woensdag 28 augustus 2024

Kortjes over de artsenlonen

 

** De Standaard schrijft iets op haar voorpagina over artsen die meer verdienen dan de premier, namelijk 250.000 euro bruto. Het gaat om 20 procent van de artsen – 10 procent van de huisartsen, 30 procent van de erkende specialisten.    

** Twee van de drie bovenstaande percentages heb ik zelf moeten opzoeken en uitrekenen. Ik heb liever procenten dan absolute cijfers. Bovendien had de journalist het vertikt om mij te vertellen hoeveel huisartsen en specialisten er in ons land zijn. Het waren er eind 2019 samen ongeveer 54.000, waarvan een derde huisartsen en tweederde specialisten. 

** 80 procent van de artsen verdient dus minder dan de de eerste de beste premier.

** Is het werk van een premier meer of minder waard dan dat van een arts? Het is onmogelijk om zoiets objectief te bepalen.

** Hoeveel verdienen die 20 procent grootverdienende artsen netto? Als die artsen werknemers waren, en die 250.000 euro de bruto loonkost voor de werkgever uitmaakte, dan hielden de artsen daar ongeveer 40 procent van over, dus 100.000 euro, of netto 8.000 euro per maand. Een subtielere berekening zou misschien iets tussen de 10.000 en de 12.000 euro per maand opleveren.

** Die cijfers geven slechts een orde van grootte aan. De Standaard had alleen de cijfers van wat de RIZIV aan de artsen uitbetaalde. Daar moeten de remgelden en de ereloonsupplementen bij worden geteld, die gemakkelijk 20 % extra vertegenwoordigen. Anderzijds moeten de beroepskosten worden afgetrokken. De goedverdienende radiologen staan vaak 70 procent van hun inkomsten af voor het gebruik van de apparaten van het ziekenhuis.

** Hoe komt het dat 20 procent van de artsen – en de artsen in het algemeen –  zo goed verdienen 

  1. De patiënt wil topkwaliteit
  2. Veel artsen werken hard en veel
  3. De arts draagt een grote verantwoordelijkheid
  4. De opleiding duurt lang en is moeilijk
  5. Oververzekering opgelegd door de staat leidt tot overconsumptie
  6. De toegang tot het beroep wordt afgeschermd
  7. Andere redenen

** Naar die ‘andere redenen’ ben ik heel nieuwsgierig. Ik vraag mijn zoon de kleren van zijn lijf, maar als specialist in opleiding krijgt hij weinig inzicht in het financiële kluwen van ziekenhuizen en associaties.

** Valt er voor de regering veel te besparen op de artsenlonen? Wellicht, maar niet zó heel veel. Zelfs socialisten als Vandenbroucke en halve communisten als Jan de Maeseneer schijnen geen groot probleem te hebben met de ‘premiernorm’ – de 250.000 bruto per jaar. 

** De gelijkheidsdrift van Vandenbroucke en co richt zich meer op verschuivingen binnen het artsenberoep. De radiologen moeten inleveren ten voordele van de kinderpsychiaters.

** Je zou natuurlijk ook kunnen besparen op de aller-allerhoogste verloningen. 856 artsen verdienen meer dan een miljoen bruto per jaar. Maar dat zijn er dan ook maar 856, waardoor de hele besparing mager uitvalt. Wie zo’n besparing nastreeft, doet dat meer uit principe, en over principes kun je moeilijk discussiëren. Ik heb andere principes.

** Vandenbroucke wil ijveren voor een ‘faire’ verloning van de artsen, ‘op basis van objectieve maatstaven’. ‘Hoeveel tijd steekt de arts in de zorg van de patiënt, welke opleiding heeft hij nodig, hoe groot en complex is de verantwoordelijkheid die hij heeft.’ Ik weet op slag weer waarom ik de voorkeur geef aan zoveel mogelijk marktwerking, boven een bureaucratie die objectieve maatstaven hanteert. En dat voor een beroep dat nogal wat excentriekelingen onder zijn beoefenaren telt. Ik weet ook weer waarom de subjectieve waardeleer in de economie mij zo aanspreekt.

** Een van de meest misleidende krantenkoppen die ik ooit las, was die boven een commentaar van Inge Ghijs (DS 24/7): ‘Laat vrije markt bepalen hoeveel artsen nodig zijn.’ Dat is geen slecht voorstel, dacht ik als libertair. We laten dus zoveel artsen afstuderen als er door de examens geraken. En als er dan te veel zijn, hebben ze minder werk, verdienen ze minder, wordt het beroep minder aantrekkelijk en zijn er minder jongens en meisjes die aan de opleiding beginnen. We doen het met andere beroepen toch ook zo.

 ** Maar dat is niet wat Ghijs wou. Ze wou alleen de toelatingsexamens afschaffen. ‘Bepaal na de basisopleiding van zes jaar hoeveel huisartsen, radiologen of gynaecologen je nodig hebt.’ Bepaal … dat is het omgekeerde van de vrije markt. Ghijs stelt voor dat de overtollige artsen, die niet onder het ‘bepaalde’ cijfer vallen, dan maar werk moeten zoeken buiten de curatieve geneeskunde, in bedrijven, overheidsdiensten en preventieve geneeskunde.  Ja, daar zijn ook artsen nodig, maar liefst niet te veel.

** ‘Met wie moeten we artsen [voor verloning] vergelijken?’ vraagt Verhoeven zich af (DS 26/8). ‘Duidelijk niet met andere hooggeschoolde beroepen die door de overheid worden betaald, zoals leraren, professoren of rechters.’ Daar heb je nu vier categorieën van mensen die zichzelf niet graag als ambtenaar zien. Ik herinner mij hoe geschokt ik was toen een inspecteur ons op school toevoegde: ‘Vergeet niet dat jullie ambtenaren zijn.’

 ** ’t Is in zekere zin waar dat een arts net als een leraar door de overheid betaald wordt. Maar dat moet daarom niet evenveel zijn. Ik ben als patiënt bereid heel wat extra te betalen om de allerbeste arts te hebben, en veel minder om als ouder de allerbeste leraar voor mijn kind te krijgen. En dat geldt ook als ik die betaling onrechtstreeks regel, langs de ziekteverzekering of langs de belasting.

** Kunnen we de verloning van de artsen drastisch verlagen? Zeker kan dat. In de Sovjet-Unie verdiende een arts officieel niet meer dan een buschauffeur. In Spanje en Griekenland verdienen artsen veel minder dan bij ons. Maar als je de verloning drastisch beperkt, zullen veel van de beste artsen – niet allemaal natuurlijk – naar het buitenland gaan, of naar privé-ziekenhuizen. Zoals in Spanje en Griekenland gebeurt.

** Over de verloning van artsen heb ik vroeger al enkele stukjes geschreven: hier, hier, hier en hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten