woensdag 31 augustus 2022

Hoe Lea Ypi het marxisme trouw blijft


     Ik heb het ontroerende boekje van Lea Ypi over haar jonge jaren in Albanië* gelezen met veel sympathie voor het hoofdpersonage, ook als het kind een lastige adolescent wordt, wat ongeveer samenvalt met de ineenstorting van het communisme. Wat er in de plaats van dat communisme komt, staat haar niet aan. Vroeger hielden de mensen zich niet met geld bezig. Er was amper iets om te kopen. Maar na de bevrijding is iedereen bezeten van de gedachte om meer geld te vergaren. Dat vindt ze vreselijk. Ook maakt de solidaire eenheid van vroeger plaats voor verdeeldheid. Haar moeder omarmt enthousiast het neoliberalisme, haar vader wordt een twijfelaar, ‘links op gebied van rechtvaardigheid en rechts op gebied van vrijheid’; anderen blijven het socialistische ideaal toegedaan; zelf gaat ze, vanwege de moslimafkomst van haar familie en omdat haar vriendinnen het ook doen, een hoofddoek dragen. Dat laatste duurt niet lang, want de grootmoeder, een Jacobijnse van de oude stempel, grijpt in. ’t Is allemaal erg verwarrend, en dat op een leeftijd dat álles verwarrend is.
     Men noemt de adolescentie wel eens l’âge ingrat. Bij Ypi is die ondankbaarheid letterlijk. Albanië wordt overspoeld met Westerse hulp, tot grote ergernis van Ypi. Bij het Rode Kruis kon je een gratis pak rijst krijgen. Dat ontlokt een zure commentaar: ‘Die verschilde van de rijst die we vroeger van onze buren leenden: ten eerste was het meer, ten tweede kwam het uit het Westen en ten derde stond er een ‘houdbaar-tot-datum’ op, die je informeerde wanneer je de rijst moest opeten, gewoonlijk de week ervoor.’ Die laatste opmerking staat mij tegen, want ondankbaarheid verdraag ik niet goed. En rijst of andere droge voeding waarvan de houdbaarheid een week overschreden is, is even goed en smakelijk als andere rijst, zeker als je die opdient met gepelde tomaten, rode paprika, rijst en champignons. Maar Ypi, begrijp ik, voelt zich vernederd door die overschreden datum.  
     Dat gevoel van vernedering heeft ze ook als een buitenlandse expert zijn intrek neemt in de straat. Hij wil de Albanezen komen uitleggen hoe zij een financieel systeem moeten opzetten zoals dat in Europa gebruikelijk is. Die durft nogal, schijnt Lea Ypi te denken.  Was ons land niet tot voor kort een ‘lichtbaken voor Europa’? Die expert is ongeveer het enige personage dat ze genadeloos en satirisch beschrijft, terwijl wat de brave man kwam vertellen waarschijnlijk veel gezonder was dan de Ponzi-schema’s waar de Albanezen zichzelf in hebben gestort.
     In het laatste hoofdstuk kondigt Ypi aan dat ze filosofie wil gaan studeren. Ze wil in het reine komen met het marxisme. ‘Ik weet niets over het marxisme,’ zegt ze tegen haar vader. ‘Ik zie wel dat het jullie levens heeft verwoest. Maar …’ ‘Het zou jouw leven ook verwoest hebben als je een paar jaar eerder was geboren,’ antwoordt haar vader. En ook: ‘Je praat nu al als een marxist,’ zei hij. ‘Die denken altijd te weten wat de juiste richting is.’
    Dat was overdreven, want Ypi moest nog een en ander uitklaren. Ze vertrekt naar Italië om te studeren en komt daar in gauchistische milieus terecht waar men zich in dezelfde marxistische theorie verdiept als die die zij als kind in kinderlijke vorm heeft meegekregen. In Albanië had die theorie tot veel miserie geleid, weet Ypi. Was die miserie onvermijdelijk? Kon ze als filosofe geen eigen versie van het marxisme verzinnen, een en ander moderniseren, de slechte stukken eruit snijden, aangekoekt vuil verwijderen, terugkeren naar de bron? Een beetje zoals een progressieve moslim probeert te doen met zijn islam?
     Vandaag doceert Lea Ypi aan de London School of Economics en schrijft ze geleerde artikels waarin ze uitlegt dat de goeie ouwe dictatuur van het proletariaat waar oom Enver over sprak nog altijd de enige manier is om tot een rechtvaardige maatschappij te komen**. ‘De cirkel is rond,’ schrijft ze in het nawoord van haar boek. 

 

* Zie mijn stukje van gisteren: hier.

** Zie mijn stukje van morgen.

dinsdag 30 augustus 2022

Het communisme in Albanië: roze of rood?


    
 Het autobiografische boekje Vrij van de Lea Ypi* heeft een prachtige openingszin.  ‘Ik heb me nooit afgevraagd wat vrijheid eigenlijk inhield, tot de dag dat ik Stalin omhelsde.’ Nou vraag ik je.  ’t Is kort, ’t is krachtig en ’t is een leugen, want de lezer begrijpt dat dat omhelzen van Stalin niet echt was, al was het maar omdat vadertje al een hele poos dood was toen Ypi werd geboren.
     Lea Ypi heeft een gelukkige kindertijd gehad in het communistische Albanië van de jaren 80. Ze groeit op in een leuk intellectueel gezinnetje: een brave vader, een kordate moeder en een pittige grootmoeder, die veel talen kende. De kleine Lea gaat graag naar school en luistert aandachtig naar de communistische propaganda van juf Nora. De imperialisten beweren, zegt juf Nora, dat Stalin klein van stuk was, maar dat was een leugen. Bovendien ‘was het een typische imperialistische fout om je aandacht te richten op uiterlijkheden in plaats van op wat werkelijk van belang was. Stalin was een reus, en zijn daden waren veel belangrijker dan zijn lichaamsbouw.’ Ook wordt in de klas de vraag behandeld of Stalin evenveel van kinderen hield als Lenin. ‘Ongeveer evenveel,’ weet de juf, want de juf weet veel. Alleen raakt zij niet goed wijs uit de filosofen Hegel en Engels, die ze dan maar herdoopt tot ‘Hangel’, de ene keer een leermeester, de ander keer een leerling van Marx. De kleine Lea neemt het allemaal gretig in zich op. Ze is het soort leerling dat zich goed voelt in de artificiële wereld van klas en school. Ik denk dat ze graag gezien was door juf Nora; zelf had ik zulke leerlingen ook graag.
     Albanië moet het armste land van Europa zijn geweest – dat is het wellicht nog –, maar de kleine Lea merkt daar niets van. Iedereen bezit even weinig, niemand komt om van de honger en iedereen heeft een dak boven zijn hoofd. Je moet in de rij staan om eten te kopen, en de porties zijn klein, maar Lea heeft dat nooit anders geweten. Het maakt deel uit van het leven; het is iets waar je je geen vragen bij stelt. Soms ziet Lea vreemde wezens, toeristen, die een vreemde geur verspreiden*, en het gebeurt dat die toeristen een leeg colablikje achterlaten. Zo’n mooie rode cilinder wordt dan meegenomen naar huis en als ornament op de televisie geplaatst. Ja ze hebben zelfs televisie – maar als ze iets leuks willen zien, zoals een voetbalmatch, het Eurosongfestival of ‘reclama’, dan moeten ze uitwijken naar zendstations van andere planeten zoals Italië en Joegoslavië.
     Albanië was indertijd ook het meest onvrije land van Europa, maar zelfs dat wordt door een kind niet opgemerkt. Lea moet haar ouders en haar juf gehoorzamen, zoals alle kinderen waar ook ter wereld. Als ze wil spelen met vriendjes of vriendinnetjes moeten ze sámen afspreken wát ze gaan doen. Zelf zingt ze het liefste liedjes zoals op de televisie; haar vroegrijp vriendinnetje speelt liever ‘bruidjes en baby’s’, en de bullebak van de buurt wil altijd ‘fascisten en partizanen’ spelen. Maar als ze van school naar huis wil, kan ze helemaal zelf beslissen welke weg ze neemt: links, rechts of rechtdoor. Als ze zonnebloempitten wil kopen, kan ze kiezen tussen gezouten en ongezouten, geroosterd of ongeroosterd.
     Ypi gebruikt met succes de oude truc om de Grote Mensen-wereld te beschrijven door de ogen van een kind. Zo is ze jaloers op haar vriendinnetjes in wier huis een portret van partijleider Enver Hoxha aan e muur hangt. Ze wil dat haar ouders ook zo’n portret aan de muur hangen, maar die stellen dat altijd maar uit omdat ze geen geschikte fotolijst vinden. De kleine Lea vindt dat een uitvlucht en roept boos: ‘Jullie houden niet van oom Enver.’ Er verschijnt paniek in de ogen van de ouders. De grootmoeder neemt het kind apart en vraagt dringend dat het nooit meer zoiets zal zeggen, niet binnen het gezin, en zeker niet buiten het gezin. De volwassen lezer begrijpt dat een gebrek aan warme gevoelens voor oom Enver nare gevolgen kan hebben. 
    Soms ook tast die volwassen lezer evenzeer in het duister als de kleine Lea zelf. De ouders hebben bijvoorbeeld een overdreven belangstelling voor alles wat met universiteiten te maken heeft. Ze hebben het er voortdurend over. Sommigen van hun kennissen doen heel erg lang over hun studies, tot twintig jaar. Sommigen studeren af, maar er zijn er ook die opgeven, of zakken voor het examen. Dat laatste komt door docenten die overdreven streng zijn. De kleine Lea begrijpt het allemaal niet zo goed, en de volwassen lezer zet in potlood een vraagteken in de marge, erop hopend dat het mysterie in een volgend hoofdstuk wordt uitgeklaard.
     Zelf begon mijn kijk op Albanië door het lezen van die kindertijdmemoires zoetjesaan roze te kleuren. Misschien was het allemaal niet zo erg als ik had gedacht. Akkoord, de mensen hadden niet de vrijheid om op oom Enver te schelden, maar het volstond dat je dat achterwege liet om veilig te zijn. Mensen bleven altijd en overal mensen, en er was nog leven buiten de politiek. Er stond misschien op elk plein een standbeeld van Stalin, maar een standbeeld stuurt geen mensen naar de Goelag. Albanië begon voor mij te lijken op een poppenhuisversie van het stalinisme.
     Ik dacht terug aan mijn laatste jaar in het middelbaar. Onze school stuurde ons toen op bezinningsweek. Je mocht geloof ik kiezen tussen een aantal plaatsen. Ik koos ervoor om een week in een klooster door te brengen. Je moest een paar gebedsdiensten per dag bijwonen, en enkele gemeenschappelijke maaltijden, en verder bleef je in je cel, om je over te geven aan vrome bezinning. Nu, vroom was ik wel, zij het niet in de betekenis die de paters aan het woord gaven. Ik had het boek Histoire du Parti du Travail d’Albanie meegenomen, 738 pagina’s dundruk. Het moet ongeveer het saaiste boek zijn dat ik ooit heb gelezen. Ik deed er een week over; toen ik naar huis ging was het uit.
    In deel drie van het boek werden vele bladzijden gewijd aan het ideologisch conflict tussen Enver Hoxha en Chroestsjov, en in één zinnetje werd vermeld dat een zekere Liri Belishova het bestaan had om het in deze kwestie niet niet eens te zijn met oom Enver. Nu stond het er niet bij, maar ik ging er vanuit dat onze vriendin Liri naar aanleiding van dat meningsverschil was gearresteerd en geëxecuteerd. Vele, vele jaren later, het moet na 1991 geweest zijn, zag ik op televisie een reportage over Albanië, en wie werd daar opgevoerd: een kranig oud vrouwtje, helemaal in het zwart gekleed, dat niemand minder dan Liri Belishova bleek te zijn. Ze was helemáál niet geëxecuteerd, ze had gewoon dertig jaar in de gevangenis gezeten. Misschien, dacht ik nu, was er in Albanië wel niemand geëxecuteerd. 
     In een van de latere hoofdstukken van Vrij, vertelt Lea Ypi hoe het communisme in Albanië in elkaar gestuikt is. Ook leggen haar ouders in dat hoofdstuk eindelijk uit hoe dat zat met die universiteiten. Dat was codetaal voor gevangeniskampen. Iemand die na twintig jaar afstudeerde was iemand die na twintig jaar werd vrijgelaten. Een strenge docent was een wrede kampbeul. Wie zijn studies opgaf, had zelfmoord gepleegd. Iemand die zakte voor een examen, was geëxecuteerd.
     Dus toch.

Voor de strenge maar rechtvaardige recensie van Herman Jacobs, zie hier.
** De geur van zonnebrandolie.

zaterdag 27 augustus 2022

Lukkassen vs. Clerick


     Het overkomt mij niet vaak, maar laatst was ik het onderwerp van een internet-artikel in De Dagelijkse Standaard*. Sid Lukkassen vond dat ik ‘de democratische geloofsbrieven van van Paul Cliteur in twijfel had getrokken.’ Hij heeft mijn stukje over Cliteur en Sting gelezen en daaruit besloten dat ik Cliteur geen ‘échte democraat’ vind, dat Cliteur ‘zijn democratisch standpunt verwaarloost’, en dat hij door zijn houding tegenover Oekraïne ‘verraad pleegt aan de democratie’.
     Lukkassen heeft, vrees ik, mijn stukje slechts heel vluchtig gelezen. Ik ben er namelijk redelijk gerust in dat Paul Cliteur een échte democraat is, en uit wat ik van hem gelezen heb, een van de rechts-liberale soort, wiens opvattingen over een en ander dus dicht bij de mijne liggen. Alleen vond ik het fout dat hij de democratische dimensie van de Oekraïense onafhankelijkheidsstrijd loochende met een ontoereikend argument. Cliteur beweert namelijk dat het Poetins aanval ingegeven was door geopolitieke motieven, niet door de bedoeling om de democratie in Oekraïne te vernietigen. Ik ga daar eigenlijk mee akkoord. Maar ik vond het een denkfout om de inzet en gevolgen van een conflict te herleiden tot de bedoeling van een van de actoren.**
     Dezelfde denkfout vind ik terug bij Lukassen zelf, maar dan zodanig uitvergroot dat ik mij afvraag of Cliteur hem erin zou kunnen volgen. ‘Iedereen weet,’ schrijft hij, ‘dat het “vrije Westen” nooit werkelijk op zoek was naar het verspreiden en verdedigen van de democratie … het was nooit het doel om de democratie ongeacht alle belangen te verdedigen.’ ‘Iedereen weet’, tja, ’t is een uitdrukking die ik mij herinner van mijn communistische jeugd. In elk geval wordt ook hier weer de bedoeling ingeroepen om de  inzet van conflicten te bepalen.
     Lukkassen ondersteunt zijn kijk door te laten zien hoe inconsequent het Westen zich getoond heeft als het om democratie ging: het verraden van Polen in WO II, het steunen van dictaturen tijdens de Koude Oorlog, het gedogen van Erdogan in het Westerse bondgenootschap, enzovoort, tot en met de terugtrekking uit Afghanistan. Met die inconsequenties ben ik het eens, en als Lukkassen mijn stukje wat beter gelezen had, zou hij dat gemerkt hebben in de passage waar ik het voorbeeld van Latijns-Amerika aanhaal.
    Maar over die inconsequenties denk ik anders. Geopolitiek en democratie zijn voor mij niet per definitie en in alle gevallen tegengesteld. Je kunt tegelijk geopolitieke doelstellingen en democratische doelstellingen nastreven – alhoewel je sóms moet kiezen –, je kunt de democratie ook op een inconsequente manier verdedigen, en je kunt ten slotte ook de democratie proberen uit te dragen juist omwille van geopolitieke belangen. De oorlog in Irak is daarvan een voorbeeld. Amerika droomde – naïef – dat het de Sadam-dictatuur, een potentieel machtige vijand, kon vervangen door een democratisch model dat zich juist daarom op het Westen zou oriënteren***. Het is allemaal niet zo gelopen, dat weten we, en een beetje meer Realpolitik, en wat minder ideologie, was beter geweest, ja. 
     Wat de door Lukkassen zelf voorgestelde Realpolitiek betreft – Rusland te vriend houden en vooral China in de hand houden –  daar heb ik geen mening over. Ik stoor mij wel aan de demagogie die hij gebruikt van ‘verarmde omaatjes’ die hun gas niet kunnen betalen terwijl er ‘miljoenen euro’s aan donaties en wapentuig naar Oekraïne gaan.’ Dezelfde omaatjes kunnen immers van stal worden gehaald als er straks miljoenen geïnvesteerd moeten worden in eigen defensie, zij het, in Lukkassen zijn analyse, met het oog op China. Bij budgettaire keuzes mogen de noden van een buitenlands beleid niet bepaald worden door de noden van een sociaal beleid, en ook het omgekeerde is misplaatst. Elk beleid heeft zijn eigen logica en vertrekt van eigen noden****.
     Een laatste vraag: is Lukkassen zelf een echte democraat? Op basis van zijn stuk neem ik aan van wel. Alleen vind ik het jammer dat hij zo denigrerend spreekt over de Westerse democratie zoals ze bestaat. Hij vindt ons systeem ‘caesarisme’.  Hij schudt gauw-gauw een lijstje uit zijn mouw van wat er fout loopt. Het is overigens een interessant lijstje. Veel van wat hij aanhaalt vind ik ook onrustwekkend. Het coronabeleid van de Westerse regeringen bijvoorbeeld heeft mij ook wantrouwiger gemaakt. Maar de afstand tussen de Westerse democratie met al haar fouten en het poetinisme is, naar mijn inschatting, even groot als die tussen het poetinisme en het stalinisme. Als dat nuances in totalitarisme zijn, dan zeg ik: leve de nuance!

 * Het artikel van Lukassen vind je hier. Mijn stukje waarop hij antwoordt vind je hier.

** Ik heb deze alinea lichtjes aangepast omdat Lukkassen in een vervolgartikel er ongeveer het tegenoverstelde in las van wat ik bedoelde. Hopelijk is het nu duidelijk.

*** Een aantal lezers vonden dat ik hier de Amerikaanse inval in Irak goedpraatte. Dat is niet wat ik beoogde. Buitenlandse politiek wordt tegelijk beïnvloed door vele factoren: geopolitiek, ideologie, economisch belang, binnenlandse agenda, humanisme. De poging om een democratie in te voeren in Irak zie ik niet als een humanistische, maar als een ideologische factor die, dít wou ik dus zeggen, een geopolitiek doel diende. 

**** Zie ook mijn stukje hier.

 

 

vrijdag 26 augustus 2022

Zoek de vijf verschillen



 
    Laatst schreef ik een stukje over de vraag of de islam ten goede kon veranderen. Ik maakte daarvoor een vergelijking tussen die godsdienst en het christendom, met name het katholicisme. Niemand kon driehonderd jaar geleden de evolutie voorspellen die de katholieke kerk en haar theologie zou ondergaan. Als díe evolutie mogelijk was, dan moet die voor de islam ook mogelijk zijn, was mijn redenering.

     Op die stelling kreeg ik een snedig en intelligent antwoord van Jurgen Ceder. Jurgen schreef: 

‘Er zijn verschillende redenen waarom de Islam een heel andere godsdienst is:
1. Niet-interpreteerbaarheid van de Koran
2. Geen hiërarchische structuren, zelfs geen clerus, die een moderne interpretatie zouden kunnen afdwingen. Telkens een moslim de Koran vastneemt, stapt hij in een teletijdmachine naar AD 610.
3. Het te volgen voorbeeld van Mohammed is héél anders dan dat gezet door Christus.
4. Geen scheiding van kerk en staat in de leer. 
5. Andere houding tegen geloofsafvalligheid.’

     Daar heb ik weinig tegen in te brengen, en al zeker niet tegen Jurgen zijn conclusie dat immigratie strikt moet worden beperkt zodat een moeilijk te moderniseren godsdienst niet teveel ruimte gaat innemen in onze samenleving. Misschien heeft Jurgen met zijn vijf redenen niet voor de volle honderd procent bewézen dat de islam nooit kan moderniseren, hij heeft ondertussen wel de plausibiliteit van zo’n modernisering flink uitgehold. Blijft er nog iets van over? Ik vind van wel, omdat de verschillen tussen christendom en islam die Jurgen aanhaalt, hoe juist en pertinent zij ook zijn, toch minder diep gaan dan op het eerste gezicht lijkt. Ik bekijk hieronder vooral de christelijke kant van de vergelijking.
1. De niet-interpreteerbaarheid van de Koran. Dat komt, zegt men vaak, omdat de Koran rechtstreeks door God is gedicteerd. Het zijn heilige woorden waarmee niet mag worden geknoeid. Dat is waar. Maar is dat zo verschillend van het christendom? Zelfs in de hedendaagse liturgie worden de vier evangelies nog altijd ‘het woord van God’ genoemd. Op school leerde ik dat de Heilige Geest als een soort toneelsouffleur optrad bij het schrijven van de evangeliën*. Natuurlijk zijn er altijd pausen, theologen en priesters geweest die de tekst op hun manier uitlegden, maar ze stelden het voor alsof hun uitleg naadloos bij de tekst aansloot, de enige mogelijke was en altijd onveranderlijk was geweest en zou blijven. Zij interpreteerden de tekst, maar ontkenden dat ze interpreteerden. ’t Is waar, na de reformatie werd het moeilijk om die fictie vol te houden. 
2. De islam kent geen hiërarchische structuren. Dat is een duidelijk verschil met de katholieke kerk. Maar wat moeten we dan met de vele protestantse stromingen die ook geen duidelijke hiërarchische structuren kennen? Dat heeft hen niet belet om te moderniseren, soms trager dan het katholicisme, en soms sneller.  Als je erover nadenkt, besef je trouwens al gauw dat hiërarchische structuren een modernisering zowel kunnen bevorderen als afremmen.
3. Het te volgen voorbeeld van Mohammed is héél anders dan dat van Christus. Ook dat is waar. Op het gedrag van Jezus valt, op zijn humeurigheid na, naar hedendaagse normen, niet zoveel aan te merken. Op dat van Mohammed … tja … Het probleem is echter dat van Jezus bijna alleen zijn leven als mysticus, predikant en gebedsgenezer beschreven wordt. Mohammed daarentegen kennen we als mysticus en predikant, maar ook als zakenman, minnaar, rechter, politicus, krijgsheer, leider van een spionnennetwerk, enz. Dan spook je wel eens iets uit waar tijdgenoten en latere generaties afkeurend het hoofd over schudden. Zoiets bemoeilijkt de zaken voor een godsdienst die de navolging van hun stichter als ideaal aanprijst. Met de bijbel was het gemakkelijker. Al die patriarchen, rechters, koningen enzovoort met hun naar hedendaagse – en soms ook naar toenmalige normen – kwalijke gedrag, staan mooi samen in het Oude Testament. Men heeft er in het verleden veel kwalijk gedrag van christelijke gezagsdragers mee goedgepraat. Maar het volstond om dat Oude Testament naar een achterkamertje te verbannen en er alleen wat sprookjes, psalmen en donderpreken uit over te houden. Weg Jozua, weg David, weg Salomon. De islam zou ooit hetzelfde kunnen doen en de Haddith naar een achterkamertje verbannen met behoud van enkele capita selecta. Dan is Mohammed nog niet weg, maar wel veel van het kwalijke gedrag dat men hem toeschrijft. ’t Zou een hele vooruitgang zijn.
4. Geen scheiding van kerk en staat in de leer. Dat lijkt mij een kwestie voor specialisten. Van de geschiedenisles herinner ik mij inderdaad de eeuwige spanning in het Westen tussen kerk en staat, de christenvervolging door de Romeinse keizers, de bekering van Constantijn, de legendarische donatie van dezelfde keizer, de kerstening van en door de Franken, de investituurstrijd, de gang naar Canossa, de Welfen en de Ghibelijnen, Thomas Becket en Hendrik II, het Anglicanisme en het Gallicanisme, de ‘clergé réfractaire’ van de Franse revolutie. De islamitische wereld  schijnt zoiets niet te hebben gekend. Maar wat de christelijke leer betreft, ben ik op mijn hoede. Goed. Jezus zei dat je aan Caesar moest geven wat aan Caesar toekwam, en aan God wat aan God toekwam. Augustinus van Hippo sprak van de ‘civitas caelestis’ en de ‘civitas terrena’. En dan had je de tweezwaardenleer van Paus Gelasius I. Er zal nog wel meer zijn. Maar hier is het gevaar voor anachronistische Hineinterpretierung heel groot. Voor je het weet ga je in een diplomatieke uitspraak van Jezus, in een tractaat van Augustinus dat over iets anders gaat, en in een opportunistische slimmigheid van een paus, meer zien dan wat er in zit. Je gaat op zoek naar een leer die buiten de kerk tot stand kwam en pas door en na de Franse revolutie begon door te dringen in de katholieke wereld, eerst in de liberale vleugel ervan, en ten slotte in de hele kerk.
5. Andere houding tegen geloofsafvalligheid. Geen enkele godsdienst heeft er belang bij om geloofsafval ongestraft te laten. Getuigen van Jehovah en de amish bestraffen geloofsafval met ostracisme. De islam en het christendom gaven van oudsher de voorkeur aan de doodstraf. Wie daarbij het meeste moorden beging weet ik niet. Het zal wel afhangen van tijd, plaats, omstandigheden en goede of slechte karaktereigenschappen van de toenmalige heerser. Je kunt hoogstens opmerken dat de christenen minder bronteksten hadden om hun praktijk mee goed te praten en dat ze de executies lieten uitvoeren door het ‘wereldlijke zwaard’. Veel verschil maakte het niet voor de arme drommel die als ketter op de brandstapel stond, op de folterbank lag of aan de galg hing. Wat wel een verschil uitmaakt is dat het christendom de theorie en praktijk van kettervervolging volledig heeft afgezworen, terwijl dat niet zo is binnen de islam. Daar is nog werk aan de winkel. Een kleine nuance: er zijn in de wereld 51 landen met een moslimmeerderheid. Slechts in dertien van die landen voorziet de wet in de doodstraf voor geloofsafval**. Dertien is veel te veel, en één is veel te veel, maar het is geen algemene praktijk, en dus ook geen algemene rem op mogelijke modernisering.

 Er is nog een andere reden om de vijf verschillen van Jurgen te nuanceren. Die verschillen maken deel uit van een redenering achteraf. Het christendom is gemoderniseerd, en achteraf vindt men kenmerken die die modernisering verklaren: interpreteerbaarheid van de bijbel, hiërarchische structuren, het voorbeeld van Christus, scheiding van kerk en staat en houding tegenover geloofsafval. Als de islam ooit gemoderniseerd raakt, zullen de geleerden van de toekomst ook wel, als ze hun best doen, vijf kenmerken van de islam vinden die die modernisering hebben mogelijk gemaakt.
     Dit neemt allemaal niet weg dat de modernisering van de Islam en de secularisering van de islamitische landen moeizamer en langzamer lijkt te verlopen dan in het christendom het geval was, en de laatste veertig jaar zelfs in de omgekeerde richting verliep. Maarten Boudry noemt de islam ‘een moeilijker noot om te kraken dan het christendom.’ Jurgen Ceder verwijst naar de mislukte seculariseringspogingen in de 20ste eeuw. ‘Er zijn geen Ataturken meer in de islam’, schrijft hij, en ik geloof dat hij gelijk heeft. 
     Het ziet ernaar uit dat de tweede seculariseringsgolf niet de revolutionaire vormen zal aannemen zoals we die gezien hebben onder Ataturk, Nasser en de Sjah van Iran, maar die van een geleidelijke aanpassing. Facebookvriend Mark Depre somde in een reactie een aantal hoopvolle evoluties in de moslimlanden op: het doorbreken van het informatiemonopolie van mullah’s en moefti’s door het internet, de clandestiene geloofsafval van de jeugd, de verkiezingsnederlaag van de Moslimbroeders in Marokko, de schrapping van Allah uit de Tunesische grondwet, de schrapping van een aantal sharia-wetten in de Verenigde Arabische Emiraten, het verbod op kindhuwelijken in Pakistan, meer vrouwenrechten in Saoedi-Arabië (mogelijkheid tot autorijden en professionele carrière, gemeentelijk stemrecht) … ’t Is bijlange nog geen halfvol glas, maar een optimist heeft aan bodempje vocht genoeg om te hopen dat het glas ooit nog vol raakt.

 

* Zie de brief van Paulus, 2 Tim. 3:16: ‘Al de Schrift is van God ingegeven.’ ‘Ingeblazen’ leerden we op school, wat dichter bij het Grieks komt: theopneustos.

** Afghanistan, Iran, Maleisië, de Maldiven, Mauretanië, Nigeria, Pakistan, Qatar, Saoedi-Arabië, Somalië, Soedan, de Verenigde Arabische Emiraten en Jemen.

donderdag 25 augustus 2022

Russische generaal, naam begint met een W.


     Vroeger was alles slechter. Als ik bijvoorbeeld op een naam niet kon komen, raakte ik helemaal uit mijn humeur. Soms waren dat namen die ik al heel mijn leven kende. Zo wilde op een dag de naam van een beroemde Sovjet generaal mij niet te binnen schieten. Ik kende die naam al heel mijn leven. Held van Stalingrad, speelde een beslissende rol in de coup tegen Beria, zijn naam begint met een W. Ik vroeg het aan mijn vrouw, en ze kon mij niet helpen.
     Wat kon ik in zo’n geval beginnen? De encyclopedie nemen en de hele letter W doornemen? Dat is onbegonnen werk. Maar nu we het internet hebben is alles beter. Snel even googlen op ‘Slag om Stalingrad’ en je kunt aan de slag. Misschien moet je het hele Wikipedia-artikel lezen voor je de naam tegenkomt, maar dat is niet erg. Je hebt dan weer iets bijgeleerd. Of misschien komt de naam wel niet voor in het artikel. Dan kun je proberen bij het lemma ‘Beria’. Leer je weer iets bij. Of je tikt in het zoekvenster van Google: ‘Famous soviet generals’. Dan krijg je je je antwoord onmiddellijk: Zjoekov! Tiens, niet met een W.
     Het internet heeft helaas niet al mijn problemen opgelost. Soms valt mij een zinnetje uit een film of een serie te binnen. Een niemendalletje waarvan mij vooral de intonatie helder voor de geest staat. Bijvoorbeeld: ‘What’s this? What’s this?’ Wie zegt dat en in welke film? Ik kan daar dagen mee rondlopen. Het moet komen uit iets wat ik vele, vele keren heb gezien. Uit How I Met Your Mother bijvoorbeeld*. Of uit een filmfragment dat ik jaar na jaar in de klas liet zien. Als je je maar lang en diep genoeg ergert, schiet het antwoord je uiteindelijk wel te binnen. Excalibur! van Boorman. Merlijn zegt het net voor Arthur tot ridder wordt geslagen. Film van begin de jaren tachtig. Liam Neeson en Hellen Mirren speelden erin mee maar ik lette toen nog niet op die acteurs. Ik liet dat fragment zien in de klas, jaar na jaar. Zie je wel. 
     Laatst had ik het weer. Het zinnetje dat mij achtervolgde moet iets geweest zijn als ‘you threw a few “fuckings” in to show how irritated you are.’ Een meisje of een vrouw zegt het op een truttige toon. Hoe kan ik dat in godsnaam terugvinden? Na dagen van ergernis schiet het mij plots te binnen. Death Proof. Ja, die film heb ik zeker meer dan tien keer gezien. Shana zegt het tegen haar vriendin Jules. Het script van de film is makkelijk terug te vinden op het onvolprezen internet en ik vind meteen het juiste citaat ‘And then, before the sentence was over, you threw a “fucking” in there to emphasize your irritatedness.’ 
     Nu ik eraan denk … misschien had ik er beter aan gedaan om meteen in het zoekvak van Google te typen: ‘you threw a fucking in’. Ik probeer het en onmiddellijk krijg ik een tiental hits met een verwijzing naar Death Proof. Het internet is nog beter dan ik dacht.
     Maar dan moet je je citaat natuurlijk helemáál juist hebben. Een kleine variatie zoals ‘a few fuckings
’, zoals ik mij de zin herinnerde, levert miljoenen hits op, waarvan, althans in de eerste honderd, geen sprake is van Death Proof. Dan ben ik nog verder van huis.

 

* Zie mijn stukje over HIMYM hier.

** ‘What’s this? What’s this?’ op 0:46 in onderstaand fragmentje 
https://www.youtube.com/watch?v=XAIeh0YarFs 

woensdag 24 augustus 2022

Kan de islam veranderen?


     Sommige lezers van mijn vorige stukje vonden dat ik een ‘laf onderscheid’ maak tussen ‘islam’ en ‘islamisme’. Goed. Misschien moet ik mij maar eens bezinnen over mijn al te meegaand karakter of over mijn neiging om de wereld en de toekomst al te roze in te kleuren, vooral op dagen dat ik goedgemutst ben. Maar ’t is niet alleen een kwestie van inborst of humeur. Het onderwerp islam-islamisme bevat nu eenmaal genoeg brandstof om de gemoederen snel te verhitten.
     Dat geldt ook voor die andere, verwante vraag:  of er één of meerdere islams zijn.  Bestaat er zoiets als een Europese islam bijvoorbeeld? Of is er maar één islam die overal ter wereld dezelfde is? De heftige welles-nietesdiscussies daarover worden beïnvloed door het verschillend gewicht dat wordt toegekend aan de theorie of aan de praktijk. Voorstanders van de vele-islams stelling verwijzen naar de praktijk, dat wil zeggen naar de verschillende godsdienstbeleving en wetgeving in landen als Saoedi-Arabië, Indonesië, Iran en Tunesië. Voorstanders van de één-Islam stelling kijken vooral naar de theorie. Zij verwijzen naar de onveranderlijke bronteksten – Koran en Haddith – en naar de interpretatie ervan door de schriftgeleerden, een interpretatie die al meer dan tien eeuwen vastligt.
     Zo bekeken hebben de één-Islam mensen gelijk. Als je de islam beperkt tot zijn theorie, dan is hij al tien eeuwen één blok graniet. De meningsverschillen tussen de rechtscholen zijn triviaal, en de verschillen in de praktijk van landen als Saoedi-Arabië, Indonesië, Iran, Tunesië doen dan per definitie niet ter zake. Je kunt door nijverig te zoeken in de uitspraken en werken van schriftgeleerden misschien hier en daar een niet toegegeven intepretatieverschuiving vinden, bijvoorbeeld met betrekking tot het begrip ‘kalifaat’, maar heel ver zul je niet geraken, vrees ik.
    Het beste lijkt mij om de aandacht te verleggen naar een andere vraag: kan de islam in de toekomst veranderen? Ik wil hier graag het optimistische antwoord vertolken. Om met de praktijk te beginnen: ja, zo’n verandering is mogelijk. Ik moet niet diep gaan graven in de geschiedenis om zo’n verandering te vinden: de Iraanse revolutie in 1979 heb ik, bij wijze van spreken dan, zelf meegemaakt. Voor het eerst hoorde ik toen discussies over het moslimfundamentalisme. Mijn toenmalige buur in Schaarbeek, Lucas Catherine, kwam begin de jaren 80 wel eens op bezoek en vertelde ons dat wij niets te vrezen hadden. Het fundamentalisme was duidelijk over zijn hoogtepunt heen, zei hij. Mijn vrouw, mijn broer en ikzelf waren onder de indruk van zijn argumenten. Maar de werkelijkheid bleek omgekeerd: het fundamentalisme was pas begonnen aan zijn opmars, ook in Lucas Catherine zijn geliefde Palestina. 
     Ja, maar dat was een verandering ten kwade zult u zeggen. Zeker. Maar als een verandering ten kwade mogelijk is, dan moet dat ook gelden voor een verandering ten goede. Als moslimvrouwen op een gegeven ogenblik massaal hoofddoeken beginnen dragen, dan moet het ook mogelijk zijn dat ze op een bepaald ogenblik die hoofddoeken met een zucht van verlichting weer afdoen.
     Dan de theorie van de islam – de theologie – kan die evolueren? Hier heb ik geloof ik de geschiedenis van de islam niet aan mijn kant. De islamtheologie schijnt in meer dan tien eeuwen niet veel veranderd te zijn. Waarom zou ze in de toekomst dan wel kunnen veranderen? 
     Ik ben niet de enige die bij die vraag een slim manoeuvre uitvoert en overstap naar een vergelijking met het christendom en het katholicisme. Als kind zag ik in de kerk en op school posters van het Tweede Vaticaans Concilie. Paus Johannes XXIII wou dat de kerk een aggiornamento zou aanvatten: een aanpassing aan de moderne realiteit. Maar in werkelijkheid was dat aggiornamento begonnen sinds de Verlichting, enkele eeuwen geleden.  Er ontstond toen geleidelijk een nieuwe wetenschappelijke, technologische, economische, politieke en culturele samenhang waarin de hegemonie van de godsdienst werd bedreigd.  Rationalisme, scepticisme, verminderde geloofsijver en zelfs geloofsafval deden hun intrede.
     Dat alles had ook invloed op de katholieke theologen. Ze wilden niet bij de pakken blijven zitten. Sommigen gingen als reactie de onveranderlijkheid van het oude geloof vooropzetten, met brute dogmatiek of met een charmante redeneertrant die ze van de Verlichting zelf overnamen. Anderen wilden het oude geloof aanpassen aan de rationele omgeving. Zulke lieden onderwierpen de bijbel aan bronnenonderzoek, verlaagden de status van het Oude Testament, zochten naar het verschil tussen hoofdzaken en bijkomstigheden, tussen metafoor en boodschap, tussen religieuze kern en historische context. Het resultaat is dat de toonaangevende katholieke theologie van vandaag weinig gelijkenissen vertoont met die van driehonderd jaar geleden. Waarom zou de islam dezelfde evolutie niet kunnen doormaken?
    De pessimisten hebben hier veel antwoorden op.  De rationele ingesteldheid van de Verlichting is typisch voor de westerse mens; het christendom heeft, in tegenstelling tot de islam, altijd de kiemen van vernieuwing in zich gedragen; een islam waarin men de overgeleverde woorden en de daden van Mohamed niet als letterlijk te volgen ideaal opvat is een ondenkbare ketterij. Dat eerste antwoord – de rationele westerse mens – vind ik racistisch in de eigenlijke zin van het woord. Het tweede antwoord – de kiemen van vernieuwing – vind ik Hineinterpretierung: die kiemen zie je maar achteraf, als je ernaar op zoek bent. Het derde antwoord – ondenkbare ketterij – verwart verleden, heden en toekomst. Wat in het verleden ketterij was, kan in de toekomst orthodoxie worden. Elke katholieke theoloog van driehonderd jaar geleden zou in het huidige katholicisme alleen de meest volslagen ketterij zien.
     Hiermee heb ik de strijd tussen optimisten en pessimisten natuurlijk niet beslecht. Ja, een evolutie ten goede binnen de islam is mogelijk. En, impliciet, ja, zo’n evolutie is op lange termijn zelfs plausibel. Maar als die lange termijn bijvoorbeeld driehonderd jaar kan zijn**, dan blijft nog voldoende ruimte over voor wie tot zwartkijkerij is geneigd. Wat ook de voordelen van optimisme zijn, wij gaan er geen moral duty van maken. Congenitale pessimisten hebben ook recht op een fijn leven. 

* Het is mogelijk dat de secularisatie en theologische evolutie binnen de islam in de Europese landen sneller verloopt dan in andere landen. In dat geval zou er een ‘Europese islam’ kunnen bestaan. Maarten Boudry (2019) schrijft dat zoiets ‘afhankelijk blijft van de beleidskeuzes … vooral wat betreft migratie … Als de toestroom te groot wordt, kan dit het proces van secularisering zelfs te niet doen.’ (Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat). Vandaag zijn er in België ongeveer 7,6 procent moslims. Volgens een studie van het Pew Research Center gaan we naar 11 procent in 2050 bij een migratiestop, naar 15 procent bij een beperkte migratie en naar 18 procent bij sterke migratie. Het lijkt mij duidelijk dat de kansen op algemene integratie en theologische modernisering beter zijn met een moslimgroep van 11 procent dan met een van 18 procent.     

** De theologie biedt op een vraag naar de termijn meestal geen betrouwbaar antwoord. De sociologie helaas ook niet. Beide zijn sterk als het om een onbepaalde termijn gaat. Een sociologische voorspelling over de plaats en aard van de godsdienst in de onbepaalde toekomst vindt men onder andere in Steve Bruce (2011), Seculariszation. Bruce gebruikt plausibele causale verbanden.

donderdag 18 augustus 2022

Is de hoofddoek 'islamistisch'?

 


   Wie mijn vorige stukje heeft gelezen, kan mijn rudimentaire antwoord al raden: op straat is het dragen van een hoofddoek kwalijk maar niet ‘islamistisch’, achter het gemeenteloket of op school wel. Ik kan het ook scherper formuleren. De wens van een vrome moslima om met de hoofddoek aan een gemeenteloket de burgers te woord te staan of in een school les te geven is niet noodzakelijk ‘islamistisch’, de eis om dat te mogen doen en de reglementen in die zin aan te passen is dat wel*. En toegeven aan die eis, is capituleren voor een aanval op de liberale democratie. Dat de moslima wil werken, valt toe te juichen. Als ze bij dat werk haar hoofddoek met alle geweld aan wil houden, zal ze in deze tijden zeker een werkgever vinden die zoiets gedoogt, toelaat of aanmoedigt. 
     Ik had ooit een online discussie met Othman El Hammouchi over hoofddoeken aan het loket of op school, of liever over het verbod op het dragen ervan. Othman beriep zich op het beginsel van de vestimentaire vrijheid dat overal hetzelfde diende te zijn: in Vlaanderen moest je vrij zijn om een hoofddoek te dragen en in Iran moest je vrij zijn om er géén te dragen*. 
     Ik ging akkoord met die vestimentaire vrijheid. Ik wilde dat beginsel zelfs huldigen als het ging om korte broeken voor oude mannen, of om swastika’s en SS-symbolen op het zwarte leren jasje van een Hell’s Angel. Wel wilde ik geen swastika’s zien aan het gemeenteloket, of leraren wiskunde en Frans in korte broek voor de klas. Ik citeerde verder de bekende kritieken: de sociale druk in moslimmiddens die van vrije keuze weinig heel laat, de ongelijkheid in ‘vestimentaire’ eisen die worden gesteld aan mannen en vrouwen, en de verwrongen kijk op mannelijke en vrouwelijke seksualiteit die uit de hoofddoektraditie blijkt.
     Tegelijk besefte ik dat die bezwaren niet boven elke kritiek verheven zijn. Het is altijd gevaarlijk om sociale en familiale druk te pareren door staatsdwang in tegengestelde zin. En de sociale druk om hoofddoeken te dragen is in moslimmiddens niet absoluut. Niets gewoner dan twee kwetterende moslimmeisjes op straat te zien waarvan de ene wel en de andere geen hoofddoek draagt**. Dan die man-vrouw geschiedenis. Ik erger mij inderdaad als ik een hippe moslim man in een modieus T-shirt  op straat zie lopen naast zijn volledig ingepakte vrouw. Maar echt hun relatie inschatten kan ik niet, en eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik niet sta te wachten tot die man zijn T-shirt inruilt voor een kaftan en een traditionele muts. Wat ten slotte die ‘verwrongen’ kijk op seksualiteit betreft, tja, wat is hier de ‘gezonde’ kijk?
     Ik gooide het over een andere boeg. Het dragen van een hoofddoek, zei ik, wijst op een zeker fanatisme in de godsdienstbeleving**, een zekere compromisloosheid, een wil om met álle regeltjes in orde te zijn. Nu kun je uit de Koran en de Haddith, net als uit onze bijbel, met name het Oude Testament, nogal wat bedenkelijke regels distilleren, en ik geef daarom de voorkeur aan moslims die niet álle regels even ernstig nemen. Daarop verbrak Othman de discussie. Ik had, geloof ik, zijn godsdienst beledigd****.
     Daardoor was ik nog niet aan mijn eigenlijke argument toegekomen. Wijzelf komen uit een samenleving die tot 200 jaar geleden doordrongen was van godsdienst. Die godsdienst is sindsdien geleidelijk teruggebracht van een maatschappelijke verplichting tot een vrijwillige keuze. Ik ging van mijn zevende tot mijn twaalfde elke dag, verplicht, naar de mis. Maar in de godsdienstles vertelde meester Bernard dat ik de mirakels die in het evangelie beschreven stonden niet moest geloven. Het mocht, maar het moest niet. Vaticanum II was al een poosje aan de gang en de mentaliteit was veranderd; de druk van de godsdienst zou daarna nog verder afnemen.
     Maar nu voltrekt het proces zich in tegenovergestelde zin. Door de moslim-immigratie is er ondertussen een belangrijk deel van de bevolking die voormelde mentaliteitsverandering nog niet heeft doorgemaakt. Goed, we hebben geduld. Misschien komt die nog, misschien ook niet. Maar wat we niet willen veranderd zien, dat zijn ónze garanties voor een seculiere samenleving, waar godsdienst een vrijwillige keuze is, en waar alle burgers, gelovig of niet, door de overheid op eenzelfde manier worden behandeld. 
    Die garanties zijn vastgelegd in de wet. Dat is het belangrijkste. Maar het is niet het enige. De Franse traditie van laïcité* voegt daar nog een laag symboliek aan toe: prioriteit van het burgerlijk huwelijk, neutrale uitstraling van openbare gebouwen en ambtenaren, geen religieuze verwijzingen in officiële teksten. Het was geloof ik in Frankrijk op een bepaald moment zelfs verboden dat officieren in uniform een kerkdienst bijwoonden.
     Ik heb vaak gelezen dat de hoofddoekkwestie een symbooldossier is. Dat is helemaal juist. Maar hoewel ze dat vaak zijn, zijn symbolen niet altijd onbelangrijk. Sommige symbolen zijn juist heel belangrijk. Het verbod op hoofddoeken in openbare functies en in scholen is er zo een. Het is een streep in het zand. Het is omwille van de symboolwaarde dat het verbod moet worden gehandhaafd. Om die reden – én om het gevaar voor een hellend vlak waar ik gisteren op wees. In landen waar de symboolwaarde van de laïcité minder aanwezig is*****, zien we ook andere bressen in de verdedigingswal rond de neutrale staat, zoals in het Verenigd Koninkrijk waar vrouwelijke politie-agenten een hoofddoek mogen dragen, waar een gemeenteraad kan worden ingeleid door afwisselend christelijke, islamitische, joodse en andere gebeden en waar, o gruwel, bepaalde conflicten voor sharia-rechtbanken kunnen worden beslecht.


 

* Ik weet niet meer of ik Othman toen gewezen heb op de zwakte van zijn Iran-argument. In Iran zou de vestimetaire vrijheid moeten bestaan, bij ons bestaat zij wel, op enkele gemotiveerde uitzonderingen na.


** Waarom het ene meisje wél en het andere meisje géén hoofddoek draagt, kun je als buitenstaander niet weten. Men suggereert soms dat het dragen van een hoofddoek wel eens een daad van rebellie zou kunnen zijn. En dat tegen de wil van de ouders? ’t Zou mij verwonderen als díe motivatie vaak voorkwam.


*** Toen in Albanië de godsdienstvrijheid werd hersteld na de communistische dictatuur, gingen veel families weer naar de moskee. Zo ook Lea Ypi, de auteur van het boek Vrij. Ze overwoog om een hoofddoek te dragen, maar de familie greep in. ‘Er is een verschil tussen godsdienst en fanatisme,’ zei de oma.


**** Ik geef mijn argumentatie hier niet woordelijk weer. De discussie is wel afgebroken op het laatste argument dat ik aangeef. 

***** Men denkt soms aan de religieus pluralistische Verenigde Staten, maar daar vertaalt de laicité zich op andere manieren. Men herinnert zich te vaak de dollarbiljetten met de slagzin ‘In God We Trust’, en men vergeet dat een diepgelovige president als Ronald Reagan gedurende zijn twee ambtstermijnen geen enkele keer zijn kerk bezocht. Hij heeft daar naar eigen zeggen erg onder geleden. 

woensdag 17 augustus 2022

Islam en islamisme


     Bestaat er een verschil tussen ‘islam’ en ‘islamisme’? Voor mij wel. Onder ‘islam’ versta ik een godsdienst waar 1,9 miljard zeer verscheiden mensen op aarde zich toe bekennen, onder ‘islamisme’ valt voor mij alles wat ik in die godsdienst kwalijk vind van groeperingen, tradities, leerstellingen. Niet elke vrome moslim behoort tot zo’n kwalijke groepering, huldigt die kwalijke tradities of belijdt die kwalijke leerstellingen. Hopelijk is het zelfs maar een minderheid die dat doet. Maar zelfs als het een meerderheid zou zijn, bepaalt die niet de contouren van de héle de islam als godsdienstbeleving.
     Nu kun je zeggen: Clerick, als je islamisme gelijkstelt aan wat jij kwalijk vindt, hanteer je wel een heel persoonlijke norm. Dat is waar. En nu ik erover nadenk is de norm eigenlijk ook te streng. Er zijn veel zaken binnen de islam die ik kwalijk vind en die ik bij nader inzien toch niet bij islamisme wil rekenen. Volgens sommige interpretaties van de islam is muziek verboden, zijn vrouwen verplicht een hoofddoek te dragen, moet kinderen angst worden aangejaagd voor gruwelijke straffen in het hiernamaals, mogen geen vriendschappen worden aangegaan buiten de eigen gemeenschap, mag een moslim vrouw niet trouwen met een niet-moslim man en moet je je kinderen verstoten als die van hun geloof vallen. Ik vind dat allemaal vreselijk, maar in een vrije samenleving wil je niemand verplichten om naar muziek te luisteren – vooral niet naar sommige muziek – en je wil niemand verplichten bloothoofs op straat te lopen – wij doen het ook pas sinds de jaren 50. Je wil niemand verplichten te zwijgen over hellestraffen, bevriend te worden of te trouwen met een niet-moslim, of levenslang goede betrekkingen te onderhouden met zijn volwassen kinderen. 
     Ik probeer het anders. Laat ik islamisme gelijkstellen aan alle praktijken en ideeën die niet stroken met onze liberale democratie. Voorbeelden zijn gemakkelijk te vinden. De idee of praktijk 
dat een staat of rijk eigenlijk moet worden geleid door een soort paus, een zogenaamde kaliefdat religieuze rechtbanken geheel of gedeeltelijk de plaats innemen van burgerlijke rechtbanken; dat een eventuele democratie wordt onderworpen aan de dogma’s van de religie*; dat religieuze leiders invloed laten gelden in staatszaken;  dat je kunt worden vervolgd voor geloofsafval, kritiek op de islam, of bespotting van de profeet; dat je kunt worden gestraft voor zekere seksuele handelingen ‘between consenting adults’; dat burgers niet gelijk worden behandeld door de overheid: dat voor aanhangers van andere godsdiensten andere regels gelden; dat niet-moslims speciale belastingen betalen**; dat vrouwen niet dezelfde rechten genieten als mannen; dat de wetenschap moet worden ingetoomd als die de Koran dreigt tegen te spreken. Al die ideeën zijn terug te vinden in orthodoxe boeken en vele ervan in de praktijk van landen met een moslimmeerderheid.

     Is islamisme, zo opgevat, hetzelfde als wat men soms  ‘politieke islam’ noemt? Niet helemaal. Ik heb een vriend die zich tot de islam bekeerd heeft. Ik zei hem ooit dat godsdienst in een moderne westerse opvatting een privézaak was. Daar kon hij mij niet in volgen. Islam was een kwestie van gemeenschappelijke beleven, zei hij, en dus, wat hem betrof, in essentie ook politiek. Nou ja, voor mij mag het. Wij hebben in Vlaanderen ook een partij die zich beroept op een christelijke inspiratie. Uit die christelijke inspiratie puurt ze standpunten in verband met abortus en euthanasie alsook redenen voor een mild immigratiediscours en een centrumlinks economisch beleid ***.  Die moslims kunnen ook een eigen partij oprichten of binnen bestaande partijen druk uitoefenen vanuit hun religieuze inspiratie of vanuit de typische sociaal-economische kenmerken van hun gemeenschap. ’t Is niet ideaal maar het past binnen de grenzen van de liberale democratie.
    De moeilijkheid begint als moslims specifieke eisen gaan stellen die rechtstreeks met hun godsdienst in verband staan. Natuurlijk zijn ook daar aanvaardbare eisen bij. Zelf ben ik voorstander van strenge laïcité, maar ik kan begrip opbrengen voor een meer pluralistische, ‘Angelsaksische’ benadering van de betrekking tussen godsdienst en staat.  Met het toelaten van hoofddoeken aan de loketten en in de scholen hebben we nog geen theocratie ingevoerd. Maar ’t lijkt mij wel een stap in de verkeerde richting. Wat is de volgende stap? Shariarechtbanken voor gezinsrecht? En waarom alleen voor gezinsrecht? Kunnen we dan meteen ook de moslimkinderen niet vrijstellen van de lessen over evolutieleer? En kunnen we niet minstens de propaganda voor homoseksualiteit aan banden leggen, naar Pools en Hongaars voorbeeld? En is het geen tijd om godslastering opnieuw in het strafwetboek op te nemen? de Enzovoort, stap voor stap, op naar de voltooiing van de islamistische agenda.
     In een liberale democratie, want daar doen we het voor, kunnen en mogen we de islamistische ideeën niet verbieden en de verspreiding ervan niet bestraffen. Maar er is reden genoeg om ze energiek te bestrijden als ideeën, hun onverenigbaarheid met ons bestel aan te tonen, en hun achterlijkheid waar mogelijk in open dialoog te bekritiseren of, als dat meer in je temperament ligt, te bespotten.
 

 

* Uit onderzoek blijkt dat 47 procent van de Duitse moslims akkoord gaan met de stelling ‘De regels van de Koran zijn voor mij belangrijker dan democratie.’ Bretfeld, K en P. Wetzels (2007). Muslime in Deutschland. Berlijn, Bundesministerium des Innern. 

 

** Een historische praktijk die wat in de vergeetboek is geraakt. IS en de Pakistaanse Taliban heeft de praktijk indertijd weer ingevoerd.

 

*** Zoals Sammy Mahdi zei bij zijn aantreden als nieuwe voorzitter van CD&V: ‘cultureel centrumrechts en economisch centrumlinks.’

  

zondag 14 augustus 2022

Zes bedenkingen bij een moordaanslag


1. Na de aanslag op Salman Rushdie hoorde ik op het Nieuws voor het eerst sinds lang weer de uitdrukking: ‘Over het motief van de dader is nog niets bekend.’* Dat is strikt genomen waar. We kennen dat motief niet met zekerheid. Misschien gaat het om een ontevreden lezer die de Duivelsverzen gekocht heeft en zich stoorde aan het postmoderne proza van Rushdie.  Misschien kreeg hij zijn geld niet terug in de winkel waar hij het boek had gekocht. Het echte motief komt uiteindelijk pas vast te staan - en dan nog! - tijdens het gerechtelijk onderzoek en ten slotte tijdens het proces voor de rechtbank. Maar dat onbekende motief blijft een ergerlijk cliché. Als in Antwerpen een deur wordt opgeblazen zegt men toch ook niet dat er ‘over het motief van de dader nog niets bekend is’. Men gaat, zonder het gerechtelijk onderzoek af te wachten, meteen het verband leggen met het drugsmilieu en, als het even kan, met het beleid van Bart De Wever.


2. Het cliché van het voorlopig onbekende motief dient om zo lang mogelijk het woord ‘moslimterrorist’ te vermijden? In het verleden heeft men in zulke gevallen wel eens het woord ‘religieus terrorist’ gebruikt.  Maar waarom wil men zo graag het woord ‘moslimterrorist’ vermijden ? Omdat men de moslimgemeenschap wil sparen? Maar wie geen onderscheid kan maken tussen de godsdienstbeleving van de doorsneemoslim en die van een moslimse halsafsnijder zal dat wellicht nooit kunnen. Men sprak indertijd over de terreur van Noord-Ierse ‘protestantse’ milities, en niemand vatte dat op als een verdachtmaking van álle protestanten ter wereld die wekelijks in hun kale kerken samenkomen om vrome psalmen te zingen.


3. Ik stoor mij overigens meer aan het nodeloze cliché dan aan de berichtgeving zelf. Op het vtm-Nieuws kreeg ik een korte uitleg over de zogenaamde ‘fatwa’, de oproep van het Iraanse regime om Salman Rushdie te vermoorden in ruil voor een geldelijke beloning. En ik zag een veelzeggend interview met een Iraanse moslim die zijn tevredenheid over de aanslag uitsprak. Zoiets zorgde voor de nodige context. Ik nam overigens meteen aan, zonder dat het mij werd verteld, dat die man niet de mening van elke moslim vertegenwoordigde. 


4. Er bestaat internationaal onderzoek naar de acceptatie van terrorisme onder de moslimgemeenschap. In Europa is er een meerderheid van 70 procent dat moslimterrorisme onvoorwaardelijk veroordeelt en 23 procent die vindt dat het ‘soms’ verantwoord is, of dat de toelaatbaarheid ‘afhangt van de omstandigheden’. Zelf ben ik van oordeel dat álles ‘afhangt van de omstandigheden’, maar het percentage acceptatie van eigengereid geweld vind ik toch wat aan de hoge kant. 


5. Er is een ander cijfer, dat ik niet ken, waar ik mij meer zorgen over maak. Hoeveel moslims gaan akkoord met de stelling: ‘Beledigingen aan het adres van de profeet moeten bij wet worden verboden’, nog afgezien van de vraag of die wet de sharia moet zijn of het reguliere strafwetboek? Ik vrees dat voor zo’n verbod een veel te grote meerderheid bestaat. Díe meerderheid, dát cijfer moet eerst naar beneden. Van onverdraagzaamheid naar terreur is een heel grote stap, maar met kleine stapjes is zo’n afstand helaas wel te overbruggen.


6. Van mijn maoïstsche jeugd herinner ik mij de slagzin: ‘leren van het negatieve voorbeeld’. Laten we als niet-moslims die slagzin in de praktijk brengen en niet toegeven aan de verleiding om zelf aan te dringen op het verbod van onwelgevallige meningen : klimaatscepticisme, vaccinkritiek, homeopathie, etnische moppen, revisionistische geschiedschrijving, cultuurmarxisme, religieus fundamentalisme, enzovoort. Er is in de grabbelton van ‘schadelijke’ en ‘gevaarlijke’ meningen voor elk wat wils.  

 

* Zie ook mijn stukje hier. 

donderdag 11 augustus 2022

Sting en Paul Cliteur over Oekraïne


     Het doet mij altijd verdriet als verstandige mensen over een of andere materie anders denken dat ikzelf. Is het omdat het mij eraan herinnert dat ik mij misschien zelf vergist heb? Of dat die mensen niet zo verstandig zijn als ik dacht, en ik mij dus in hén vergist heb? Ik weet het niet. En nu moet ik vaststellen dat Paul Cliteur en ik anders denken over Oekraïne.
      Ik heb de geschriften van Paul Cliteur slechts sporadisch gevolgd, maar ooit, heel lang geleden, zag ik hem op televisie. Hij formuleerde toen pijnlijk nauwkeurig een aantal meningen en zei op een gegeven ogenblik dat hij in de moraal en rechtsfilosofie ‘een aanhanger van de filosoof Schopenhauer was.’ Ik heb op dat moment beslist dat Cliteur een verstandig mens was. Ook daarna kwamen mij standpunten van hem ter ore die mij bevielen. Dat hij zich aansloot bij Thierry Baudet belette mij het slapen niet, want ik ben niet op de hoogte van de Nederlandse politiek en niet van plan mij erin te verdiepen of mij erover op te winden. Maar een recent stuk dat Cliteur schreef over de zanger Sting en diens mening over Oekraïne beviel mij slecht.
     Cliteur schrijft dat Sting vandaag oproept om de democratie in Oekraïne te verdedigen en de Russen te bevechten, terwijl hij in 1985 in een liedje opriep om vriendjes met hen te zijn. Ik herinner mij dat liedje nog. Sting zong over de Russen die hun kinderen evengoed liefhebben als wij de onze. Ook vond hij dat de ideologische tegenstellingen tussen Oost en West niet belangrijk waren en dat een nucleaire oorlog niet ‘winnable’ was. Het tegenovergestelde beweren was een leugen, zong hij. Cliteur antwoordt dat de ideologische tegenstelling tussen Rusland en het Westen in 1985 er wél toe deed maar nu veel minder, en omgekeerd, dat een nucleaire oorlog ondertussen niet meer of minder ‘winnable’ is geworden dan toen. Verder berispt hij Sting omdat die tot escalatie in Oekraïne aanhitst. 
     Laten we voor het gemak Sting en zijn inconsequenties er buiten houden. Of de evolutie van zijn standpunten tussen 1985 en nu wijst op ‘warhoofdigheid’, zoals Cliteur meent, dan wel getuigt van voortschrijdend inzicht, het houdt mij niet bezig. Waarschijnlijk is Sting aardig consequent met zichzelf en heeft hij altijd mooi de meninkjes gevolgd die in zijn kringen en bij zijn publiek in de mode waren en zijn: in 1985 tégen Reagan en de ‘koude oorlog’ en in 2022 vóór de Oekraïners. ’t Is Sting maar. ’t Is een zanger.
       Laat ik daarentegen eens nagaan wat Cliteur zelf zegt. Zijn zijn standpunten alweer pijnlijk nauwkeurig geformuleerd, zoals ik van hem gewend was? Dat valt toch wat tegen. Cliteur weigert de invasie in de Oekraïne een ‘aanval op de democratie’ te noemen. ‘Mr. Poetin is Oekraïne niet binnengevallen’, schrijft hij, ‘omdat hij daar een “democratie” om zeep wil helpen, maar vanwege bepaalde geopolitieke redenen.’ Dat is een rare redenering: het is niet Poetins bedoeling om de democratie om zeep te helpen, dus pleegt Poetin geen aanval op de democratie. Alsof het om bedoelingen gaat!
     Ik denk dan meteen aan de onfrisse politiek die de Verenigde Staten zo lang in sommige Latijns-Amerikaanse bedreven hebben. In het ene land ondermijnden ze een democratisch verkozen regering en in het ander land steunden zij een bestaande dictatuur. Dat kun je met een gerust geweten evenzoveel ‘aanvallen op de democratie’ noemen. Nochtans werd die politiek ondernomen om geopolitieke, en, zegt men, om economische redenen. Nooit was het de bedoeling van de Amerikanen om de ‘democratie om zeep te helpen’, integendeel zelfs. Het was echter wel het resultaat van hun politiek. En het is het resultaat, lijkt mij, dat telt, in Zuid-Amerika en in Oekraïne.
     De democratie in Oekraïne is, naar het schijnt, verre van volmaakt. Maar er zijn wel echte verkiezingen waarbij oppositiepartijen het kunnen winnen van de regerende partijen. Dat is in het verleden verschillende keren gebeurd. Er is een mogelijkheid tot  ‘alternance’, wat Nozick de ‘zigzag of politics’ noemt. Dat is al heel veel. Was de Russische opmars naar Kiëv geslaagd, dan mogen we aannemen dat die – gebrekkige – democratie zou zijn vervangen door een autocratisch systeem zoals dat gangbaar is in Wit-Rusland en in Rusland zelf, met levenslang zetelende presidenten*. Wat er in Oekraïne aan democratie bestond, zou ‘om zeep geholpen zijn’. 
     Ik heb alle begrip voor geopolitieke overwegingen: veilige grenzen, bondgenootschappen, machtsevenwichten. Maar juist geopolitiek en democratie zijn begrippen die elkaar niet goed verdragen. Toen de Oekraïense bevolking zich, zoals later de Finse en de Zweedse, wilde aansluiten bij de Navo, dan was dat, van haar kant, niet noodzakelijk een wijze maar dan toch een democratische beslissing**. En toen Poetin die wil tot aansluiting – volgens Cliteur de reden van de oorlog – met wapengeweld wilde verhinderen, dan was dat, zoals Sting terecht zegt, een heuse aanval op de democratie, ook al was dat misschien niet Poetins ‘bedoeling’. Autocraten zijn helemaal niet tegen democratie in het algemeen, maar alleen als die iets beslist of zou kunnen beslissen wat hen niet bevalt - altijd dus.
     Cliteur is rechtsgeleerde. Laat ik het daarom in juridische termen vertalen. In Oekraïne heeft Poetin dan misschien geen moord willen plegen op de democratie, maar ’t was toch minstens een poging tot doodslag. Het is daarvoor voldoende, lees ik op Wikipedia, als de dader bewust en willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. In het kader van zijn geopolitiek heeft Poetin minstens de kans op de ‘dood van de democratie’ aanvaard.
     Er valt op het stuk van Cliteur nog meer aan te merken. Hij stelt het voor alsof het Oekraïense lidmaatschap van de Navo noodzakelijk betekent dat er in dat land internationaal wapentuig en raketten worden opgesteld tegen Rusland. Dat is niet zo. Er zijn ook Oost-Europese Navo-landen waar géén raketten tegen Rusland staan opgesteld. De veiligheid die de Navo kan bieden aan Oekraïne bestaat niet in de eerste plaats uit de opstelling van raketten, maar uit de belofte om Oekraïne te verdedigen als het wordt aangevallen. En dat laatste, weten we nu, is meer dan een theoretische mogelijkheid.
     Cliteur omschrijft de Navo als een ‘bondgenootschap dat als raison d’être opgeeft de Russische Federatie te bestrijden.’ Het woord ‘bestrijden’ is alweer niet pijnlijk nauwkeurig. Het suggereert een agressie die in het verleden van het bondgenootschap niet aan te wijzen valt***. De waarheid is anders. De Navo heeft zich, met betrekking tot Rusland, altijd als een defensief bondgenootschap gedragen, net zoals, het Warschaupact, laten we daar eerlijk over zijn, ook een defensief bondgenootschap is gebleken met betrekking tot het Westen.
     Ook vindt Cliteur het verkeerd om de Oekraïense oorlog als een ‘winnable war’ te zien, gezien de kans op een allesvernietigende nucleaire escalatie. Maar het begrip ‘winnable’ is niet goed omschreven. Als ‘winnable’ voor de Oekraïeners betekent dat de Russen Kiëv niet kunnen innemen, dan is de oorlog nu al gewonnen. Als ‘winnable’ betekent dat de Russen zich uit Oekraïne zullen moeten terugtrekken, of uit een deel van de veroverde gebieden, dan zie ik niet in waarom dat a priori onmogelijk zou zijn. Ik zie ook niet in waarom zo’n uitkomst onvermijdelijk tot een nucleaire catastrofe moet voeren. Als het Oekraïnse leger, gesteund door het Westen, Rusland zou binnenvallen, en oprukken naar Moskou, dán zou dat onvermijdelijk tot een nucleaire catastrofe leiden.
     Maar die nucleaire catastrofe is met een onberekenbare Poetin natuurlijk altijd een mogelijkheid. Daar heeft Cliteur gelijk in. Hij dringt daarom aan op voorzichtigheid. Zeker, voorzichtigheid is de moeder van de porseleinenkast. Maar dat betekent niet dat aan elke eis of aan elk dreigement van Poetin moet worden toegegeven, alleen al omdat de mogelijkheid bestaat op nucleaire escalatie. ‘De uitweg,’ schrijft Cliteur, ‘ligt niet in de verdere escalatie van het conflict.’ Natuurlijk niet. Maar ligt de oplossing dan in een ‘deëscalatie’? ‘Deëscalatie’ is een kreet waar de pacifisten van alle tijden weinig stenen mee hebben verlegd.  ’t Is een bruikbare strategie voor diplomaten om een oorlog te vermijden. Maar als een oorlog een keer begonnen is, wordt het moeilijk.
    Wat betekent ‘deëscalatie’ voor de Oekraïeners? Dat ze minder troepen naar het front moeten sturen? In de hoop dat de Russen dan ook minder troepen gaan sturen? En wat betekent het voor het Westen? Dat men minder wapens gaat leveren? Dan krijg je geen deëscalatie maar een Russische overwinning. 
     De beste invulling van het begrip ‘deëscalatie’ lijkt mij dat, ondanks de oorlog, diplomatieke gesprekken blijven plaatsvinden. De mensen van de Amerikaanse en de Engelse ambassades blijven geloof ik praten met de Russen. Dat is verstandig. Misschien kunnen ze de Russen stukje bij beetje een ‘eervolle’ terugtrekking aanpraten. Als Cliteur dát bedoelt, zitten we op dezelfde lijn. 
     Ik hoop op een Oekraïense overwinning én op een gematigd vredesakkoord, geen tweede Versailles.

 

* Of presidenten die zoals Poetin tussendoor ook even voor Premier spelen.

 

**Hiertegen zou je kunnen inbrengen dat zulke beslissingen niet door de bevolking maar, door een door de bevolking verkozen regering worden genomen. Maar Poetins bezwaar betrof niet de manier waarop de kandidatuur voor het Navo-lidmaatschap werd ingediend, maar tegen het Navo-lidmaatschap zelf. Zou hij het wel aanvaard hebben als het door een referendum bekrachtigd was? De onafhankelijkheid van Oekraïne is wél bekrachtigd door een referendum, zelfs met meerderheden in gebieden zoals de Donbass en de Krim.

 

*** Sommigen zullen de Navo-tussenkomst in de Kosovo-oorlog een agressie-oorlog noemen. Ik heb het hier alleen over de Navo met betrekking tot Rusland.