dinsdag 27 augustus 2024

De markt, de dinosauriërs en het alfabet

 Marktfundamentalisme
      
Dat mij ‘marktfundamentalisme’ wordt aangewreven door marxisten en socialisten is normaal en van hun standpunt bekeken terecht. Maar ik krijg het verwijt ook wel eens van gematigde liberalen. Zoals ik vroeger een fundamentalistisch marxist was, zou ik nu een fundamentalistische vrije-marktpartizaan geworden zijn. Als psychologische verklaring of als bewijs van een voor mij kenmerkende cognitieve bias is die veronderstelling niet eens vergezocht. Maar wat betekent fundamentalisme eigenlijk?  
     Een eerste betekenis is een polemische. Men verwijt een tegenstander dat die al te rigoureus en consequent bepaalde beginselen toepast. Zo kun je Daniel C. Dennet en Richard Dawkins ‘evolutionaire fundamentalisten’ noemen. Maar dan moet je dat verwijt ook staven, bijvoorbeeld door erop te wijzen dat de beginselen waar ze van uitgaan fout zijn, of dat ze geen rekening houden met ándere omstandigheden dan die beginselen. Dat moet je dan allemaal heel precies aangeven, want dat Dennet en Dawkins consequent redeneren, dát kun je hen moeilijk verwijten. Zo kun je ook Mises en Hayek niet verwijten dat ze consequent redeneren.
     In een andere betekenis is fundamentalisme gelijk aan dogmatisme. Als gewezen marxist heb ik enige ervaring met dogmatisme, vooral dan gekoppeld aan cognitieve dissonantie. In mijn marxistische levensfase kon ik onmogelijk de gedachte verdragen dat mijn geloof geheel of gedeeltelijk fout zou zijn. Tegenargumenten waren er alleen om te weerleggen of om zo vlug mogelijk te vergeten. Een tegenargument waarop ik niet meteen een antwoord vond, bracht mij emotioneel uit mijn evenwicht. Met mijn vrije-marktgeloof is het omgekeerd. Ik zou op een verloren moment zélf naar tegenargumenten zoeken. En als ik vandaag in de voormiddag een sterk tegenargument tegenkom, zal mijn slaap er niet onder lijden. ’s Avonds kan zoiets gevoeliger liggen.
     In nog een andere betekenis – denk aan de islam – betekent fundamentalisme iets als: fanatisme. Dat ben ik grotendeels ontgroeid. Ik ben in de praktijk geheel en al ingesteld op compromis. Dat is al lang zo. Zelfs als ik een vrije-marktoplossing voor een of ander probleem het beste vond, begreep ik dat de buren in mijn straat, de collega’s op mijn werk, of de mede-eigenaars van ons appartementsblok een andere keuze maakten. Dat maakt mij in de politiek tot een centrist.
     Een laatste ongunstige betekenis die je aan fundamentalisme kunt geven is die van simplisme. Dat is helaas een schoentje dat mij past. Mijn kennis van economie is heel beperkt. Ik heb geen enkele praktijkervaring. Ik ben niet geabonneerd op The Economist. In het marxisme ben ik nooit verder geraakt dan het eerste deel van Het kapitaal, en het boekje van Jacques Gouverneur, Eléments d’économie politique marxistedat de twee overige delen samenvat. Van de neoklassieke handboeken heb ik alleen Inleiding tot de economie van V. van Rompuy e.a. gelezen, de eerste hoofdstukken van Samuelsons Handboek en ten slotte Basic Economics van Thomas Sowell. Voor de rest lees ik vooral boeken en stukken van lui als Smith, Bastiat, Mises, Hayek en Friedman, die vrije-marktoplossingen bepleiten. Ik ken daardoor vooral één kant van het verhaal, en dan nog als dilettant. Ook vergeet ik het meeste van wat ik lees, en er is veel wat ik niet goed begrijp. Met mijn vrije-marktgeloof plaats ik mij met andere woorden op het niveau van de spreekwoordelijke mijnwerker die in God gelooft zonder dat hij veel kennis genomen heeft van de theologische literatuur.
      Ik zou dus eigenlijk moeten zwijgen over economische kwesties, ook al hebben die een grote invloed op ons leven. Maar die zwijgplicht strookt niet met mijn overtuiging, die ik deel met de onsterfelijke Henk Broekhuis**, dat ook de leek iets te weten kan komen door na te denken. Veel van wat we denken wordt beheerst door verkeerde intuïties. Een verkeerde intuïtie is bijvoorbeeld dat de planten en dieren die we zien altijd geweest zijn zoals ze er nu uit zien, en dat ze zo gemaakt zijn door een Maker. We kunnen ons dat in zekere zin visueel voorstellen. Anders is dat met de evolutietheorie. Van in onze prille kindertijd krijgen we prentjes te zien van dinosauriërs, maar zelfs als volwassenen kunnen we ons eigenlijk niet voorstellen hoe die dinosauriërs uiterst, uiterst langzaam in vogels veranderden. We zijn gewoon niet ingesteld op die tijdsschaal.
     In de economie hebben we hetzelfde. Wij zijn behept met de verkeerde intuïtie dat de economie moet worden gestuurd door een Stuurman, of een comité van Stuurmannen. Friedrich Engels zag het zo. De enorme industriële vooruitgang was er gekomen omdat de moderne fabrieken zo efficiënt en doelmatig waren ingericht. Het was alleen jammer dat de economie in zijn geheel niet even efficiënt en doelmatig was ingericht. Hij formuleert het een beetje ‘dialectischer’, maar daar komt het op neer.
     Het vergt een redenering in verschillende stappen om in te zien dat die intuïtie fout is. In de cursussen economie wordt op de eerste twintig bladzijden uitgelegd hoe een vrije markt, zonder centrale sturing, óók efficiënt verloopt. Dat is het ABC van de economie, waar bijna niemand aan twijfelt. Ook Marx en Engels twijfelden daar niet aan. Dat die vrije markt niet alleen efficiënt is, maar, normaal gesproken, ook efficiënter is dan een met centrale sturing, dat maakt minstens de volgende drie letters van alfabet uit: DEF. En de volgende 20 letters kunnen dan worden ingezet voor de uitzonderingen. In welke gevallen is sturing misschien toch beter dan vrije markt? In welke gevallen is een mix van sturing en vrije markt beter dan alleen vrije markt? En welke sturing is er nodig opdat een vrije markt vrij zou blijven?
      Als discussie ontstaat over regeringsmaatregelen in de economische sfeer, gaat het per definitie over de letters ná ABC en DEF. Elke maatregel die de vrije markt beperkt of bevordert heeft een aantal voor- en nadelen op de lange en de korte termijn. Alleen specialisten kunnen oordelen over de precieze balans tussen die voor- en nadelen. Maar de leek kan af en toe wijzen op de eerste zes letters van het alfabet omdat onze intuïtie, én die van de politici, die letters anders dreigen te vergeten. Je weet maar nooit of de eerste zes letters de balans niet laten doorslaan aan de kant van de vrije-marktoplossing.

Economisch rechts
        Wat betekent ‘links’ en wat betekent ‘rechts’? Het zijn en blijven moeilijke begrippen, zelfs als je alleen het sociaal-economische luik bekijkt. Ik herhaal hier een overweging die ik eergisteren postte.
     Enkele betekenissen die men aan sociaal-economisch ‘rechts’ geeft, zijn: 

  1. Meer vrije markt, minder staat
  2. Begrotingsevenwicht: niet meer uitgeven dan je verdient
  3. Lagere belastingen
  4. Zoveel mogelijk mensen aan het werk, zo weinig mogelijk mensen aan de uitkeringen
  5. Stimulansen voor ondernemers
  6. Korte-termijnvoordelen voor het welvarende kiezerspubliek
  7. Symbooldossiers die het goed doen bij het eigen welvarende kiezerspubliek

     Sommige van die punten lopen parallel met elkaar, andere kunnen elkaar tegenspreken. Als ik mezelf rechts noem, heeft dat vooral met het eerste punt te maken, en helemaals niks met de laatste twee punten. Verder neem ik  aan dat het gemiddelde kiezerspubliek van MR, Open-Vld en N-VA welvarender is dan het gemiddelde kiezerspubliek van Vooruit, PS en PVDA. Hoeveel, dat weet ik niet. Misschien is het verschil minder groot dan men soms denkt.

Een boek dat je leven verandert
     De Standaard der Letteren heeft een interessante reeks ‘Mijn leven in boeken’. Het zijn interviews met schrijvers die vertellen welke boeken ze als kind lazen, welke boeken hen veranderd hebben, van welke boeken ze iets geleerd hebben, welke boeken ze steeds herlezen, welke boeken ze pas laat ontdekt hebben.
     Kun je veranderen door een boek te lezen? In The Atlantic Daily gaven vijf medewerkers elk een titel van een boek dat hun leven veranderde. Het zijn: Siddhartha van Hermann Hesse, Panther van Brecht Evens (tiens, een Vlaming), All Over But the Southin’ van Rick Bragg, The Cultural Front: The Laboring of American Culture in the Twentieth Century van Michael Denning en Dominion: How the Christian Revolution Remade the World van Tom Holland.
     Ik ben een van die boeken aan het lezen, en alhoewel ik nog maar 20 bladzijden ver ben, weet ik nu al dat het boek mijn leven niet zal veranderen.



* Het zou natuurlijk al te gek zijn als ik probeerde een oordeel uit te spreken over mijn eigen oordeelsvermogen.
** Henk Broekhuis is een personage verzonnen door Karel van het Reve. Zie mijn longread hier, de hoofdstukjes ‘Zelfdenker’ en ‘Wat ik van Karel geleerd heb.’

4 opmerkingen:

  1. Citaat: "Zoals ik vroeger een fundamentalistisch marxist was, zou ik nu een fundamentalistische vrije-marktpartizaan geworden zijn. Als psychologische verklaring ..."

    Of u fanatiek bent of niet weet ik niet. Ik wil en kan ook geen psychologische analyse maken, maar op basis van wat u zegt lijkt u een cognitief 'probleem' te hebben.

    Amada was natuurlijk een totale zinsbegoocheling in een tijd waarin we dachten dat dit niet meer mogelijk was. En toch. Of dit aanleg is, of opvoeding?

    En de vrije markt, democratie en meningsuiting werken in detail ook anders dan die schema’s die we maken om dat te beschrijven en te begrijpen. Die schema’s zijn weliswaar uiterst nuttig.
    De natuurwetenschappen werken op dezelfde manier (waar het echter mogelijk is om labo experimenten te doen, niet mogelijk als het over politieke of religieuze ideologiën gaat). Wij maken modellen, gedachte-experimenten en vereenvoudigde test setups om de essentie van bepaalde mechanismen te begrijpen. En het lukt soms die mechanismen nadien te benutten in de praktijk, meestal met allerlei correcties om te compenseren voor de niet-ideale condities in de praktijk.

    Schematisch denken is goed, maar de realiteit is geen schema. Modellen zijn goed totdat ze niet meer werken. Denken is moeilijk en vraagt inspanning, en dat lukt veel mensen niet. De gemakkelijkheidsoplossingen zijn een wereldbeeld te adopteren en dan vooruit met de geit.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Als ik moet kiezen tussen 'aanleg' en 'opvoeding' moet ik helaas voor het eerste kiezen. Maar u hebt gelijk over modellen versus de realiteit. Ik denk overigens dat het denken in schema's en modellen juist grote inspanning vraagt. Het juist beoordelen van de realiteit is misschien veeleer een kwestie van een soort intuïtieve aanleg. (Het vaststellen dat een schema niet klopt met de werkelijkheid is eerder een kwestie van eerlijkheid).

      Verwijderen
    2. Interessant, maar ik weet niet of dit de plaats is voor bijkomende gedachtenuitwisseling. Toch eventjes misbruik maken van de situatie ;-)

      Of de realiteit een schema is of niet? Misschien uiteindelijk wel, maar dan een schema dat wij bijlange na nog niet beheersen.

      Maak de vergelijking met AI: de huidige AI technieken kunnen al veel 'analyseren' zonder een iota te begrijpen van de onderliggende causaliteiten. Gekende causaliteiten kunnen wel ingevoerd worden (maar mogen het AI systeem niet belemmeren).

      Dat is een soort van gemechaniseerde intuïtie, doch intuitie is o.a. gebaseerd op onvolledige informatie en kennis, met de 'understanding' dat we dingen (nog) niet goed rationeel begrijpen, en daarop een gekwalificeerde gok doen (een talent!).
      AI kan gewoonweg heel veel info verteren, dat zeer systematisch doen, en vergeet niets.
      Het gaat zover dat AI, zonder expliciet de causaliteiten te kennen, uiteindelijk wel een voorstel kan maken voor nieuwe causaliteiten, nieuwe verbanden die wij nog niet kenden.

      Of op lange termijn de realiteit wel in termen van schematische causaliteiten kan gevat worden valt niet uit te sluiten.

      P.S. Mijn laatste zin in mijn eerste posting was de essentie van mijn betoog.

      Verwijderen
  2. Fundamentalisme verwijst in een religieuze context volgens mij naar 'fundament'. Meestal in de context van een 'terugkeren naar de fundamenten/basis van het geloof'.

    BeantwoordenVerwijderen