zaterdag 26 september 2020

Pijntjes

 


     We kunnen, zegt Schopenhauer, wel pijn voelen, maar niet de afwezigheid ervan. Daaraan alleen al zie je volgens de filosoof dat er iets mis is met het bestaan.
     En hoe zit dat met kleine pijntjes? Hetzelfde geloof ik. Als ik opsta heb ik een beetje pijn in mijn rug. Ik heb geleerd om recht te komen door mij op mijn zij te leggen, af te drukken met mijn rechterelleboog tegen de matras, en tegelijk mijn rechterbeen neerwaarts uit het bed te zwaaien. Het gaat prima. Als ik door een wonder plots weer mijn lichaam had van 35 jaar geleden  zou ik dat rugpijntje niet voelen en zou ik uit bed komen zoals ik wil. Ik zou dat de eerste dagen fijn vinden, maar ik zou het, vrees ik, zo snel gewend zijn dat ik het al gauw niet meer zou merken, zoals je de aangename temperatuur ook snel doodnormaal vindt als je in het midden van de winter naar een warm land reist.
    Dat zal ook wel zo zijn voor de andere pijntjes en ongemakjes. Als ik met de fiets rij kan ik mijn nek onvoldoende omdraaien om veilig de straat over te steken. Als ik in bed lig, mag ik mij niet te bruusk omdraaien, want dan kan ik duizelig worden. Als ik de poes eten wil geven, moet ik helemaal op mijn hurken zitten om bij het bakje te komen, zeker ’s morgens. En als ik moet plassen, gebeurt dat in heel kleine hoeveelheden met een heel zwak straaltje.
     Om mijn jonge lezers gerust te stellen, dat laatste is helemaal niet zo erg als het kan lijken. Ik las ooit bij Céline of Boon over een generaal in de oorlog die jaloers was op zijn soldaten. Hij zou graag zijn luxe-leventje willen wisselen als hij ooit weer een keer met zo’n krachtige straal kon urineren als zij. Ik dacht toen dat die generaal erg te beklagen was, terwijl het natuurlijk de soldaten waren die te beklagen waren. Dat had Céline, of Boon, wel begrepen.
     Er is op die gewenning aan een pijnloze toestand een uitzondering. Ik heb enkele jaren geleden last gehad van een ‘frozen shoulder’. Nou ja, last … Ik voelde het vooral als ik een snelle beweging maakte, of als ik hoog op het bord probeerde te schrijven. Een dokter heeft op die schouder een distentie uitgevoerd, onze kinesiste heeft die verder onder handen genomen, en ik heb in die tijd veel met mijn armen gezwaaid, waardoor de zaak na een jaar weer in orde was. Het zou, las ik ergens, ook in orde gekomen zijn zonder die distentie, die kinesiste en dat armgezwaai. Soit.
     Maar waar ik naartoe wil is dit. Als ik indertijd fietste voelde ik in mijn schouder een onaangename spanning. En als ik nu fiets, heb ik iedere keer opnieuw het leuke gevoel van: hé, die schouder doet normaal. Ik heb lang nagedacht hoe dat komt, en ik denk dat ik het weet. Ik voel die spanning iedere keer nog een heel, heel klein beetje, genoeg om mij te herinneren aan vroeger, toen die spanning onaangenaam was.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten