donderdag 30 november 2023

De tirade van Mia Doornaert, en andere kortjes


De tirade van Mia Doornaert
     Elke linkse krant, schreef ik gisteren, heeft wel een centrumrechtse columnist. De Standaard heeft er zelfs twee: Joren Vermeersch en Mia Doornaert. Voor mij is dat een verademing. Met ongeveer alles wat die twee schrijven ben ik het eens. Maar Doornaert lees ik soms met een zekere gêne.
      Neem nu haar column van vandaag. De voorlaatste alinea is een tirade. De Europese ‘weldenkende elite’ wordt in een retorische opsomming van alles verweten: ze zet gemeenschappen tegen elkaar op, ze maakt universele waarden verdacht, ze maakt van de huidskleur een bepalende factor voor identiteit, ze gaat voortdurend tekeer tegen de ‘witte man’, ze gebruikt het antikolonialisme als voorwendsel voor van alles en nog wat, ze rechtvaardigt onvoorwaardelijke goedkeuring van terrorisme*, ze verklaart iedereen transfoob die nog spreekt over mannen en vrouwen, ze verwijst de grote Europese literatuur naar de vuilnisbelt, ze rotzooit met elke grote tragedie of opera die op het podium komt.     
     Over ongeveer elk thema geef ik Doornaert ongeveer gelijk, maar zo’n tirade, met de kenmerkende overdrijvingen en veralgemeningen, vind ik beter op zijn plaats in een grote zaal van gelijkgezinden. Als je schrijft in een krant die grotendeels door de ‘weldenkende elite’ wordt gelezen, dan kun je beter elk thema, column na column, genuanceerd uitwerken. Anders wordt de ‘weldenkende’ lezer alleen maar in zijn vooroordeel bevestigd. ‘Ach ’t is Mia weer! Zucht! Was die niet al lang op pensioen?’ Geen enkele keer moet de ‘weldenkende’ lezer bij zo’n tirade écht boos worden, omdat hij zijn hoofd of zijn elleboog stoot aan een genuanceerd argument waar hij niet meteen een antwoord op heeft. Is dat geen nobel streven voor een columniste: de lezer écht boos maken?

Woke en neoliberalisme
     Je kunt als columnist, of als burger op de sociale media, sommige lezers boos maken – mocht dat je doel zijn – door bepaalde woorden te gebruiken. Als ik ergens in een links discours het woord neoliberaal tegenkom, dan begint mijn rug te jeuken. Ik wil dan roepen: ‘Het neoliberalisme bestaat niet, en zeker niet in België, met 55 procent overheidsbeslag!’ Als ikzelf in mijn discours het woord woke gebruik, dan worden mijn linkse lezers kregelig, en krijgen ze ook jeuk, als ze daar ten minste gevoelig voor zijn. Zij willen dan roepen: ‘Woke bestaat niet. Er bestaat niet eens een goede definitie van woke.’
     Die jeuk en dat geroep zijn een verkeerde reflex. De linkse die over neoliberalisme spreekt, bedoelt wel degelijk iets, alleen zou het leuk zijn als hij probeert te verduidelijken wát hij bedoelt. Als ik over woke spreek, bedoel ik ook iets. Ik heb al vaak geprobeerd te verduidelijken wát ik bedoel, maar mijn uitleg is helaas niet altijd dezelfde**. Dat heb je met die glibberige begrippen.
      De vaagheid van de begrippen zou echter geen probeem mogen vormen. Waar het op aankomt, is dat je de begrippen nooit als argument gebruikt. Iets is nooit fout omdát het neoliberaal is, of omdát het woke is. Het is fout omdat het, naar jouw mening dan, fout is, en misschien is die ene fout verbonden met een andere fout, en nog een andere fout, en gebruik je daar een of andere overkoepelende term voor.  

Links-liberaal
     Eergisteren noemde ik professor Hendrik Vos, zonder de man goed te kennen, een links-liberaal. Ik probeerde dan te achterhalen waarom hij, als het over Geert Wilders gaat, plots in extreemlinkse agitprop taal vervalt van het type ‘champagne voor de rijken’. Enkele lezers stelden zich terecht vragen bij de benaming ‘links-liberaal’.
      Aangezien het maar over een woord gaat, wil ik mij er snel vanaf maken. Ik gebruik het woord ‘links-liberaal’ voor álle zich links noemende of voelende intellectuelen, behalve voor degenen die extreemlinks zijn, of modieus woke, of oldschool left, of fundamentalistisch groen. Afhankelijk van de context kan ik die intellectuelen ook gewoon ‘links’ noemen als verdere specificatie naar mijn smaak overbodig is. 

Casper en Hobbes
     Het enige wat ik altijd aandachtig lees in de krant is de strip van Casper en Hobbes. Sinds enkele dagen loopt Casper gekweld rond omdat hij voor een schoolopdracht 50 verschillende boombladeren moet verzamelen. Dat leidt tot allerlei toestanden. Hobbes wijst bijvoorbeeld op een mooi blad dat op de grond ligt. Was dat niet geschikt voor de verzameling? Maar Casper wil het niet oprapen. ‘Het is een prachtige middag,’ zegt hij, ‘die ga ik niet verpesten met stom werk voor school.’ Hoe goed begrijp ik Casper! Vandaag stelt een vriendinnetje voor om het verzamelen van bladeren te zien als het zoeken naar een schat. ‘Als het leven je citroenen geeft,’ zegt ze, ‘maak dan limonade.’ Maar dat is niet de filosofie van Casper. ‘Als het leven je citroenen geeft,
 antwoordt hij, gooi ze dan terug en doe er een paar van jezelf bij.’
      Hé, heb ik een paar dagen geleden geen stukje geschreven over dat citroenenspreekwoord dat voorkomt in de televisiereeks The Fall of the House of Usher?***

The Fall of the House of Usher (2)
    Welja, in mijn vorige stukje gaf ik commentaar bij de welsprekende tirade – zie ook hierboven bij Mia Doornaert – van Roderick Usher, die uitlegde hoe kapitalisten, zoals hijzelf en zijn zus, allerlei nutteloze zaken, zoals citroenen, opdringen aan de bevolking met als enige doel om veel winst te maken. In een andere aflevering is er een tirade van zijn zus Madeline Usher die ongeveer het tegenovergestelde voorhoudt: dat kapitalisten, zoals zijzelf en haar broer, hun winst maken door precies die zaken aan te bieden waar het volk om vraagt. Een proeve van vrije vertaling. (Madeline spreekt tot haar broer; Ligodone is de verslavende pijnstiller die de Ushers verkopen.) 

     En het volk, Roderick, het klotevolk! ‘Wil je geen Ligodone? Koop er dan geen!’ ‘Wil je niet verslaafd raken? Hou je dan aan de dosering!’ Ze zijn boos omdat we iets op de markt brengen wat ze graag willen. ‘Newsflash, ‘it’s our only fucking job.’ Het volk! Ze willen een volledige maaltijd voor vijf dollar in vijf minuten en dan klagen ze dat die rotzooi uit plastic bestaat. MacDonalds zou maar al te graag gezonde boerenkoolsalade verkopen als dát het was wat het klotevolk wilde eten. Iedereen kan zoveel boerenkoolsalade krijgen als hij wil, maar niemand wil het.

     We zullen nooit geld genoeg hebben voor onderzoek naar AIDS, en naar suikerziekte, en naar vaat- en hartziekten, als we niet eerst uitvogelen hoe we onze geriatrische lullen enkele minuten langer stijf kunnen houden. Wat is het marktaandeel van slappe lullen, Roderick? 60 tot 70 procent van de gezondheidsindustrie. Het Pentagon heeft vorig jaar 83 miljoen uitgegeven voor Viagra. Ondertussen is het Hooggerechtshof, het klote-Hooggerechtshof bezig om het baas-in-eigen-buik beginsel aan stukken te scheuren, de vrouwen hun vrijheid af te nemen, en niet alleen hun keuze maar ook hun toekomst en hun talent te verneuken. We maken zaadfonteinen van mannen en kinderfabrieken van vrouwen, die dan samen de verarmde arbeidskrachten van de toekomst voortbrengen, zodat die kunnen gaan werken, en het weinige dat ze verdienen kunnen uitgeven aan consumptie.

     En wat leren we hen dat ze nodig hebben? Huizen die ze niet kunnen betalen. Auto’s die de lucht bezoedelen. Plastic rommel die maar één keer gebruikt kan worden. Kleren die gemaakt worden door honger lijdende kinderen in derdewereldlanden. En ze willen dat allemaal zó graag dat ze erom schreeuwen, dat ze het met alle geweld moeten hebben. En wij zouden het probleem zijn? Die klotemonsters, die kloteconsumenten, die klotemonden die gevoed moeten worden.

      Ze wijzen naar ons alsof wij het probleem zijn. Zij hebben ons uitgevonden. Ze hebben gesmeekt om ons, en ze smeken nog altijd. Dus zeg ik: hier staan wij, en nog trots ook. Alles heeft een prijs. We moeten ons niet in de kelder verstoppen alsof er iets is om beschaamd over te zijn. Nee. Wij zijn niet beschaamd. Jij en ik tegen de wereld. Jij en ik tegen de Dood, als het moet.

      Dat is alweer een mooie tirade tegen het kapitalisme en tegen de consumptiemaatschapij, vermomd als een verdediging ervan. Zij heeft het ritme van David Mamet-monologen**** en dendert associatief voort zonder veel op logos of ethos te letten. Alles is pathos. Madeline verwijt het klotevolk dat het een goedkope maaltijd wil van de hoogste kwaliteit. Dat is inderdaad niet logisch van het klotevolk. Maar zelf spreekt ze over de lage lonen waarmee dan weer veel te veel wordt geconsumeerd. En de ene keer leveren de kapitalisten wat het volk vraagt, maar even daarna wordt wat het volk vraagt toch weer ingefluisterd door de kapitalisten. Dat is ook niet erg logisch. Heerlijk.  
      Toch is haar tirade niet zo goed als die van haar broer. Die laatste had tenminste de tot de verbeelding sprekende vondst van de tepelcitroen.  En bovendien sloeg hij telkens op de kop van één spijker: de almacht van marketing en reclame. Maar hier? Verslavende geneesmiddelen, ongezonde voeding, onvoldoende geld voor AIDS-onderzoek, overdreven gebruik van Viagra, de abortuswetgeving, lage lonen, luchtvervuiling, kinderarbeid, de vastgoedcrisis. Je waant je op een politieke meeting. ‘We maken zaadfonteinen van mannen en kinderfabrieken van vrouwen.’ Waar slaat dat op?
     En dan die cijfers! De 83 miljoen die het Pentagon uitgeeft voor Viagra schijnt te kloppen, ik heb dat opgezocht. Die Viagra gaat naar gepensioneerde militairen en wordt terugbetaald door de ziekteverzekering die via het leger werd afgesloten. Maar dat Viagra en andere potentieversterkende middelen 60 tot 70 procent van de gezondheidsindustrie uitmaken? Ik wil dat niet eens opzoeken. 

* Je vindt inderdaad hier en daar een weldenkende die het terrorisme goedpraat. Johan Depoortere bijvoorbeeld: zie mijn stukje hier.

** Over de definitie van woke zie o.a. mijn stukjes hierhierhier en hier.

*** De tirade van Roderick Usher: zie mijn stukje hier.  

**** Mamet-tirades zoals die van Alec Baldwin in Glengarry Glen Ross hier en die van Robert De Niro in The Untouchables hier


De Engelste tekst

     And the fucking people, the fucking people out there, Roderick. ‘You don’t want Ligodone?’ Don’t buy it! ‘You don’t want to get addicted?’ Don’t abuse it! ‘They’re mad because we made it available and desirable.’ Hey, newsflash, it’s our only fucking job. These people. They want an entire meal for $5 in five minutes then complain when it’s made of shit and plastic. McDonald’s would serve nothing but kale salad all day and all night long if that’s what people fucking ate. It’s available, no one buys it. 

     We will get around to funding AIDS research, and diabetes, and heart disease, just as soon as we figure out how to keep our geriatric dicks harder for a few more minutes. What’s the market share on wimpy dicks, Roderick? 60-70% of the healthcare industry. The Pentagon spent $83 million on Viagra last year. Meanwhile, the Supreme Court, the fucking Supreme Court does its part, tears the autonomy, rips the liberty away from women, shreds not just their choice but their future, their potential. We turn men into cum fountains and women into factories, cranking out, what, an impoverished workforce, there for the labor and to spend what little they make consuming. Hmm. 

     And what do we teach them to want? Houses they can’t afford. Cars that poison the air. Single-serve plastics, clothes made by starving children in third world countries, and they want it so bad that they’re begging for it, they’re screaming for it, they’re insisting upon it. And we’re the problem? These fucking monsters, these fucking consumers, these fucking mouths. 

     They point at you and me like we’re the problem. They fucking invented us. They begged for us, they’re begging for us still. So I say, we stand tall and proud, brother. Bill’s come due. Let’s not hide here in the basement like we’ve got something to be ashamed of. No. Not us. You and me against the world. Don’t care if it’s Death herself.

woensdag 29 november 2023

Mijn eigen steenkolen-Engels, en andere kortjes

 


Mijn eigen steenkolen-Engels
     In de Wereld van Sofie hoorde ik vandaag taalsocioloog Wim Vandenbussche uitleggen hoe het komt dat we slechter Engels praten als we te maken hebben met iemand die zelf slecht praat. Dat kwam volgens Vandenbussche door de ‘accommodatie’: we passen ons uit een onbewuste solidariteit aan aan het niveau van onze gesprekspartner. Sommigen doen ook het tegenovergestelde: ze gaan met opzet Oxford-Engels praten om zich boven de gesprekspartner te plaatsen.
     Ik geloof er niet veel van. Mijn Engels werd inderdaad slechter door mijn contact met het slechte Engels van mijn leerlingen, maar dat van mijn collega JP, wiens leerlingen nog slechter Engels praatten, bleef mooi correct en Oxford-achtig. Nochtans was JP meer geneigd om zich tegenover zijn leerlingen ‘solidair’ op te stellen dan ik. Hij bracht voor elk van hen aan het einde van het jaar een handgeschreven afscheidsbrief mee, en die had voor elke leerling een verschillende inhoud.
     Ik heb een andere theorie om dat slechte interactie-Engels te verklaren. Als we een taal leren, doorlopen we verschillende stadia, waarbij elk stadium beter is dan het vorige. Maar die oudere stadia blijven aanwezig in onze hersenen. Als we praten met iemand die slecht Engels spreekt, of als we aan de telefoon komen, dan worden die oudere stadia geactiveerd. Het ergste is als we aan de telefoon moeten praten met iemand die slecht Engels spreekt. Maar als je heel, heel goed Engels kent, zoals JP, dan roeren die oudere stadia zich niet. Ze blijven diep in de hersenen verborgen en geven geen kik.
      Ik herinner mij telefoongesprekken op vakantie met onze Italiaanse huiseigenares waarin mijn Engels zich ongeveer op het niveau van Guy Verhofstadt bevond, maar dan nog luider. Ik word er door vrouw en zoon nog altijd om uitgelachen, al zou mijn vrouw in een Italiaanse winkel ook wel eens ‘raped cheese’ durven bestellen.
     In een Italiaans ijssalon is de catastrofe voor mij volledig want ik wil dan duidelijk maken dat ik ijs uit een bakje wil eten en niet uit een hoorntje. Dat is voor mij een zaak van leven of dood, ik krijg jeuk van de stress, en mijn Engels wordt dat van Theo Francken. Ik wijs met de vinger en herhaal wanhopig 
bakje, bakje in plaats van bijvoorbeeld zoiets als I would prefer it if you put the ice cream in a tub instead of in a cone if its all the same to you.
     Daarmee wil ik de ‘accomodatietheorie’ van Vandenbussche niet helemaal verwerpen. Die Vandenbussche is toch een geleerde, al is het in de taalsociologie. Ik kom hem een eind tegemoet. Als ik met een Italiaan Engels praat, dan wil ik mij niet solidair opstellen, ik wil mijzelf ook niet boven hem plaatsen. Maar ik wil wel begrepen worden, en onbewust denk ik dan dat hij slecht Engels – vooral als het heel luid is –  beter begrijpt dan goed Engels. Waarom zou hij het zelf anders spreken?

De gevestigde media en de democratie
     In zijn stuk over het krantencontract in De Standaard (29/11) probeert Karel Verhoeven te doen wat we allemaal wel eens doen: van twee walletjes eten. Enerzijds schrijft hij: ‘Gevestigde kranten en nieuwsmedia hoeven geen subsidies. De vrije markt van geïnteresseerde lezers die willen betalen voor het werk van een redactie naar hun keuze, werkt prima.’ Maar twee zinnen verder heet het dat ‘kwaliteitsvolle vrije journalistiek ook een publiek goed is.’ Het ‘onderschragen ervan is belangrijk.’ Publiek goed ... onderschragen … dus toch subsidies? Al is het niet voor krantenbedeling, want Verhoeven gelooft niet in de toekomst van de papieren krant.
      Leuk is dat de hoofdredacteur tussen zijn twee tegenstrijdige stellingen een verwijzing naar Geert Wilders als bruggetje gebruikt. Die naam roept emoties op en dat leidt de aandacht af. Heel slim.

De twee kanten van het verhaal
     Overigens heeft Verhoeven wel gelijk als hij schrijft dat de ‘gevestigde kranten en nieuwsmedia’ een rol te spelen hebben in de democratie. De gevestigde media mogen eenzijdig zijn, ze zijn het minder dan de bubbel waarin we ons bevinden als we de sociale media aandoen. Elke linkse krant heeft wel een centrumrechtse columnist. Soms krijgen we in een artikel zelfs de twee kanten van een verhaal. In De Standaard van 24 november stond er warempel een stuk over lithiummijnen in Argentinië waarin, geloof het of niet, zowel de voor- als tegenstanders aan het woord kwamen. Meestal lees ik over industriële, agro-industriële of mijnbouwprojecten in de Derde Wereld alleen wat de tegenstanders erover te vertellen hebben.  

Vrijheid voor haatspraak
     Enige tijd geleden is een vrouw tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld voor, onder andere, het posten van een beeld van een brandende moskee vergezeld van het bijschrift ‘Ook ik steun de warmste week.’ Els Keytsman van Unia vindt dat beeld en dat bijschrift een voorbeeld van verachtelijke haatspraak, en dat vind ik ook. 
We merken, zegt Keytsman nog, dat mensen die online haatspraak verspreiden … niet meer spreken over Turken en Marokkanen, maar wel over religie.’ Dat is ook waar. Maar verder vindt Keytsman nog dat de grondwet moet veranderen* om het gerechtelijk vervolgen van zulke religiehaat te vergemakkelijken. ‘ Daarmee ga ik dan weer niet mee akkoord.
     Neem een ander voorbeeld van religiehaat dat redelijk bekend is.  ‘Quand le dernier des rois sera pendu avec les boyaux du dernier prêtre célibataire, le genre humain pourra espérer être heureux.’ Mijn leerlingen zeiden op een presentatie vaak dat dat een uitspraak was van Victor Hugo. Ik weet niet hoe ze daarbij kwamen. Waarschijnlijk kopieerden ze die fout van elkaar, in weerwil van mijn vraag om originele fouten te maken. Maar waar de eerste leerling die fout vandaan haalde, blijft een raadsel.
      In werkelijkheid is de uitspraak van dorpspastoor Jean Meslier (1664-1729). Ze werd geparafraseerd door Diderot en werd ruim verspreid door Voltaire. We kunnen over die haatpraak twee geloofwaardige dingen zeggen. Eén: ze is fout want het geluk van de mensheid wordt niet uitsluitend belemmerd door de aanwezigheid van koningen en priesters en, en twee: ze kan mee verantwoordelijk geacht worden voor de anti-kerkelijke terreur van de Franse Revolutie.
     Toch moet zo’n uitspraak in een liberale democratie mogelijk zijn. Wat moet men anders doen? Een boek zoals dat van Meslier verbieden? Mensen als Diderot in de gevangenis gooien? Mensen als Voltaire verbannen? Maar men heeft dat allemaal gedaan, en het heeft niet geholpen om de terreur te vermijden. En trouwens, die fameuze uitspraak heeft niet alleen bijgedragen aan de tijdelijke terreur, maar ook aan de blijvende secularisatie van de Europese samenleving.
     Dus: ‘Pas als de laatste imam zal zijn opgehangen met de darmen van de laatste jihadist, kan de mensheid hopen om gelukkig te worden.’ ’t Is een terrible petite phrase, maar het moet kunnen, in een liberale democratie.

Schemering of crépuscule
 
 
     Op de FB-pagina van Herman Jacobs bogen verschillende taalminnaars zich over de vraag wat nu het mooiste woord was voor die toestand entre chien et loup – wat kan men dat toch mooi zeggen in het Frans. Was het nu schemering of crépuscule? Herman ontbond zijn duivels – en hou je dan maar gedeisd – tegen crépuscule dat hij een ‘lawaaierig knetterend rotwoord’ vond. ‘Het begint met een knallende plofklank, die niet voor niets die naam heeft gekregen, gevolgd door een gutturale ontploffing ter hoogte van de huig, gevolgd door iets dat erin slaagt het sinistere van die eng sissende s te combineren met het lugubere van die affreuze u’s, met dan nog een keer die ellendige knal-k ertussen gegooid. Vréselijk woord om nu juist schemering mee uit te drukken. Als het nu ‘heidens kabaal’ of ‘onzinnig getoeter’ had betekend, dan had je me niet gehoord.
     Ik word er even stil van.  Nu ik er dieper over nadenk, is entre chien et loup eigenlijk ook niet zo heel mooi, en het betekent eigenlijk niet helemaal hetzelfde als crépuscule. Maar de hoofdzaak is dat ik met Herman akkoord ga dat crépuscule niet uitdrukt wat het betekent. In Stephen Ullmanns Précis de sémantique française las ik ooit dat de woorden jour en nuit vanuit de klanksymboliek gezien eveneens fout zaten. De donkere ou-klank deed meer aan de nacht denken en de scherpe i-klank meer aan de dag.
     In elk geval, leve de schemering! Al was het maar vanwege dit mooie lied. 

Voorspelbaar rijm
     Als iemand die stukjes in proza schrijft, moet ik voortdurend vechten tegen rijm, assonantie en alliteratie die ongewild in mijn teksten opduiken. Dichters moeten die dingen juist opzoeken, en het wordt hen kwalijk genomen als ze er zich vanaf maken met al te voorspelbare effecten. Ik hou van jou, en blijf je trouw, want je ogen zijn blauw gaat door voor een blijk van slechte smaak. En terecht, want de helft van de charme van een gedicht bestaat erin dat de dichter een inspanning moet doen om, door de rijmdwang, een ander woord te gebruiken dan hij normaal zou doen. Hij moet dus een onvoorspelbaar woord kiezen. De andere helft van de charme bestaat erin dat de lezer die inspanning niet merkt, zodat het onvoorspelbare woord voorspelbaar lijkt.

 * Opiniedelicten moeten voor het Hof van Assisen komen, wat een zware procedure is. Keytsman wil die door de correctionele rechtbank laten behandelen. Veel gemakkelijker voor als ze weer een proces wil inspannen tegen een haatspreker.

 

dinsdag 28 november 2023

Het sluipende gif van radicaal-links


     Hendrik Vos schreef in De Standaard (28/11) een column over ‘het sluipende gif van radicaal-rechts’, en in een poging om grappig te zijn en Marx na te bootsen*, heb ik hierboven de titel omgedraaid, niet precies omgedraaid, maar de lezer weet wat ik bedoel. Ik heb vroeger Vos eens een ‘ironisch-liberaal’ genoemd**, nadat ik hem had horen spreken in Oostende. Ik bedoelde natuurlijk linksliberaal. Het meeste van wat ik sindsdien van hem gelezen heb, bevestigt mij in mijn toenmalige mening. Dat geldt ook voor zijn laatste column waarin Vos zich opwindt over de verkiezingsoverwinning van Wilders.
     Links-liberaal, akkoord, maar wat moet ik beginnen met de volgende passus:? ‘Bij radicaal-rechtse regeringsdeelname doet zich iets anders voor dat veel zorgwekkender is … Die partijen halen met de voorhamer uit naar de samenleving … die als constructie behoorlijk goed in elkaar zit … Als de onderkant van de samenleving het hoofd amper boven water houdt, terwijl er bovenaan champagne wordt gedronken, dat staat de constructie niet stabiel.
     Waar komt die radicaal-linkse agitproptaal over de champagne plots vandaan?
     Het zit zo. Een links-liberaal zoals Vos en een rechts-liberaal zoals ik, vinden allebei dat onze maatschappelijke constructie, ‘behoorlijk goed in elkaar zit’. En om Vos nog wat verder te citeren hebben wij ‘dankzij die constructie meer vrijheid, veiligheid, welvaart en levenskwaliteit dan mensen op de meeste andere plekken op de wereld.’ Maar als dat zo is, hoe verklaren wij, links- en rechtsliberalen,  het onmiskenbare ‘maatschappelijk onbehagen’ waar het rechts-populisme uit voorkomt? 
     Een rechtsliberaal gaat dan, naast in zijn eigen liberale receptenboeken, ook eens loeren in dat van de conservatieven. De links-liberaal loert daarentegen in het sociaaldemocratisch receptenboek. Maar het probleem is dat sociaaldemocratisch receptenboek al zo lang in de breedte en de diepte wordt toegepast. Dan maar het radicaal-linkse receptenboek***. Een van de meest gelijke landen als België moet nog véél gelijker worden. Eerlijke verdeling van de champagne onder het proletariaat! 
     En in een moeite door moet radicaal-rechts worden voorgesteld als de grote tegenstander van de sociale gelijkheid. ‘Ongelijkheid leidt tot onbehagen,’ schrijft Vos. ‘Radicaal-rechts wil niet de gaten in de maatschappij dichten, maar er voor hele groepen de bodem uitkletsen. Hun leiders willen de samenleving uiteenranselen …****’ Terwijl het ondertussen duidelijk is dat de radicaal-rechtse partijen op sociaal-economisch gebied zich amper van het centrum onderscheiden. 

 

* Over de ‘omkering’ als grap, zie mijn stukje hier

** Liberaal-ironisch, zie mijn stukje hier.

*** Dat radicaal-links zelf in het radicaal-linkse receptenboek kijkt, is natuurlijk niet meer dan normaal. Voorbeeld: het stuk van Dominique Willaert (DS, 27/11), dat ik overigens hier en daar beter vindt dan dat van Vos.
**** Het lijkt mij tekenend dat Vos geen voorbeelden geef van radicaal-rechtse regeringsdeelname die tot een opvallende sociale afbraak leidt, terwijl hij toch enkele alinea's aan Meloni wijdt. Een geschoolde PVDA-militant zou die voorbeelden wel vinden, geloof ik, maar die zou die ook vinden in gelijk welk land, ook een met een homogene sociaaldemocratische regering. 
 


maandag 27 november 2023

Is de Napoleon van Ridley Scott wel 'woke' genoeg?


      Zowat iedereen die meer dan vijf boeken over Napoleon gelezen of geschreven heeft, zeurt en zanikt over de historische fouten in de film van Ridley Scott. ‘In werkelijkheid had Marie-Antoinette niet zo’n mooi lang haar toen ze werd onthoofd!’ ‘In werkelijkheid werd nooit een piramide getroffen door een kanonkogel.’ ‘In werkelijkheid heeft Napoleon nooit met Wellington gesproken!’ ‘In werkelijkheid is Napoleon in Waterloo niet met de sabel in de hand op de vijand afgestormd.’
     ’t Is allemaal waar. Maar let toch maar op als je de regisseur met zijn neus in die historische verdraaiingen duwt, zoals men in barbaarse tijden – mijn jeugd – een kat met haar neus in haar uitwerpselen duwde iedere keer dat ze die op een verkeerde plaats had gedeponeerd. Dan vindt die regisseur dat, net zo min als die kat, erg fijn. ‘Get a life!’ zegt hij. En: ‘Waren jullie er dan bij misschien?*’ Ook heeft hij een sofistisch praatje klaar over de ‘verschillende interpretaties van de geschiedenis,’ wat al helemaal naast de kwestie is. Natuurlijk kunnen historische feiten verschillend worden geïnterpreteerd, en natuurlijk zijn er heel wat feiten die niet vaststaan, maar er zijn er ook heel wat die wél vaststaan, en om die feiten gaat het.
       Ik heb anders wel enig begrip voor de reactie van 86-jarige Scott. Hij is nooit een regisseur geweest voor de fijnproevers. Hij maakt geen films om andere regisseurs te plezieren. Hij is geen director’s directorHij maakt films voor het brede publiek, niet voor de geleerden, niet voor the ‘bald heads’ van Yeats, ‘who shuffle there and cough in ink, and wear the carpet with their shoes, and think what other people think.’ En Scott schaamt zich niet voor zijn beroep: films maken, degelijk vakwerk leveren dat het publiek kan smaken, dat binnen het budget blijft, en dat op tijd af is. Als hij zo arrogant was als sommigen beweren, dan had hij zich kunnen vergelijken met Shakespeare die in zijn koningstukken ook wel eens de historische werkelijkheid verdraaide, deels uit onwetendheid, deels om de heersende dynastie ter wille te zijn, en deels omdat hij theater maken leuker vond dan geschiedenisles geven.
     Het is niet de eerste keer dat Scott een historisch onderwerp behandelt. Het bekendste voorbeeld is Gladiator. Dat is een film die geloof ik historisch veel minder nauwkeurig is dan Napoleon. De reden voor die onnauwkeurigheid is in de twee films dezelfde: de geschiedkundige werkelijkheid moet wijken voor dramatische en cinematografische overwegingen. Je kunt Marcus Aurelius van ouderdom laten sterven in bed, maar het is spannender als hij wordt vermoord door zijn eigen zoon Commodus. Je kunt een veldslag aan de rand van een bos laten uitvechten door infanteristen en boogschutters, maar het is mooier als je er enkele mobiele catapulten bij betrekt. In Napoleon is dat niet anders. Dat lange haar van Maria-Antonette, die kanonkogel die een piramide treft, dat gesprek met Wellington, die sabel in Waterloo, het levert allemaal mooie en spannende beelden op.
     Nu is er wel een verschil tussen Gladiator en Napoleon. Om een of andere reden zijn we allemaal wat rekkelijker als het om gladiatoren gaat, dan als Napoleon het onderwerp is. Zelfs mijn vrouw zei bij het buitenkomen uit de zaal dat die kreet ‘Long live the revolution!’ op haar zenuwen werkte. ‘Iedereen weet toch dat die Fransen ‘Vive la révolution!’ riepen, wat ook veel beter klinkt,’ zei ze.  En dat is de hele kwestie. We hebben een soort basiskennis, en we voelen ons uitgelachen als die basiskennis genegeerd wordt. Over de haardracht van de geguillotineerden weten we misschien weinig, maar we weten wel dat Napoleon niet op de piramiden liet schieten, anders hadden ze ons dat wel op school verteld. We hebben nooit een prent gezien waarop de Franse keizer met Wellington aan het praten is. We weten dat het in 1815 niet meer de gewoonte was dat opperbevelhebbers met getrokken sabel op de vijand afstormden. Door daar geen rekening mee te houden, is het alsof Scott onze kennis over Napoleon onderschat, alsof hij denkt dat we dommeriken zijn. Dat vinden wij niet fijn.
     Althans, sommigen onder ons vinden dat niet fijn. Mij kan het niet veel schelen, zoals het mij niet veel kon schelen dat Hitler in Unglorious Bastards werd doodgeschoten in een cinemazaal**. Maar Tom Naegels bijvoorbeeld maakt zich boos. Hij noemt Scott een ‘arrogante eikel’. Hij ziet in het ‘get a life’ van Scott een hoogmoedige sneer naar de ‘losers’ die zijn film willen ‘factchecken’. Ik zie dat anders. Naar mijn smaak ligt de arrogantie van Scott er veeleer in dat hij morrelt aan feiten die niet eens een factcheck behoeven.
     Ook begrijpt Naegels niet dat Scott zich liet assisteren door een historicus die hem eerst moest uitleggen wat er écht gebeurd was, om daarna toch zijn zin te doen. Ik begrijp dat juist wel. Scott wilde zoveel mogelijk échte informatie verzamelen om te zien wat hij daarmee kon doen. Zo zit de film vol kleurrijke details die historisch wel accuraat zijn, om te beginnen met de zwarte Franse generaal, de vader van Alexandre Dumas, die Napoleon vergezelde op zijn Egyptische veldtocht. Maar daarnaast kreeg Scott ook feiten waar hij visueel of dramatisch minder mee kon aanvangen.
      Dan zijn er twee mogelijkheden. Ofwel blijf je dubben tot je een interessante manier gevonden hebt om de werkelijke feiten op het scherm te brengen. Zoiets kan verrassend en fris zijn. Kubrick zou het zo gedaan hebben. Ofwel, andere mogelijkheid, neem je een snelle beslissing om de feiten wat aan te passen. Naegels vergelijkt dat met Spielberg die om cinematografische redenen een reuzenrad in Auschwitz had geplaatst. ’t Is geen slechte vergelijking, want ze wijst op wat er fout is aan zo’n oplossing: ze heeft iets ordinairs. Maar ’t is ook geen echt goede vergelijking. Dat rad in Auschwitz zou volslagen willekeurig geweest zijn,  zinloos dus, en bovendien een immorele grap. Die charge met de sabel in de hand daarentegen ligt ongeveer in het verlengde van wie Napoleon geweest was, was, en wilde zijn.
      Nu vindt Naegels al die verzinsels van Scott niet het ergste. Hij begrijpt dat velen de kritiek erop ‘mierenneukerij’ noemen. Nee, het is hem om iets anders te doen. ‘De echte aanslag op de geschiedenis,’ schrijft hij, ‘schuilt in de combinatie van die verzinsels, en alles wat de film niet vertelt.’ Nee maar! Alles wat de film niet vertelt! Zelfs leerlingen uit het middelbaar die vandaag maar een sprankel geschiedenisles krijgen, kunnen daar al een lijstje van aanleggen. Ik zou zo’n lijstje kunnen aanleggen met wat ik op de lagere school over Napoleon leerde – en verkeerd leerde, want de meester liet het chanson van Miel Cools horen over de soldaat die naar Leipzig-Moskou-Petrograd trok, terwijl Napoleon nooit naar Petrograd is opgerukt en dat de stad in die tijd niet eens zo heette.
       En wat een lijstje zou mijn vader kunnen opstellen over alles wat in de film ontbreekt! Het zou tientallen bladzijden lang zijn, beginnend met de lichtzinnigheid van Napoleons tweede vrouw waar hij mij.eergisteren nog aan herinnerde, en eindigend met de nierziekte van Napoleons minnares Maria Walewska. Mijn persoonlijke lijstje van ontbrekende items zou aangevoerd worden door de ontvoering en terechtstelling van de hertog van Enghien in 1804, een gebeurtenis die tien jaar lang als een schaduw over de Europese diplomatie wierp en die wij als moderne democraten amper kunnen bevatten. Gebeurtenis ook die Fouché inspireerde tot zijn onsterfelijke uitspraak: c’est pire qu’un crime, c’est une faute.
     Nu waren er twee zaken waar ik toen ik nog les gaf mijn leerlingen voor waarschuwde. Als ze een recensie schreven, moesten ze niet te veel zeuren over wat er in een boek ontbrak, maar ze moesten bespreken wat er wél in voorkwam. En ten tweede, als ze een presentatie gaven, moesten ze niet streven naar volledigheid. Ze moesten niet proberen alles te behandelen. Liever veel over weinig, dan weinig over veel, was mijn regel.
      En zeker bij Napoleon is het belangrijk om keuzes te maken. Er is zoveel. Napoleon en de Franse revolutie. Napoleon en zijn generaals. Napoleon en zijn familie. Napoleon en de oude adel. Napoleon en de nieuwe adel. Napoleon en het burgerlijk wetboek. Napoleon en Spanje. Napoleon en de Lage Landen. Napoleon en de Kerk. Napoleon en de politiestaat. Eén recensent betreurde het dat maarschalk Murat en Jerôme Bonaparte in de film niet voorkomen. Zeker! En wat dan met maarschalk Ney en Pauline Bonaparte? Zo blijven we bezig. De film is nu al wat verwarrend met al die namen: Barras, Sieyès, Ducos en enkele anderen die meestal de geschiedeniscursus van het middelbaar niet halen.
      ’t Is trouwens niet wat Naegels wil. Wat hij wil, is dat een regisseur, zoals de schrijfster Zadie Smith, de kans benut om ‘het verleden te bevragen, onbekende verhalen aan het licht te brengen, en zo een nieuw perspectief te bieden op het heden.’ Ja, in die richting kun je het ook zoeken. Wat kunnen we leren van de vroege 19de-eeuwers eeuw over revolutie en contrarevolutie, over de scheiding tussen kerk en staat, over recht en politiek, over autoritarisme en censuur, over vrijhandel en geopolitiek, over populisme en elitisme, over vrijhandel en geopolitiek - de blunder van de Continentale Blokkade waar Napoleon het zichzelf zo moeilijk mee maakte.
     Maar alweer, dat is niet wat Naegels wil. Ik vrees dat de zojuist vermelde onderwerpen vallen in zijn categorie van wat, in zijn woorden ‘al honderdduizend keer verteld is.’ Nee, het moet over iets anders gaan. Het moet gaan over ‘onbekende verhalen’ en ‘een nieuw perspectief’. En het onbekende verhaal bij uitstek is voor Naegels de Egyptische veldtocht. Niet de redevoering ‘Du haut de ces pyramides, quarante siècles d’histoire vous contemplent.’ Dat is ook al ‘honderdduizend keer verteld’, en het motief wordt door Scott trouwens filmisch verwerkt in de oog-in-oog scène tussen Napoleon en de Egyptische mummie. Ook niet zozeer de geopolitieke strijd tegen het Engelse en Ottomaanse rijk. Nee: Scott had het neerslaan door Napoleon van de Arabische opstanden in Caïro en Gaza-stad moeten verfilmen, en de wreedheid die hij daarbij aan de dag legde en die verder ging dan die welke men zich tegen een ‘Europese, witte tegenstander’ permitteerde.’ Misschien had Scott dan ook nog eens kunnen duidelijk maken dat hij die koloniale wreedheid van de witte man veroordeelde.
     Naegels formuleert zijn kritiek trouwens onredelijke scherp. ‘Als een van de meest invloedrijke regisseurs ter wereld dan beslist om te beweren dat dit alles niet gebeurd is.’ Maar dat heeft de regisseur helemaal niet 
beslist om te beweren. Die formulering slaat nergens op, behalve dan op een kleine verschuiving op de tijdsbalk. Ridley Scott laat Napoleon onmiddellijk Egypte verlaten nadat hij het nieuws kreeg over Josephines ontrouw. Dat is niet de juiste chronologische volgorde, en bovendien had Napoleon nog andere redenen om naar Frankrijk terug te keren en zijn leger in de steek te laten. Maar Scott wil nu eenmaal zoveel mogelijk zijn verhaal ophangen aan Josephine.
     Akkoord, Naegels heeft gelijk dat er een interessante film kan worden gemaakt over Napoleon en de Arabieren of Napoleon in Gaza. Hier ligt een kans voor een regisseur die gevoeliger is voor de woke-mode dan Scott. Ik zou naar die film gaan kijken, want Napoleon interesseert mij. Ook bijvoorbeeld zijn dubbelzinnige verhouding tot de islam, die hij een ‘mannelijke’ godsdienst vond, een godsdienst waar je als heerser iets aan had. Laat die film maar komen***. We weten sinds Lawrence of Arabia en Jarhead dat de woestijn heel fotogeniek kan zijn. Maar als ik moet kiezen, heb ik nog liever de tijdloze, half realistische, half mythologische aanpak die we van de oude Grieken hebben geleerd. Naegels noemt dat het thema van de ‘Grote Man, geroepen door het Lot, die gedreven wordt door Zucht naar Glorie en Liefde voor het Vaderland, maar die één zwakte kende: de Passie voor zijn Vrouw.’
     Is dat thema, zoals Naegels schrijft, tekenend voor een ‘conservatief’ wereldbeeld? Misschien. Ik kan er in elk geval niet genoeg van krijgen. Alexander en Caesar liggen iets te ver in het verleden, maar Napoleon voldoet uitstekend. Mijn betovergrootvader moet nog mensen gekend hebben die met het Grande Armée naar Rusland zijn getrokken. Ik heb dan ook met plezier alle acht delen van het Memoriaal van Sint-Helena gelezen, al heb ik daaruit vooral geleerd hoe klein de grote man werd toen het rotsvaste Geloof in zijn Roeping niet meer door de omstandigheden werd ondersteund. Vergeleken met wat Scott laat zien, brengt het Memoriaal het tegenovergestelde verhaal, maar ’t is ook de moeite.
     En o ja, is Napoleon nu een goede film? Dat moet iedereen voor zichzelf uitmaken. Mooie kostuums, CGI die niet van echt valt te onderscheiden, soms wat ordinaire achtergrondmuziek (Ça ira, La carmagnolle) maar altijd binnen de parameters van het aanvaardbare. De inname van Toulon duurt wat lang, de veldslag bij Borodino iss wat kleurloos, maar Austerlitz en Waterloo zijn mooi en spannend. Vanessa Kirby is een geloofwaardige, niet voor de hand liggende, Joséphine, Phoenix is niet de hele Napoleon, maar hij groeit in zijn rol. Een paar scènes zullen mij bijblijven: Josephine op de stoel die haar rokken opschort, Napoleon die voor het eerst zijn hoed rechtzet als hij zich naar zijn Afspraak met de Geschiedenis begeeft. Eén scène had ik verwacht: Napoleon die na Elba met een klein groepje vertrouwelingen oprukt naar Parijs,  wordt tegengehouden  door een legereenheid, op de soldaten toestapt, en zijn jas opendoet alsof hij hen uitnodigt om op hem te schieten. Was die scène gesneuveld, dan had je mij ‘Eikel’ horen roepen naar de regisseur.
      Ik kijk al uit naar de lange versie die eerlang verschijnt. Zoals hij nu is, mist de film wat samenhang. 


*‘Where you there? No? Well ...’ Scott zal ook wel weten dat dat onzin is. Het probleem is dat hij wellicht denkt dat dat antwoord grappig is. Anderzijds is zijn geïrriteerde antwoord ook te verklaren omdat die critici hem dingen vertellen die hij ook weet. Hij had dus moeten antwoorden: ‘You’re right, but ...’ En in die ‘but’ had hij niet veel zin.

** Er is een subtiel verschil. Het brede publiek weet eigenlijk niet helemaal zeker of Napoleon in Waterloo misschien toch niet op de vijand is afgestormd, terwijl het helemaal zeker weet dat Hitler niet in een Franse bioscoop doorzeefd werd met kogels. Dat maakt dat het ene revisionisme niet helemaal kan worden vergeleken met het andere. Ik vind het eerste problematischer.
*** Ik geef toe dat ik bij zo
n film nauwlettender zou toekijken op de historische accuratesse. 

zaterdag 25 november 2023

De Nederlandse verkiezingen in enkele kortjes


Hoe had de Nederlandse kiezer dan wel moeten stemmen?
     De Nederlandse kiezer heeft niet helemaal juist gestemd – dat vind ik ervan. De PVV van Wilders heeft naar mijn smaak een paar zetels te veel behaald, en de VVD van Dilan Yesilgoz een paar zetels te weinig. Het samenwerkingsverband GroenLinks-PVDA mocht van mij gerust klein links oppeuzelen, wat het gedaan heeft, maar 25 zetels vindt ik te veel voor een partij met kopmannen als Frans Timmerman en Jesse Klaver. Als men nu eens enkele zetels minder aan GL-PVDA had toegekend, en enkele zetels meer aan NSC van Omtzigt, was dat niet beter geweest?  Maar men vraagt nooit naar mijn mening, men doet maar.
     Ondertussen ben ik al lang blij dat de partijen die immigratiebeperking* ernstig nemen een mooie meerderheid vormen.

VVD in de regering
     Ik lees in de krant, maar ik had het ook zelf kunnen uitrekenen, dat de meest voor de hand liggende coalitie er een is van PVV-VVD-NSC-BBB. Maar Yesilgoz van VVD heeft verklaard dat haar partij niet mee wil doen. Ze vindt waarschijnlijk dat VVD zich ‘kapotgeregeerd’ heeft. Dat de partij nood heeft aan een ‘oppositiekuur’. Dat de partij haar ‘maagdelijkheid’ moet herwinnen. Nou ja, de lezer kent mijn mening over maagden in de politiek. De VVD, met haar bestuurservaring, moet meedoen. Wat is dat nu voor flauwekul?

De politicologen
     Op de NOS hoorde ik de ene politicoloog beweren dat de afstraffing van VVD onverwacht was, maar een andere politicoloog had al meteen een achterafverklaring voor die onverwachte afstraffing. ’t Kwam onder andere omdat lijsttrekster Yesilgoz van immigratie ‘een thema had gemaakt’. Zou die politicoloog ook precies kunnen becijferen hoeveel zetels VVD had kunnen behalen als ze over migratie had gezwegen?

Nuttige stem of verboden vrucht
      Dezelfde politicoloog had nog een andere verklaring voor de afstraffing van VVD. Doordat Dilan Yesilgoz een regeringsdeelname van de PVV weliswaar had uitgesloten, maar ook weer niet helemaal had uitgesloten, was de indruk ontstaan dat een stem voor Wilders mogelijk een nuttige stem kon zijn. Men kon zich plots een regering mét Wilders voorstellen. Mensen konden dus stemmen voor een partij waar ze eigenlijk altijd al voor hadden willen stemmen, maar dat tot nu toe niet gedaan hadden omdat ze liever een ‘nuttige stem’ uitbrachten op een partij die wel kans maakte op regeringsdeelname.
     Dat is niet eens zo’n slechte verklaring. Maar nu hoorde ik onlangs Melissa Depraetere, de nieuwe voorzitster van Vooruit, waarschuwen voor de mogelijkheid dat, bij gebrek aan een socialistische verkiezingsoverwinning, Vlaams Belang wel eens deel zou kunnen uitmaken van een volgende regering. Ik begrijp dat dat als een afschrikwekkend rampscenario wordt voorgesteld, maar voor mensen die overwegen om op die partij te stemmen, werkt dat ongetwijfeld omgekeerd. ‘Zelfs de socialisten zeggen dat Vlaams Belang misschien in de regering komt.’ Heeft Melissa in Vlaanderen nu dezelfde strategische fout gemaakt als Dilan in Nederland?
      En dan spreek ik nog niet over het tegenovergestelde effect. Door op voorhand een cordon sanitaire rond een partij op te trekken, maak je van die partij een verboden vrucht. Voor sommige kiezers wordt het juist aantrekkelijker om er dan voor te stemmen. De partij krijgt een anti-systeemstempel mee, wat vandaag goed in de markt ligt. Ik weet niet of politicologen in zo’n geval in staat zijn om te meten wat zwaarder weegt: het nuttige-stem-effect of het verboden-vrucht-effect.

Hoe manipuleerbaar is ‘het volk’?
     De politicoloog van hierboven verklaart dus een groot deel van de verkiezingsoverwinning van de PVV doordat de VVD de kiezers onhandig heeft gemanipuleerd. Pieter Bauwens van Doorbraak schrijft dat dat minstens een onvolledige verklaring is. Het is natuurlijk waar dat de stem die mensen uitbrengen, bepaald is door meningen die men hoort en leest, en dus manipuleerbaar is.
 
     Maar mensen trekken ook conclusies uit feiten. Migratie bijvoorbeeld is een feit. Hoe je daar tegenaan kijkt, wordt misschien mee bepaald door meningen van anderen, maar zeker ook door de mate waarin het feit je leven beïnvloedt – bijvoorbeeld door de buurt waarin je woont**. En dan maak je ook nog eens voor jezelf voorspellingen over hoe dat feit je leven in de toekomst kan beïnvloeden. Misschien zijn je voorspellingen wel juist. Het is niet omdat politicologen van het voorspellen van toekomst en verleden hun beroep maken, dat ze daar zoveel beter in zijn dan anderen.

Troost voor de linkse intellectueel
     Hoe moet de linkse intellectueel zich troosten als het volk rechtser heeft gestemd dan hij had gewild. Hij kan zich, zoals PvdA-Europarlemenstlid Paul Tang, ‘schamen’***. Maar dat hoeft helemaal niet, Paul. Je hebt toch zelf niet voor Wilders gestemd? Jouw geweten is toch zuiver?
     Leuker lijkt mij de reactie van de linksen die zich bij zulke gelegenheden voornemen om naar het volk ‘te luisteren’. Ze bevinden zich weliswaar op een hoger intellectueel en moreel niveau, maar ze nemen zich voor om af te dalen en ‘de dialoog aan te gaan’. Dat doet mij denken aan het geheimzinnige maoïstisch concept van de ‘massalijn’. De communistische voorhoede moet afdalen naar de 
massa, te weten komen ‘wat er leeft’, daarbij goed van fout onderscheiden, en van dat niveau vertrekken om de massa ‘tot een juist revolutionair bewustzijn op te trekken.’
     Wie wil kan dat eens proberen, maar ik kan uit eigen ervaring zeggen dat mensen een belerend vingertje niet altijd lusten, ook niet als het zich voordoet als een luisterend oor. (Een vingertje dat zich voordoet als een oor ... en ik heb mijn leerlingen indertijd nog zo gewaarschuwd voor
 mixed metaphors.)
    De beste troost echter komt, zoals altijd, van een goed boek. Als ik afga op het interview in De Standaard is politicoloog Larry Bartels iemand die veel goede boeken heeft geschreven. Ik citeer wat losjes uit het interview. ‘Van een radicaalrechtse golf in Europa is geen sprake.’ ‘Het is de taak van de politieke leiders en de media om de mening van kiezers managen.’ ‘De middenpartijen kunnen radicaal rechts isoleren als ze willen.’ ‘De boodschap van de politici is bepalend voor wat het volk denkt.’ ‘Angela Merkel bewijst dat je steun voor migratie stabiel kunt houden.’ ‘De Amerikaanse arbeidersklasse is niet overgelopen naar Trump.’  Uit die boeken van Bartels moet voor de linkse intellectueel toch veel troost te halen zijn.
     Er is in het interview helaas ook een pessimistische noot. De journalist vraagt: ‘Als het zo simpel is, waarom doen veel leiders in democratieën dat dan niet?’ En Bartels antwoordt: ‘Dat is voor mij de hamvraag,’ en blijft verder het antwoord schuldig

.Verkiezingsthema’s
 
     Het onderzoeksbedrijf Ipsos heeft de stemmotieven van de Nederlanders proberen te achterhalen. Er werd aan kiezers gevraagd welke thema’s zij belangrijk vonden: immigratie en asiel, betrouwbaarheid van de overheid, kosten levensonderhoud, gezondheidszorg … Ik zou daar nooit op kunnen antwoorden. Ik vind ze allemaal ongeveer even belangrijk, ook al leg ik rond de eindejaarsfeesten een speciale nadruk op de gezondheid.
      Als men mij nu echter een andere vraag stelt, namelijk waar er beleidsmatig het dringendst iets aan moet veranderen, dan wordt dat een andere zaak. Voor de gezondheidszorg, het corruptieniveau van de overheid en de automatische indexering, moet er –  hoewel alles altijd beter kan –  niet dringend een roer worden omgegooid. Voor migratie, daar wel.

‘Minder Marokkanen’
     Hoewel ik migratiebeperking een van de vier grote uitdagingen voor de toekomst vind*, zie ik de kwestie liever niet opduiken als verkiezingsthema. Geen woorden maar daden. Stille diplomatie. Technische onderhandelingen over akkoorden en verdragen. Aanpassing van de wetgeving. Want als je van migratie wél een thema maakt, kan dat een latent aanwezig racisme aanjagen. Voor velen is de stap van ‘anti-immigratie’ naar ‘anti-immigrant’ gemakkelijk gezet. Is dat geen goede reden om erover te zwijgen?
     Maar zo werkt het niet. Je hebt om te beginnen al een ‘draagvlak’ nodig om een beleid te veranderen 
 een beleid dat zowel nationaal als internationaal verankerd is in wetgeving en jurisprudentie. Ook zijn er diepe meningsverschillen over de vraag hoever men kan gaan om vrije immigratie aan banden te leggen. Vanuit de liberale, de socialistische, de christendemocratische en in principe ook de ecologistische ideologie zijn argumenten te vinden voor én tegen migratie. Je kunt dus geen draagvlak creëren zonder die kwestie in een publiek debat uit te klaren.
     Ook kun je niet zwijgen over wat de mensen bezighoudt. Je kunt niet beslissen, zoals nieuwsredacties dat proberen, wat het ‘eigenlijke’ thema van de verkiezingen is – waarmee men bedoelt: het thema dat iets meer dan andere voor enkele procentuele verschuivingen zorgt. En als er iets bewezen is door de verkiezingsoverwinning van Wilders is het dat de immigratiekwestie de geesten altijd bezig houdt. Zeker, de resultaten van Wilders zijn op en neer gegaan, maar vergelijk dat met de catastrofale evolutie van traditionele partijen PvdA, CDA en D66. Ziet iemand die partijen terug hun vroegere niveau halen?
      Die overwegingen kunnen helaas de vrees niet wegnemen dat een publiek debat over migratie de bestaande racistische gevoelens kan versterken. Ik heb daar ook geen oplossing voor.  Het enige wat je geredelijk kunt vragen is dat verantwoordelijke politici wat voorzichtig zijn, af en toe eens zwijgen,  hun taalgebruik matigen, en geen slogans gebruiken zoals Wilders indertijd met zijn ‘Minder Marokkanen’. 
     De Minder-Marokkanen-slogan was om te beginnen dubbelzinnig omdat hij in het midden laat er wat precies moet worden verminderd: de nieuwe immigratie of de reeds aanwezige immigrantenpopulatie?**** Maar het is de agressiviteit die het meeste tegen de borst stoot: het zo concreet mogelijk benoemen van een bevolkingsgroep (Marokkanen) die dan wordt omgeschreven als ongewenst.
     Geen enkele politicus zou zo’n vuile taal mogen gebruiken, ook al levert die ongetwijfeld stemmen op. Maar dat is dan ook het enige waar de slogan goed voor is: stemmen binnenhalen – en dat van mensen die hoe dan ook, zij het niet om de beste motieven, anti-migratie zijn. Je vergroot met je ‘vuile’ taal dus geenszins het hierboven vermelde draagvlak voor een migratiebeperkend beleid. Wil je van migratie een verkiezingsthema maken, dan moet dat zo gebeuren dat je weliswaar niet de typische GroenLinkse kiezer, maar dan toch de kiezer van het midden, overtuigt.
     Een politicus moet niet noodzakelijk op een hoger moreel niveau staan dan zijn kiezers. Maar het kan geen kwaad als hij af en toe, zonder te overdrijven, doet alsof. Dat is altijd de rol geweest van de ‘elite’ in de goede zin van het woord. Ik zal dat boek van Pohlmann maar eens bestellen.  


* Zie daarover mijn stukjes over het boek Exodus van Paul Collier: hier
hierhierhierhier en hier.
** Ik weet wel, Epictetus indachtig, dat we ons meer opwinden over meningen aangaande feiten dan over feiten zelf, maar ook aan deze waarheid is een grens. 
*** Ik schaam mij als Nederlander,’ zei Paul Tang. ‘We zijn een populistisch land dat bang is voor alles wat vreemd is.’ Als ik Katrien-van-de-PR was en ik had meneer Tang als cliënt, dan zou ik hem zulke zure reacties afraden en hem het parlementair systeem uitleggen waarin het volk zijn vertegenwoordigers kiest, en niet omgekeerd. Katrien kan desnoods verwijzen naar de immer cynische Brecht: ‚Das Volk hat das Vertrauen der Regierung verscherzt. Wäre es da nicht doch einfacher, die Regierung löste das Volk auf und wählte ein anderes?‘
     Waarmee ik natuurlijk niet beweer dat ‘het volk’ altijd gelijk heeft. Het volk heeft zeker niet altijd gelijk. Maar toevallig wel over migratie, zelfs als er een deel irrationele angst en verfoeilijk racisme aan dat gelijk vasthaakt. 
**** Eenzelfde dubbelzinnigheid doet zich voor bij de slogan Eigen Volk Eerst. Wie behoort tot het eigen volk? De migranten van de derde generatie, van de tweede, van de eerste? Heeft het met de nationaliteit te maken? Zijn het alleen die migranten die goed geïntegreerd zijn? En als niet goed geïntegreerde migranten niet eerst komen, moeten ze dan worden gediscrimineerd. Moet dat wettelijk worden vastgelegd?

woensdag 22 november 2023

De 1-procenters en hun CO2


 De 1-procenters en hun CO2
     Grote kop in De Standaard: ‘Rijkste 1 procent stoot meer koolstof uit dan armste 66 procent’. 1 procent ... 66 procent ... van een wanverhouding gesproken! De foutieve gedachte die zich dan in mijn geest nestelt is dat de rijkste 1 procent verantwoordelijk is voor 66 procent van de uitstoot. Dan moet ik verder lezen in het artikel: ‘Die elite [de 1 procent] is verantwoordelijk voor 16 procent van alle CO2-uitstoot.’ 16 procent, ja dat lijkt mij realistisch.
     Als ik overigens over die 1 procent lees, denk ik altijd dat ik daarbij hoor. Welja, als ik tot de 10 procent hoogste inkomens in mijn land behoor, en mijn land behoort tot de 10 procent rijkste landen, dan moet ik toch bij de 1 procent rijksten behoren? Maar t is alweer een foutieve gedachte. Je raakt pas bij de 1-procent-rijksten-club met een inkomen van minstens 128.000 euro per jaar. 
     Na enig nadenken begrijp ik mijn fout. Ik heb nog een wereldbeeld van de jaren 60-70: het Westen is rijk en de rest van de wereld is straatarm. Het is het wereldbeeld dat Hans Rosling met zijn mooie bewegende grafieken probeerde te weerleggen. De ‘rest van de wereld’ is al lang zo arm niet meer, en die mensen drijven met hun stijgende inkomens het wereldgemiddelde de hoogte in. Dat wereldgemiddelde komt nu in de buurt van 10 000 euro per jaar.
      Dus ik behoor niet tot die superrijken. En dat die superrijken 16 procent van de CO2 uitstoten, dat geloof ik best.  Ik heb juist naar de nieuwste afleveringen van The Crown gekeken: luxe megajachten, luxehotels, luxe-auto’s, luxe privéjets … Dat moet nogal wat CO2 uitstoten.
     Maar wacht. Lees ik daar nu dat het cijfers van Oxfam zijn? Moet ik die zomaar vertrouwen? Ik heb voor een van mijn eerste stukjes ooit een claim van Oxfam over de 1-procenters nagetrokken. Ik heb toen dikke rapporten gelezen, en toen bleek dat Oxfam de boel belazerde*. En lees ik daar nu geen verdacht zinnetje in het artikel van De Standaard? ‘De bedrijfsaandelen van heel wat superrijken zijn uitermate vervuilend.’ Wat hebben die bedrijfsaandelen ermee te maken? Zal ik nu weer die dikke rapporten moeten lezen?
     Gelukkig heeft Geert Noels dat voor mij gedaan. Hij schrijft op X onder andere: ‘Oxfam stelt uitstoot van miljardairs gelijk aan de uitstoot van alle bedrijven waarin ze participeren.’ Die gedachtegang komt erop neer dat er twee soorten vervuiling bestaan: een tijdens de productie, met roetspuwende fabrieksschouwen, en een van de consumenten, met opeengestapelde vuilniszakken. Maar productie en consumptie zijn alleen de twee zijden van éénzelfde muntstuk.
      De enige manier om de verantwoordelijkheid voor CO2-uitstoot te berekenen, bestaat erin te kijken naar de uiteindelijke consumptie. Als je met een benzine-auto rijdt, gooi je niet alleen rechtstreeks CO2 in de lucht langs je uitlaat. Je bent als klant ook verantwoordelijk voor (en betaalt voor) de olieontginning (CO2!), om de olie te raffineren (CO2!), om de benzine per schip of met de tankwagen te vervoeren (CO2!). Al die uitstoot, ook die bij het maken van de auto zelf,  zou er niet geweest zijn, als jij als klant niet met die auto willen rijden.
     En als je uitstoot beschouwt als schade die moet worden vermeden door andere productiemethoden te gebruiken, dan is het weer de klant die bereid moet zijn die extra kost te betalen – want als er geen extra kost was, had de producent, met instemming van de aandeelhouders, al lang voor die andere productiemethoden gekozen. 
     Met die vervuiling door aandeelhouders heeft Oxfam alweer de boel belazerd!

Het voordeeltarief bij de dokter
     Wie ook de boel belazert, zijn de ziekenfondsen. Het artsensyndicaat BVAS had aangeklaagd dat er veel geld van de sociale zekerheid gaat naar het voordeeltarief voor ‘zogezegd arme gepensioneerden’. De ziekenfondsen antwoorden daarop dat het probleem niet bij de gepensioneerden ligt, maar bij de arme jongeren. Het is vooral bij hen dat het aantal rechthebbenden op een voordeeltarief stijgt. ‘Armoede is vooral een probleem bij jongeren die er alleen voor staan.’ (DS, 22/11)
     Dat van die jongerenarmoede geloof ik. Ik ben zelf ook nooit zo arm geweest als toen ik een jaar of 18-19 was en er alleen voor stond. Voor warme maaltijden klopte ik, bij wijze van spreken, bij mijn ouders aan. Ik had zelfs een vriend die naar gaarkeukens en voedselbanken trok. Maar ik en mijn vriend gingen wel niet vaak naar de dokter. Die cijfers over jongeren zijn heel misleidend, omdat die jongeren wel recht hebben op dat voordeeltarief, maar het veel minder daadwerkelijk nodig hebben dan de gepensioneerden.
     Nu zijn die ziekenfondsen ook wel slim. ‘De artsen,’ zegt Peter Callewaert van het socialistisch ziekenfonds, ‘mogen gerust met ons pleiten voor een vermogenskadaster. Op die manier zouden ook veel zelfstandigen met een laag pensioen en een groot opgebouwd vermogen uit het het statuut gefilterd worden.’
     Ik vraag mij af of BVAS daar een antwoord op heeft.

The Crown
     Nog over The Crown. Inge Schelstraete van De Standaard is erg kritisch voor de nieuwe afleveringen. ‘Een saaie soap’, ‘tergend traag’, ‘de uitleggerigheid bereikt een dieptepunt’ …  Ik ben het met alles eens, behalve met ‘saai’, ‘tergend’ en ‘dieptepunt’. Ik heb mij geen seconde verveeld. Nochtans verveel ik mij nogal snel, en heb ik niet meteen een grote interesse voor Engelse royalty in het algemeen en Princess Diana in het bijzonder. Alleen heb ik liever dat er in de reeks wat meer beelden zijn van Buckingham Palace, en wat minder van Balmoral Castle. Het Ritz was prachtig.

Napoleon
     Over Napoleon zijn drie grote films gemaakt. De eerste was van de stomme film van Abel Gance van 1927**. Ik heb de gesonoriseerde versie van 1935 gezien. Het eerste halfuur van de film ken ik bijna uit het hoofd. De tweede film is de beste, die van Stanley Kubrick. Die zal ik helaas nooit zien. De derde zie ik straks. 

De fiets en de krant
     De slagzin boven mijn stukjes is een beetje verouderd. ‘Op de fiets valt je van alles te binnen.’ Dat was toen ik dagelijks naar school fietste. Sinds ik gepensioneerd ben fiets ik minder – in tegenstelling tot sommige van mijn leeftijdsgenoten. Omgekeerd heb ik nu een klein beetje meer tijd om ’s ochtends de krant te lezen. ‘Bij de krant valt je van alles te binnen.’

Economie begrijpen
     Ben ik de enige die de maandelijkse column van Gert Peersman in De Standaard zo goed vind? Peersman is hoogleraar economie en schrijft over zijn vak. Toch begrijp ik er ongeveer alles van. In zijn laatste stuk vergeleek hij het federaal begrotingstekort niet, zoals men dat gewoonlijk doet, met dat van vorig jaar, of dat van een vorige regering, maar met het Bruto Binnenlands Product. Dat tekort gaat naar 6,5 procent van het BBP.
    Dat is een klein getal, maar een groot cijfer, een cijfer dat inzicht biedt en dat de moeite waard is om te worden onthouden, in tegenstelling tot de PVDA-cijfers van mijn jeugd***. Kunnen we die 6,5 procent begrotingstekort verminderen door te besparen op het staatsapparaat? Dat is moeilijk, schrijft Peersman. Alle federale uitgaven samen – buiten de sociale zekerheid – bedragen maar 6 procent van het BBP. Het volgende zinnetje vat het goed samen. ‘Het is onmogelijk om meer te besparen dan je uitgeeft.’
 

Stijn Baert over de Vlaamse Welvaart
     Een andere econoom, Stijn Baert,  heeft over de N-VA-slogan Voor Vlaamse Welvaart een ijzersterk stuk geschreven (DS 22/10). Nou ja, ijzersterk … misschien is dat alleen omdat ik het er zo helemaal mee eens ben. Over zin en onzin om partijprogramma’s onafhankelijk te laten becijferen, heb ik geen mening. Maar over de tegenstelling tussen ‘Vlaams’ en ‘Welvaart’ wel. Als N-VA een staatshervorming wil doorvoeren (‘Vlaams’) moet ze een overeenkomst bereiken met de PS die meer geld zal eisen ten koste van Vlaanderen (minder ‘Welvaart’).
    Baert en ik zullen het niet oplossen. Het wordt een kwestie van delicate evenwichten. Wat inleveren op korte termijn, om winst te maken op de lange termijn – wat geloof ik ook de Vlaamse strategie geweest is achter de financieringswet. Want zonder staatshervorming wordt de Vlaamse welvaart toch weer ondergraven door belgicistische regeringen. Ik ben er redelijk zeker van dat de PS meer met de korte-termijn bezig is dan N-VA, dus daardoor kunnen de partijen elkaar paradoxaal genoeg vinden als compagnons de route. En wat dat delicate evenwicht betreft, hoop ik dat de spreadsheets van N-VA ondertussen aan die van de PS gewaagd zijn. 

Ticket
     Omdat ik nu vaker trein en bus neem, en in De Standaard zo vaak stukken zie over het openbaar vervoer, mijmer ik vaak over de vraag hoeveel zo
n nu écht kost. Hoe verhouden de inkomsten uit ticket- en abonnementenverkoop zich tot subsidies van de staat? Ik had dat indertijd opgezocht, en er stond mij voor de geest dat de tickets en abonnementen ongeveer 20 procent van de inkomsten zijn. Ik vind mijn bronnen echter niet terug.
     Ik stelde de vraag op FB en kreeg antwoord van Paul Cordy, de districtsburgemeester van Antwerpen.  ‘Het kostendekkingspercentage of kostendekkingsgraad (het aandeel van de ticket- en abonnementsverkoop in de totale inkomsten) bedroeg in 2020 17%. Ondertussen zou er wel een stijging zijn, maar nog verder in de tijd lag de kostendekkingsgraad op minder dan 13%. In 2020 werd een benchmarkstudie uitgevoerd waaruit bleek dat in alle vergeleken Europese landen de kostendekkingsgraad minstens dubbel zo groot was.’ Die cijfers gaan alleen over De Lijn, geloof ik, maar ik heb zo toch een orde van grootte, met een bronvermelding erbij.
    Als ik de volgende keer vergeten ben hoe dat zit met die tickets en die subsidies, kan ik de cijfers en de bron voortaan terugvinden op mijn eigen blog. ’t Is een van de redenen waarom ik soms iets op mijn blog schrijf.

Plezier
     Nog op de pagina van Cordy vond ik de volgende uitwisseling.

  • X tegen Cordy: ‘Hopelijk ben je voor jezelf even kritisch als voor anderen.’
  • Cordy: ‘Het staat u vrij om op mijn pagina zoveel kritiek te geven als u wil.’
  • X: ‘Dat plezier ga ik u niet gunnen.’
 Aan dat laatste antwoord heb ik in elk geval veel plezier beleefd. 

 

* Over Napoleon van Gance, zie ook mijn stukje hier.

** Mijn stukje over Oxfam vind je hier.

*** Over PVDA-cijfers, en mijn voorliefde voor grote cijfers, zie mijn stukje hier.

**** Kostendekkingsgraad De Lijn: https://assets.vlaanderen.be/image/upload/v1608282819/benchmark-de-lijn_ncdwjx.pdf