maandag 31 december 2018

Melville, Marx, Camus en Mary Poppins

     Laatst postte ik een cover van het beroemde boek Moby Dick. Facebookvriend Edgard Frederix, die ik soms in de schoolgangen zie rondlopen, reageerde dat hij dat boek gelezen had, maar dat het lezen ‘aanvoelde als een verplichting’. Ik herkende het gevoel. Professoren die er les over geven of geleerde stukken over schrijven prijzen het boek, en ook Marc Vanfraechem die daar geen cent voor ontvangt, maar zelf heb ik er weinig plezier aan beleefd. Ik las het aan een strandbar gezeten, terwijl vrouw en kind lagen te zonnen in het zand of zich vermaakten in de zee. Ik hou heel veel van zon, zand en zee, maar vanop een afstand.
     Wat ik indertijd wel met plezier heb gelezen, is Melvilles korte verhaal ‘Bartleby the Scrivener’. Een advocaat werft een nieuwe klerk aan om documenten te kopiëren, de brave, vreugdeloze Bartleby. Eerst kopieert die vlijtig de documenten die hij moet kopiëren, maar op zekere dag weigert hij een document na te kijken. ‘I would prefer not to,’ zegt hij beleefd. Voor de vertaling twijfel ik tussen ‘Liever niet’ en ‘Ik geef er de voorkeur aan om niet aan uw verzoek te voldoen.’ En na die eerste weigering zal hij altijd maar meer opdrachten weigeren met altijd hetzelfde zinnetje: ‘I would prefer not to.’ Op de duur doet hij niets meer dan voor zich uit te staren. Later ontdekt de advocaat dat Bartleby zich permanent in het kantoor heeft gevestigd en er ook overnacht. Als men hem vraagt te vertrekken, zegt hij:  ‘I would prefer not to.’ De advocaat verhuist ten slotte zelf maar naar een ander gebouw. Bartleby blijft achter, wordt door de nieuwe bewoners aangegeven bij de politie en sterft in de gevangenis van de honger. He preferred not to eat. Melville eindigt zijn verhaal met de uitroep: ‘Ah Bartleby! Ah humanity!’
     Het was een van de Amerikaanse verhalen die ik moest lezen voor het examen van professor Doyen, maar uiteindelijk werd ik ondervraagd over een andere verhaal, één van Washington Irving. De jongen vóór mij had de vraag over ‘Bartleby’. Terwijl ik mijn eigen antwoord aan het voorbereiden was, ving ik vlagen op van wat mijn voorganger vertelde ‘… the absurdity of existence … breakdown in communication … metaphysical rebellion … French existentialists … Albert Camus …’ Ik was onder de indruk, en professor Doyen nog meer: ‘very good … quite so … nice catch’, zei hij.
    Ik weet niet of Doyen die thema’s zelf in de les had aangebracht, want ik ben nooit naar die lessen geweest. Het kan. Ik reageer op een mondeling examen ook altijd enthousiast als een leerling precies hetzelfde vertelt als wat ik eerder in de klas heb verteld. Maar in elk geval is de gelijkenis tussen ‘Bartleby’ en de existentialistische en absurdistische verhalen van honderd jaar later niet erg vergezocht. Ik verwachtte dus dat Melvilles biograaf Delbanco het ook in die richting zou zoeken als hij aan dat verhaal gekomen was. Of misschien iets psycho-analytisch, dat kon ook.
     Maar het werd iets anders. Nadat Delbanco eerst Moby Dick in verband had gebracht met Kubrick en Benda (zie hier), besteedde hij nu meerdere pagina’s om ‘Bartleby’ in verband te brengen met ... de proletarisering van de klerkenstand, de marxistische vervreemdingstheorie van de arbeid, de ontoereikendheid van de American Dream, het laissez-faire kapitalisme,  en de noodzaak om met een sociaal-zekerheidssysteem de klassenjustitie te doorbreken*.
     Ik kan mij daar een beetje over opwinden. Dat je die onderwerpen ter sprake brengt bij de arme klerken van Charles Dickens – Nemo in Bleak House, Cratchit in Christmas Carol – à la bonheure. Daar past dat bij. Maar toch niet bij ‘Bartleby’. Het is alsof je Mary Poppins – de film, de eerste – aangrijpt om uit te weiden over de verderfelijke rol van het bankwezen in onze samenleving. Aan de andere kant, Mary Poppins … nu ik erover nadenk, heb ik die film vroeger wel eens aangegrepen om over die banken uit te weiden.



* ‘It is a medidation … on how to define collective responsibility at a time when the old ad hoc welfare system of churches and charities could no longer cope with the growing number of workers and families left destitute by the boom-and-bust cycle of the industrial economy. As casualties mounted, the scope of corporate responsibility was being narrowed in the courts by business-friendly judges who routinely ruled against plaintiffs in cases of workplace injury and property loss.’

zondag 30 december 2018

De 'gele hesjes' en de 'working poor'

     ‘Waarom zijn de gele hesjes zo boos?’ vraagt filosoof en vakbondsman Robrecht Vanderbeeken zich af in De Standaard van 27 november (ook hier). Zijn antwoord is dat zij behoren tot de uitgebuite ‘working poor’ en zijn oplossing is dat een groter deel van de economie moet worden genationaliseerd. Dat nationaliseren is een oude oplossing waar allerlei bezwaren tegen bestaan, maar Vanderbeeken gelooft, denk ik, dat die bezwaren al half weerlegd zijn als je het woord ‘nationalisering’ vervangt door de uitdrukking ‘duurzame municipalisering’. Het was de eerste keer dat ik die benaming tegenkwam.
     De benaming ‘working poor’ daarentegen had ik al vaker zien opduiken, en iedere keer dacht ik, dat zou ik eens moeten uitzoeken. De moderne armoede in de Westerse wereld, had ik altijd gehoord, heeft te maken met werkloosheid. Door een rechts-liberaal beleid – privatisering, minder belastingen – stimuleer je de economie, komen er meer banen, en zijn er minder armen. Maar wat als die mensen met banen nu ook in de armoede terecht komen?
     In Humo las ik een interessante reportage van Jan Antonissen (hier, betaalmuur). Antonissen had postgevat bij een gele-hesjesbarricade aan de rotonde van Gellingen (Henegouwen). Hij sprak met de actievoerders die er trots op waren dat ze binnen tien minuten een file konden laten ontstaan van 10 kilometer lang. Ze vertelden over hun moeilijke leven: Jordan Delbosch (19), Christophe Delbosh (43), Dylan (18), Lorie Manderlier (18), Raphael (17), Cyril Carayol (45), Chloé Lejeune (22) en Logan Villet (23). De ene durft binnenkomende facturen niet openmaken, een tweede kan vrijdagavond niet meer op café en koopt blikken bier om thuis op te drinken, een derde heeft amper nog geld om zijn enige hobby te beoefenen: zijn Yamaha voltanken en ’s nachts over de landelijke wegen te scheuren. Ze gaan niet op vakantie, niet op restaurant, niet naar de bioscoop. Als ze een keer voor 60 euro pannenkoeken gaan eten, moeten ze op iets anders bezuinigen. Een jonge vrouw moet weer bij haar ouders intrekken omdat ze de huur en de crèche niet kan betalen.
     Hier en daar is een sprankel hoop. De meeste getuigen zijn nog jong, studeren nog, of hopen binnenkort een baan te vinden of een zaak te starten. Hopelijk zullen ze binnen enkele jaren hun moeilijkheden te boven zijn gekomen. Eén gezin komt maandelijks 200 euro te kort, maar binnenkort loopt de afbetaling van het huis af, waar nu 1 500 euro per maand naar gaat. Maar het blijft miserie. Iemand met een lerareninkomen zoals ik – 2800 euro netto per maand, en mijn vrouw verdient nog iets meer – kan zich die miserie nauwelijks voorstellen.

     Die miserie is sterk beïnvloed door de gezinssituatie. In de Humo-gezinnen is er altijd wel iemand die werkt, en in die zin is de omschrijving ‘working poor’ van toepassing. Sommigen werken maar deeltijds of hebben onregelmatig interimwerk, maar anderen werken wel degelijk voltijds en ontvangen een maandelijks loon: als arbeider (1700 euro), als boerenknecht (1450 euro bruto), bij de Colruyt (1600 euro), als verkoopster in een shoppingcentrum (1475 euro)*.  Maar dat zijn individuele lonen. De armoede komt door de gezinssituatie: een vader met een werkloze zoon en een invalide echtgenote, een poetsvrouw met een gepensioneerde man, een alleenstaande moeder die een dure crèche voor haar kind moet betalen.
     Ik zie ook niet direct wat er aan de situatie kán worden gedaan. Het verhogen van het minimumloon heeft niet veel zin want de geciteerde lonen liggen een stuk boven het minimumloon (ongeveer 1350 euro netto)**. Een verdere verlaging van de inkomstbelasting op die lonen vind ik geen slecht idee, maar veel meer dan 10 procent belasting betalen die kleinverdieners nu al niet. Je kan een verhoging van de pensioenen en uitkeringen overwegen, maar een deel van die verhogingen moet dan weer door de andere ‘working poor’ betaald worden***. Je kan door een omgekeerde tax shift de indirecte belastingen verlagen, op brandstof bijvoorbeeld, maar als de directe belastingen daardoor hoger worden, schiet je weer niks op.
     Reportages als die van Antonissen in Humo hebben het voordeel dat ze over mensen gaan, en niet over cijfers. Je kunt voor zulke reportages nog grondiger tewerkgaan. Je kunt zoals socioloog Herman Loos of de journaliste Barabara Ehrenreich zelf tijdelijk deel gaan uitmaken van de ‘working poor’. Je gaat dan in Frankrijk (Loos) aan de slag in tijdelijke betrekkingen als magazijnier, rekkenvuller en dozenplooier, of in de Verenigde Staten (Ehrenreich) als serveerster, vakkenvulster en als zorgkundige. Toegegeven, je ervaring is dan niet helemaal dezelfde als die van de andere ‘working poor’. Het harde bestaan dat je leert kennen is dubbel zo hard wanneer je luxueuzer omstandigheden gewoon bent. Ook zoek je met opzet slechtbetaalde en tijdelijke banen uit, terwijl veel anderen juist zoeken om vanuit die banen hogerop te raken. Maar de kennis die je opdoet, hoe subjectief gekleurd die ook is, blijft erg waardevol.
     Ook waardevol, maar anders, is de objectieve kennis die wordt aangereikt door statistische gegevens. Je hanteert dan een objectieve omschrijving van het begrip armoede, namelijk een inkomen vanaf minder dan 60 procent van het mediane inkomen. In ons land is dat mediane inkomen 1.860 euro netto per maand en in Luxemburg is het meer dan 2.800 euro. In België ben je dus arm als je onder de 1.115 euro komt, terwijl je in Luxemburg nog altijd arm bent met bijna 1.700 euro. Dan moet je daar de gezinssituatie bijrekenen, waardoor de armoedegrens er bij ons als volgt uitziet****:


Alleenstaande
€ 1.115
Alleenstaande met kind
€ 1.449
Samenwonenden
€ 1.672
Gezin met 1 kind (<14 jaar)
€ 2.007
Gezin met 1 kind (> 14 jaar)
€ 2.230
Gezin met 2 kinderen (<14 jaar)
€ 2.341
Gezin met 2 kinderen (> 14 jaar)
€ 2.787

         Zulke cijfers hebben het nadeel van de abstractie. Ze zeggen weinig over de échte toestand. Twee samenwonenden die met 1.672 euro een huis huren of afbetalen, zijn veel slechter af bijvoorbeeld dan twee samenwonenden die eenzelfde inkomen hebben en een al afbetaald huis bezitten. Maar in hun algemeenheid kunnen de cijfers ons wel iets bijbrengen. Twee samenwonenden met samen 1.672 euro zijn gemiddeld veel slechter af dan twee samenwonenden met samen 3.344 euro.
     Ook kun je met de cijfers vergelijkingen maken en tendensen herkennen. In Het Nieuwsblad en De Standaard van 28 december stond een interessant interview met Ive Marx over de ‘working poor’ (hier)*****. In ons land is het aandeel van de ‘working poor’ 5 procent van de bevolking. Dat is het tweede laagste cijfer van Europa, veel lager dan het Europese gemiddelde (9,6 procent) en veel, veel lager dan in Spanje (13,1 procent) en Italië (12,3 procent).  Ook interessant is het cijfer van Nederland: 6,1 procent. Dat is helemaal geen slechte score, alhoewel Nederland vooroploopt met deeltijdse en tijdelijke banen. Die deeltijdse en tijdelijke banen leiden dus niet automatisch tot een heel groot aantal ‘working poor’.
     Terug naar ons land. Het aandeel van de ‘working poor’ is de laatste 10 jaar gestegen: van 4,3 procent naar 5 procent. Dat lijkt een kwalijke evolutie maar de werkelijkheid is genuanceerder. Die stijging komt immers door de daling van het aantal werklozen. Veel werklozen vonden een baan, maar een minder betaalde baan. Hun gezinnen, al naar gelang de samenstelling, zullen dus ondanks die baan in sommige gevallen onder de armoedegrens gebleven zijn. Maar met een werklozenuitkering waren ze nog dieper onder de armoedegrens gebleven. Dat is de andere kant van het verhaal van de ‘working poor’.
    Ik heb begrepen dat de gele hesjes van Humo willen dat de politiek in ons land een andere richting uitgaat. Ze hopen op een algemene staking die het hele land verlamt. Ik van mijn kant hoop dat de volgende regering ten minste het beleid van banencreatie in de privésector verderzet. Een hoog loon is leuker dan een laag loon, en een vast contract is leuker dan een tijdelijk contract. Maar velen zullen, geloof ik, een laag loon en een tijdelijk contract verkiezen boven alleen maar een uitkering.

* Ik ga ervan uit dat het om nettolonen gaat, al wordt dat er in het Humo-artikel niet altijd bij vermeld.
** Bovendien maakt een verhoogd minimumloon het voor een werkgever minder interessant om een ongeschoolde werkzoekende aan te werven. Daardoor kan de werkloosheid weer stijgen.

*** Of eventueel door hogere belastingen voor de ‘rijken’, maar ook die hogere belastingen zijn niet goed voor de economische groei.

**** De cijfers zijn van 2017. Je vindt ze hier. Zie verder ook hier.

***** De titel van het Standaard-artikel is wat misleidend: ‘Meer werkende armen ondanks hoogconjunctuur’. Het is dóór de hoogconjunctuur dat er meer werkende armen zijn en minder werkloze armen (relatief ten opzichte van elkaar). Dat geldt zeker ook voor de Verenigde Staten waar de werkloosheid 4 procent bedraagt. Meer in het algemeen kun je zeggen dat een deel van de werkende armen bestaat uit ex-werklozen, een deel uit jonge starters met een traditioneel laag inkomen, en een deel uit laageschoolden die nu in laagproductieve sectoren werken zoals pakjesbezorging, terwijl ze vroeger aan de slag konden in hoogproductieve sectoren zoals de automobielindustrie.

zaterdag 29 december 2018

Mijn behoefte aan liefde en erkenning

     Vrees niet, lieve lezer, dat ik hier mijn dromen zal vertellen. Tell a dream, lose a reader, zei Henry James, die trouwens in zijn late periode wel andere middelen had om lezers af te schrikken. Maar James had gelijk. Als ik De Avonden herlees, sla ik de droomscènes over.
     Heel in het algemeen wil ik over mijn dromen wel iets kwijt, zaken die de lieve lezer misschien zal herkennen, zoals dat ik in mijn dromen vaak tegelijk toeschouwer als hoofdrolspeler ben, of dat ik diep ontroerd kan worden door locaties als zalen, gangen en trappenhuizen die me in het werkelijke leven amper beroeren. Ook lijkt het of ik in een droom over een aparte voorraad herinneringen beschik die voortkomen uit vroegere dromen. Maar dat zal dus maar een indruk zijn.
     Wat mij vooral verbaast is dat ik in mijn dromen iemand anders ben, met andere kenmerken en andere mogelijkheden, dan in wakende toestand, een minder fraai mens lijkt mij, maar misschien is ook dat maar een indruk*. Ik kan vlotter Frans praten maar kan geen tekst lezen. Ik ben tot allerlei slechte daden in staat, zoals iemand het hoofd inslaan, maar na een slechte daad voel ik een eindeloos schuldgevoeld. Mijn inzichtelijke vermogens zijn die van een erg jong kind – of van een erg seniele grijsaard. Ik geloof niet dat ik een eenvoudige rekensom zou kunnen oplossen. En toch ben ik er in mijn dromen soms van overtuigd dat ik de sleutel tot enig wereldraadsel heb gevonden. En vóór alles word ik bezeten door een kinderlijke behoefte aan liefde en bewondering. Ik wil dat de mensen naar wie ik opkijk, mij zouden erkennen en naar míj zouden opkijken. Ik wil dat mijn vijanden aan mijn voeten liggen en uitroepen dat ze spijt hebben van wat ze mij hebben aangedaan.
     In the televisieserie House M.D. komt een droomscène** die op mij een diepe indruk maakte. De cynische ziekenhuisarts House – ruwe bolster, blanke pit – vecht over vele afleveringen een bittere ruzie uit met de voorzitter van de raad van bestuur Edward Vogler. Vogler is de gewetenloze eigenaar van een farmaceutisch bedrijf. Hij haat House vanwege zijn opstandigheid en nog meer vanwege zijn nietsontziende eerlijkheid en wil hem uit het ziekenhuis laten ontslaan. En dan droomt House dat hij Vogler op consultatie krijgt. Vogler heeft leverkanker en House, die begrip en medeleven uitstraalt, zal er alles aan doen om hem te reden. ‘Thank you doctor,’ zegt Vogler. ‘You’ve been so good te me. When I think about how I treated you …’ House geniet zienderogen van het geslijm.
     Een droom zoals hier beschreven heb ik bij mijn weten nog niet gehad, maar mijn onirische ik gelijkt donders goed op de onirische dokter House.
    


* Eigenaardig genoeg ben ik ook in de dromen van mijn vrienden een ander en minder fraai mens.
** Aflevering 1/18 ‘Babies and Bathwater’. Hier vind je het fragment.

woensdag 26 december 2018

Eruditie als trucje

     Ik wil je hier geen trucje aan de hand doen,  beste lezer, om de indruk van eruditie te wekken. Zulke trucjes zijn door anderen al beschreven. Ze komen er geloof ik op neer om dat je, als je spreekt of schrijft, af een toe de naam laat vallen van een schrijver of geleerde waar iedereen al eens van gehoord heeft, of gehoord zou moeten hebben, en dat je daarbij een gezicht opzet alsof je écht iets van die schrijver of geleerde hebt gelezen – gelezen dans le texte, zoals de Fransen zeggen. Maar waarom zou je zoiets doen? Je maakt je er niet populair mee op feestjes.
     Neen, mij gaat het om iets anders.
     Veronderstel dat je een stuk hebt gelezen over ‘de eigenschappen van de roman’. Een stuk van Herman Servotte van Leuven bijvoorbeeld. Dat stuk maakt van alles bij je los, want je hebt zelf ook al eens een roman gelezen, je hebt een mening over de eigenschappen ervan en je wil er zelf ook iets over schrijven. Dan kun je in je stuk gaan samenvatten wat Servotte schrijft, en daarnaast nog eens wat je zelf over de zaak denkt. Mijn leerlingen raad ik aan om nog een stap verder te gaan. Ze kunnen best ook een ánder stuk lezen over die eigenschappen van de roman. Een stuk van Liebert Vander Kerken van Antwerpen bijvoorbeeld. En die Vander Kerken, zeg ik dan, moet je óók ter sprake brengen, en je wijst er dan fijntjes op dat die toch iets helemaal anders, of misschien wel precies hetzelfde, beweert als Servotte.
     ‘t Is een oude truc van literaire essayisten. Jean Weisgerber bespreekt in zijn Formes et domaines du roman flamand* dertien boeken van Vlaamse auteurs. Hij moet daarbij voortdurend aan andere auteurs denken die hij ook gelezen heeft. Over Herman Teirlinck schrijft hij dat ‘tout cela appartient à Quevedo, à Calderon et à Gracián. Surtout à Gracián.’ Van Maurice Roelants zegt hij dat zijn helderheid en logica ‘rappellent Mme de la Fayette et surtout Benjamin Constant’. En van Het dwaallicht van Elsschot schrijft hij dat je het ‘au fond’ moet zien als ‘le livre sur rien dont rêvait Flaubert.’ Die zijsprongen van de ene auteur naar de andere zijn verhelderend voor de essayist zelf geloof ik en mogelijk ook voor zijn lezer. En die lezer leert nieuwe namen kennen. Ik kwam bij Weisgerber voor het eerst de naam van Gracián tegen. Toen ik die naam later weer tegenkwam, wilde ik wel eens weten wat die Gracián nu zo speciaal maakte.
     De zijsprongen mogen ook niet té gek zijn. Ik las laatst een biografie van Herman Melville, de schrijver van Moby Dick. Over het leven van Melville wist de biograaf niet zo veel, omdat de auteur niet erg bekend was tijdens zijn leven en omdat er weinig brieven van hem bewaard zijn. Melville is een paar jaar matroos geweest en heeft enige tijd op een Polynesisch eiland gewoond, maar wat hij daarover in zijn boeken schreef is, vermoedt men, grotendeels gelogen. Misschien was Melville homoseksueel, maar misschien ook niet. Misschien was hij alcoholist, maar ’t is niet zeker. Misschien sloeg hij zijn vrouw … wie zal het zeggen? Toen zijn zoon zelfmoord pleegde was hij verdrietig, daar zijn de Melville-kenners het over eens. Hij was een boeiende spreker voor een kleine kring van bekenden en een slechte spreker voor een groot publiek. Hij maakte veel spelfouten. En hij wisselde niet vaak van ondergoed. ‘He was a little heterodox in the matter of clean linnen,’ schreef zijn vriend Nathaniel Hawthorne.
     Dan maar de erudiete kant op, moet biograaf Andrew Delbanco gedacht hebben en hij brengt zijn held Melville in verband met een hele reeks beroemde namen als Thucydides, Vergilius, Seneca, Dante, Montaigne, Shakespeare, Milton, Gibbon, Defoe, Coleridge, Schiller, Dickens, Thackeray, Dostojevski, Tocqueville, Adolf Hitler en Gore Vidal. Als Melville het verval van het Midden-Oosten beschrijft, vergelijkt de biograaf hem met Camus. Kapitein Ahab die Moby Dick achtervolgt wordt vergeleken met Mary Shelley’s Dr. Frankenstein die zijn monster achternazit. En omdat Billy Bud een mooie jongeman is, al stottert hij, wordt hij vergeleken met Tadzio in Thomas Manns Dood in Venetië, wiens ‘uitdrukking van zoete en goddelijke ernst de herinnering oproept aan de Griekse beeldhouwkunst in haar edelste periode.’
     Daar is allemaal niets op aan te merken. Maar je mag het ook niet te gek maken. In Moby Dick komt een jongetje voor, Pip, die bij de walvisjacht vaak in paniek raakt en overboord springt. Zijn makkers worden het beu en zekere keer roeien ze gewoon door om hun walvis verder te achtervolgen. Pip blijft achter in open zee. Biograaf Delbanco vergelijkt de scène met die in Stanley Kubricks statige ruimte-epos waarin een astronaut wordt achtergelaten en wegzweeft in het zwarte heelal. ‘2001: A Space Odysey,’ schrijft de biograaf, ‘is a very Melvillian film.’ Dat vind ik niet. De ingehouden teneur en de gestileerde vertelling van Kubrick staan mijlenver van de wilde pathos en de barokke schrijftrant van Melville.
     Nog gekker wordt het als de beroemde redevoering van Ahab op het achterdek ter sprake komt, waarin de kapitein zijn mannen opzweept voor de jacht. Daarbij moet onze biograaf denken aan … de Franse polemist Julien Benda. Had Benda immers niet geanalyseerd dat de kern van het reactionaire nationalisme bestond uit xenofobie en dat die xenofobe volksmenners, net zoals Ahab, de massa’s opzweepten tot collectieve destructieve emoties?  ‘Grote delen van La trahison des clercs,’ schrijft onze biograaf, ‘kun je lezen als een commentaar bij de redevoering op het achterdek.’ Grote delen nog wel! Schoorvoetend geeft de biograaf toe dat er ‘geen bewijzen zijn dat Benda heeft bijgedragen aan de Melville-revival van de jaren twintig’. Nee, ik dacht ook niet dat die bewijzen er waren.
     Kijk, het is natuurlijk flink dat zo’n Amerikaanse professor als Delbanco La trahison des clercs gelezen heeft – de bibliografie achteraan vermeldt The Treason of the Intellectuals. Misschien heeft hij dat boek ooit besproken met zijn studenten. En misschien gebeurde dat terwijl hij ook aan zijn Melville-biografie aan het schrijven was. Op zo’n moment in je leven zie je gemakkelijk overal verbanden met je onderwerp. Dan is het genoeg dat Benda politieke passies analyseert, en Ahab door passies gedreven wordt, om een gelijkenis te zien waar de gewone Moby Dick- en Benda-lezer het hoofd om schudt.
     Als ík iets erudiets wilde doen met Ahabs demagogie, dan zweeg ik over Benda. Ik zou misschien iets zeggen over Aristoteles, Polybius, Quintillanus, Shakespeare, Robert Warren Penn en Eric Hoffer. Sommige van die heren heb ik zelfs dans le texte gelezen.

* Ik las dat boek in het middelbaar, want onze schoolbibliotheek had er een Nederlandse vertaling van. Later kocht ik het in het Frans in een tweedehandswinkeltje. De boekhandelaar vroeg achterdochtig: Vous n’en êtes pas l'auteur par hazard? Dat was ik niet. Je moet niet te snel denken dat je iemand herkent, dacht ik toen.

maandag 24 december 2018

Kerstbezinning over het Marrakesh-pakt

    Aangezien kerstfestijnen van ons gezin op zondagmiddag en dinsdagmiddag plaatsvinden, heb ik maandagavond vrij om lekker gezellig, tussen twee Stille Nachten op de piano door, een nieuw Marrakesh-stukje te schrijven. Misschien een bezinning over cijfers dit keer. Ik heb al enkele keren een beetje uitdagend beweerd dat vijfenzeventig procent – of drie vierde – van de Vlamingen tegen het Marrakesh-pact is. Dat was wat overdreven (hier). Nu ik de cijfers van de Nieuwsblad-enquête (hier) gelezen heb, zal ik voortaan niet meer spreken van drie vierde, maar van twee derde van de Vlamingen dat tegen het pact is. Ook dat is een beetje overdreven, maar niet zoveel, zoals ik hieronder betoog.
     Volgens de vermelde enquête, uitgevoerd door Ipsos bij duizend Vlamingen, zegt 31 procent van de bevolking ‘ja’ aan Marrakesh, 48 procent ‘nee’, en 21 procent heeft geen mening. Het Nieuwsblad geeft in die enquête ook nog een reeks andere vragen gesteld die met Marrakesh verband houden: of de regering moest vallen, of Theo Francken een goede staatssecretaris was,  of migratie een meerwaarde is voor ons land, of migratie belangrijker is dan klimaat, enzovoort.
    De politieke redacteur die met die cijfers een stuk moest schrijven,  heeft het allemaal wat ingekleed. Hij plaatst niet de vraag over Marrakesh in de kop, maar die over de val van de regering. ‘Vlaming vond het niet de moeite waard om regering te laten vallen over migratiepact,’ is blijkbaar de belangrijkste conclusie. Als 48 procent van de ondervraagden het Marrakesh-pact verwerpt, schrijft de redacteur dat ‘Vlaanderen verdeeld is’. Maar als 48 procent de val van de regering verwerpt, schrijft hij dat dat er daarover ‘meer eensgezindheid bestaat’. En uiteraard: als 53 % van de ondervraagden geen meerwaarde ziet in migratie, wordt meteen een experte opgebeld, Christiane Timmerman van het Centrum Migratie en Interculturele studies, die de cijfers in het ‘juiste kader’ moet plaatsen. ‘Het staat onomstotelijk vast,’ zegt de interculturele experte, ‘dat migratie economisch een meerwaarde biedt.’ Onomstotelijk? Dat zou ik nog eens willen zien. En sociaal-cultureel, gaat de experte verder, is er hoogstens sprake van een ‘uitdaging’, vooral ook omdat de indruk van overrompeling ‘hoegenaamd niet waar is’. Niet alleen ‘niet waar’, maar ‘hoegenaamd niet waar’. Men heeft dat daar allemaal heel precies uitgezocht, op dat Centrum.
     Ik wil mij hier niet bezig houden met het ‘juiste kader’ waarin we de cijfers moeten plaatsen, maar met de juiste verhoudingen tussen de cijfers. Die zijn wat ondoorzichtig door het grote percentage van ondervraagden dat ‘geen mening’ invult. Je zou dat kunnen vergelijken met ‘onthoudingen’ als er gestemd wordt. Toen er in de Kamer werd gestemd over het pact waren er géén onthoudingen. 75 procent was voor het pact en 25 procent tegen. De Wever zei toen – volgens mij terecht – dat bij de bevolking de meerderheid omgekeerd lag.

     De Wever wordt nu tegengesproken door Liesbeth Van Impe (hier). Die schrijft dat ‘48 procent [tégen het Marrakesh-pact] geen meerderheid is, laat staan een overtuigende’. Ik geef dat graag toe. Maar je kunt de cijfers van de Kamer en die van de enquête niet zomaar vergelijken. In de Kamer waren er zoals gezegd geen onthoudingen. Ik ben dus geneigd om voor mijzelf de onthoudingen bij de enquête even niet mee te tellen en dan krijg ik 61 procent tegen Marrakesh en 39 procent voor.
     Dat trucje zou ik ook kunnen toepassen voor de houding van de ondervraagden tegenover over migratie. Als ik de onthoudigen aftrek, of eerlijk verdeel onder de voor- en tegenstanders, dan krijg ik 65 procent dat geen meerwaarde ziet in migratie en 35 procent* dat die meerwaarde wel ziet. Of om het nog ruwer te formuleren: min of meer tweederde van de bevolking kant zich min of meer tegen nog veel nieuwe immigratie. Zonder mijn trucje gaat het ook. Dan schrijf ik gewoon dat er dubbel zoveel tegenstanders zijn van nieuwe migratie als voorstanders.
      Opvallend is dat de cijfers over migratie in het algemeen en over Marrakesh in het bijzonder niet helemaal samenvallen. Voor Marrakesh zijn er iets meer voorstanders, iets minder tegenstanders, en iets meer onthoudingen. Dat laatste begrijp ik – mensen die zichzelf niet geïnformeerd genoeg achten om het pact te beoordelen. Maar die bijkomende voorstanders begrijp ik niet goed. Waarom zou iemand die afwijzend staat tegenover migratie, tegelijk wel achter het Marrakesh-pact staan? Gelooft zo iemand misschien dat het pact de migratie zal afremmen of minstens onder controle zal brengen dankzij meer internationale samenwerking. Die uitleg over ‘controle’ en ‘internationale samenwerking’ heb ik vaak gehoord van de pro-Marrakesh-partijen Open-VLD en CD&V**. Maar blijkbaar is er toch maar 3 procent van de ondervraagden dat in díe redenering meegaat. Het grootste deel van de pro-Marrakesh-mensen wordt geleverd door de pro-migratie-mensen.
     Over de manier van vragen stellen ben ik overigens redelijk tevreden. Je kunt op alles kritiek hebben als je wil. ‘Migratie is een meerwaarde voor ons land’ …  dat is wat ongenuanceerd; Als ik dat letterlijk nam, zou ik hier ‘ja’ kunnen antwoorden, want arbeidsmigratie heeft allerlei voordelen. Maar ik neem aan dat de meeste ondervraagden wel begrepen over welk type immigratie het ging en dáárover hun mening hebben gegeven. Als er had gestaan ‘Afrikaanse en islamitische massa-immigratie is een meerwaarde’ zou het neen-kamp wat groter geweest zijn, en als er had gestaan ‘De basisrechten van de asielzoekers moeten beter worden gerespecteerd’**, had dat het een wat groter ja-kamp opgeleverd. Veel zal het niet schelen.
 



* In onderstaande tabel staan enkele cijfers uit de enquête samengevat. Het zou goed zijn mochten kranten een link meegeven waarmee je de enquête en het enquêterapport zelf kunt raadplegen.
 
Ja
Nee
Onth.
‘Migratie is een meerwaarde voor ons land’
28
53
19
Ik sta achter het VN-Migratiepact
31
48
21
Migratiepact belangrijk genoeg om regering te doen vallen
31
48
15
Er moeten vervroegde verkiezingen komen
33
54
13
Francken was een goede Staatssecretatis voor Asiel
61
26
13
Vertrouwen in De Block als opvolger van Francken
34
51
15


** Volgens de Nieuwsblad-enquête zijn de kiezers van die partijen veel minder Marrakesh-enthousiast. Bij de liberalen zijn bijna evenveel voor- als tegenstanders. Karl Drabbe (hier) had dus gelijk toen hij zich verwonderde over de radicale pro-Marrakesh-lijn van de liberale leiding. Misschien heeft die leiding gedacht dat ze zich zo’n lijn kon veroorloven omdat haar traditionele rechtervleugel toch al onherroepelijk verloren was aan N-VA. Of misschien heeft ze gedacht dat centrum-jongeren en bloc pro Marrakesh zijn. Twee misrekeningen geloof ik.

*** Je kunt de rechten van asielzoekers ook verdedigen als je niet vindt dat immigratie ‘een meerwaarde voor ons land’ betekent.

donderdag 20 december 2018

Het geheim van Jean-Pierre Van Rossem

     Jean-Pierre Van Rossem wordt vandaag begraven. Hij werd midden de jaren 80 in geen tijd miljardair dankzij zijn beleggingsbedrijf ‘Moneytron’. Als economometrist had hij – dat beweerde hij althans – een computerprogramma ontworpen waarmee hij wiskundig precies de koers van de aandelen kon voorspellen. Allerlei miljonairs vertrouwden aan Van Rossem grote sommen geld toe, die die dan overschreef naar zijn eigen rekening. Als een oude klant zijn geld terugvroeg, met interest, betaalde Van Rossem hem uit met wat nieuwe klanten binnenbrachten. Het bedrijf ging na enkele jaren failliet en Van Rossem kwam – voor de zoveelste keer – in de gevangenis.
    Er bestaat natuurlijk geen geheime formule om aandelenkoersen te voorspellen. De beurs, het weer, en zelfs het klimaat vallen moeilijk te voorspellen. Er bestaan allerlei ‘modellen’, maar die blijken keer op keer ontoereikend omdat er zoveel verschillende factoren meespelen en op elkaar inwerken. Van Rossem beweerde dat zijn model superieur was aan andere modellen omdat hij, in tegenstelling tot ‘burgerlijke economen’, rekening hield met de laatkapitalistische verhoudingen tussen arbeid en kapitaal, en met de klassenstrijd die daaruit voortvloeit. Van Rossem was namelijk marxist. Misschien was dát het wel waardoor miljonairs werden aangetrokken. Sommige kapitalisten zijn er diep in hun binnenste van overtuigd dat het kapitalisme te mooi is om waar te zijn, dat het liedje niet lang meer zal duren, en dat de marxisten hen door hebben.
     Het grondplan van Van Rossems oplichterij was niet van eigen vinding. Charles Ponzi (1882-1942) en vele anderen hadden het ook al gebruikt. Wat de langharige West-Vlaming toevoegde was zijn econometrische hocus-pocus – hij kende écht wel iets van economie en wiskunde –, en verder zijn persoonlijkheid, zijn rebelse imago en zijn je-m’en-foutisme. Hij liet die miljonairs verstaan geloof ik dat hij eigenlijk niet geïnteresseerd was in hun smerige geld. ‘t Is een houding die men in het Engels weergeeft met de uitdrukking ‘to play hard to get’. In de liefde schijnt het ook te werken. Van Rossem beweerde dat hij duizend vrouwen had gehad, van televisiesterren tot echtgenotes van ministers.
     Wat ook helpt bij zo’n oplichtersbedrijf is een goede firmanaam. Moneytron – hoe was Van Rossem aan díe naam gekomen. Ik denk dat ik dat weet. In 1964 verscheen van Robert Escarpit* (1918-2000) een vermakelijk boekje met de titel Le Littératron. Dat boekje vertelt de opgang van oplichter Mériadec Le Guern in het universitaire, zakelijke en politieke milieu. Le Guern komt op het idee, om vertrekkend van Quintilianus’ retorica, een woordmachine te bouwen die onweerstaanbare politieke propaganda kan schrijven.

     Hoe noem je zo’n machine? Le Guern herinnert zich een goeie raad die hij ooit kreeg om vooral een achtervoegsel te gebruiken. En van alle achtervoegsels was ‘tron’ verreweg het beste.** Cyclotron, betatron, positron. Met een goedgeplaatste ‘tron’ kon je miljoenen binnenrijven. Hij trekt dus naar een hooggeplaatste politicus en diens vrouw, stelt zijn project voor en geeft allerlei technische uitleg die hij zelf niet begrijpt. De eerste reactie is lauw. Maar dan vraagt de politicus of er al een naam is voor het ding. Ja, zegt Le Guern met een geveinsde aarzeling, ik dacht aan ‘Littératron’. Er valt een gewijde stilte. ‘Nom de Dieu,’ zegt de onthutste politicus. ‘C’est de l’or,’ mompelt zijn vrouw. Ik heb een Spaanse vriendin gehad, en iedere keer als we een goedklinkende stommiteit tegenkwamen zeiden we tegen elkaar: ‘C’est de l’or’.
     Heeft Van Rossem dat boekje van Escarpit gelezen, en kreeg hij daardoor het idee om ‘miljoenen binnen te rijven’? Het is natuurlijk maar een theorie van mij, en een theorie kan waar zijn, maar kan ook fout zijn. In de exacte wetenschappen kun je experimenten uitvoeren en je theorie toetsen aan de weerbarstige werkelijkheid. Maar buiten de exacte wetenschappen is dat moeilijker. Een manier om toch iets te toetsen heb ik geleerd van professor Angelet die Franse poëzie doceerde in de tweede kandidatuur. Hij noemde die manier ‘la recherche dune preuve supplémentaire’. In een gedicht kun je van alles lezen. Die kat waarover de dichter spreekt, is misschien wel een metafoor voor zijn vrouw, of zijn minnares, of zijn tante, of misschien is het gewoon een kat. Als je bij Angelet dus zei dat die kat eigenlijk de vrouw van de dichter voorstelde, moest je daarvoor niet één, maar twéé bewijzen aanleveren, en dat tweede bewijs moest van een andere orde zijn dan het eerste, en een zekere geloofwaardigheid hebben.
     Mijn theorie over Van Rossem en Escarpit behoeft dus een tweede bewijs. Welnu, dat heb ik. De machine van Le Guern kon niet alleen politieke propaganda aanmaken, maar werd ook gebruikt om literaire teksten stilistisch te ontleden en te reconstrueren. En ook die idee heeft Van Rossem overgenomen. In een interview in Humo beweerde hij ooit een formule te hebben gevonden om de stijl van auteurs te ontleden, te classificeren en te waarderen. Met die formule kon hij zwart op wit bewijzen dat Hugo Claus onze beste schrijver was. Hij zou daar later een boek over schrijven.
     Maar dat boek kan hij nu niet meer schrijven.



* Robert Escarpit heeft vooral naam gemaakt door boeken over literatuursociologie en, in beperkte kring, als vooraanstaand sympathisant van het stalinistische Albanië.
** Later in het boek krijgt het achtervoegsel ‘tron’ concurrentie van het voorvoegsel ‘tele’. Het uiteindelijke succes van Le Guern komt er als hij een machine verzint om olie op te sporen. ‘Et comment ’s appelle-t-il, cet appareil?’ Je fis une petite pause avant de répondre. ‘Le Téléoléotron,’ dis-je. Je vis s’allumer dans ses yeux la lueur qui me disait ma fortune présente. – Zou het kunnen dat Telenet … ? Hier heb ik helaas geen ‘preuve supplémentaire’.

woensdag 19 december 2018

Ex-rechter De Smedt kent de échte reden

De excentrieke ex-rechter Walter De Smedt – hij weigerde soms vonnis te vellen – vertelt in Knack dat hij de échte reden kent waarom de N-VA zich tegen het migratiepact verzette. Jij en ik dachten dat N-VA zich tegen dat pact verzet omdat de partij migratieregels graag strenger wil zien, en niet soepeler. Maar neen, er is dus een échte reden.
     De Smedt is een liefhebber van beeldend taalgebruik. Door te hameren op het migratieprobleem heeft N-VA zich ‘vastgereden,’ schrijft hij, ‘en eens vastgereden moet je doorgaan.’ Doorgaan als je vastgereden bent, uiteraard, zeker. En als je verzopen bent, moet je doorzwemmen, dat is de goede oplossing. Ook noemt hij Bart De Wever een ‘schipper aan wal’ die over migratie niet rechtstreeks communiceert maar via ‘zijn mannetje’ Theo Francken. Dat lijkt mij een onredelijk verwijt. De Wever communiceert graag rechtstreeks, geloof ik, en hij heeft daar volgens sommigen zelfs een zeker talent voor. Ik heb een stukje van het Ter Zake-interview van van de week met De Wever gezien, en dat ging heel goed, ook zonder ‘zijn mannetje’.
     De Smedt is op zoek gegaan naar de échte beweegreden van N-VA omdat hij de opgegeven redenen niet kan aanvaarden. N-VA beweert bijvoorbeeld dat het pact de soevereiniteit van landen ondergraaft. Zonder die soevereiniteit kan ons land niet meer zelf beslissen hoe open of gesloten het zijn grenzen wil. Maar De Smedt noemt dat ‘fake news’ omdat wij  ‘die soevereiniteit al lang hebben afgestaan door het aanvaarden van de de universele mensenrechten.’ Je kunt daar drie dingen op antwoorden. Eén: de uitdrukking ‘fake news’ wordt alweer niet correct gebruikt. Twee: een deel van je soevereiniteit afstaan wil niet zeggen dat je ook de rest ervan wil verliezen. En drie: soevereiniteit die je kunt verliezen kun je ook herwinnen. De loop van de geschiedenis ligt niet vast. Onze leraar in het middelbaar, Bruno Creus, zag in de ontwikkelingsgang der mensheid zelfs overal ‘pendelbewegingen’.
    Ook een andere N-VA-reden wordt door De Smedt verworpen. N-VA, schrijf hij, vreest dat het pact door rechters kan worden aangegrepen ‘om vluchtelingen meer rechten te geven’. Dat dacht ik ook toen ik het pact las. Maar volgens De Smedt wordt dat ‘gerelativeerd’ doordat de andere partijen in het Parlement vóór het pact stemden. Hoe zoiets de vrees van N-VA kan ‘relativeren’  is mij volslagen onduidelijk. Die andere partijen vinden wellicht dat vluchtelingen inderdaad ‘meer rechten’ moeten krijgen. Zoiets moet de vrees van N-VA aanwakkeren, zou je denken, en niet relativeren.
     Maar goed, de ongeduldige lezer wil nu zoetjesaan de échte reden kennen waarom N-VA het pact verwerpt. De echte reden, lieve lezer, is – pas op, hier komt hij – dat N-VA bij de volgende verkiezingen … veel stemmen wil halen. Ik hoop dat dat waar is en dat het ook waar is voor de andere partijen, anders zijn ze allemaal gek, en ik heb liever geen gekken aan het stuur. N-VA wil stemmen halen, redeneert De Smedt, door zich op het migratievlak enerzijds te ‘onderscheiden van de andere democratische partijen’ en anderzijds ‘dezelfde boodschap’ van het Vlaams belang te brengen. Als beschrijving zou dat kunnen gelden – alhoewel! – maar toch zeker niet als verklaring. Het is alsof je zou zeggen dat je, om zoveel mogelijk van product A te verkopen, het zoveel mogelijk moet onderscheiden van product B, maar het zoveel mogelijk moet laten lijken op product C. Dan kun je het evengoed zoveel mogelijk laten lijken op product B en het zoveel mogelijk onderscheiden van product C.
     Ach, die stemmenwinst zal wel een rol spelen. Die partijmensen zijn sluwe kerels die over het stemgedrag van de burger allerlei berekeningen en misrekeningen maken. Dat is allemaal erg ingewikkeld. Maar aan de andere kant is het ook heel eenvoudig. Veel van die partijmensen geloven zelf ongeveer wat ze zeggen. De Wever van N-VA gelooft echt dat massa-immigratie kan en moet worden gestopt. Verherstraeten van CD&V gelooft écht dat immigranten opvangen een werk van naastenliefde is. De Croo van Open VLD gelooft écht dat we van massa-immigratie een economisch succesverhaal kunnen maken. En Filip De Winter van VB gelooft écht dat we alle immigranten die niet snel integreren kunnen en moeten terugsturen.
     Als je zelf een of meerdere van bovenstaande beweringen gekheid vindt, is het moeilijk om aan te nemen dat anderen er wel in geloven, maar toch is het zo. De Smedt bijvoorbeeld ziet de kwestie van immigratie als volgt: ‘Oplossen kan je het vluchtelingenprobleem niet. Mensen die honger hebben of vervolgd worden kan je niet zonder meer tegenhouden. Maar je kan er wel wat aan doen om het menselijk en ordelijk te laten verlopen.’ Zelf vind ik dat dat gekheid is. Als je nog vele honderdduizenden immigranten in ons land toelaat bovenop de vele honderdduizenden die er al zijn**, dan vrees ik dat er nog weinig zal zijn dat erg ‘ordelijk verloopt’, ook de immigratie niet. Maar ik ben er zeker van dat De Smedt dat wél gelooft. Ik ga niet op zoek naar de échte reden waarom hij zoiets zegt.


 
* Dat vastrijden van De Smedt maakt deel uit van een rare redenering. Het vreemdelingenprobleem, zo redeneert hij, is een van de onderwerpen waarover de burger misnoegd is en eisen stelt, maar die burger stelt ook andere eisen. N-VA maakt de fout om zich alleen toe te leggen op de immigratie en geen oog meer te hebben voor andere accenten. Dat is, alweer volgens De Smedt, de reden waarom Groen afhaakte bij de Antwerpse coalitieonderhandelingen. Zei ik al dat het een rare redenering was?

** Iedereen zal wel begrijpen dat ik hier niet doel op de echte arbeidsimmigratie die vooral inter-Europees is.

zondag 16 december 2018

De échte reden waarom N-VA het Marrakesh-pact enzovoort ...

     De excentrieke ex-rechter Walter De Smedt – hij weigerde soms vonnis te vellen – vertelt in Knack dat hij de échte reden kent waarom de N-VA zich tegen het migratiepact verzette. Jij en ik dachten dat N-VA zich tegen dat pact verzet omdat de partij migratieregels graag strenger wil zien, en niet soepeler. Maar neen, er is dus een échte reden.
     De Smedt is een liefhebber van beeldend taalgebruik. Door te hameren op het migratieprobleem heeft N-VA zich ‘vastgereden,’ schrijft hij, ‘en eens vastgereden moet je doorgaan.’ Doorgaan als je vastgereden bent, uiteraard, zeker. En als je verzopen bent, moet je doorzwemmen, dat is de goede oplossing. Ook noemt hij Bart De Wever een ‘schipper aan wal’ die over migratie niet rechtstreeks communiceert maar via ‘zijn mannetje’ Theo Francken. Dat lijkt mij een onredelijk verwijt. De Wever communiceert graag rechtstreeks, geloof ik, en hij heeft daar volgens sommigen zelfs een zeker talent voor. Ik heb een stukje van het Ter Zake-interview van van de week met De Wever gezien, en dat ging heel goed, ook zonder ‘zijn mannetje’.
     De Smedt is op zoek gegaan naar de échte beweegreden van N-VA omdat hij de opgegeven redenen niet kan aanvaarden. N-VA beweert bijvoorbeeld dat het pact de soevereiniteit van landen ondergraaft. Zonder die soevereiniteit kan ons land niet meer zelf beslissen hoe open of gesloten het zijn grenzen wil. Maar De Smedt noemt dat ‘fake news’ omdat wij  ‘die soevereiniteit al lang hebben afgestaan door het aanvaarden van de de universele mensenrechten.’ Je kunt daar drie dingen op antwoorden. Eén: de uitdrukking ‘fake news’ wordt alweer niet correct gebruikt. Twee: een deel van je soevereiniteit afstaan wil niet zeggen dat je ook de rest ervan wil verliezen. En drie: soevereiniteit die je kunt verliezen kun je ook herwinnen. De loop van de geschiedenis ligt niet vast. Onze leraar in het middelbaar, Bruno Creus, zag in de ontwikkelingsgang der mensheid zelfs overal ‘pendelbewegingen’.
    Ook een andere N-VA-reden wordt door De Smedt verworpen. N-VA, schrijf hij, vreest dat het pact door rechters kan worden aangegrepen ‘om vluchtelingen meer rechten te geven’. Dat dacht ik ook toen ik het pact las. Maar volgens De Smedt wordt dat ‘gerelativeerd’ doordat de andere partijen in het Parlement vóór het pact stemden. Hoe zoiets de vrees van N-VA kan ‘relativeren’  is mij volslagen onduidelijk. Die andere partijen vinden wellicht dat vluchtelingen inderdaad ‘meer rechten’ moeten krijgen. Zoiets moet de vrees van N-VA aanwakkeren, zou je denken, en niet relativeren.
     Maar goed, de ongeduldige lezer wil nu zoetjesaan de échte reden kennen waarom N-VA het pact verwerpt. De echte reden, lieve lezer, is – pas op, hier komt hij – dat N-VA bij de volgende verkiezingen … veel stemmen wil halen. Ik hoop dat dat waar is en dat het ook waar is voor de andere partijen, anders zijn ze allemaal gek, en ik heb liever geen gekken aan het stuur. N-VA wil stemmen halen, redeneert De Smedt, door zich op het migratievlak enerzijds te ‘onderscheiden van de andere democratische partijen’ en anderzijds ‘dezelfde boodschap’ van het Vlaams belang te brengen. Als beschrijving zou dat kunnen gelden – alhoewel! – maar toch zeker niet als verklaring. Het is alsof je zou zeggen dat je, om zoveel mogelijk van product A te verkopen, het zoveel mogelijk moet onderscheiden van product B, maar het zoveel mogelijk moet laten lijken op product C. Dan kun je het evengoed zoveel mogelijk laten lijken op product B en het zoveel mogelijk onderscheiden van product C.
     Ach, die stemmenwinst zal wel een rol spelen. Die partijmensen zijn sluwe kerels die over het stemgedrag van de burger allerlei berekeningen en misrekeningen maken. Dat is allemaal erg ingewikkeld. Maar aan de andere kant is het ook heel eenvoudig. Veel van die partijmensen geloven zelf ongeveer wat ze zeggen. De Wever van N-VA gelooft echt dat massa-immigratie kan en moet worden gestopt. Verherstraeten van CD&V gelooft écht dat immigranten opvangen een werk van naastenliefde is. De Croo van Open VLD gelooft écht dat we van massa-immigratie een economisch succesverhaal kunnen maken. En Filip De Winter van VB gelooft écht dat we alle immigranten die niet snel integreren kunnen en moeten terugsturen.
     Als je zelf een of meerdere van bovenstaande beweringen gekheid vindt, is het moeilijk om aan te nemen dat anderen er wel in geloven, maar toch is het zo. De Smedt bijvoorbeeld ziet de kwestie van immigratie als volgt: ‘Oplossen kan je het vluchtelingenprobleem niet. Mensen die honger hebben of vervolgd worden kan je niet zonder meer tegenhouden. Maar je kan er wel wat aan doen om het menselijk en ordelijk te laten verlopen.’ Zelf vind ik dat dat gekheid is. Als je nog vele honderdduizenden immigranten in ons land toelaat bovenop de vele honderdduizenden die er al zijn**, dan vrees ik dat er nog weinig zal zijn dat erg ‘ordelijk verloopt’, ook de immigratie niet. Maar ik ben er zeker van dat De Smedt dat wél gelooft. Ik ga niet op zoek naar de échte reden waarom hij zoiets zegt.


* Dat vastrijden van De Smedt maakt deel uit van een rare redenering. Het vreemdelingenprobleem, zo redeneert hij, is een van de onderwerpen waarover de burger misnoegd is en eisen stelt, maar die burger stelt ook andere eisen. N-VA maakt de fout om zich alleen toe te leggen op de immigratie en geen oog meer te hebben voor andere accenten. Dat is, alweer volgens De Smedt, de reden waarom Groen afhaakte bij de Antwerpse coalitieonderhandelingen. Zei ik al dat het een rare redenering was?

** Iedereen zal wel begrijpen dat ik hier niet doel op de echte arbeidsimmigratie die vooral inter-Europees is.

maandag 10 december 2018

Zwarte Piet en de Wetenschap

     En ik had nog gezworen om niets over Zwarte Piet te schrijven (maar zie hier en hier) en mij toe te leggen op het verbeteren van examenkopij – en nu overkomt me dit. Een van mijn examenopdrachten is dat de leerlingen een verhandeling schrijven over ‘een controversieel onderwerp naar keuze’. Ze kiezen dan voor ‘abortus’, ‘euthanasie’, ‘doodstraf’, ‘wapenbezit’ … onderwerpen die al enige tijd meegaan. Eentje had het over Zwarte Piet. In de inleiding werd gesteld dat sommigen ervoor waren en anderen ertegen. Ook die inleiding gaat al enig tijd mee.
     Maar dan stootte ik op zinnen als ‘In de maatschappelijke debatten over Zwarte Piet gaat het in wezen om indringender onderliggende vragen dan of hij/zij een racistische figuratie is.” Ik begon al te noteren dat die ‘hij/zij’ overbodig was,  maar toen dacht ik – hola, nee, die stijl, die ken ik, dat komt uit De Wereld Morgen.
     Normaal mijd ik die Wereld Morgen-site als de pest. Als ik daar begin te lezen, kan ik niet meer ophouden. Overal ziet de polemist in mij laaghangend fruit van kromme redeneringen en onzinnige uitgangspunten. Er is meteen materiaal voor tien stukjes die zichzelf schrijven en ik wil het mijzelf niet te gemakkelijk maken. Maar nu moest ik wel eens gaan loeren om te zien wat mijn leerlinge nu zelf geschreven had, en wat ze geleend had van die Wereld Morgen-mensen.

     Het stuk dat mijn leerlinge zo geïnspireerd had, bleek te dateren van oktober 2014 en heet ‘Acht wetenschappelijk onderbouwde argumenten tegen Zwarte Piet’. Wetenschappelijk onderbouwd. Acht. Het is geschreven door de ‘gerenommeerde sociaal en cultureel antropoloog Gloria Wekker van de Universiteit van Utrecht.’ En we vernemen nog meer over Gloria. Ze is auteur van  I Am a Gold Coin; The Construction of Selves, Gender and Sexualities in a Female, Working-Class, Afro-Surinamese Setting (1992) en de ‘transcontinentale vervolgstudie’ erop The Politics of Passion; Women's sexual Culture in the Afro-Surinamese Diaspor (2006). Zij is ook co-auteur van ‘Je hebt een kleur, maar je bent Nederlands. Identiteitsformaties van geadopteerden van kleur. Ik zal die boeken allemaal later wel eens lezen.
    Over Zwarte Piet zelf zeg ik liever niets. Gloria heeft immers duidelijk gemaakt ‘dat het palaver daarover onderhand mag stoppen.’ The science has spoken, zoals Obama ooit eens treffend zei. Of zoals Kerk het stelde, met haar nog treffender Gloria locuta, causa finita.

zondag 9 december 2018

De migratiepactcampagne van N-VA

 Om hun kritiek op het Marrakesh-akkoord te ondersteunen, heeft N-VA gedurende enkele uren met zes advertenties de sociale media bestookt. Het goede aan die campagne was dat ze zo kort was. Dat was ook het enige. Voor de rest ben ik het eens met Charles Michel, Filip Dewinter en Bart De Wever. De eerste zei dat de campagne ‘onwaardig’ en ‘onaanvaardbaar’ was. Dat was ze. De tweede zei dat de campagne thuishoorde bij het Vlaams Belang strekking 70-puntenprogramma. Spijker op de kop. En de laatste zei: ‘Dit was fout.’ Inderdaad.
     Die fout laat zich echter niet gemakkelijk onder woorden brengen. Neem nu de tekst van de advertenties. Die begint zes keer met “VN-migratiepact’ en gaat verder met
1.       = focus op behoud van eigen cultuur van de migrant
2.       = verbod op terugsturen van illegale gezinnen
3.       = opsluiten van illegalen moeilijker maken
4.       = toegang tot sociale rechten, ook voor illegalen.
5.       = versoepeling procedures gezinshereniging
6.       = illegaal verblijf niet langer strafbaar.

    Dat zijn inderdaad allemaal dingen die zo ongeveer in dat pact staan. 2°, 4° en 6° zijn te stellig geformuleerd, 1°, 3° en 5° zijn te knullig geformuleerd*, en bij alle punten kun je het voorbehoud maken dat het pact ‘niet-wettelijk bindend’ is. Maar de zes slagzinnen geven aardig de algemene richting van het pact aan, evenals de redenen waarom N-VA er zoveel bezwaren tegen heeft.
     In De Morgen verscheen een ‘Fact check’-artikel waarin professor Coolsaet van Gent beweert dat vijf van de zes stellingen ‘onwaar’ zijn. Dat was een bedenkelijk stuk. Er bestaat inderdaad discussie over de interpretatie van al die punten tussen migratie-voorstanders en migratie-tegenstanders. We konden in de kranten discussies volgen tussen analisten en experts die het niet met elkaar eens waren. Tussen Mark Elchardus en Bogdan Vanden Berghe. Tussen Paul Scheffer en Leo Lucassen. Maar één expert ondervragen – Coolsaet dan nog! – en die zijn interpretatie als ‘feit’ voorstellen, is een ontwaarding van het nobele woord factchecking. Op de Amerikaanse site PolitiFact hebben ze zes beoordelingen voor politieke uitspraken: True, Mostly True, Half True, Mostly False, Full Flop en Pants on Fire. Met die labels zou ik de N-VA-simplificaties ‘Mostly true’ noemen en de Coolsaet-simplificaties ‘Mostly False’.* Iemand die het Marrakesh-pact kan lezen – zoals professor Coolsaet – en niet ziet dat het immigratie makkelijker maakt, zo iemand noem ik blind aan zijn twee bevooroordeelde ogen. Maar ik zal mijn oordeel hierover niet als factchecking verkopen.
     Het gaat echter allemaal niet zozeer om de teksten, maar om de beelden bij die teksten. Iedereen is het erover eens dat daar van alles fout mee was, maar wát er precies fout was, heb ik nergens gehoord of gelezen. Ja, Dirk Vandermaelen (SP.a) … Die vond dat de N-VA-beelden geleken op de campagnes van de nazi’s tegen de Joden … En grote woorden over ‘angst zaaien’ en ‘haat aanwakkeren’ … Maar eventjes ernstig, wát was er fout met die beelden? De beelden bestonden uit:
1.       vier vrouwen met niqaabs op straat
2.       een vliegtuig op een militair aandoend vliegveld
3.       een nachtelijke samenscholing van jonge (wellicht illegale) vreemdelingen
4.       een rij wachtende jongeren waarin een jonge vreemdeling duidelijk in beeld is
5.       drie jonge vreemdelingen die op een bankje met hun gsm bezig zijn
6.       een rubberboot met jonge vreemdelingen op de Middellandse Zee.

Die beelden geven allemaal een stukje Europese werkelijkheid weer. Niqaabs zie je niet zo vaak meer sinds men in veel landen wetten goedkeurde die ze verbieden, maar het is niet denkbeeldig dat die wetten in de toekomst worden aangevochten op grond van het VN-migratiepact. En die militaire vliegtuigen, samenscholingen, wachtrijen, zitbankjes, gsm’s en rubberboten bestaan ook allemaal echt.
     Beelden van immigranten, samen met een tekst tegen de immigratie, zorgt echter onvermijdelijk voor een giftig mengsel. De boodschap van de tekst geeft een kleur af op het beeld dat erbij hoort, en op wie en wat er op dat beeld staat afgebeeld. Protest tegen immigratie wordt zo vanzelf een boodschap van ‘wrok tegenover immigranten’, zoals De Wever het verwoordde. En N-VA mag daar niet aan meedoen, vond hij.
     Eén probleem met beelden is dat ze veralgemenen. Vier vrouwen met niqaabs geven de indruk dat álle moslimvrouwen ongeduldig staan te wachten om zo’n ding aan te trekken. Eén allochtone jongere die op een of andere uitkering wacht, geeft de indruk dat álle jonge allochtonen van uitkeringen leven. Maar een groter probleem met beelden is dat ze emotioneel suggestief zijn. Een vliegtuig op een grimmig plein omringd door prikkeldraad doet aan oorlog denken. Een groepje vreemdelingen dat ’s nachts samendromt, geeft de indruk dat er op criminele daden wordt gebroed. En zo’n rubberboot op de Middellandse Zee zorgt voor emotionele polarisatie. Een goede ziel denkt ‘Och arme’ en een harde tante denkt: ‘Zelf gezocht’.
     Er is één foto waar de beeld-tekstcombinatie helemaal absurd is, die van de drie jongens op een bankje met hun gsm. De tekst keert zich tegen de versoepeling van gezinshereniging, maar op de foto zie je … ja, dus, drie jongens op een bankje met hun gsm. Ze doen wat alle jongens doen als ze op een bankje zitten, niet dagdromen, niet mediteren, geen boek lezen, maar naar hun gsm-scherm staren, naar hun gsm-muziek luisteren, op hun gsm-klavier tokkelen. Wie het beeld ziet, in het kader van een campagne tégen iets, denkt: Wat doen die jongens nu fout? Is het misschien omdat het Marokkanen zijn? Als dat geen racisme is!
     Bij politieke tegenstanders in de politieke wereld en in de pers lees je dat de campagne het ‘ware gelaat’ van N-VA getoond heeft. De Maskers Zijn Afgevallen. Ik vraag me af hoe ik mij dat moet voorstellen. Een vergadering waar Bart De Wever zijn vertrouwelingen aldus toespreekt: ‘Vrienden! Vlamingen! Gij allen weet dat wij hier de enige échte racisten zijn. We hebben dat altijd verborgen moeten houden, maar het is nu of nooit. Met het Marrakesh-pact gooien we de kaarten op tafel. Wij zullen die flauweriken van Vlaams Belang een keer laten zien hoe men een échte extreemrechtse campagne voert.’ En als er dan tegen alle verwachting in reactie komt van de andere partijen en, stel je voor, van de pers, dan is er een nieuwe vergadering, waarop De Wever alweer het woord neemt: ‘Vrienden! Vlamingen! Wij hebben ons misrekend. We hadden nooit verwacht dat we van alle kanten zouden worden aangevallen. De pers is ons niet gevolgd. Iedereen zet zijn masker weer op. Klaar?’
    Ik denk niet dat het zo gegaan is. En misschien was het ook niet één vergadering, en één leider, maar een reeks vergaderingen, gesprekken in de wandelgang, e-mails en telefoontjes, waarin zinnen vielen waren als deze:

-    Mannekens, we zijn nu al een week aan het inpraten op onze regeringspartners en ze luisteren niet. Zouden we niet eens uitleggen aan de bevolking waarover het gaat?
-      Zeg vriend, vat dat pact een keer samen in zes korte zinnen.
-    Wie heeft er een plaatje over de gezinshereniging? Nee, we kunnen geen cartoons gebruiken. Misschien iets met vreemdelingen die aan het telefoneren zijn met hun achtergebleven gezin.
-    Ge vindt geen foto’s met boerka’s? Zoek eens op Duitse sites. Daar is dat langer toegelaten geweest. Google eens op ‘die Burka, b-u-r-k-a’ of misschien ‘der Nikab, n-i-k-a-b.’
-    Aha, dat zijn ze … mja … mja … ’t is niet ideaal, maar zet ze er maar op. Beter iets dan niets.***
En ten slotte:
-    Wááát? Zijt ge daar allemaal zot geworden? Ziet ge dan niet dat dat een Vlaams Blok-campagne is?

     Dat laatste is in elk geval wat een klein kind van op afstand kon ruiken en zien. Maar de communicatiemedewerkers en -verantwoordelijken wáren geen kleine kinderen, en, veel erger, ze roken of keken niet vanop afstand, ze zaten er met hun neus op. Ze waren gehaast. Ze waren zo bezig met de boodschap die ze wílden overbrengen, dat ze vergaten wélke boodschap er nu ook echt overkwám.**** Mijn zoon Jan begrijpt niet hoe specialisten die dag en nacht met iets bezig zijn, fouten maken waar de eerste de beste leek voor zou passen. Hij begrijpt niet dat dat juist komt omdát die specialisten dag en nacht ergens mee bezig zijn en dat ze daardoor gevangen raken in hun eigen kronkels en redeneringen.
     Wat zullen de gevolgen zijn van de afgevoerde campagne? Voorstanders van soepeler immigratie zullen de blunder aangrijpen om immigratie-critici te jennen. Hoe zou ik zelf zijn? Genuanceerde N-VA-kiezers zullen met argwaan kijken naar de verdere communicatie van de partij. Ze hebben gelijk. Radicalen zullen boos zijn omdat de campagne weer werd ingetrokken. Radicalen zijn snel boos. En binnen de partij zal er wat geduw en getrek zijn. Dat hoort erbij. Voor verkiezingscijfers zal dat allemaal niet veel verschil maken.
     Het belangrijkste in de hele affaire is of N-VA er iets uit zal leren. Er zijn een paar eenvoudige regels. Slaap er een nachtje over voor je een campagne lanceert. Probeer geen analyse te brengen in slagzinnen. Gebruik geen prentjes af van migranten, behalve als rolmodel – jonge moslima’s zónder hoofddoek bijvoorbeeld. Dat is allemaal eenvoudig. Een moeilijker regel is deze: hoe meer je aandringt op het stopzetten van ongewenste immigratie, hoe meer je nadruk moet leggen op de integratie van hen die al geïmmigreerd zijn. Dát is allesbehalve eenvoudig. Het is een dubbele boodschap en een dubbele boodschap is moeilijk om overtuigend over te brengen. Brutus probeerde het na de moord op Caesar. ‘Caesar was slecht want hij wou koning worden, maar hij was ook goed want hij heeft veel voor Rome gedaan.’ Brutus heeft het met die boodschap moeten afleggen tegen de populist Antonius. Die had een veel eenvoudiger boodschap: ‘Brutus is een rijke stinkerd en we gaan hier alles kapotslaan.’
     Zó ‘laagdrempelig’ mag de boodschap van een fatsoenlijke partij nooit worden. Dan maar een dubbele. Maar hóe je dat moet doen, dat moet je aan specialisten vragen. En je moeet hen daar enkele nachtjes over laten slapen.*****


* Slagzinnen zijn geschikt om eisen te stellen, maar zijn een onhandige manier om feiten of analyses weer te geven. Lenin heeft zijn revolutie niet gewonnen met slagzinnen als ‘Regering schiet te kort in de broodvoorziening’ of ‘Nieuw besluit schuift landbouwhervorming op lange baan’ of ‘Buitenlandse beleid laat kansen op vrede onbenut’. Zo werkt het niet. ‘Brood’, ‘Land’, ‘Vrede’, zo werk het. Enkele woorden, geen zinnen.

** Op Doorbraak verscheen een uitgebreid artikel over die bedenkelijke factchecking.

*** In dit scenario kan nog altijd sprake zijn van onbewust racisme – een racisme dat ervoor zorgt dat de racist het racisme van zijn fotokeuze niet opmerkt. Allemaal mogelijk hoor. Maar dat dat de foto van de drie gsm-jongens op het bankje verklaart, dat geloof ik niet.

**** Uit Mad Men heb ik geleerd dat reclamebureaus hun campagne eerst uittesten bij een steekproef uit de doelgroep. Dat is een manier om het verschil te zien tussen wat je wíl dat er overkomt en wat er écht overkomt.

***** Ik heb ondertussen de nieuwe campagne van N-VA gezien. Ze hebben op mijn goede raad niet gewacht. Geen prentjes van migranten. Enkele woorden, geen zinnen. Net wat ik zei.