woensdag 14 december 2022

Weg wolf en andere kortjes


Weg Wolf.
 Soms zie ik op televisie iemand van de organisatie ‘Welkom Wolf’. Zo iemand dreigt dan de overheid een proces aan te doen als er weer een wolf is aangereden. Ik zal nooit lid worden van die organisatie. Ik zou nog eerder lid worden van een organisatie ‘Weg Wolf’, mocht die bestaan. Ik ben al bang als ik een middelgrote hond op mij zie afkomen. En verder zijn er de culturele associaties. Karel de Stoute met zijn door wolven aangevreten gezicht, de wolven in romans als Dracula en Gösta Berling, de wolven in liedjes als Trojka en Les loups sont entrees dans Paris. In Poejskins Jevgeni Onegin vind ik  

[...] ‘Zo brak
De winter aan, want ook oktober
Ging in een ogenblik voorbij -
Dan komt het saaiste jaargetij.
Koud, somber is het morgengrauwen,
Geen stem weerklinkt, de arbeid stokt.
Een roedel wolven loopt te sjouwen,
Door honger naar de weg gelokt.’

Ook breekt mij het angstzweet uit als ik lees dat weldoorvoede wolven onder
 normale omstandigheden geen volwassenen aanvallen die niet niet provoceren. Dan denk ik meteen aan hongerige wolven, aan abnormale omstandigheden, aan kinderen, en aan mensen zoals ik die voor provoceren in de wieg zijn gelegd.

Weg Wolf (2).
 Ik heb altijd gedacht dat de pro-wolf wetgeving pas zou verdwijnen als een of meerdere kinderen werden aangevallen. Misschien was ik te pessimistisch. In Hannover is nu een vergunning afgeleverd om de wolf af te maken die een van Ursula von der Leyens pony’s heeft doodgebeten. 

Maoïst.
 Als ik in een stukje mijn maoïstisch verleden vermeld, krijg ik vaak een reactie van ‘Dirk’ die mij voorhoudt dat communisten van de laat-20ste eeuw een intellectuele tekortkoming hadden, een gebrek aan beoordelingsvermogen, rationaliteit en pragmatisme. Ik geloof dat dat juist is. Dat verwijt treft marxisten van de 19de eeuw en van het begin van de 20ste veel minder omdat de theoretische en praktische bewijzen van het marxistisch tekort in die tijd minder overtuigend en minder algemeen bekend waren. Anderzijds heb ik nogal wat verstandige maoïsten gekend van de late 20ste eeuw die, buiten het domein van hun ideologie, rationeel en pragmatisch waren, en een redelijke beoordelingsvermogen aan de dag legden. Ik vermoed dat andere persoonlijkheidskenmerken beter voorspelden wie maoïst zou worden en wie niet: modegevoeligheid, onstuimigheid, naïviteit, betweterij, esprit de contradiction, aanleg tot schuldbewustzijn en zelfkastijding, opstandigheid tegen meerderen gekoppeld aan volgzaamheid tegenover gelijken, een beperkt relativeringsvermogen, een eng of doorgeslagen rationalisme, een geperverteerd rechtvaardigheidsgevoel. De verklaring waarom sommigen zo lang bleven hangen in de ideologie is eenvoudiger: koppigheid en sunk cost reflex.

Wetenschappelijke interesse, school en leeftijd.
 Carl Sagan verbaast zich over het verschil in wetenschappelijk belangstelling tussen kleuters en adolescenten. Kleuters zijn wetenschappelijke liefhebbers, zegt hij. Ze stellen diepe vragen. Ze vragen: ‘Wat is een droom, waarom hebben we tenen, waarom is de maan rond, wat is de verjaardag van de wereld, waarom is gras groen?’ Maar ga je praten met de laatstejaars van het middelbaar, dan is daar niets meer van te merken. ‘Er is iets vreselijks gebeurd, schrijft Sagan, tussen die kleuterschool en dat laatste jaar middelbaar.’ Ik vermoed dat Sagan denkt dat die kinderen verpest zijn door ons geestdodend onderwijs. Zou het? Volgens mij heeft het te maken met twee zaken. Eén: de laatstejaars in het middelbaar weten ondertussen ongeveer welk antwoord ze moeten verwachten op de vraag over het groene gras, de tenen en de ronde maan: geen verhaaltje, maar iets met moeilijke formules. Twee: de laatstejaars hebben hun interessevelden beter afgebakend: het andere geslacht, mode, muziek, netflix, dansen, chillen, reizen, geld. Bij sommigen is de wetenschappelijke interesse gebleven, en ze zal worden aangewakkerd door praktische carrièremogelijkheden in het domein.

Voornaamwoorden.
 Gisteren schreef ik een stukje over mijn leerlingen die in opstellen moeite hadden met ondubbelzinnige voornaamwoorden. En vandaag botst ik op een fragmentje van de 18de-eeuwse taalkundige Huydecooper: ‘datmen de Voornaamwoorden wel leere onderscheiden; opdatmen weete wat zy beduiden, en tot welken Persoon of Zaak zy ons wyzen.’

Voornaamwoorden (2).
 In dat stukje van gisteren vermeldde ik ook dat de voornaamwoorden hij en zij als een teken van respect kunnen worden gebruikt. Het kon ook verering zijn, bedacht ik achteraf. Een voorbeeld hiervan vond ik in Immortelle 49 van Piet Paaltjens. 

Wel menigmaal zei de melkboer
des morgens tot haar meid: 
‘De stoep is weer nat.’ Och hij wist niet 
dat er ’s nachts op die stoep was geschreid. 
Nu dat hij en de meid dat niet wisten, 
dat was minder; - maar dat zij 
er hoegenaamd niets van vermoedde, 
dat was wel hard voor mij. 

Aangezien Piet Paaltjens de naam van die zij nergens vermeldt, heb ik jarenlang spontaan gedacht dat het om de meid van de melkboer ging, die wél vermeld wordt. Ik kon het gedicht wel uit het hoofd, maar ik had het toch niet erg goed gelezen. 

2 opmerkingen: