dinsdag 24 december 2024

Mobieltjes op school, etc.


Mobieltjes op school
      Hoewel ik libertair, en soms zelfs libertijns, ben ingesteld, sta ik achter het mobieltjesverbod op school. Het principe dat men burgers niet te veel tegen zichzelf moet beschermen, geldt voor mij niet voor kinderen en pubers. Nochtans lees ik op X.com allerlei bezwaren tegen dat verbod. Op twee ervan wil ik kort antwoorden. Patrick Loobuyck schrijft: 

Het lijkt nu wel alsof smartphones altijd vrij spel hadden in de klas. Maar welke school liet dit toe? De minister verbiedt nu wat al verboden was om opnieuw met een symboolmaatregel te scoren. (GSM op de speelplaats is een ander debat, maar dat raakt leerwinst niet.)

     Het is natuurlijk waar dat schoolreglementen nu al bepalen dat leerlingen in de klas niet op hun mobieltje naar Tiktok-filmpjes mogen kijken. Maar het was de leraar die moest toezien dat dat verbod werd nageleefd. Ik had daar een hekel aan. Ik voelde mij een toezichthouder: voortdurend op de loer liggen of ik geen verdacht gedrag vastelde bij mijn leerlingen: neergeslagen ogen, handen onder de bank. En dan na twee verwittigingen het toestel in beslag nemen, om het dan aan het einde van de les terug te geven.
     In mijn school hadden alle leerlingen ook een iPad. De directeur vroeg ons om het toestel zo vaak mogelijk te laten gebruiken. Ik deed mijn best, maar maakte daarbij een strikt onderscheid tussen lessen waarvoor de iPad noodzakelijk was, en lessen waarbij de iPad in de boekentas moest blijven. Dat was makkelijker te controleren dan de mobieltjes. Toch heb ik één keer een experiment gedaan. Dat was in een les waarbij de iPad niet nodig was. Toen ik een leerling de iPad zag bovenhalen zei ik niets. Ook bij de tweede zweeg ik. Halverwege de les hadden álle leerlingen hun iPad voor zich liggen. De verleiding van de sociale media is gewoon te groot, zelfs voor de meest gemotiveerde leerling.
     Een ander bezwaar tegen het mobieltjesverbod is helemaal anders, maar kan op dezelfde manier worden beantwoord. Ive Marx schrijft sarcastisch: 

Is het al duidelijk welke straffen kinderen boven het hoofd hangt als ze eens naar hun smartphone grijpen tijdens het zoveelste uur studie omdat er weer geen les is? Worden ze meteen voorgeleid?

      Het is natuurlijk juist omgekeerd. De bedoeling van een algemeen mobieltjesverbod is dat er, in tegenstelling tot vroeger, géén straffen meer nodig zijn. De leerlingen geven bij het betreden van de school of het klaslokaal hun apparaatje af.  Niemand wordt gestraft, behalve de onverlaat die een tweede exemplaar heeft binnengesmokkeld.

Kansarmoede
     In een stukje van enige tijd geleden heb ik uitgelegd waarom ik niet houd van het nieuwerwetse woord ‘kansarmoede’. Bij Charles Murray las ik nu een uitstekend argument om het woord toch een interessante betekenis te geven. 

Veel armen hebben verkeerde keuzes gemaakt. Maar we maken allemaal verkeerde keuzes, en sommigen van ons hebben het geluk over een plan B te beschikken. Daden en gedrag hebben gevolgen voor iedereen, maar sommigen van ons hebben meer kansen om de gevolgen van verkeerde keuzes te omzeilen.

Elon Musk en de politiek
     Egalitairen gebruiken als ultiem argument tegen grote rijkdom dat die kan worden misbruikt om politiek invloed te kopen. Ik heb die stelling ooit betwist. Die rijken, schreef ik, ongeveer zijn alleen geïnteresseerd in zaken doen. Als ze staatsambtenaren en politici omkopen, moeten ze worden vervolgd, berecht en gestraft. Als ze proberen de economische macht van de staat over de economie te gebruiken in hun eigen voordeel, moet in de eerste plaats de economische macht van de staat worden verminderd. Maar met politiek houden die zakenlui zich niet bezig, schreef ik. In Amerika doneren de meeste zakenlui tegelijk aan de Republikeinen en de Democraten.
     En nu doet Musk dus zijn stinkende best om mijn argumentatie te weerleggen. 

Trump intimideert de pers
     Trump heeft van ABC-News 15 miljoen dollar gekregen, in het kader van een minnelijke schikking. De zender had gemeld dat de president-elect veroordeeld was voor ‘verkrachting’ , terwijl hij in werkelijkheid slechts veroordeeld was voor ‘aanranding’. Dominique Deckmyn vat de zaak nogal tendentieus samen in zijn commentaar (DS2 19/12) : 

Trump had klacht ingediend wegens laster, maar zou die zaak waarschijnlijk verliezen, zeggen experts. Waarom beslist Disney [de eigenaar van ABC] dan om toch te schikken voor zo’n groot bedrag?

    ‘Zeggen experts’ is dubbelzinnig. Het kan betekenen: ‘alle experts’, of ‘de meeste experts’. Het kan ook betekenen: ‘Er zijn experts die zeggen.’  In dezelfde krant krijg ik op bladzijde 4 gelukkig wat context:

‘Het was geen lichtzinnige claim [van Trump],’ verklaarde rechtsgeleerde Rick Hasen aan de Washington Post. Beide partijen hadden aan het langste eind kunnen trekken. ‘Het was een claim die binnen de realiteit viel’.

      Die Rick Hasen, dat zal Deckmyn moeten toegeven, is ook een expert. Maar ik ben het met Deckmyn eens dat politici niet te snel kranten en zenders moeten vervolgen wegens laster.

Trump intimideert een peilingexperte
     Ann Selzer is een peilingexperte die in een plaatselijke krant een rare voorspelling deed aangaande de verkiezingen. In 2020 won Trump in Iowa met 8 procentpunten. Selzer voorspelde dat hij dit keer zou verliezen met 3 procentpunten. Trump won echter met 13 procentpunten en klaagt nu de krant aan wegens ‘verkiezingsbeïnvloeding’. Of het verkiezingsbeïnvloeding was van de kant van Selzer weet ik niet, maar dat het intimidatie is van de kant van Trump, is duidelijk. 
      Een fatsoenlijk politicus heeft natuurlijk het recht om gefrustreerd te zijn over ongunstige verkiezingspeilingen. In de film BDW horen we Bart De Wever op het partijhoofdwartier zeggen dat hij alle opinie-peilers die een N-VA-nederlaag voorspelden, en dat deden ze allemaal, dat hij hen één voor één op het gezicht zal slaan. Hij zegt het zelfs twee keer en voegt eraan toe: ‘Ik meen het.’ Ondertussen denk ik dat zijn entourage hem die actie uit het hoofd heeft gepraat, want ik heb er niets meer van vernomen. Maar niemand uit de entourage van Trump praat hém zijn aanklachten uit het hoofd. 

Energietransitie, cijfers en goedkope elektriciteit
     Twee cijfers waarvan ik deze week opschrok, hadden met de energietransitie te maken. Eén: de staalreus ArcelorMittal is verantwoordelijk voor 8 procent van de CO2-uitstoot in België. Twee: elektriciteit kost ondertussen vier keer zoveel als gas.
 
     Wat nu? Staal zullen we ook in de toekomst nodig hebben. En met grootschalige investeringen in het hoogspanningsnet, laadpalen, dure energie-eilanden, extreme voorzorgsmaatregelen rond kernenergie, en af een toe een Dunkelflaute, zie ik niet meteen veel mogelijkheid om de elektriciteitsprijzen naar beneden te krijgen.
     Vlaams minister van Energie Melissa Depraetere ziet dat anders (DS, 19/12)

Het kan zo niet verder. Jaar na jaar zien mensen hun elektriciteitsfactuur stijgen. Terwijl we elektriciteit, de energie van de toekomst toch, net goedkoper moeten maken.

     Goedkoper maken ...  daar zijn de socialisten weer met hun ‘maakbaarheid’. De eenvoudige waarheid is dat de je de elektriciteit niet goedkoper kunt maken. Bij versnelde overschakeling naar elektriciteit zal die energie, door de stijgende vraag, nóg duurder worden. Je kunt  alleen de kost verschuiven, bijvoorbeeld door hogere taksen op andere energie – zolang die nog bestaan.  Margaret Thatcher zei ooit: ‘The problem with socialism is that you eventually run out of other people’s money.’ Dat is hier ongeveer hetzelfde: Eventually you run out of other taxable sources of energy.
 
     Met een koolstoftaks – waar ik in principe niet tegen ben – doe je natuurlijk ook aan verschuiving van de energiekosten. Je hebt bijvoorbeeld uitgerekend dat directe gasconsumptie vier keer meer CO2 uitstoot dan elektriciteit. Dan kun je door taksen het gas vier keer duurder maken, volgens het gezonde principe ‘de vervuilende consument betaalt’. Daarmee is de prijs van het gas gestegen, maar helaas is de productieprijs van elektriciteit daarmee niet gedaald. 

Soorten protectionisme
     Er kunnen verschillende redenen worden ingeroepen om economisch protectionisme toe te passen. Die reden zijn onder andere (1) economisch, (2) sociaal, (3) ecologisch, (4) klimaat, (5) geopolitiek**.
     De economische reden is logisch onzinnig, de sociale reden berust op het bevoorrechten van een minderheid ten koste van een meerderheid***, en de ecologische reden – natuurbehoud – is in het beste geval een excuus en in het slechtste geval een gevolg van een neokoloniale mentaliteit****.
      Je vindt de ecologische reden – samen met de sociale – terug in de tussenkomst van Europees parlementslid Barbara Bonte (VB) tegen een Europees handelsakkoord met de Zuid-Amerikaanse landen van Mercosur:

Eerst een Green Deal, nu Mercosur. De Europese Unie legt onze boeren regeltjes op die hun concurrenten niet hoeven te volgen: een recept voor dumping uit vervuilende lageloonlanden terwijl onze boeren worden kapotgemaakt. Voor ons en onze boeren is het duidelijk: nee aan de Green Deal, nee aan Mercosur!

     Volgens die redenering mogen de Zuid-Amerikaanse boeren slechts naar ons uitvoeren als ze dezelfde milieunormen gebruiken als onze boeren. Maar arme landen hechten natuurlijk een groter belang aan verhoging van hun levensniveau boven het terugdringen van het vervuilend neveneffect. Dat is voor hen iets voor later en wij moeten hen onze keuzes niet opdringen. Maar ondertussen is het onrechtvaardig om onze consumenten te verbieden  goedkope landbouwproducten uit vervuilende landen te kopen
.
     Bij de klimaatreden is het enigszins anders gesteld. Wie gelooft dat de CO2-uitstoot de aarde opwarmt en daarmee de hele wereldbevolking schade berokkent, die zou moeten voorstander zijn van een algemene koolstoftaks. Maar zoiets valt niet af te spreken op mondiaal vlak. De hoogte van een koolstoftaks moet worden afgesproken door de klimaatalarmisten en klimaatsceptici van een land of zone. Het is dan ook geoorloofd dat een land of zone met een hoge koolstoftaks een importheffing oplegt aan een land of zone met een lage koolstoftaks, zodat het verschil wordt weggewerkt.
     De geopolitieke reden ten slotte zou ik enkele jaren geleden als excuus hebben afgedaan. Dat is een luxe die ik mij vandaag niet meer kan veroorloven. De enige luxe die ik mij hier kan veroorloven is erover te zwijgen.

 

* Over het neologische kansarmoede, zie ook mijn stukje hier.

** Er worden ook soms redenen van voedsel- en andere veiligheid ingeroepen. 

*** Over het sociale excuus voor het protectionisme, zie mijn stukje hier.

*** Neokolonialistische mentaliteit: de rijke landen leggen aan de arme landen op welke afweging ze moeten maken tussen natuurbehoud en welvaart. Maar die afweging is haast per definitie verschillend.

 

maandag 23 december 2024

Boekenlijstjes van 2024 in DSL, etc.


Boekenlijstjes van 2023 in DSL
      
Uit gemakzucht en onzekerheid maak ik zelf geen eindejaarslijstjes, maar ik lees graag die van anderen. De Standaard der Letteren heeft aan 70 literatuurliefhebbers gevraagd welk boek ze het hoogtepunt van het jaar vonden, welk boek ze iedereen cadeau willen doen en welke zin uit hun lectuur is blijven hangen. Ik heb die lijstjes twee keer gelezen.
      Van het recente leesvoer citeren de literatuurliefhebbers meestal boeken en auteurs waar ik nog nooit van heb gehoord, of die ik alleen ken omdat mijn vrouw ze in huis heeft gehaald, of omdat ik een verfilming ervan gezien heb. Sally Rooney wordt een paar keer aangehaald met Intermezzo. Ik heb de televisiereeks Normal People gezien die een bewerking is van een vorig boek van haar. Bart Brinckman haalt het boek Say Nothing van Patrick Radden aan. Ook daarvan heb ik de televisieserie gezien. Brinckman noemt die serie ‘weergaloos’ en ik vond ze zelf ook heel goed. Sommige boeken ken ik van eerder verschenen recensies, zoals Lied van de profeet van Paul Lynch en Waanzin van Lionel Schriver. Ik heb toen in een vlug stukje aangegeven dat ik wellicht maar een van die twee boeken zal lezen*.
      Hier en daar noteer ik een nieuwe titel voor mijn leeslijst. Ik ben daarin minder ambitieus geworden – en realistischer. Ik koop ook maar een boek tegelijk, te beginnen op mijn e-reader. Als ik het uitgelezen heb, zoek ik op mijn leeslijst naar een nieuw boek – maar de meeste titels interesseren mij ondertussen al niet meer zo erg. Rond kerstmis bestel ik van enkele van de elektronisch gelezen boeken een papieren versie als cadeau voor mijzelf – niet te veel, want als we later kleiner gaan wonen, moeten die boeken dáár een plaats vinden.
     Sommige van de de DSL- boeken, merk ik, staan al op mijn leeslijst, zoals de Claus-biografie van Mark Schaevers, waarvan ik overtuigd ben, zonder ze gelezen te hebben, dat ze heel, heel goed is. Het rapport van Brodeck wordt aangeraden door Samira Atael. Ik heb dat boek twee jaar in huis gehad, geleend van onze buurman, en uiteindelijk ongelezen teruggegeven. Maar lezen zal ik het. Jan-Frederik Abbeloos zou iedereen Generatie angststoornis van Jonathan Haidt willen cadeau doen. Het gaat over de invloed van gsm’s en sociale media op kinder- en jongerenbreinen. Dat is ongetwijfeld een nuttig boek, en als iemand moet waarschuwen voor een of ander Groot Gevaar, dan heb ik liefst dat het Haidt is die dat doet. Anderzijds ben ik nog altijd boos op hem omdat zijn aangekondigde boek Three Stories about Capitalism maar niet uitkomt.
       Als de DSL-mensen een wat ouder boek cadeau willen doen, valt het voor dat ik het wél gelezen heb, zoals De toverberg, De Radetzkymars, De wereld van gisteren, Vreugdevuur der ijdelheden, Een kleine geschiedenis van bijna alles … Die boeken kan ik wegstrepen. Net als de auteurs waar ik weliswaar iets van gelezen heb, maar die ik verder met rust zal laten omdat mijn nieuwsgierigheid nu bevredigd is, een beetje zoals ik soms genoeg heb aan één aflevering van een televisiereeks.
       Smaken en interpretaties van boeken verschillen. Tinneke Beeckman raadt het boek Keizer van Rome aan, van Mary Beard, een boek dat ik toevallig wel gelezen heb. Ik hou meer van Tacitus. Sam De Wilde noemt Demon Copperhead een ‘welgemeende fuck you aan het grootkapitaal’. Dat is niet wat mijn vrouw mij over het boek heeft verteld. Of het moet zijn dat élke beschrijving van armoede en miserie een fuck you aan het grootkapitaal is. ’t Is waar natuurlijk dat ook Dickens, en Zola, vandaag vaak zó worden gelezen.
      Minder geslaagd in de DSL-lijstjes is het onderdeel over de ‘zinnen die zijn blijven hangen’. Zo’n zin kiezen is een moeilijke discipline. Karel van het Reve was daar goed in. Marijke Arijs kiest een zin van Sylvain Tesson. ‘De geschiedenis had het ons aangetoond: er bestaat geen zonnige toekomst. De geografie daarentegen komt haar beloftes na.’ Dat is mooi: aardrijkskunde en geschiedenis.
      Veel van de andere aangehaalde zinnen zeggen niet veel zonder de context. Het slimste is dan om een openingszin te kiezen, zoals Chams Eddine Zaougui doet. ‘Misschien kwam het doordat Cyrus de verkeerde drugs in de juiste volgorde had gebruikt of de juiste drugs in de verkeerde volgorde, maar toen God na zevenentwintig jaar eindelijk iets tegen hem terugzei, wilde Cyrus vooral een herkansing.’ De zin lijkt op andere openingszinnen die ik mij vaag herinner, maar ’t is een stijlfiguur die bij mij altijd werkt. Net zoals wat humor. Dimitri Verhulst die schreef: ‘Succes hebben is de eerste stap naar succes gehad hebben.’
     Simon Meulemeester heeft een mooie zin van Marten Toonder gekozen. ‘De futloze jeugd tracht altijd de aangrijpende strijd van een oudere in de knop te smoren.’ Terwijl hij Toonder las, verdiepte Meulemeester zich ook in een geschrift van Anuna De Wever.  Dat roept bij hem een vraag op: zou Toonder vandaag ‘jeugd en ‘oudere’ van plaats verwisselen? Ik weet het antwoord op die vraag: nee. Toonder hád de woorden al van plaats verwisseld, en het is precies daardoor dat Meulemeester en ik erdoor getroffen worden.
     Een dieptepunt is Bart Van Raemdonk die een zin gekozen heeft uit een protestlied. ‘Nee, nee, kapoen, wij gaan dat hier niet doen.’ Het lied heeft er volgens hem voor gezorgd dat Gent nu bestuurd wordt door bestuurscoalitie die hij, Van Raemdonk, beter vindt dan een andere die ook had gekund. Dat ‘kapoen’ verwijst geloof ik naar Mathias De Clercq, die ondertussen, ondanks het lied, toch maar mooi burgemeester van Gent is.
     Na dit dieptepunt ben ik blij om met het hoogtepunt te kunnen besluiten. Rudi Laermans schrijft over zijn leeservaringen in 2024 het volgende:

Mijn dag begon ik meestal welgezind na het lezen van de nieuwste Facebookpost van Tom Wouters. Zijn surrealistische en immer vermakelijke, in droge taal gestelde verzinsels zijn gratis: literair communisme?
 
     Ik stel mij nu voor dat de Facebookposts van Tom Wouters voortaan door duizenden DSL-lezers zullen worden gelezen en geliket. Binnenkort worden de stukjes van Tom gebundeld en uitgegeven in een dundrukuitgave met leeslint. Ze worden vertaald in alle beschaafde talen van de wereld, en in een paar talen die Tom voor de gelegenheid verzonnen heeft. De tijd dat ik tot een select clubje bewonderaars behoorde is voorbij. Maar niet getreurd: leve het marxisme van Groucho, leve het literaire communisme van Tom!

Hendrik Vos en de Europese defensie
     Tot de linksliberale geloofspunten behoren een milde houding tegenover de woke-excessen, een soepele migratiepolitiek, een radicaal-snelle klimaattransitie, en méér Europa – met meer centrale bevoegdheden, een eigen Europees buitenlands beleid en een eigen Europese defensie. Dat laatste was vooral populair toen die defensie geen ander doel leek te hebben dan ‘los te komen van’ de Verenigde Staten.’ Maar de tijden zijn veranderd, met Trump en vooral met Poetin. Sommige linksliberalen zijn nu hun mening over een Europese defensie aan het herwerken, vooral degenen die altijd al meer links dan liberaal waren.
 
     Vorige week riep Navo-baas Mark Rutte de Europese landen op om veel meer geld uit te geven aan defensie. Als de Verenigde Staten minder garanties bieden, zullen we zelf voor garanties moeten zorgen. België besteedt 1,3 % van het BBP uit aan defensie, terwijl de Europese landen eigenlijk 3 % zouden moeten uitgeven om bij iemand als Poetin enig respect af te dwingen
.
      Die redenering en die conclusie zijn niet naar de zin van Europaspecialist Hendrik Vos. We geven al ‘8 miljard’ uit. Er is geen reden tot ‘paniek’. We moeten een ‘tunnelvisie’ vermijden. We moeten ons niet als ‘preppers’ gedragen. We moeten niet vrezen dat ‘Russische grondtroepen straks met berenmuts door het land zullen marcheren.’ Rusland bekampt ons vooral ‘met behulp van Tiktok’ en het is ‘twijfelachtig of we ons daartegen kunnen verdedigen met F-35’s.’
     Net als Vos geloof ik niet dat Rusland binnen de eerste vijf jaar een openlijke aanval zal uitvoeren op een Navo-land. Daar is Rusland nog niet sterk genoeg voor. Maar aan het tempo dat de Russische wapenindustrie zich nu ontwikkelt, zal dat niet lang meer duren. Omgekeerd denk ik dat wij meer dan vijf jaar zullen nodig hebben om een geloofwaardige Europese defensie uit te bouwen die Poetin of zijn opvolger voldoende afschrikt zodat de berenmutsen ons alsnog bespaard blijven.
      Ik heb gisteren Poetins persconferentie gezien.  Hij zei niets over Tiktok maar stelde voor om bij wijze van weddenschap zijn nieuwe raket eens uit te proberen op Kiev, en dan te zien of de Europese luchtafweer die uit de lucht kon schieten. Hij dacht van niet. ’t Was een mooi staaltje van ironie waarbij de grens tussen grap en dreigement heel vaag bleef. Stalin kon dat ook. Aan Churchill stelde hij ooit voor om alle Duitse krijgsgevangen officieren tot de rang van kapitein te fusilleren. Toen Churchill in een woedende tirade uitbarstte, zei Stalin dat het maar een grapje was. Stalin en Poetin houden je wakker met hun superieure dubbelzinnigheid.
     Daarmee vergeleken zijn onze links-liberalen slaapverwekkend saai en voorspelbaar. Als ze niet willen dat een probleem stevig wordt aangepakt – terrorisme, migratie, criminaliteit, defensie – beginnen ze over iets anders, desnoods over het gevaar van overstekende everzwijnen, zoals indertijd professor Coolsaet. Vos beëindigt zijn stuk – over defensie en oorlogsdreiging – met een eigen everzwijntirade:

Het blijft belangrijk om het brede plaatje te zien en ook andere bedreigingen in kaart te brengen. Vorige week presenteerde het Europees Milieuagentschap een rapport dat aantoonde dat er in België jaarlijks 4.100 vroegtijdige sterftes zijn door fijnstof … Dat haalde amper het nieuws. Elke dag veroorzaken dronken automobilisten meer dan tien ongevallen, waarvan minstens een met doden of gewonden … Rusland is zeker een van de dreigingen. Maar laten we er goed het hoofd bij houden en in onze paniek niet in een tunnelvisie terechtkomen. Met een bunker vol bonen in blik houdt de prepper per slog van rekening het fijnstof en Tiktok niet tegen.

         In de retorica staat zoiets bekend als een red herring, een rookgordijn waarmee de lezer wordt afgeleid van het eigenlijke onderwerp. Is Vos nu voor of tegen een verdubbeling van ons defensiebudget? Of vindt hij dat éérst het probleem van het fijnstof en dat van dronken automobilisten moet worden opgelost voordat we meer uitgeven aan het leger?      

Syfilis
     De literaire liefhebber die af en toe een iets ouder boek leest, komt wel eens een vermelding van syfilis tegen. De auteur van het boek is eraan overleden zoals Maupassant, Baudelaire, of Daudet, of een van de personages lijdt aan de ziekte. Er is een scène in Ibsens Poppenhuis die een moderne lezer niet kan begrijpen als hij niet op de hoogte is van syfilis en van het overerfbare karakter van die geslachtsziekte. Als ik dan in de krant een stuk zie staan over syfilis, zal ik dat altijd snel lezen. Zo bijvoorbeeld dat stuk over de Amerikaanse oorsprong van de ziekte in De Standaard (19/12). Volgens modern DNA-onderzoek staat nu ongeveer vast dat de bacterie werd meegebracht naar Europa door Columbus en zijn bemanning. Eén passage is wat onhandig.

Vandaag is syfilis een seksueel overdraagbare aandoening die goed te behandelen is met antibiotica. Maar vijfhonderd jaar geleden kon je aan de soa een fysieke of geestelijke handicap overhouden, of er zelfs aan sterven. [De zin wordt ook overgenomen onder de illustratie bij het stuk].

       Wat er staat is helemaal juist: vijfhonderd jaar geleden kon je inderdaad aan syfilis sterven. Maar tweehonderd jaar geleden ook, net als honderd jaar geleden. Dat ‘vijfhonderd jaar’ suggereert ten onrechte dat de ziekte honderd of tweehonderd jaar geleden haar dodelijk karakter verloren had. En jammer genoeg was dat niet waar voor Maupassant, Baudelaire en Daudet en al die anderen. 

 

 

*De lectuur die mij tot tranen toe heeft bewogen in 2024 is het hoofdstuk ‘Bye-bye Belfast’ in Tegendraads.  Daarin vertelt Lionel Shriver over hoe vriendschappen ontstonden en teloorgingen in de jaren van de Troubles.

** Mijn vlugge stukje over Lied van de profeet en Waanzin staat hier. 

zaterdag 21 december 2024

Tinneke Beeckman en 'woke', etc.

 


Tinneke Beeckman en woke
     Een rechtse jongen zoals ik neemt nogal gemakkelijk aanstoot aan al die linkse ‘onderzoekers’, ‘theatermakers’ en ‘experten’ die hun weg vinden naar de opinie-pagina’s van De Standaard. Maar bij de vaste columnisten van de krant is er een redelijk evenwicht tussen rechts, links en centrum. 
     Bij dat centrum hoort Tinneke Beeckman die tweewekelijks haar bezadigde commentaar geeft bij wat zich in de samenleving afspeelt. Ze heeft meestal iets gelezen over het onderwerp waarover ze schrijft, en daardoor krijg ik op een goedkope manier informatie uit boeken die mij anders te dik of te saai lijken. Dit keer (DS 19/12) vertelt Beeckman iets over Hidden Tribes. A Study of America’s Polarized Landscape, een boek dat ik nooit zou lezen, maar ik ben blij dat het bestaat én dat ik nu van dat bestaan op de hoogte ben. Verder geeft Beeckman een mooi voorbeeld dat ik nog niet kende over hoe woke is binnengedrongen in de Amerikaanse politiek: 

Op de website van de Amerikaanse Democratische Partij staat een lijst ‘wie we dienen’, met vijftien categorieën. Slechts vijf daarvan hebben betrekking op wat iemand doet of waar die woont. Alle andere zijn identitair: vrouwen, lgbti-mensen, zwarte Amerikanen …     

‘Wie we dienen’ … zou dat een oude maoïst zijn binnen de Democratische Partij die die titel heeft bedacht? Wie we dienen? Het volk natuurlijk! Dien het volk! Serve the people! Servir le peuple! Dem Volke dienen! Servir al pueblo! Ik voel mij weer zeventien.

Alara Adilow en Tinneke Beeckman
     Ik had de krant van 19/12 met Tinneke Beeckmans stuk over woke al weggegooid, toen ik in DS van twee dagen later het polemische antwoord van Alara Adilow las. Ik ben de oude krant daarom gaan opvissen uit onze papiercontainer en ik heb het stuk herlezen.
     Als ik de toon van Beeckman bezagdigd heb genoemd, is die van Adilow hysterisch. Ze noemt Beeckman ‘een hoogopgeleide vrouw in een geprivilegieerde positie’. Aïe! Adilow schrijft:

Ze [Beeckman] denkt te kunnen spreken voor alle miljoenen mensen die strijden voor gelijke rechten voor minderheden … Ziezo hoor je Beeckman zich in de handen wrijven, nog eens tien denkers weerlegd.

      Het moge duidelijk zijn dat de leeservaring van mevrouw Adilow een heel andere is dan de mijne. Ik zie bij de stukjes van Beeckman nooit een vrouw die spreekt voor miljoenen mensen, of die zich vergenoegd in de handen wrijft bij een of andere gedachte.
     Adilow beweert – niet ten onrechte –  dat radicaal-rechts zich de term ‘woke’ heeft toegeëigend om er een negatieve betekenis aan te geven. Ik ben niet radicaalrechts, maar ik doe dat ook, die negatieve betekenis geven. 
     Maar Tinneke Beeckman doet dat niet. De kop van het stuk maakt dat duidelijk. ‘Woke moet af van zijn fanatieke kantje’ houdt in dat woke in zijn geheel een gezonde beweging is, maar dat er binnen de beweging ook een fanatiek element bestaat van overdrijving, eenzijdigheid, obsessie, onverdraagzaamheid en superioriteitsgevoel (waarbij ik mijzelf nog het minst stoor aan het laatste). Beeckman schrijft het ook expliciet: ‘De basisgedachte van woke is helder en verdedigbaar: minderheidsgroepen worden structureel ongelijk behandeld.’ Daarna gaat ze verder met een uiteenzetting over de averechts werkende strategie die woke toepast om die ongelijke behandeling te bestrijden. 
     Adilow schrijft nog:

De Amerikaanse presidentskandidate Kamala Harris is voor het recht op abortus, dat was een belangrijk speerpunt in de campagne. Ik snap niet dat men dat onder identiteitsdenken schaart … Abortusrecht kun je zien als een fundament van de liberale waarden: de staat zou niet moeten beslissen over wat jij met je lichaam doet. Maar waarom moet ik dit aan een filosoof uitleggen? … En daar stopt het niet, want ze wil ook nog iedereen die tegen de genocide in Gaza is als woke beschouwen.

     Ik heb de tekst van Beeckman helemaal herlezen, en daarna nog eens digitaal gescand, en ik ben nergens het woord ‘abortus’ of de naam ‘Kamala Harris’ tegengekomen. Je kunt misschien de algemene passage over de vrouweneisen van de Democratische Partij interpreteren als een aanval op het abortusrecht, maar dan moet je van heel slechte wil zijn. En dan Gaza. Ja, Beeckman zegt inderdaad iets over Gaza. 

De Democraten worden al decennia gesteund door welvarende liberals van Joods-Amerikaanse afkomst. In november wilden Amerikaanse moslims dan weer uitgesproken steun voor het benarde lot van de Palestijnen. Die spanning was geen geschenk voor de Democratische Partij. 

     Wie kan zoiets nu lezen als ‘iedereen die zich kant tegen de genocide in Gaza is woke’? Daarvoor moet je toch, zoals Beeckman het noemt, een ‘fanatieke kantje’ hebben. En om mij daarvan helemaal te overtuigen, gooit Adilow, na de aannames van Beeckman ‘discutabel’, ‘ongenuanceerd’ en ‘generaliserend’ te hebben genoemd, er nog een leuk zinnetje tegenaan – waarin die drie moeilijke woorden op eenvoudige wijze worden geïllustreerd. 

De westerse filosofie had het, met al haar hoogdravendheid en zelfingenomenheid, al zo vaak bij het verkeerde eind. 

Reynebeau en Bouchez
     Marc Reynebeau (DS 18/12) verwijt Bouchez dat hij de voorrang geeft aan het partijbelang en daarmee besturen moeilijker maakt. Ik heb ook ooit zoiets geschreven, maar dat Reynebeau dat ook schrijft, vind ik heel onaangenaam. Ik zoek mijn oude tekst op en speur naar zoveel mogelijk verschillen tussen wat ik schreef en wat Reynebeau schrijft. 

Torfs en Pelicot
     Op Doorbraak probeerde Rik Torfs een uitermate emotioneel probleem op een uitermate rationele manier te behandelen, en daar is hij niet helemaal in geslaagd. Hij bespreekt de beslissing van Knack om Gisèle Pélicot, als slachtoffer van jarenlange verkrachtingen, als persoon van het jaar te kiezen. Hij schrijft:

De uitverkiezing van mevrouw Pelicot bevestigt de cultus van het slachtofferschap die in onze samenleving al even aan de gang is maar geleidelijk een nieuwe dimensie heeft verkregen.

     Dat is om verschillende redenen een ongelukkige zin. Vooreerst is Pélicot niet alléén slachtoffer. Door klacht neer te leggen, heeft ze een daad gesteld die een zekere moed vereist. Het is niet het soort moed van een brandweerman die een kind redt uit een instortend huis – maar het is het soort moed dat andere slachtoffers van seksueel geweld ertoe aanzet om ook méér te zijn dan alléén slachtoffer.
     Torfs stoort zich net als ik aan het victimisme, maar dát is toch nog iets anders. Victimisme is de vervelende gewoonte om complexe kwesties – sociale ongelijkheid, onderwijs, immigratie, cultuur- en taalverschillen, klimaat, geopolitiek – te zien als een kwestie van daders en slachtoffers. Maar sómmige kwesties zijn in wezen niets anders, en seksueel geweld tegen vrouwen is daar één van.
     Ten slotte ziet Torfs in de ‘cultus van het slachtofferschap’ iets modieus
, iets wat ‘al even aan de gang is, maar geleidelijk een nieuwe dimensie heeft gekregen.’ Dat is heel toepasbaar op wat ik hierboven victimisme noemde. Maar het brede, collectieve, sentimentele medegevoel met slachtoffers is van alle tijden. De Griekse tragedie bouwde op dat fundament, net als het toneel van Racine, het melodrama van de 19de eeuw en de tearjerker van vandaag. De massamedia hebben er alleen – dat deel klopt – een ‘nieuwe dimensie’ aan gegeven.

Tom Lanoye en Els van Doesburg
 
       De Standaard (16/12) wijdde laatst een portret aan Els van Doesburg die misschien burgemeester van Antwerpen wordt. Zo’n portret dient informatief te zijn, met een carrière-overzicht, opvattingen, en gelardeerd met quotes van intimi, anonieme bronnen, politieke bondgenoten of rivalen, en tegenstanders. Ruud Goossens eindigt met het citaat van een tegenstander, Tom Lanoye. Die had Van Doesburg omschreven als ‘een arrogant ijskonijn met een grootvadercomplex en het oerconservatieve Italiaanse draaiorgel Giorgia Meloni als rolmodel.’
      Ik ken Van Doesbrug alleen van haar goed geschreven stukjes. Ik weet dus niet of Lanoye voor de rest gelijk heeft. Maar ik vind niet dat je een portret moet eindigen met een citaat van een tegenstander. Dat Lanoye-citaat had ergens in het midden van het stuk een plaats moeten krijgen. Een portret moet eindigen als een filmrecensie, met een afgewogen oordeel. 

IQ en onderwijs
     Bij onderzoek van onderwijsresultaten lees je steeds over de opleiding van de moeders, maar nooit over het IQ van de kinderen. Het is politiek niet correct om dat IQ in het onderzoek te betrekken. Er wordt rond dat IQ een stevige muur gebouwd en niemand mag onderzoeken wat zich achter die muur bevindt. Maar nu heeft zekere Laurence Mettewie, hoogleraar Nederlands aan de universiteit van Namen, onderzocht waarom Waalse leerlingen in het middelbaar onderwijs al dan niet Nederlands als keuzevak kiezen. En wat lees ik in een interviewtje in De Standaard (19/12): 

Uit onderzoek blijkt dat kinderen met hoogopgeleide moeder vaker kiezen voor Nederlands. Andere factoren zoals intelligentie bleken in dat onderzoek amper een impact te hebben.

Is dat IQ echt onderzocht of zegt Mettewie zomaar wat? Is hier een bres geslagen in de politiek-correcte muur? Misschien.

donderdag 19 december 2024

Sven Pichal en de gevangenisstraf


      Pichal kreeg voor het bekijken en verspreiden van kindermisbruikvideo’s een gevangenisstraf van 3 jaar met uitstel. Ik heb daar geen mening over, behalve dat de directe daders van dat misbruik, als ze gevonden worden, minstens 20 keer zo zwaar moeten worden gestraft, dus laat ons zeggen 30 jaar zonder uitstel. En had Pichal 3 jaar zonder uitstel gekregen, dan mochten de directe daders van het misbruik van mij 60 jaar opgesloten worden, ook zonder uitstel (of strafvermindering).
 
   Ik ben niet de eerste die opmerkt dat de reacties op gerechtelijke uitspraken soms gepolitiseerd worden. Veel rechtse mensen vinden dat Pichal  als iemand van de zogenaamde culturele elite – niet zwaar genoeg werd gestraft, terwijl veel linkse mensen oordelen dat de Reuzegommers een te mild vonnis kregen. Rechts is voorstander van tough on crime, waar links, dat anders het nut van gevangenisstraffen in twijfel trekt, strengere straffen wil voor verkrachters. In die zaken voel ik mij niet links of rechts.
     Laat ons daarom, voor een keer, de politiek er buiten laten en de zaak in zijn algemeenheid bekijken. Een samenleving kan gevangenisstraffen instellen om vier redenen: als georganiseerde wraak, als heropvoeding, als afschrikking en als directe preventie. De eerste reden – wraak – is van morele, metafysische of psychologische aard. Men vindt het rechtvaardig dat een een boosdoener gestraft wordt, men wil niet wachten op Karma, en men haalt een zekere voldoening uit de omstandigheid dat het lijden van het slachtoffer gevolgd wordt door het lijden van de dader.
     De tweede reden – heropvoeding – is bijna zeker illusoir. Zelfs als sommige gevangenen als betere mensen naar de maatschappij terugkeren, zijn er veel anderen die niets geleerd hebben, of alleen de verkeerde dingen. De derde – afschrikking – lijkt te werken, maar minder dan je zou denken. De laatste reden – directe preventie – is de logica zelf. Hoe langer de dief achter de tralies zit, hoe langer het duurt voor hij weer uit stelen kan gaan.
     De twee laatste redenen – afschrikking en directe preventie – zijn van utilitaire aard. Je gaat ervan uit dat er door het opsluiten van kindermisbruikers er minder kindermisbruik zal zijn. Voorstanders van tough on crime geloven dat het effect van gevangenisstraffen groot is, tegenstanders dat het effect klein is. Maar het is geen kwestie van geloof. Het kan onderzocht worden, liefst door onderzoekers die zich niet door hun wensen maar door cijfers laten leiden.
     Zo’n onbevooroordeelde onderzoeker is Scott Alexander, die de bestaande meta-literatuur heeft samengevat in een meta-meta-overzicht*. Zijn conclusies bevestigen wat het gezond verstand ook al had kunnen vinden. Ja, langere gevangenisstraffen werken, en dan vooral door de directe preventie, minder door de afschrikking. Vooral de afschrikking is onderworpen aan de wet van de dalende meeropbrengst. Harde en lange straffen schrikken de bangste misdadigers af, maar als de straffen altijd maar harder en langer worden, blijven alleen de durvers over. Hoe meer de straffen verzwaren, hoe minder het bijkomend effect. In economische termen zou men zeggen dat het marginaal nut van de gevangenisstraf in onze samenlevingen ondertussen laag is.
      Andere conclusies liggen minder voor de hand. Zo blijkt uit de cijfers dat lange gevangenisstraffen efficiënter zijn om winkeldiefstallen te voorkomen dan om gewelddelicten terug te dringen. En vooral: de cijfers laten toe om het marginaal nut van lange gevangenisstraffen af te wegen tegen de kostprijs, en die kostprijs te vergelijken met die van andere vormen van misdaadbestrijding. Alexander schrijft – alles in een Amerikaanse context – : 

10 procent meer gevangenisstraf zorgt voor een daling van de misdaad met 3 procent. Dat is een van de minst kost-effectieve manieren van misdaadbestrijding … Eén jaar gevangenisstraf voorkomt 7 misdaden maar één extra politie-agent voorkomt … 50 misdaden. Een jaar gevangenisstraf kost 60.000 dollar, een extra politie-agent kost 150.000 dollar. Je kunt dus één misdaad voorkomen door 8.500 dollar uit te geven aan gevangenisstraf of door 3.000 dollar uit te geven aan een extra-politie-agent.

       Dat is een sterk – utilitair – argument om af te zien van al te strenge gevangenisstraffen, al blijven de wraaklustigen dan op hun honger zitten. Dat laatste kunnen we echter relativeren omdat de gemiddelde wraaklust vooral opgezweept,door een bepaald soort misdrijven – het soort waar Pichal en de Reuzegommers zich schuldig aan maakten – terwijl men winkeldiefstal lichter opvat. Zelf voel ik eigenlijk niet zo veel verontwaardiging als ik weer eens de beelden zie van die mannen met geklede petten die vitrines kapotslaan om juwelen te roven. En ook in het algemeen is de samenleving minder wraaklustig geworden. Ik geloof niet dat er een meerderheid zou bestaan die de herinvoering van openbare folteringen als straf zou vragen.
     Er is een ander bezwaar tegen het utilitaire argument. Het kan best zijn dat meer politie-agenten op straat voor een betere preventie zorgen, maar wordt op die manier niet iedereen een klein beetje gestraft, vooral als die politie-agenten iedereen aan frequente controles onderwerpen. Of neem een sprekender voorbeeld. Veronderstel dat iemand als Scott Alexander statistisch kan aantonen dat het gebruik van bewakingscamera’s en het afluisteren van telefoons nog veel efficiënter is voor misdaadbestrijding dan extra politie-agenten, laat staan extra gevangenisstraf. Zouden we dan blij zijn met dat afluisteren? Of dat de politie het recht krijgt om alle computers van alle burgers te hacken en te scannen op beelden van kindermisbruik. Wat dan?
     Ook veel brave burgers, neem ik aan, zullen zich storen aan die camera’s en die afluister- en hack-praktijken, zelfs als ze nooit iets doen wat niet mag worden gefilmd, of die nooit iets zeggen over de telefoon wat niet mag worden gehoord, of die nooit iets bekijken op hun computer wat niet mag worden bekeken. Die brave burgers zullen zich gestraft voelen. Je zou hen moeten vragen wat ze erger vinden: een beetje meer misdaad, wat meer surveillance, of heel wat meer belasting om een duur gevangenissysteem verder uit te bouwen. 

* Voor de analyse van Scott Alexander: zie hier.

maandag 16 december 2024

Verkleinwoordjes - Statutory rape

Verkleinwoordjes
      Toen ik nog les gaf waarschuwde ik mijn leerlingen voor het storende gebruik van verkleinwoorden in zakelijke teksten. Ik gebruikte daarvoor altijd hetzelfde voorbeeldzinnetje, maar wat dat zinnetje was, ben ik nu vergeten. Het ging onder andere over een ‘autootje waar je een aardig sommetje moest voor neertellen’.
      Nu hoorde ik laatst op de radio – Nieuwe Feiten 12/12* – een luisteraar, zekere Bruno, die lucht gaf aan zijn hekel voor verkleinwoorden. Hij had ook zo’n zinnetje ter illustratie. ‘Kom, we gaan met ons fietsje naar ons huisje om koekjes te gaan geven aan ons hondje.’  Niet erg realistisch maar grappig, alleen minder grappig dan het zinnetje dat Karel van het Reve aanhaalt als hij over de weinig realistische Latijnse vertaaloefeningen van zijn jeugd spreekt: ‘De zonen van de soldaten doodden de ezels van de slaven.’ Karel heeft dat zinnetje geloof ik zelf verzonnen.
     Ook Bruno zijn zinnetje lijkt mij van de zelf verzonnen soort. Het zijn in elk allemaal verkleinwoorden die ik zelf apart af en toe gebruik of gebruikt heb. Ik zeg altijd ‘koekje’ en nooit ‘koek’. Een kleine hond is voor mij een ‘hondje’. Als we na een wandeling terugkeren en we zien onze woning in de verte, zeg ik voor de zoveelste keer: ‘De mensen die in dat huisje wonen, hoe gelukkig moeten die niet zijn.’ Mijn eigen vrouw, die mij dood zou slaan als ik haar ‘vrouwtje’ noemde, zegt sinds kort dat ze het fietske genomen heeft om naar het zwembad te gaan, en onder haar invloed neem ik dat gebruik dan over.  Ik ben, zoals iedereen, tegen verkleinwoorden, maar als het erop aankomt, ben ik daarin, zoals in veel zaken, niet erg consequent.
     Bruno’s hekel aan verkleinwoorden werd in het radioprogramma onderwerp van een diepgaand gesprek tussen Lieven Vandenhaute en Rika Ponnet. Ze legden een verband tussen die verkleinwoorden en de manier waarop kinderen werden opgevoed. Als het om baby’s ging, dan waren die verkleinwoorden zinvol, vond Ponnet, want dan was het een vorm van ‘spiegeling’, waarbij de taal wordt afgestemd op het ontwikkelingsniveau van het kind. Maar als de kinderen groter werden, moest je hen ‘in hun kracht laten’. Dat begreep ik niet goed. Hoe kon je je nu ergeren aan verkleinwoorden en tegelijk uitdrukkingen gebruiken als ‘kinderen in hun kracht laten.’
     Een ding was duidelijk: die verkleinwoorden, daar stak meer achter, soms zelfs een hele opvoedingsstijl. Sommige ouders verwenden hun kinderen te veel; anderen waren helikopterouders – ze lieten hun kinderen niet naar een speeltuin gaan omdat ze bang waren dat hen iets zou overkomen, of dat ze zouden vallen en zich zouden bezeren. Ponnet vond het van haar kant niet erg als kinderen zich een keertje bezeerden, daar leerden ze uit. Het beste leek haar ‘het groeiproces van de kinderen te bevorderen richting autonomie’ en dat ‘ook in de taal’ te laten blijken.
     Daarna bogen Vandenhaute en Ponnet zich over de heikele kwestie van gezamenlijke vakanties met vrienden die kinderen hadden. Dan kon het gebeuren dat die vrienden verschillende opvattingen hadden over opvoeden, wat wrijvingen kon veroorzaken. In zo’n geval, dachten Vandehaute en Ponnet, kon een gesprekje nooit kwaad. Zou dat waar zijn, dat zo’n gesprekje nooit kwaad kan? Veel mensen hebben uitgesproken overtuigingen als het op opvoeden aankomt. Bij het handje nemen of vrij laten, streng zijn of verwennen, suikergoed of een gezonde wortel, een wandeling of TV kijken, en op die TV een vechtfilm of een opvoedkundig verantwoorde film? Sommige ouders maken daar een staatszaak van –  wat mijn Amerikaanse tante een ‘federal case’ noemde. Dan moet je goed op je tellen passen.
     Zelf kocht ik wel eens twee ticketjes voor een kinderfilm, en dan sloop ik met mijn zoontje binnen in de zaal waar een vechtfilm als Kill Bill II werd gedraaid. Zo’n kind kijkt natuurlijk heel anders naar zo’n film. ‘Heb je dat gezien papa, die Kill-Bill trapt op dat oog dat op de grond ligt met haar blote voet. Hoe vies. Ik zou dat nooit durven.’ Heel leuk, maar ik zou daar op een gezamenlijke vakantie met andere jonge ouders over gezwegen hebben. Ik had mij gedeisd gehouden, en desnoods mijn zoon gezonde wortels gevoerd, en naar opvoedkundige kinderfilms laten kijken, zonder daar iets van te zeggen. Ik ben altijd bang dat gesprekjes uitlopen op ruzietjes.
     Ponnet had nog een eigen ergernis. 

Toen ik nog jonge kinderen had, zei ze, had ik vaak het gevoel dat met ouders met jonge kinderen geen enkel intelligent gesprek meer mogelijk was. Hun focus lag dan op de meest banale dingen, de pampers en de boertjes en de melk die de baby verdroeg of niet verdroeg, en wat men in de peutertuin goed deed of fout, eindeloos. Ik dacht dan: hé komaan, jullie hebben toch ook universiteit gedaan.

     Martha! dacht ik. Martha zegt iets vergelijkbaars in Who’s Afraid of Virginia Woolf. ‘Yes, yes, I've been to college like everybody else.’**
     Bij de research voor mijn stukje botste ik op een ander radiofragment***, een studio-gesprek tussen twee heren die ik niet ken. Die hadden het ook over verkleinwoorden en opvoeding, en een van die heren was over de hele zaak nogal rechtlijnig :

Ik wil er nog aan toevoegen, zei een van de twee, dat wij thuis bewust geen verkleinwoorden gebruiken in het bijzijn van of tegen ons kind. 3,5 jaar is hij op dit moment. Je kijkt al letterlijk neer op zo’n kind – je bent groter –  en om dan nog eens in dat taalgebruik te gaan stappen waardoor je misschien wel een onevenwicht krijgt in de relatie … Het is niet omdat kinderen klein zijn dat je ze moet toespreken met verkleinwoordjes. Bij ons thuis staat de kleine van 3,5 jaar op gelijke hoogte als wij. Hij mag mee beslissingen nemen wat we bijvoorbeeld in het weekend doen.

       Zoiets moet ik even laten bezinken. ‘Een onevenwicht in de relatie tussen ouders en kind … ouders en kind op gelijk hoogte plaatsen’ … behoort die man wel tot dezelfde wereld als ik? En dan denk ik: ach ja, natuurlijk. Hij bedoelt alleen dat hij in het weekend, als hij zelf geen plannen of verplichtingen heeft, wel eens aan zijn kind vraagt wat het wil doen, naar de zoo of naar de film? Dát deden wij ook.  En ‘bewust’ op mijn taal letten ‘in het bijzijn van of tegen mijn kind’?  Zeker, dat deed ik ook. Ik probeerde Jan zoveel mogelijk aan te spreken met ‘je’ in plaats van met ‘ge’. Dat is toch ook zoiets?

Woordkeuze
     Als motto voor mijn licenciaatsverhandeling koos ik Re intellecta, in verbis simus faciles. Als het duidelijk is waarover het gaat, moeten we niet moeilijk doen over woorden. Ik probeer mij aan dat maxime te houden, maar soms krijg ik het moeilijk als de gevoelswaarde*** van woorden te zwaar gaat wegen. Naar aanleiding van de Tom Waes-perikelen las ik hier en daar voor de zoveelste keer dat alcohol een ‘hard drug’ was. En ja, het is natuurlijk waar dat alcohol bijvoorbeeld met heroïne gemeen heeft dat een overdosis ervan dodelijk is. Maar het woordgebruik staat mij tegen, niet omdat het alcohol te zwaar veroordeelt, maar omdat het heroïne te veel banaliseert.
      Ik heb dat ook met het woord ‘verkrachting’. Het met fysiek geweld – of met dreiging van fysiek geweld – penetreren van vrouwen is een misdaad die streng moet worden veroordeeld, moreel en gerechtelijk. Elke vrouw zal daarmee akkoord gaan. Een man moet maar even nadenken over wat hij ziet in Amerikaanse gevangenisfilms om tot dezelfde conclusie te komen. En precies om die reden erger ik mij eraan als het begrip wordt uitgebreid tot andere laakbaar seksueel gedrag. Humbert Humbert en Lolita, Rhett Butler en Scarlett, Victor Hugo en de tegenstribbelende dame in zeker gedicht dat ik niet terugvind, is dat allemaal ‘verkrachting’? Ik twijfel.
     Ik heb het begrip statutory rape altijd onsympathiek gevonden: seksuele betrekkingen die als ‘verkrachting’ worden omschreven louter vanwege een wettelijke bepaling, bijvoorbeeld over leeftijdsgrenzen. In België kan een rechter een 19-jarige – jongen of meisje - veroordelen wegens verkrachting als hij of zij seksuele betrekkingen had met een 15-jarige – meisje of jongen. Ik heb niets tegen een wettelijke bepaling van seksuele minderjarigheid. Ik heb er ook niets op tegen dat een 15-jarige klacht kan neerleggen tegen de 19-jarige en dat die laatste dan veroordeeld kan worden zelfs als de toenmalige ‘wederzijdse toestemming’ kan worden bewezen. Wet is wet. Ik teken alleen bezwaar aan tegen het woord.
     Als de kwestie van de semantiek is opgelost, word ik voor de rest een agnost. Waar ligt in die gevoelige materie de grens tussen wet, moraal, macht, geaardheid, emotie, etiquette – en vrouwenrechten? Als ik Rhett Butler de tegenspartelende Scarlett de trappen op zie dragen, begin ik niet ongemakkelijk op mijn stoel te schuiven. Maar toen ik 30 jaar geleden in Ayn Rands Fountainhead las over de eerste ontmoeting tussen Howard Roark en Dominique Francon was ik geschokt en schreef ik Rape! in de marge. Laatst werd ik hieraan herinnerd door de feministische filosofe Magda Michielsen in haar laatste boek Even verlicht. Ze schrijft: 

De Amerikaanse feministen hebben The Fountainhead op hun index geplaatst omdat er volgens hen een verkrachtingsscène in voorkomt. Howard zit op een bepaald moment zonder werk als architect en hij werkt als arbeider. Hij heeft een opdracht rond het huis van Dominique Francons ouders. Zij logeert daar op haar eentje. De twee kennen elkaar op dat ogenblik niet persoonlijk. Wel weten ze van elkaar wie de ander is. Terwijl hij noest aan het werk is, loopt zij langs. Er worden blikken gewisseld, maar er wordt niets gezegd. ’s Avonds laat zij (opzettelijk) de terrasdeur openstaan. Hij dringt binnen en ze hebben seks (zonder dat dat vriendelijk is gevraagd, zonder dat het afgesproken is, zonder woorden zelfs). Enig tegenstribbelen van Dominique hoort erbij. Daarna hebben ze niet echt een relatie, maar zijn ze altijd welkom bij elkaar voor seks. Ik heb geen bezwaar tegen een dergelijke scène en een dergelijke verhouding, maar sommige vrouwen hadden dat wel.

     Ik heb geloof ik op dat terrein te weinig levenservaring om dat soort verhoudingen aan te voelen. Wel volg ik Michielsen in haar oordeel dat het niet aan andere vrouwen is om voor te schrijven aan Dominique hoe ze zich moet voelen of gedragen. Dominique heeft het recht om na de gebeurtenis naar de rechter te stappen en Howard als verkrachter aan te klagen. Door die klacht wórdt hij het ook – en is de term op zijn plaats****. Hij verdient dan de veroordeling die eraan vasthangt. Maar Dominique heeft ook het recht om de seksuele betrekkingen te aanvaarden en ze bij wijze van spreken achteraf te bekrachtigen. Of Howard ook dan gezondigd heeft, is voer voor experten. 

 

* Die uitzending van Nieuwe Feiten staat hier.

** In een andere context. Ik hoorde mijn vroegere werkgever Thierry Claeys ooit uitroepen:  ‘Mon dieu! Il est quand-même allé à l’école celui-là?’

*** Dit gesprek staat hier.

**** Dat geldt natuurlijk ook als het slachtoffer om een of andere reden geen klacht durft neer te leggen, of als er ten onrechte geen veroordeling volgt. De term verkrachting zou trouwens, in tegenstelling tot een geval dat louter op leeftijdsgrenzen teruggaat, correct zijn



zaterdag 14 december 2024

Pfeiffer, Paul Goossens, Tom Naegels etc.


De armoede van Ilja Leonard Pfeijffer

     Ik heb het interview in De Morgen met Ilja Leonard Pfeijffer nog niet in zijn geheel gelezen. Maar uit een aantal fragmenten heb ik begrepen dat de auteur een voorstander is van een ‘moedige, antikapitalistische visie, die een koers uitzet in de richting van nivellering van de economische gelijkheid … en van gerichte reductie van productie en consumptie.’ Een zin vooral viel mij op: 

Niet armoede is de grootste bron van ongenoegen, maar armer zijn dan anderen*.

     Er blijken twee soorten socialo-communisten te bestaan. Degenen die beloven dat iedereen even rijk zal zijn, behalve de 1 %. Daar behoort de PVDA dan toe. En de anderen zijn diegenen die beloven dat iedereen even arm zal zijn. Misschien is dat eerlijker. Voor zover ik kan beoordelen behoort Pfeijffer tot de tweede strekking.
      Het is op zich geen lelijk ideaal: iedereen leidt een vlijtig, arbeidzaam en sober leven, zonder onnodige luxe of lintjes als versiering. Het wordt slechts verfoeilijk als men die keuze aan iederéén, en niet alleen aan kloosterlingen of kibbutzniks, wil opleggen.

De Philippisten
     Weinig mensen weten dat maar er bestond in de 16de eeuw in Duitsland een godsdienstige gemeenschap die de Philippisten werden genoemd. Het waren aanhangers van Philipp Melanchton die de kerk – c’est bien le cas de le dire 
 in het midden probeerde te houden tussen lutheranisme, calvinisme en katholicisme.

Gaza-oorlog
     Over de Gaza-oorlog schrijf ik zo weinig mogelijk, want dan staan er lezers klaar om van mij een ‘klaar en duidelijk standpunt’ te eisen. Als ik zeg dat ik in het algemeen een twee-statenoplossing voorsta en verder niet goed op de hoogte ben van Gaza in het bijzonder, en van het buitenland in het algemeen, worden ze boos. Maar ik bén niet goed op de hoogte. In een stuk van Paul Goossens (DS 13/12) lees ik het volgende:

Onmiddellijk na 7 oktober, de dag dat Hamas 1.200 Israëli’s doodde, identificeerde het AI-programma Lavender ruim 37.000 Hamas-militanten in Gaza. Ze werden allemaal een militair doelwit en de meesten zijn ondertussen definitief uitgeschakeld.

     Ik heb bij zo’n informatie heel veel vragen. Wat bedoelt men met ‘de meeste’ van die 37.000 Hamas-militanten? Zijn het er 30.000? En hoe verhoudt dat aantal zich tot het totaal van 48.000 Palestijnse slachtoffers?

Is Paul Goossens een neo-luddiet?
     Het luddisme was een beweging in het 19de-eeuwse Engeland die zich keerde tegen het gebruik van machines in de industrie. Men dacht dat die machines werkloosheid zouden veroorzaken. Die gedachtegang dook daarna weer op telkens als er nieuwe technologieën werden ingevoerd, zoals nu recent met AI. En wat lees ik bij Paul Goossens (DS 13/12)? 

Op een moment dat zelfs de creatiefste beroepsgroepen vrezen dat AI hun plaats innemen, en er zich nieuwe, striktere regels opdringen, gebeurt precies het omgekeerde: voor Musk en de andere nieuwe farao’s moet de turbo op AI en algoritmes.

     Hoe moet ik dat nu lezen, dacht ik. Ik weet dat er een ingewikkelde discussie aan de gang is over regelgeving rond AI, en ik hoop dat niemand van mij over die kwestie een ‘klaar en duidelijk standpunt’ verwacht. Ik weet daarvan, zoals van zoveel dingen, niets af. Mocht ik er drie boeken over lezen, dan zou ik nog altijd niet genoeg weten en zou ik nog altijd geen mening durven hebben of uiten.
      Maar over wat Goossens hier schrijft heb ik na enig nadenken wel een mening. Eerst dacht ik nog: Goossens bedoelt iets anders. Zijn ‘striktere regels’ zijn helemaal niet bedoeld om AI af te remmen ter vrijwaring van de tewerkstelling. De man moet iets anders bedoelen. Heeft hij geen economie gestudeerd? Hij bedoelt waarschijnlijk dat AI-computers de mensheid zou kunnen uitroeien, of als batterij gebruiken voor hún energienoden. De rest van de alinea laat echter zien dat Goossens, ondanks zijn economische studies, de technologie inderdaad tegenover de werknemers plaatst, als concurrent. ‘Algoritmes stellen geen looneisen en staken nooit,’ schrijft hij.
       Nu hebben we in het verleden vastgesteld dat elke nieuwe technologie netto méér werkplaatsen gecreëerd heeft dan vernietigd. De gestegen welvaart creëert nieuwe noden en diensten. En waarschijnlijk zal het ook nu weer zo gaan, al weten we dat niet zeker. Misschien valt er voor ons mensen in de toekomst echt wel minder te werken. Dan moet onze wetgeving daarop inspelen, met formules van kortere werktijden, misschien zelfs met een onvoorwaardelijk basisinkomen. Maar niet door AI af te remmen omdat ze, stel je voor, de productiviteit zou verhogen.

Opiniebijdragen en toogpraat
     Een specialist die gevraagd wordt om een opinie-bijdrage te leveren probeert zich te plooien naar het genre van de column, met een mengeling van ernst en luim. Nik Naudts (DS 13/12)  is ‘architect en onderzoeker’ en stoort zich aan de manier waarop in Antwerpen wordt gebouwd. ‘Wat ontbreekt is niet alleen ruimtelijk beleid, maar ook een programmatische visie.’
      Maar Naudts is niet van plan om daar een taai betoog vol vakjargon rond op te bouwen. Hij smukt zijn stuk op met een uitweiding  over de ‘verkleedpartijen’ van Bart De Wever: als Romeins soldaat, als Sinterklaas, enzovoort. Hij noemt het – in een column mag men zich laten gaan – ‘retrofiele volksverlakkerij’. Het voordeel van zo’n zijsprong is dat je bijval oogst bij elke lezer die zich vanwege redenen van goede smaak of politieke overtuiging ook stoort aan de verkleedpartijen van een bepaalde politicus.
     Alleen moet je in een column oppassen dat je niet in toogpraat vervalt. En dat is wat onze architect doet. In plaats van zich te verkleden zou De Wever zich beter bezig houden met een fatsoenlijke programmatische visie. Hij schrijft het een heel klein beetje anders, maar daar komt het op neer. Kijk, dát kan niet. In plaats van … zouden ze beter … ademt een vulgariteit uit die men zich alleen op café, na talrijke consumpties, kan veroorloven. In een column is dat cliché ontoelaatbaar. En het helpt niet als je de letterlijke woorden nog net kunt vermijden.
       Wie als beginneling twee ergernissen – verkleedpartijen, ruimtelijke ordening – in één stukje wilt samenbrengen, maakt best helemaal geen inhoudelijk brugje tussen die twee. Een geoefend polemist kan zo’n bruggetje wel maken, maar dan kleedt hij dat in zo’n superieure stijl in dat ook een pro-BDW-lezer even moet glimlachen.

De ‘irrationele’ Milei
     Wat Harold Polis beweert in zijn essay’tje Het jaar van de eekhoorn (DS 14/12), is mij uit het hart gegrepen. Het dominerende cultuurmodel dat we beleven, schrijft Polis, is dat van de Duitse Romantiek. Ik vertelde ook zoiets in de klas. Eerst legde ik uit dat de Romantiek een reactie was op de Verlichting en op het neoclassicisme, dat de stroming eind 18de eeuw ontstond in vooral Duitsland, en dan eindigde ik met de vraag, na een dramatische pauze: ‘En hoelang heeft die Romantische periode geduurd?’ En na nog een dramatische pauze gaf ik het antwoord: ‘Die Romantische periode loopt door tot vandaag.’
     Ik ben het met Polis ook eens over een andere kwestie, die van wat hij het ‘morele realisme’ noemt. Polis citeert de Amerikaanse historicus Christopher Lasch die over het hedendaags cultureel narcisme schreef; ik denk aan de Amerikaanse filosoof Robert Nozick die in The Examined Life de morele principes van de realiteit – het waren er acht geloof ik – zo meeslepend beschrijft.
     Waar ik Polis niet kan volgen is in zijn uitweidingen. Zo schrijft hij: ‘Niemand leest nog het hoogdravende proza van Borges.’ Ik vind het proza van Borges helemaal niet hoogdravend. Goed, dat is een detail. Maar het is vooral bij de volgende zinnen dat ik mijn wenkbrauwen heel hoog optrok. Hij heeft het over Milei die met zijn honden praat over filosofie en economie.

Er zit Zuid-Amerikaanse operette in Mileis performance, maar evenzeer de diepgewortelde overtuiging dat een flinke dosis irrationaliteit oké is. Je kunt onmogelijk alles plannen. Wie het tegendeel beweert, beknot de vrijheid die noodzakelijk is om een leven op te bouwen. Murray Rothbard [Mileis leermeester] ontwikkelde een extreme afkeer van planning, omdat de bevolking dan meer zou verwachten van de overheid. Meer verwachtingen leiden tot meer ambtenaren, vergaderingen, ministeries en koffiezetapparaten. Een opgeblazen overheidsapparaat is de grootste bedreiging van de vrijheid die nodig is om welvaart op te bouwen* … Die absurde paleo-reactionaire standpunten duiken uiteraard ook op in het geraaskal van Milei.

     Het anarchokapitalisme van Milei en Rothbard wordt hier – behalve in de eerste zin – correct samengevat. Polis weet waarover hij schrijft. Zijn scheldwoord ‘paleo-reactionairen’ is trouwens een mooie variant van het etiket ‘paleo-libertariërs’ waarmee die ancaps zichzelf soms omschrijven. En dan wil ik Polis nog iets toegeven. Het is zelfs mogelijk dat de voorkeur van Milei en Rothbard voor een vrije markt ontspringt uit een onbewust of onderbewust romantisch verlangen. Alles is daar mogelijk, in die krochten van de ziel.
     De suggestie echter dat Rothbard  net als Milei  ‘een flinke dosis irrationaliteit oké’ zou vinden, is dan weer meer dan onrechtvaardig. Rothbard redeneert juist zenuwslopend rationeel en consequent. Van hem is de uitspraak dat hij iedereen het recht gunt op één inconsequentie, één, en niet meer dan één. Polis lijkt ervan uit te gaan dat planning van de economie bij uitstek rationeel is. Maar dat is nog zo zeker niet. Rothbard, en diens leermeester Mises, hebben heel uitgebreid geargumenteerd dat juist die planning in laatste instantie irrationeel is. Maar het is een redenering met veel tussenstappen.
    Het beste lijkt mij om de controverse rond geplande of vrije economie te scheiden van de controverse rond romantisch narcisme en moreel realisme. Misschien levert een geplande economie de beste resultaten op. Of misschien doet een vrije economie het beter. Of misschien is het samengaan van de twee het beste. Zelf denk ik, zoals de meeste gematigde libertariërs, dat de vraag niet is of er gepland moet worden maar hoe er gepland moet worden. Volgens Hayek zijn er twee soorten planning. Zoals er voor hem – soit dit en passant – ook twee soorten rationaliteit bestaan. En bij het soort rationaliteit van Mises-Rothbard had hij ernstige bedenkingen. 

De genuanceerde Tom Naegels 
   
 Tom Naegels verwijst in zijn laatste column (DS 13/12) naar de moordpoging op Trump. ‘Ik herinner me,’ schrijft hij, ‘dat iedereen die ik erover sprak, in de dagen erna, van mening was dat de race nu gereden was: Trump zou zeker winnen.’ Dat was in elk geval wat ik tegen mijn vrouw zei. ‘Met die foto (die met de gebalde vuist in de perfecte cadrage) kan de man niet meer verliezen.’ Een paar weken later, schrijft Naegels, was de hele moordpoging van iconische gebeurtenis verworden tot fait divers. ’t Is waar: vandaag de dag gaat het zo. ‘Er gebeurt allerlei en niets blijft bij.’
    In plaats van daarover te jeremiëren als een Oud-Testamentische profeet of zich te kastijden als een flagellant, blijft Naegels er filosofisch bij. ‘Onverschilligheid is niet hetzelfde als domheid of kwaadaardigheid. Het is ook niet hetzelfde als het actieve het kan mij niet schelen.’ Mooi gezegd. Ik wou dat ik iets geschreven was dat zo slim, zo wijs, zo genuanceerd en zo sympathiek was, al staat Naegels dan in de andere hoek van de politieke boksring.
    Dat is anders geloof ik met jonge, onstuimige hemelbestormers. Die vinden het verontrustend dat er in het ándere kamp belezen, sympathieke mensen bestaan. In mijn Amada-jeugd waren politieke tegenstanders ofwel dom ofwel slecht  of allebei. Het waren ‘honden’, zei Ludo Martens, ‘des fascistes délirants’. De enige tegenstanders die we ‘eerlijk’ vonden waren die die tot ‘frontvorming’ bereid waren, of waarvan je de indruk had dat je ze vroeg of laat zou kunnen overtuigen. Ik heb één uitzondering gekend, een hooggeplaatst partijlid met veel gevoel voor humor. Hij was professor aan een universiteit en in de gang waar hij zijn kantoor had was er een andere professor die het trotskisme aanhing. ‘Ah, un type formidable celui-là, sympa, intelligent, chaleureux, tout ce que vous voulez. Mais dangereux ! Après la révolution, il faudra le mettre en tôle ! Sans tarder !’ 
    Vandaag ben ik nóg ruimdenkender geworden dan die olijke professor. Ik vind het ondertussen de gewoonste zaak ter wereld dat er mensen bestaan die op Vlaams Belang of op PVDA stemmen en die tegelijk slimmer, wijzer, belezener, genuanceerder en sympathieker zijn dan ik. Tom Naegels lijkt de acties van het Nederlandse comité Kick Out Zwarte Piet als een bijdrage aan de strijd tegen het racisme te beschouwen. Ik vind dat niet, veeleer het tegendeel. Maar ik vind het prettig dat er in de entourage van die tuttige en onverdraagzame ketterjagers van Weg-met-Zwarte-Piet iemand rondloopt die zo slim, wijs, belezen, genuanceerd en sympathiek is Naegels. Misschien lopen er daar zelfs meer dan één van rond.

* Pfeiffer refereert wellicht aan de theorie die ontwikkeld wordt in het boek The Spirit Level. Ik wijdde er ooit een voetnoot aan (zie hier). Uiteraard bestaan er ook ecologische argumenten om voor collectieve verarming te pleiten. Verder ben ik trots op mezelf dat ik in mijn commentaartje een voor de hand liggende ad hominem heb kunnen vermijden. 

** Ik heb hier een stukje weggelaten uit Polis zijn samenvatting  ‘Ook vrouwenrechten of de emancipatie van minderheidsgroepen zijn [volgens de anarcho-kapitalisten] verwerpelijk, omdat ze een grotere overheid vereisen.’ Dat is een andere kwestie. Het ‘dikke’, half-libertijnse libertarisme bestrijdt álle concrete vormen van onvrijheid  ook die tussen burgers onderling; het ‘dunne’ libertarisme van de anarchokapitalisten kant zich alleen tegen onvrijheid opgelegd door de staat – de rest moeten de burgers maar onder elkaar regelen.