Laatst liep ik van mijn school naar de parkeerplaats aan de Bosstraat en terwijl ik daar zo liep werd
ik plots een lichte opwinding gewaar. Ik voelde mij een heel klein beetje
gelukkig, en ik wist niet waar het vandaan kwam. Toen ik mijn auto zag, wist ik
het: ik zou in de auto naar muziek luisteren, en die muziek daar was iets leuks
mee. Op dat leuke nam ik nu een voorschot.
Daar hoort een hele uitleg bij.
Eigenlijk luister ik alleen naar muziek als ik met de auto rij. Vroeger deed ik dat ook thuis tijdens het opruimen en het schoonmaken op zaterdagavond (hier), maar we hebben nu een poetsvrouw. Het schoonmaken is dus weggevallen; de auto is gebleven. Als Jan meerijdt, moet ik af en toe naar heel moderne muziek luisteren, muziek waar zoiets als ‘beat drops’ heel belangrijk zijn. Dan moet ik even op mijn tanden bijten. In ruil daarvoor moet Jan af en toe luisteren naar Franse of Duitse chansons die ík uitkies in de hoop zijn talenkennis te verbeteren. Rij ik echter alleen, dan is dat allemaal anders. Dan kies ik klassiek.
Ik ben daarin breed begonnen. Alles was goed: middeleeuwse polyfonie, renaissance, Italiaanse barok, romantiek. Als ik in de juiste stemming was, mocht het gerust Carl Orff zijn, of Wagner. Ik had al die muziek vlijtig op audiocassettes opgenomen. Alleen gregoriaans vond ik wat saai, en alles van de classicistische periode: Mozart, Haydn, Philippe Emmanuel Bach. En modernistisch natuurlijk, dat lustte ik ook niet.
Zoetjesaan echter werd mijn smaak eenzijdiger. De 19de en 20ste eeuw vielen eerst af af, dan de middeleeuwen, dan de renaissance. En binnen de barok luisterde ik na een poosje alleen nog naar de oude Bach – álles van de oude Bach – behalve de orgelmuziek. Ik ben vele jàren zoet geweest met de cantates. Maar ook hier werd de cirkel van belangstelling kleiner en kleiner. Precies twee jaar geleden begon ik naar de preludes en fuga’s van het Wohltemperierte Klavier te luisteren (hier). En ik bleef aan die vier cd’s vasthaken. Af en toe probeerde ik iets anders uit, een cantate of een cellosuite bijvoorbeeld. Na een paar minuten werd ik dan ongeduldig, de cd werd eruitgehaald en één van de Wohltemperierte-cd’s kwam in de plaats.
Nu is er laatst weer iets veranderd. Ik had ergens een
stuk gelezen over pianist Ivo Janssen die, vóór hij het spelen moest opgeven door
een ziekte aan zijn handen, de zogenaamde Keltische klauw, nog eens alle
klavierwerken van Bach had opgenomen. Janssen heeft zich nu omgeschoold tot
klusser-timmerman, maar die cd’s heb ik besteld en daar luister ik nu naar. Ik
ben begonnen met de Inventions, Preludes
and Symphonies, wat Engels is voor Inventionen, Präludien und Sinfonien.Daar hoort een hele uitleg bij.
Eigenlijk luister ik alleen naar muziek als ik met de auto rij. Vroeger deed ik dat ook thuis tijdens het opruimen en het schoonmaken op zaterdagavond (hier), maar we hebben nu een poetsvrouw. Het schoonmaken is dus weggevallen; de auto is gebleven. Als Jan meerijdt, moet ik af en toe naar heel moderne muziek luisteren, muziek waar zoiets als ‘beat drops’ heel belangrijk zijn. Dan moet ik even op mijn tanden bijten. In ruil daarvoor moet Jan af en toe luisteren naar Franse of Duitse chansons die ík uitkies in de hoop zijn talenkennis te verbeteren. Rij ik echter alleen, dan is dat allemaal anders. Dan kies ik klassiek.
Ik ben daarin breed begonnen. Alles was goed: middeleeuwse polyfonie, renaissance, Italiaanse barok, romantiek. Als ik in de juiste stemming was, mocht het gerust Carl Orff zijn, of Wagner. Ik had al die muziek vlijtig op audiocassettes opgenomen. Alleen gregoriaans vond ik wat saai, en alles van de classicistische periode: Mozart, Haydn, Philippe Emmanuel Bach. En modernistisch natuurlijk, dat lustte ik ook niet.
Zoetjesaan echter werd mijn smaak eenzijdiger. De 19de en 20ste eeuw vielen eerst af af, dan de middeleeuwen, dan de renaissance. En binnen de barok luisterde ik na een poosje alleen nog naar de oude Bach – álles van de oude Bach – behalve de orgelmuziek. Ik ben vele jàren zoet geweest met de cantates. Maar ook hier werd de cirkel van belangstelling kleiner en kleiner. Precies twee jaar geleden begon ik naar de preludes en fuga’s van het Wohltemperierte Klavier te luisteren (hier). En ik bleef aan die vier cd’s vasthaken. Af en toe probeerde ik iets anders uit, een cantate of een cellosuite bijvoorbeeld. Na een paar minuten werd ik dan ongeduldig, de cd werd eruitgehaald en één van de Wohltemperierte-cd’s kwam in de plaats.
En het waren die Inventionen enzovoort die op mij wachtten in de auto waar ik naartoe liep. Inventionen en geen Wohltemperierte. De verandering had voor een lichte opwinding gezorgd. Ongeveer zoals bij baby’s die harder gaan zuigen op een fopspeen wanneer een eentonige reeks klanken onderbroken wordt door een nieuwe klank.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten