Toen ik aan de universiteit Romanistiek studeerde, is alles redelijk vlot verlopen. Ik begon er, door omstandigheden, zes jaar later aan dan de gewoonte is. Die gevorderde leeftijd levert je een aanzienlijk voordeel op voor geestelijke rijpheid. Ik kon dus zonder al te veel moeite afstuderen met grote onderscheiding – het soort punten dus dat in het middelbaar vér buiten mijn bereik lag. Mijn Frans en mijn Spaans waren na die vier jaar studie niet echt zó goed, maar uiteindelijk had ik niet voor Fransman of voor Spanjaard gestudeerd, maar voor romanist, en dat is iets anders.
Enkele jaren later ging ik Germanistiek studeren, weliswaar vooral tijdens de ruime vakanties die mijn toenmalige werkgever mij toestond. Mijn eerste universitaire diploma bood voor die nieuwe studie weinig voordelen. Er vielen amper vakken weg, en mijn ondertussen verder gevorderde leeftijd nam wraak door mijn geheugen aan te tasten. Ik moest weer onderaan beginnen: het eerste jaar ‘voldoening na herexamens’ en het tweede jaar alsnog ‘onderscheiding’.
Toen verplaatste ik mijn actieterrein van Leuven naar de Université Libre de Bruxelles. Dat was dichter bij huis, en het vakkenpakket beviel mij beter dan dat van Leuven en dat van de VUB. De helft van de examens waren in het Frans, maar dat was voor mij geen nadeel. Een duidelijk voordeel daarentegen was dat mijn medestudenten erg weinig Engels en nog minder Nederlands kenden. Herman Manckiewicz had een standaard telegram waarmee hij potentiële scenarioschrijvers uitnodigde om naar Hollywood over te komen: ‘Your only competition is idiots.’ Germanistiek studeren aan een Franstalige universiteit voelde een beetje zo aan. Door wat harder dan nodig was aan mijn verhandeling te werken, kon ik zelfs afstuderen met de grootste onderscheiding. Grande dis’, zoals de Fransen zeggen. Op de proclamatie maakte ik een klein vreugdesprongetje, wat voor een man van veertig wellicht een gek gezicht opleverde.
Een nadeel van die grootste onderscheiding is, dat je ze eigenlijk nooit ter sprake kunt brengen zonder je te laten kennen als een opschepper. Ik durf zoiets zelfs niet tegen mijn beste vrienden zeggen. Als een geschikte gelegenheid zich zou voordoen, ja, dan wel. Als het gesprek toevallig op het onderwerp kwam van academische kwalificaties, over het verschil tussen een cum laude in Nederland en een cum laude in Duitsland, of over de andere puntenvereisten in het universitair onderwijs vergeleken met het niet-universtair onderwijs, of over het verschil tussen een first at Cambridge en een second at Oxford, ja, dan zou ik, bij wijze van voorbeeld, wel iets over die grootste onderscheiding kunnen laten vallen. Maar anders gaat het niet.
Mijn zoon, de toekomstige dokter, zit nu ook met dat probleem.
* Zie ook hier.