De voorstanders van ‘meertaligheid in de klas’,
zoals
de mensen van GO!, verwijzen graag naar wetenschappelijk onderzoek dat hun
stelling bewijst: als je Arabisch in de klas toelaat en bevordert, zullen Marokkaantjes
sneller en beter Nederlands leren. Een jonge collega van mij, een bioloog,
vindt dat je dergelijk wetenschappelijk onderzoek niet zomaar kunt wegzetten
als een aprilgrap. Wat ik daarvan vond?
Mja. Met wetenschappelijk onderzoek
is het volgens mij gesteld als met het oversteken van een straat: je moet goed uitkijken, en wel naar
de twee kanten. Links, want – wat is wetenschap? Rechts, want – wat is
onderzoek? Bedoelt men met ‘wetenschap’ zoiets als fysica, scheikunde en
biologie, of worden ook de geesteswetenschappen erbij gerekend. En vooral als
het over die laatste gaat – maatschappijkunde, zielkunde of opvoedkunde – wil
ik graag weten hóe de onderzoekers te werk zijn gegaan: heeft men proefpersonen
testjes laten afleggen, wisten die proefpersonen dat ze een testje aan het
afleggen waren, heeft men aan proefpersonen gevraagd hoe ze zich vóelden of heeft
men feitelijke resultaten gemeten?
Mijn eigen indruk is dat de strenge wetenschappen
altijd rare conclusies opleveren. Een licht voorwerp en een zwaar voorwerp
vallen even snel naar beneden. Huh? De aantrekkingskracht van de maan zorgt
ervoor dat het zeewater op aarde stijgt aan de kant die naar de maan gericht
is, én tegelijk ook aan de kant die van
de maan verwijderd is. Nee maar! Bij zoiets springt mijn gezond verstand op
nul. Voorwerpen, zeewater en manen zijn duidelijk van ander materiaal gemaakt
dan mijn verstand – gezond of niet.
Anders is dat bij de geesteswetenschappen.
Daar wil mijn gezond verstand graag een woordje meepraten. Het behoort immers
ook tot de wereld van de geest. Het gedrag van mensen, en wat hen drijft, daar
weet déze mens wel iets van af, vooral als het gaat om domeinen waar zelfbedrog
niet veel voordeel biedt. En zo helemaal fout ben ik dan meestal niet. Als ik
soms iets lees van een ernstige geesteswetenschapper, dan staan daar weinig
dingen in waar mijn gezond verstand
iets anders over te vertellen heeft, zoals dat wel het geval is als het over de
zwaartekracht en de normaalkracht gaat.*
Gebeurt het dan toch dat een
geesteswetenschappelijke studie iets anders beweert dan mijn gezond verstand en
mijn ervaring mij ingeven, dan krijg ik argwaan. Ik geef toe dat ik het zelf
bij het verkeerde eind kan hebben, maar door mijn slechte karakter ben ik desondanks
geneigd om de fout bij de studie te zoeken. Of misschien liever nog bij de
manier waarop de studie in de populaire pers werd samengevat.
Zo was er onlangs een studie over
aanstrepen met een markeerstift. Het hielp niet bij het studeren, zei de studie.
Nou breekt mijn klomp, dacht ik. Bij mij heeft die markeerstift altijd
geholpen. Hoe kan dat nu? Achteraf las ik hóe de studie was verlopen. Met had
aan twee groepen studenten gevraagd om woordenlijsten te memoriseren. De ene
groep beperkte zich tot aanstrepen van woorden, terwijl de andere groep een
intensievere leermethode gebruikte. En die eerste groep had minder woorden
gememoriseerd. Ja, dàt kon mijn gezond verstand weer wél aanvaarden.
Vorige week stond iets in de krant over
‘zwarte’ basisscholen die evengoed voorbereidden op het middelbaar onderwijs
als ‘witte scholen’. Hoe is dat nu mogelijk, vroeg ik mij af. Het stond
allemaal in een doctoraat van Griet Vanwynsberghe en op het internet kon ik de ‘abstract’
raadplegen. Die maakte mij niet veel wijzer. Het volledige doctoraat kon ik
niet opvragen en ik zou dat geleerde geschrift waarschijnlijk toch niet
begrepen hebben. Gelukkig botste ik op een facebookpost van een andere doctor,
Jeroen Lavrijsen, die dat doctoraat voor mij gelezen had. Het kwam hierop neer,
schreef hij, dat men witte en zwarte basisscholen van gelijke effectiviteit vergeleken had. Of, om het nog anders te
zeggen, men had witte en zwarte scholen vergeleken, en de verschillende
effectiviteit had men uit de vergelijking weggezuiverd. Men had, zoals
statistici dat noemen, de effectiviteit ‘gelijk gehouden’. Kijk, daar kon ik
met mijn gezond verstand wel weer bij. Dat twee even goede basisscholen
evengoed voorbereiden op het middelbaar, dat had ik altijd al geloofd, en nu
was het bewezen.**
Van een krant kun je natuurlijk niet
vragen dat hij alle nuances juist heeft. Iets anders wordt het wanneer men
discussieert. Wie zich in een discussie beroept op wetenschappelijk onderzoek,
en óver dat onderzoek zelf niets zegt, is naar mijn smaak een beetje onbeleefd.
Het minste wat zo iemand kan doen, is de methode en de besluiten van het
onderzoek heel kort samen te vatten zodat de gesprekspartner zelf kan beoordelen of dat onderzoek iets van waarde toevoegt aan de discussie. Als die toegevoegde waarde er niet is, hebben we niet alleen te maken met een gezagsargument, maar tegelijk ook met een non sequitur.
Thuistalen in de klas helpen om het
Nederlands van de kinderen te verbeteren, zeggen studies. Mijn gezond verstand
steigert. Als ik op een Spaanse cursus in het buitenland de Vlamingen opzoek en
met hen mijn thuistaal Nederlands spreek, dan stagneert mijn Spaans. Zoek ik
een groepje op waar men Spaans spreekt, dan verbetert mijn Spaans. Waarom zou
dat met een Marokkaans of Turks kind anders zijn? Dus: hoe minder een kind Turks
en Marokkaans spreekt, en hoe meer het kind Nederlands spreekt, hoe sneller
zijn Nederlands verbetert. Oefening baart kunst.
En die wetenschappelijke studies dan? Die
bestaan wel, geloof ik. Misschien zijn ze zelfs tot de volgende besluiten
gekomen
- Kinderen die gestraft worden omdat ze thuistaal gebruiken, vinden dat niet leuk;***
- Marokkaantjes die wiskunde-uitleg krijgen in het Arabisch, begrijpen sneller wiskunde;
- Marokkaantjes die taalvaardig zijn in het Arabisch, leren sneller Nederlands dan Marokkaantjes die hun thuistaal slecht beheersen;
- Marokkaantjes op scholen waar extra inspanningen worden gedaan om hen iets extra bij te leren, al was het Arabisch, zullen ook op andere terreinen betere resultaten boeken, zelfs voor Nederlands.
Als die studies
bestaan, en ze zijn tot die besluiten gekomen, dan is daar niets bij wat ik zonder meer als
een aprilgrap beschouw. Op een goeie dag wil ik dat allemaal voor gangbare munt
aannemen. Maar geen enkele van de conclusies lijkt mij een argument te zijn
voor Arabisch of Turks in de klas. De straffen (1) zijn een argument om een
beetje redelijk met de kinderen om te gaan. De betere wiskunde (2) is een voorbeeld
van kortetermijndenken. Op langere termijn zijn de leerlingen beter af met goed
Nederlands zodat ze wiskunde ook in díe taal kunnen volgen. En het betere
Arabisch (3, 4) zijn geen argument om de kinderen onder elkaar hun thuistaal te
laten spreken; het is een argument om lessen Arabisch aan te bieden, wat geloof
ik in Scandinavische landen ook gebeurt.
Kunnen extra lessen Arabisch een hulp zijn
om beter Nederlands te leren? Ik geloof het wel. Kinderen leren ook beter
Nederlands door Latijn en Grieks te leren. Maar we moeten het anders bekijken.
Stel, je krijgt als school vier uur extra. Je verdeelt je jonge Marokkaantjes
in twee groepen. De enen krijgen vier aanvullende uren Nederlands en de anderen
vier aanvullende uren Arabisch. En dan kijk je welke groep het meeste
vooruitgang boekt. In het Nederlands bedoel ik.
Zou dàt wetenschappelijk onderzoek al eens
gebeurd zijn?
__________
*
Geesteswetenschappelijk onderzoek kan mij wel iets leren over tegenstrijdige
tendenties. Ik heb graag veel geld en veel vrije tijd, en ik vermoed dat dat
bij veel van mijn medemensen ook het geval is. Een studie over deeltijds werk kan
mij dan bijvoorbeeld laten zien welke van de twee tegenstrijdige tendenties bij de meeste mensen het zwaarste doorweegt.
** Wat natuurlijk
niet belet dat de studie ook andere minder vanzelfsprekende dingen heeft
aangetoond.
*** Ik betwijfel
of dat straffen vaak gebeurt. Misschien worden sommige opgeschoten jongens wel
eens gestraft omdat ze tegen het uitdrukkelijke verzoek van een leraar of
lerares hun thuistaal blíjven spreken. Dat is iets anders, lijkt mij.