De drogreden van het hellend vlak kom je in zijn pure vorm niet vaak tegen. Bij de Simpons heb je de redenering van Fat Tony. Als je één brood mag stelen om je kind te eten te geven, dan mag je ook een vrachtwagen vol brood stelen om je hele familie, of je hele straat, te eten te geven; dan mag je ook een vrachtwagen vol sigaretten stelen als je familie, of de mensen in je straat, liever roken dan eten. En of je die broden of sigaretten nu weggeeft, dan wel verkoopt aan weggeefprijzen, dat is ook al ongeveer hetzelfde. ’t Is aardig gevonden, maar de rechter lacht je uit in je gezicht als je zo’n argument aandraagt. Er is echter een verwante drogreden die juist heel vaak voorkomt en die ik hier ‘de waarschuwing voor het hellend vlak’ noem. Je hoort die bijvoorbeeld bij tegenstanders van abortus. Als je abortus toelaat op 12 weken, zeggen die tegenstanders, ga je die uiteindelijk ook toelaten op 16 weken, op 18 weken, op 22 weken en op 39 weken. En dan kun je even goed infanticide gedogen zoals dat naar het schijnt in het oude Sparta en het oude China voorkwam als een kind niet volmaakt was van lijf en leden, of tot het vrouwelijk geslacht behoorde. Voorstanders van abortus kunnen hetzelfde doen. Als je geen zwangerschapsafbreking toelaat op 12 weken, zeggen die voorstanders, omdat je dan zogezegd een mensje in wording vermoordt, dan kun je dat ook zeggen van een zwangerschap van 10 weken, of van 8 weken, of van 2 weken, of van één dag. Dan moet je ook de morning-after pil verbieden, en in een moeite door de gewone pil, want een vruchtbare eicel moedwillig naar de verdommenis helpen is misschien geen hele, maar dan toch een halve moord.
Ik voel een grote weerzin tegen dat soort ‘waarschuwingen’. Voor- en tegenstanders die met wilde gebaren wijzen op de uitersten van het continuüm, werken op mijn zenuwen. Een volledig abortussverbod heeft in het verleden geleid tot de breinaalden van de engeltjesmaaksters. Wie wil daar naar terug? En omgekeerd is de kans dat infanticide in een moderne maatschappij ooit wordt gedoogd, erg, erg klein. Voor- en tegenstanders gaan dus beter op zoek naar een werkbare toetsteen en een duidelijke afbakening waar ze het min of meer eens over raken. In het geval van een ongeboren baby kan gedacht worden aan afmetingen, ontwikkeling van organen en zenuwstelsel , pijnervaring, onafhankelijke levensfuncties, levensvatbaarheid buiten de baarmoeder …
En als men het er níet over eens raakt, moet maar een wat willekeurig compromis worden gezocht. In huidige discussie tussen 12 en 18 weken, hel ik over naar de 12 weken, of misschien naar de 14 weken, want ik ben eerder tegenstander, maar niet fanatiek. Met de 12-wekenregel worden in ons land nu al 20 000 abortussen per jaar gepleegd, tegenover 120 000 geboorten*. Dat is veel. Slechts een 500-tal vrouwen moet wegens overschrijding van de 12-wekenregel uitwijken naar Nederland of het Verenigd Koninkrijk. Dat is amper 2,5 %. Moet men daarom de wet veranderen? Maar zoiets zeg ik nú. Ik heb wel eens gehoord van héél christelijke huisvaders en huismoeders die als het om hún dochter ging héél snel hun mening over abortus herzagen.
Kortom, in het algemeen, en in de abortuskwestie in het bijzonder, verwacht ik weinig heil van waarschuwingen voor een hellend vlak.
In één geval echter vind ik dat soort waarschuwingen wél terecht. Dat is met name als het gaat om de vrijheid van meningsuiting en om het gevaar van censuur. Het abortuswetsvoorstel van Open-Vld (hier) – van onder andere Goedele Liekens – bevat een merkwaardig artikel 3. De huidige wet voorziet zware straffen voor ‘hij die probeert te verhinderen dat een vrouw vrije toegang heeft tot een zorginstelling die zwangerschapsafbrekingen uitvoert.’ Daar heb ik geen probleem mee. Open-Vld stelt nu voor om bij dat ‘verhinderen’ toe te voegen: ‘fysiek of op enige andere manier’. In de toelichting wordt uitgelegd dat dat ‘bijvoorbeeld het verspreiden van valse informatie’ betreft. Dat gaat wel erg ver. Het wetsvoorstel van de MR (hier) stelt iets voor dat in dezelfde richting wijst. De MR-mensen eisen namelijk straffen ‘voor wie morele of psychologische druk uitoefent … jegens de zwangere vrouw dan wel tegen het … personeel van een zorginstelling.’
Nu ben ik een verklaard tegenstander van valse informatie, en van morele of psychologische druk. Op de televisie zie je soms van die opgewonden Amerikanen die vlugschriften uitdelen in de buurt van een abortuskliniek. Ik denk dan altijd dat die mensen zich beter bezig zouden houden met hun eigen zaken. Maar ik vind het wel fijn dat die vlugschriften kúnnen worden uitgedeeld, ongecensureerd, ook al bevatten ze informatie die door voorstanders van abortus als ‘vals’ worden beschouwd. Ik ben dus, samengevat, een verklaard tegenstander van valse informatie, maar ik ben ook een verklaard vóórstander van de vrijheid om informatie te verspreiden die in mijn eigen ogen zo vals is als een vals gebit. Of die dat is in de ogen van Goedele Liekens. Of in die van een rechter van eerste aanleg.
In de zeventiende eeuw ontstond de gedachte dat je bepaalde daden van burgers kon verbieden, maar niet hun meningen. In de achttiende eeuw begon men het aanvaardbaar te vinden dat die meningen ook werden verspreid. En in de negentiende en twintigste eeuw werd de vrije verspreiding van meningen, in gesproken of gedrukte vorm, de algemene regel in de meeste Westerse landen. Er waren uitzonderingen voor onzedelijke boeken, godslastering en belediging van buitenlandse staatshoofden. De erotische avonturen van Conny en Mellors las je in L’amant de Lady Chatterley omdat de oorspronkelijke uitgave in Engeland en Amerika verboden was. Ook mocht je God niet voorstellen als een ezeltje met een geheime opening en mocht je op straat niet roepen dat Johnson een moordenaar was. Die uitzonderingen zijn een voor een gesneuveld.
Maar nu worden nieuwe uitzonderingen gemaakt. Als ik die bepalingen lees in de wetsvoorstellen van Open-VLD en MR , wil ik dus, voor één keer, waarschuwen voor een hellend vlak. Als díe bepalingen worden goedgekeurd, ben ik bang dat er ook bepalingen volgen die ‘valse informatie’ verbieden op anderen terreinen: over vaccinatie en geneesmiddelen, over snelheidsbeperkingen, over dierenrechten, over gezonde voeding en ongezonde leefgewoonten, over urbanisatie en lintbebouwing, over islam en jodendom. Zal de volgende klimaatwet een artikel bevatten over ‘valse klimaat-informatie’? En zal de ‘alarmist’ Nic Balthazar (hier) op grond van die wet kunnen worden vervolgd? Of zal de wet zo worden verwoord dat alleen de ‘negationist’ Jan Jacobs kan worden vervolgd? Of misschien ook de ‘optimist’ Maarten Boudry? Die zal dat niet fijn vinden, daar samen in de beklaagdenbank met Jacobs.
Waarschuwen voor het hellend vlak moet in een beschaafd debat een uitzondering blijven. Maar als het de vrije meningsuiting betreft lijkt ze mij gewettigd vanwege twee redenen. Ten eerste is het gevaar van afglijden reëel. Met de huidige politiek correcte mode zijn oproepen tot censuur en erger geen uitzondering meer. (Zie hier en hier) Laatst riep Draulans nog op om voor het klimaatbeleid het hele democratische proces af te schaffen (hier). Aan veel Amerikaanse universiteiten wordt de ‘pensée unique’ boven de vrije discussie gesteld, tot groot verdriet van ouderwetse rationalisten als Steven Pinker (hier). Dat is één reden om voor het hellend vlak te waarschuwen.
De tweede reden is dat één van de uitersten van het continuüm, anders dan in het abortusdebat, hier wél werkbaar is. Het is heel goed mogelijk om in bijna alle omstandigheden de volledige vrijheid van meningsuiting toe te laten.** De Amerikanen doen het al zo lang. Toen in de jaren vijftig en zestig het communisme een reële dreiging betekende, lieten de meeste democratische landen toe dat communistische partijen hun propaganda vrij verspreidden. Toen in de jaren zeventig en tachtig de Ierse en Baskische nationalisten de ene vreselijke bomaanslag na de andere pleegden, werd de propagánda voor dat nationalisme níet verboden. De bomaanslagen waren verboden; het dóel van de bomaanslagen mocht openlijk worden gepropageerd. IRA en ETA waren uitgesloten, Sinn Fein en Herri Batasuna mochten deelnemen aan verkiezingen. Het was het oude onderscheid tussen daad en mening.
Het beste, lijkt mij, dat Goede Liekens en onze andere wetgevers zich houden aan dat oude onderscheid. De wet kan ziekenhuizen – maar geen artsen – verplichten om zwangerschapsafbreking aan te bieden, maar moet toelaten dat tegenstanders vlugschriften uitdelen waar ‘morele of psychologische druk’ van uit gaat. De wet kan inenting tegen polio, en morgen tegen mazelen, opleggen, maar moet dulden dat halve gare antivaxxers daartegen tekeergaan. De wet kan de toegelaten snelheid in de bebouwde kom verlagen tot 30 kilometer, maar mag niet beletten dat Rudy Berkvens daar op Facebook eens flink zijn mening over zegt. De wet kan eisen dat een moslima haar hoofddoek aflegt als ze achter een loket plaatsneemt, maar moet zwijgen als Othman El Hammouchi daar een verontwaardigd stuk op Doorbraak over publiceert.
Ik beweer niet dat alle verplichtingen en verboden van hierboven moreel aanvaardbaar zijn. Misschien zijn sommige ervan wel een onaanvaardbare aanslag op onze vrijheid. Maar het onderscheid scherp houden tussen mening en daad blijft een van de beste garanties tegen een toekomst van verlicht, of barbaars, despotisme.
* Ik las met verbazing dat vrouwen die abortus laten uitvoeren gemiddeld 27 jaar zijn. Ik dacht bij abortus eigenlijk vooral aan tienerzwangerschappen.
** Laster, zakelijk bedrog en aanzetten tot gewelddaden vallen in die visie niet onder de beschermende koepel van vrije meningsuiting.