Leraar Benjamin Verdru stoort zich in De Standaard van 8 mei aan iets wat Mia Doornaert geschreven had, namelijk dat jongeren geen ‘behoorlijk’ geschiedenisonderwijs meer kregen. Hij vindt dat ‘populistisch’. Doornaert had zich beter moeten informeren vooraleer te schofferen.
Nu kan het best waar zijn dat Doornaert onvoldoende geïnformeerd is over het geschiedenisonderwijs van nu. Maar misschien is Verdru ook onvoldoende geïnformeerd over het geschiedenisonderwijs van vroeger. Er staat een fotootje bij zijn artikel, en als dat recent genomen is, hebben we hier te maken met een jonge snaak die zich moeilijk een oordeel kan vormen van het geschiedenisonderwijs dat de generatie van Mia Doornaert en ikzelf genoten heeft Hij kent dat maar van horen zeggen. Of misschien heeft hij er iets over gelezen.
Nu kennen mensen als Mia Doornaert en ikzelf het huidige geschiedenisonderwijs ook vooral van horen zeggen. Maar toch niet alléén van horen zeggen. De Syrische auteur Lukas schrijft in zijn beroemde biografie over Jezus van Nazareth: ‘Het is geen goede boom die kwade vrucht voortbrengt, en geen kwade boom die goede vrucht voortbrengt.’ (Luk 6:43) Dat was snedig opgemerkt. En dan vinden Doornaert en ik dat de vrucht van de hedendaagse geschiedenislesboom er nogal verpieterd uitziet. Ik hoorde ooit een hoofdredacteur zijn beklag doen over de historische kennis van kandidaat-journalisten die hij op sollicitatiegesprek kreeg. Zeker, de meesten kenden Napoleon van naam, maar of die nu voor of na de Franse Revolutie kwam, dat was een andere kwestie. Ik twijfel er niet aan dat ze dat op school geleerd hadden, maar ze waren het ondertussen vergeten. Dat vind ik een kwade vrucht, al kan die informatie nu worden opgezocht op Wikipedia onder de lemma’s ‘Napoleon’ en ‘Franse Revolutie’.
Zelf heb ik een elementaire tijdlijn in mijn hoofd van de vaderlandse geschiedenis: de Oude Belgen, waarvan ik de meeste stammen zou kunnen opnoemen, de Romeinen, de Merovingen met hun vadsige koningen, de Karolingen met hun hofmeiers, Pepijn de Korte en Karel de Grote, de Noormannen, de Capetingen, de Kruistochten, het Graafschap Vlaanderen, het gildewezen, de Brugse Metten en de Guldensporenslag, de Bourgondiërs met Jan zonder Vrees, Filips de Goede en Karel de Stoute, het kompas, het buskruit, de val van Constantinopel, de boekdrukkunst met Gutenberg en Plantijn, de Spanjaarden met Keizer Karel in wiens rijk de zon nooit onderging, en dan zijn sombere zoon Filips de Tweede, de dikke Luther en de magere Calvijn*, de Beeldenstorm, de hertog van Alva die ongenadig was, Egmont en Hoorn, de Spaanse Furie, de Oostenrijkers met de goede Maria-Theresia en de bemoeizieke keizer-koster, Vonck en Vandernoot, de revolutionaire Fransen met Jemappes, Neerwinden** en Fleurus, de Boerenkrijg, Napoleon, Waterloo, het Hollands Bewind met ‘Wilde Willem Wijzer Worden’, de Belgische koningen, de slag bij Risquons-Tout … en dan vergeet ik nog de culturele en wetenschappelijke component met de Vlaamse primitieven, Orlando di Lasso, Rubens, Van Dijck, Vesalius, Dodoens, Simon Stevin, Mercator met zijn lange en Peter Benoit met zijn korte baard ...
Misschien vindt Verdru dat mijn lijstje niet erg evenwichtig in elkaar steekt en dat er weinig begrip voor de grote historische verbanden uit blijkt. Ik wil mij daar voor verontschuldigen. Maar om misverstanden te voorkomen voeg ik er gauw aan toe dat de kennis die ik zojuist citeerde die is van … de lagere school***. Het is wat er eerst komt bovendrijven van wat ik mij na 55 jaar herinner. Ik vrees dat er nogal wat onlangs afgestudeerde leerlingen van het middelbaar zijn die zo’n lijstje niet zouden kunnen opstellen, om te beginnen met mijn eigen zoon die nochtans altijd een flinke student is geweest met een normale interesse voor geschiedenis. Trouwens, als ik er mijn middelbare school bij betrek, zou mijn lijstje er wat systematischer uit zien, wat minder bekrompen zijn, en wat meer getuigen van inzicht in de grote verbanden.
En dan spreek ik alleen over mijn generatie. In de tijd van mijn vader werd in de geschiedenisles nog heel wat dieper op de zaken ingegaan. Mijn vader weet ongeveer van elke Franse koning wie zijn tijdgenoot was op de Engelse troon, met wie ze getrouwd waren en welke van de twee echtgenotes het slechtste karakter had. Hij weet ongeveer hoe het o zo ingewikkelde Heilig Roomse Rijk in elkaar stak. Hij weet welke gebieden van Duitsland zich tot het lutheranisme en welke zich tot het calvinisme bekeerd hebben. Hij zal zich niet snel vergissen tussen de generatie van Mme De Staël en die van Georges Sand. Hij weet wat Maistre ongeveer te vertellen had over de monarchie en het pausdom. Als ik met mijn vader spreek, ben ik jaloers op al die dingen die hij weet, en ik niet. Als ik met mijn zoon spreek, ben ik bedroefd om al die dingen die hij niet weet, en ik wel.
Dat betekent ondertussen niet dat de leraren van nu minder kennis zouden hebben dan die van vroeger. Mijn collega’s van geschiedenis deden mij telkens weer versteld staan. Ze konden mij van elk decennium van het Romeinse rijk vertellen hoe lang de militaire diensttijd duurde. Ze kenden de namen van alle acht kinderen van Hendrik II en Eleonora van Aquitanië. Als ik iets vroeg over Karel V wilden ze eerst weten of ik die van Gent, die van Napels, die van Vincennes of die van Madrid bedoelde? Ook kenden ze in grote lijnen het liefdesleven van al die Karels. Alleen mochten ze daar in de les niet te veel over vertellen. Want het leerplan want het geschiedenisleerplan is, zoals dat heet, ‘van andere dingen doordrongen’.
Ik vrees dat ik Verdru nu in zijn oordeel over het vroegere geschiedenisonderwijs heb bevestigd: een stroom van anekdotiek en feitjes, bij elkaar gehouden door romantische – daarom nog niet geromantiseerde – verhalen. Ik wou er hier alleen even op wijzen hoe krachtig die stroom geweest is, en hoezeer de ‘romantiek’ ertoe bijdroeg om die feiten in het geheugen te prenten. Morgen of overmorgen schrijf ik een nieuw stukje waarin ik mij afvraag of de geschiedkundige feitenstroom van vroeger door iets vervangen is dat veel beter is. Verdru denkt van wel. Ik van mijn kant … euh … we zien wel.
* Daarbij vertelde meester Bernard dat je het verschil in godsdienstige overtuiging van die twee kon afleiden uit hun portret en maakte hij een grapje over Calvé mayonaise.
** Jemappes en Fleurus herinner ik mij van de lagere school. Neerwinden heb ik moeten opzoeken. Wat verder heb ik Simon Stevin en Mercator toegevoegd nadat Hugo Maes die mij in herinnering bracht.
*** Zie ook hier en hier. Dat ondertussen niet iedereen even boeiend les gaf als meester Bernard en meester Dutoit geloof ik graag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten