zaterdag 17 augustus 2024

S. Neiman en de evolutionaire psychologie


       In Links  woke eindigt Susan Neiman haar betoog over ‘recht’ versus ‘macht’ met een lange uitweiding over en tegen de evolutionaire psychologie. Dat is verwonderlijk omdat de woke-ideologie zich helemaal niet op de evolutionaire psychologie beroept, en de evolutionair psychologen die ze aanhaalt, zoals Steven Pinker en Richard Dawkins, uitdrukkelijke tegenstanders zijn van woke. Omgekeerd zijn evolutionaire psychologen, zoals bij ons Griet Vandermassen met haar Dames voor Darwin, niet erg populair onder de wokisten.
 
     De evolutionaire psychologie probeert, zou je kunnen zeggen, het menselijke gedrag te verklaren vanuit de genetica, en de genetica vanuit een darwinistische evolutie die zich over honderdduizenden jaren prehistorie uitstrekt. Neiman verwijt de evolutionaire psychologen dat ze daarbij torenhoge constructies neerzetten op een minimale oppervlakte van feitenkennis. We weten uiteindelijk heel, heel weinig over de mensen van honderdduizend jaren geleden, schrijft zij, en daar heeft ze gelijk in. Maar is dat nu een reden om zo boos te worden op de evolutionaire psychologen? Die geleerden proberen zo goed en zo kwaad als het kan, een en ander uit het verre verleden te reconstrueren. Dat is lovenswaardig. En ze discussiëren daarover onder elkaar, en zijn het lang niet altijd over alles eens.
      Het mag duidelijk zijn dat het om iets anders gaat. Neiman is vooral verontwaardigd over de manier waarop de evolutionaire psychologie het probleem van egoïsme behandelt*. Het egoïsme van het gen, en van de mens als drager van het gen, is inderdaad het uitgangspunt van de theorie. Maar ook hier zie ik geen reden tot boosheid. Dat genetisch egoïsme moet gewoon waar zijn. Alleen levensvormen die streven naar en slagen in een succesvolle voortplanting kunnen blijven voortbestaan. Tot ergernis van velen is de evolutietheorie een flagrante tautologie, maar juist daarom ook is ze onweerlegbaar waar.
     Het leuke is nu, en dat schijnt Neiman niet te zien, dat de evolutionaire psychologen met dat inzicht als echte wetenschappers omgaan. Ze beginnen niet als gekken te zoeken naar voorbeelden die hun egoïsme-hypothese zouden ondersteunen. Mochten ze op zoek gaan naar egoïstische rotzaken, brute verkrachters, en polygame mannen om hun theorie te bevestigen, dan zouden ze daarvan honderdduizenden voorbeelden vinden. Maar ze interesseren zich juist voor de voorbeelden die de theorie schijnen te weerleggen: die van onbaatzuchtig, altruïstisch gedrag, waarvan ook honderdduizenden voorbeelden te vinden zijn. Kunnen ze die voorbeelden op een geloofwaardige manier integreren in het model? Dat is voor hen meer dan ‘half the fun of it’.
     Vergelijk het met het voortbestaan van homoseksualiteit. Je zou denken dat homoseksuelen zich weliswaar kúnnen voortplanten, maar het gemiddeld minder doen dan heteroseksuelen. Na voldoende generaties zouden die homoseksuelen uitgestorven moeten zijn. En toch is dat niet het geval. Hoe komt dat? Eén van de evolutionair-psychologische verklaringen die ik ooit las was dat mannelijke homoseksuelen genetisch voorbestemd zijn om mooiere mannen te zijn en dus aantrekkelijker voor vrouwen, waardoor hun voortplantingskansen weer in evenwicht komen.     In elk geval: als je het gen als evolutie-eenheid ziet, is het voor de hand liggend hoe de ‘uitzonderingen’ op het egoïsme kunnen worden verklaard. Of een man zichzelf redt van de dood, dan wel zich opoffert om twee van zijn kinderen te redden, in beide gevallen heeft hij evenveel van het eigen genetisch materiaal gevrijwaard. Ook dit moet waar zijn. De reactie van Neiman, in een interview voor Quilette, is echter honend.

En om het altruisme te verklaren zeggen de evolutionaire psychologen dingen als: men zal alleen zijn eigenbelang opofferen als, en slechts als, men de genenpoel van verwanten vergroot, dus ofwel twee kinderen, ofwel vier neven en nichten, enzovoort. Het wordt bijna satire. Het is geen toeval dat de evolutionaire psychologie heruitgevonden werd omstreeks de periode dat iedereen Margaret Thatchers uitspraak begon te beamen dat er geen alternatief was voor het wereldwijde neoliberalisme. De mensheid speculeert al duizenden jaren over de menselijke natuur, maar, zoals Rousseau opmerkte, we vinden altijd onze eigen vooroordelen bevestigd in de menselijke natuur. En plots komt er dan een zogezegde wetenschappelijke verklaring … 

    Hier ziet men het dubbele misverstand. Er is niets ‘satirisch’ aan de a priori waarheid van de twee-kinderen-vier-neven. Het zou alleen satirisch zijn mochten de evolutionaire psychologen daarmee elk altruïstisch gedrag wilden verklaren. In werkelijkheid zijn er ondertussen heel wat verfijndere theorieën ontwikkeld, waar Neiman er overigens enkele van citeert. En zoals dat in de wetenschap gaat zijn de beoefenaars van het vak op zoek naar middelen om hun theorieën, of minstens die van hun collega’s, te testen. Verder is er geen enkele reden om te denken dat de biologisch-evolutionaire verklaringen van het altruïsme bijkomende verklaringen, bijvoorbeeld culturele,  uitsluiten.
     Het tweede misverstand is erger, en blijkt uit de verwijzing naar Thatcher. Neiman verwijt de evolutionaire psychologie dat ze, net als Thatcher, het egoïsme de primaire rol toekent en het altruïsme slechts een secundaire rol laat spelen. ‘Tot voor kort,’ schrijft ze, ‘ging men ervan uit dat de menselijke motieven dubbel waren.’ Daarmee laat ze uitschijnen dat de evolutionaire psychologie iets anders zegt. Maar dat is helemaal niet zo. De evolutionaire psychologie ontkent de ‘dubbelheid’ niet en houdt zich niet in de eerste plaats bezig met de kwantitatieve verhouding van de ingrediënten egoïsme en altruïsme. Het is niet omdat het egoïsme in zekere zin de primaire verklaring levert, dat het daarom ook de grootste en belangrijkste drijfveer van ons gedrag is. Ook is er geen reden om a priori aan te nemen dat de verhouding egoïsme en altruïsme in ons gedrag onveranderlijk in onze genen vastligt. De evolutionaire psychologie is noch een argument voor het Tatcherisme, noch voor het collectivisme.
     Neiman vindt al die evolutionair-psychologische verklaringen ‘reductionistisch’. Je leert meer over het menselijk gedrag door Dostojevski te lezen, vindt ze, dan boeken van evolutionaire psychologen. Ik geloof dat eigenlijk ook, al zou ik Dostojevski niet als voorbeeld genomen hebben. Maar de ene soort kennis sluit de andere niet uit. Men kan misschien meer over moraal leren uit een boek van een filosoof, een boek van Susan Neiman bijvoorbeeld, dan uit de psychologische experimenten van Stanley Milgram of Daniel Batson. Ook kunnen die psychologische experimenten geen romans of moraalfilosofische tractaten ‘weerleggen’. Toch vind ik ze interessant. Over dat van Milgram heb ik jarenlang lesgegeven, en over dat van Daniel Batson** heb ik ooit een stukje geschreven.Het verwijt van reductionisme is overigens wat tegenstrijdig. Enerzijds citeert Neiman een recensie van een ‘sociobiologisch’ boek – wat men vandaag een ‘evolutionair-psychologisch’ boek zou noemen:

 Dit is een boek over de ‘primaire man-vrouw verschillen aangaande menselijke seksualiteit,’ waarin de volgende dingen nietbesproken worden: schaamte, verwondering, verlies, zelfrespect, dood, metafoor, rechtvaardigheid, reinheid, intentie, lafheid, hoop, oordeel, ideologie, humor, verplichting, wanhoop, waarheid, kwaadaardigheid, ritueel, waanzin, vergeving, sublimering, medelijden, extase, obsessie, discours en sentimentaliteit. Dan kan het maar een ding zijn en dat is het ook: sociobiologie.     

Dat is snedig geformuleerd. Een anthropoloog, Clifford Geertz, verwijt zijn geleerde collega’s van de evolutionaire psychologie, dat die zich slechts met heel elementaire zaken bezig houden, terwijl ze over de subtielere zaken, die ons menszijn interessant maken, niets te vertellen hebben. Dat verwijt is waarschijnlijk terecht. Maar het verwijt van Neiman lijkt tegelijk de andere richting uit te gaan.  ‘De theorie,’ schrijft zij, ‘is zo geëvolueerd dat ze niet alleen verklaringen levert over seks en gezinsleven, maar over bijna alles wat we doen.’ Dan is de evolutionaire psychologie niet ambitieus genoeg, en tegelijk té ambitieus. Nu, dat is best mogelijk, het is nog een jonge wetenschap.
     Eigenlijk is het jammer dat Neiman zich zo laat gaan in haar aanval op de evolutionaire psychologie. Ze begeeft zich buiten haar kennisdomein, het heeft niets – niets! – met woke te maken, en ze verlaat het gunstig gelegen terrein van het wetenschappelijk rationalisme, van waaruit ze zo gemakkelijk populistisch rechts van vandaag zou kunnen bestrijden. Waarom doet ze het dan toch?
      Het komt mij voor dat Neimans bezwaar tegen de evolutionaire psychologie een tweevoudige wortel heeft. Enerzijds vreest zij dat haar vak, de moraalfilosofie, een concurrent krijgt met wetenschappelijke pretenties. Die vrees is niet terecht. De evolutionaire psychologie houdt zich bezig met ‘is’ en de moraalfilosofie met ‘ought’. Men kan het vergelijken met de controverse tussen godsdienst en darwinisme. Het darwinisme kan wel enkele verkeerde ‘godsbewijzen’ weerleggen, maar doet de religie verder geen concurrentie aan op het terrein van zingeving. Anders zou ze een boodschap moeten verkondigen die ooit gepersifleerd werd in de uitspraak: ‘We stammen van de apen af, en daarom moeten we elkaar liefhebben.’ Op dezelfde manier kan de evolutionaire psychologie de stelling weerleggen dat altruïstisch gedrag onmogelijk zou zijn zonder een engelbewaarder op je rechterschouder die je dat gedrag influistert. Maar je kunt er niet uit afleiden waarom het goed is om altruïstisch te handelen noch waarom iemand die zijn leven opoffert om dat van vier neven te redden, een beter mens is dan iemand die dat niet doet.
     Daar komt, geloof ik, bij Neiman een tweede vrees bij: dat de evolutionaire psychologie een bedreiging vormt voor haar linkse, socialistische overtuiging. Ook deze vrees is meestendeels ongegrond, want het 19de-eeuwse ‘sociaal-darwinisme’, dat inderdaad een soort ‘recht van de sterkste’ predikte, is al lang uit de wetenschap verbannen. Je kunt uit de evolutionaire psychologie geen ‘rechtse’ of ‘linkse’ conclusies trekken.
      Behalve misschien deze. Rechts en links kunnen het, met wat gezond verstand, eens zijn over de tweeslachtige natuur van de mens, die een mengsel is van egoïsme en altruïsme. We worden inderdaad gedreven door ‘dubbele motieven’. We hebben de evolutionaire psychologie niet nodig om dat te bevestigen of te ontkennen. Wat de theorie wel aannemelijk maakt is dat elk onderdeel van dat mengsel – dus ook het egoïsme – in onze genetica vastligt. We kunen wel hopen dat er in de nabije toekomst een beschaafder menstype zal opstaan; alleen zal dat menstype geen fundamenteel Nieuwe Mens zijn. Dat is voor sommige radicale socialisten een moeilijk te aanvaarden idee. Het lijkt wel of sommige van hun toekomstplannen maar mogelijk zijn als het egoïsme in ieder van ons tot nul wordt herleid***.


* Dat de evolutionaire psychologie veel andere interessante zaken onderzoekt dan alleen egoïsme en altruïsme, lijkt Neiman niet tot een milder oordeel te brengen. 

** Over het experiment van Batson, zie mijn stukje hier

*** Ook om andere redenen heeft links het moeilijk met de genetica, bijvoorbeeld met de gedachte van de erfelijkheid van intelligentie en andere eigenschappen. Ik heb de kwestie van het egoïsme al eens uitgebreid besproken naar aanleiding van het boek De meeste mensen deugen van Rutger Bregman. Zie hier.

 

 

     

 

7 opmerkingen:

  1. Is Richard Dawkins een evolutionaire psycholoog? Is het niet evolutionair bioloog? Jordan Peterson refereert soms naar zichzelf als een evolutionair psycholoog. De woke-vijanden van Peterson zoals bvb de hipsterkrantjes de Morgen en de Standaard noemen dan steevast evolutionaire psychologie een niet -serieuze wetenschap. Ook de snaakachtige veertiger Boudry beweert dit, hoewel hij door woke-links al lang als vijand is uitgeroepen. Er zijn bijkbaar niet zoveel referenties in die tak van de psychologie. Ik was dan enigszins verrast op een naam te stoten van een Vlaamse evolutiepsychologe, in de standaard dan nog nl Griet Vandermassen. Toen ik de foto zag van haar; een wat schriel figuurtje met een haardos die niet direkt intensief gebruik van kam en haartang verraadt, dacht ik met een notoir lid van een feministische haatgroep te maken te hebben, maar ammehoela, mijn mening veranderde heel snel toen ik een artikel vond van haar dat niet achter een betaalmuur zat. What a smart girl so full of common sens. Ik vond haar op slag heel aantrekkelijk. En evolutiepsychologie mag voor mijn part heel serieus genoemd worden.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik gebruik 'evolutionaire psychologie' in dezelfde zin als Neiman: het verklaren van menselijk *gedrag* vanuit de biologische evolutie. Zo bekeken is het begrijpelijk dat Neiman iemand als Dawkins bij de evolutionaire psychologie betrekt. Ik merk dat het woord dat u gebruikt 'evolutiepsychologie' ingeburgerd is en zal het voortaan ook gebruiken. (Ik dacht dat het hetzelfde was als ontwikkelingspsychologie). Ik denk dat Maarten Boudry geen vijand is van de ontwikkelingspsychologie in het algemeen. Zie een artikel van zijn vrienden: https://skepsis.nl/evolutiepsychologie2/

      Verwijderen
  2. Het dunne boekje Genesis van Edward Wilson vond ik erg interessant omdat het beschrijft hoe altruïsme kan ontstaan wanneer er hevige competitie tussen groepen is, waar ik daarvoor 'survival of the fittest' altijd als competitie tussen individuen zag.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Wilson is degene die Susan speciaal in het vizier neemt vanwege zijn uitgangspunten.

      Verwijderen
  3. Eerstewerelders die een poos in Latijns-Amerika gewoond of lang bereisd hebben, zal vinden dat de mensen daar zelfzuchtiger zijn dan in de eerste wereld. Europeanen of Amerikanen die in Afrika vertoefd hebben en dan LA bezoeken zullen over het algemeen zeggen dat de zelfzuchtigheid er goed meevalt in vergelijking met Afrika. En China-reizigers die ook in Afrika en LA geweest zijn zullen vertellen dat de zelfzucht van de Chinezen die van de Afrikanen en L-Amerikanen nog veel overtreft.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Misschien zijn we altruïstisch als we het ons kunnen permitteren.

    BeantwoordenVerwijderen