid worden bekeken.’ Dat is een goed vertrekpunt voor de bezinning. Wikipedia plaatst verder Realpolitik tegenover ‘ideologie, politiek-filosofische overwegingen of ethiek’. Dat vind ik minder sterk want een kosten/baten-afweging moet ook binnen een bewust of onbewust ideologisch, politiek-filosofisch of ethisch kader gebeuren. Ik zou Realpolitik liever plaatsen tegenover ‘emopolitiek’.
     Peeters noemt het bloedbad dat de Russen in Boetja hebben aangericht een ‘praktische consequentie’ van Realpolitik. Dat zou betekenen dat Poetin op een nuchtere, pragmatische manier de kosten en de baten van het bloedbad heeft bekeken. Dan zou hij veel dommer zijn dan ik altijd heb gedacht want hij zou moeten weten dat dergelijke wreedheden juist je politieke kapitaal aanvreten. Je zou met enige overdrijving kunnen zeggen dat de Amerikanen de Vietnamese oorlog verloren hebben in My Lai*.
      Een redelijker verklaring zou zijn dat de Russische inval zelf een voorbeeld is van Realpolitik van Poetin. Dat is wellicht waar. Ik kan niet inschatten hoeveel rationele overweging, en hoeveel emotie bij zo’n beslissing de doorslag gaf. Karel van het Reve is, in de literatuur en in de werkelijkheid, veel rationale Russen tegengekomen, maar hij leek er wel speciaal naar op zoek. Mijn buurman van zijn kant stelde mij ooit de retorische vraag: ‘Ken jij één rationele Rus?’ Ik kende er natuurlijk geen, maar belangrijker was dat hij er ook geen kende, terwijl hij vele jaren in Rusland had gewoond.
     Toch geloof ik zelf wel in realpolitieke drijfveren van Poetin. Et alors? Er zijn echt wel soorten van Realpolitik. Die zijn niet allemaal even immoreel. Rusland kan vanuit de Realpolitik streven naar een veilig Groot-Russisch imperium,  met vazalstaten als veilige bufferzone. Europa kan zich niet permitteren om op dat streven alleen te antwoorden met morele verontwaardiging en onvoorwaardelijke steun aan de aangevallen landen.  Het moet aan Realpolitik doen, maar een andere Realpolitik dan die van Poetin. Europa moet bijvoorbeeld afwegen welke vorm en hoeveelheid van steun Rusland kan afremmen, dan wel provoceren.
     Peeters ziet overal voorbeelden van ‘dubbeldunk’: De Wevers Realpolitik – en tegelijk zijn ‘kokette’ tranen; een Vlaams initiatief tegen de ‘manosphere’ – en tegelijk een manhaftige oorlogdiscours; een oproep tot vrede – en tegelijk het opstapelen van wapens; een retoriek over verantwoordelijk besparen – én tegelijk de plannen voor onverantwoordelijke defensie-uitgaven. Peeters verwijst daarbij naar de dialectiek van ‘oorlog is vrede’ uit 1984.
      Met die verwijzing komt hij uit op een reductio ad Orwellum. Dat is een argument dat ikzelf slechts met de grootste voorzichtigheid durf hanteren. Er zijn weinig auteurs die mijn denken over politiek zo diep beïnvloed hebben als Orwell, maar hem als argument gebruiken in een stukje vind ik riskant. Zo zijn er ook weinig politici die zo vaak door mijn hoofd spelen als een zekere Oostenrijkse korporaal, maar ik zal niet vaak teruggrijpen naar een argumentum ad Hitlerum.
      Ik stel mij ondertussen een lezer voor die mij streng toespreekt: ‘Clerick, genoeg geluld over Realpolitik. Waar gaat dat stuk van Peeters eigenlijk echt over? Wat is zijn boodschap? Wat is zijn stelling? Het antwoord daarop staat in eerste zin van mijn stukje: dat defensie niets met defensie te maken heeft, maar alles met economie. De redenering is, geloof ik, dat het kapitalisme behoefte heeft aan een steeds groeiende vraag. De mensen moeten consumeren anders valt de winstmotor stil. Ik citeer:  

 Lang konden we ons behelpen met réclame … Shop till you drop is het devies, maar dat volstaat niet meer. Dus zochten we onze toevlucht tot trucjes als ingebouwde veroudering en gewilde demodering. Maar ook dat is niet voldoende.

       Er volgt nog iets destructie, systematische vernietiging, wegwerpcultuur en projectontwikkelaars die alles met de grond gelijk maken om ‘iets nieuws’ te bouwen. In zijn ultra-links enthousiasme vergeet Peeters bijna het verband met de defensie te leggen. Gelukkig ken ik dat verband zelf nog van mijn ultra-linkse jeugd. Met defensie-uitgaven zorgt de staat ervoor dat de kapitalisten nieuwe bestellingen kunnen krijgen – voor wapens en infrastructuur – waar ze winst op kunnen maken.
     Maar dáárvoor is helemaal geen defensie nodig. Ik zou dat zelfs in mijn ultra-linkse jeugd onlogisch hebben gevonden. De staat kan ook allerlei andere dingen bestellen bij de kapitalisten: ecologische tuinwijken, goed geïsoleerde appartementsblokken, kerncentrales, windmolens, zonnepaneelparken, nieuwe treinen, nieuwe autostrades, nieuwe bussen, nieuwe woonzorgcentra, nieuwe kindercrèches. Het kan een kapitalist niets schelen of hij winst maakt op drones voor het leger of drones voor de landbouw, zolang de staat maar betaalt.
     Er moet dus voor een regering een geopolitieke reden bestaan –  naast eventueel een economische** – om precies wapens te willen bestellen, en niet iets anders. Zelf vermoed ik dat die reden erin bestaat dat men Rusland wil afschrikken van agressie te plegen. Maar als Peeters liever gelooft dat die wapens moeten dienen voor Europese agressie tegen Rusland, voor een ‘mars naar Moskou’ zoals hij het zelf verwoordt, dan mag hij voor mijn part in dat geloof leven en sterven. Het is ten minste logisch, al is de premisse niet erg geloofwaardig.
     Als Peeters daarentegen vindt dat de Europese regeringen de defensie-inspanningen alleen opdrijven om de economie draaiende te houden, zou hij minstens hún argumenten moeten weerleggen. Die zijn: ten eerste, Rusland vormt een militaire bedreiging voor een aantal Europese landen en, ten tweede: de Europese legers zijn onvoldoende sterk om Rusland af te schrikken van militaire avonturen. Ik neem het Peeters niet kwalijk dat hij op het eerste argument niet ingaat, want dat is een heel moeilijke discussie. In plaats daarvan zet hij in op het tweede argument.

  Het is een feit dat de Europese Navo-landen veel meer uitgeven aan defensie dan Rusland en ook in hun beschikbaar materieel veruit de meerdere zijn.

      Dat argument is feitelijk juist en past perfect in een syllogisme. Als de Europese Navo-landen nu al militair sterker zijn dan Rusland, dan heeft het geen zin om een nog sterker leger op te bouwen. Dan móeten de defensie-uitgaven wel een andere reden hebben, bijvoorbeeld een economische. Toch rijst onmiddellijk de vraag: zijn de Europese Navo-landen ook écht militair sterker? Budgetten zeggen niet alles. Misschien kopen de Russen wel veel meer leger voor minder geld. En zijn die Europese tanks etc. wel allemaal zo gevechtsklaar? Het zijn vragen voor militaire analisten die voor het beantwoorden ervan goed betaald worden.
     Ik wil nog een tweede kanttekening maken. De kwestie is niet of het Europese leger een conventionele oorlog met Rusland kan winnen, de kwestie is of het Europese leger een oorlog kan voorkómen. Dáárvoor is nodig: afschrikkingsmacht. Die is het product van de militaire capaciteit vermenigvuldigd met de bereidheid om te vechten. De Europese bereidheid om te vechten wordt door Rusland – terecht geloof ik – laag ingeschat, anders was het nooit Oekraïne binnengevallen. 
      Je zou kunnen zeggen dat hoe lager de bereidheid tot vechten is, hoe hoger de militaire capaciteit moet zijn om een zekere geloofwaardigheid te hebben. Als vredelievend land heb je voor afschrikking in zekere zin meer leger nodig dan een oorlogszuchtig land. Al wil ik die redenering niet te ver doortrekken, want dan word ik misschien beschuldigd van Orwelliaanse doublespeak.

* Voor de jonge lezers die Wikipedia niet hebben geconsulteerd: in het Vietnamese dorpje My Lai werden in 1968 tussen de 347 en 504 Vietnamese burgers gedood door Amerikaanse soldaten. Over het bloedbad werd uitgebreid bericht in de pers, waardoor de VS veel sympathie verloor in binnen- en buitenland.

** Natuurlijk staan er in zon geval politici, industriëlen en vakbonden klaar om een graantje mee te pikken van de bestellingen. Ik zie niet in hoe dat kan worden vermeden. Die mensen staan ook klaar om een graantje mee te pikken als er ecologische maatregelen genomen worden.