dinsdag 3 oktober 2023

Alfabetische mijmeringen (11)


Chomsky - De mediaconsensus van 
     In brede kring is Chomsky bekender als politiek activist dan als taalkundige*. Hij heeft in zijn hoofd een collectie  van tienduizenden knipsels, waaruit hij kwistig citeert in boeken, artikels, interviews, lezingen en Youtube-filmpjes. In 98 procent van de gevallen gaan die knipsels over de misdaden van het Amerikaans imperialisme. Voor mij is het vermoeiend om die Chomsky-knipsels te lezen: het zijn er teveel, ik ben slecht op de hoogte van de context, en mijn aarzelend atlantisme is geen partij voor het verschroeiende anti-Amerikanisme van Chomsky. Als je hem vandaag op YouTube aan het werk ziet, zou je denken dat het de Verenigde Staten zijn die Oekraïne zijn binnengevallen. 
     Eén keer heb ik Chomsky horen spreken in een aula van de VUB. Dat moet rond 1989 geweest zijn. Tot mijn niet geringe verbazing en genoegen bleven de vermoeiende krantenknipsels achterwege. In de plaats daarvan ontwikkelde Chomsky een theorie die verklaarde waarom de liberale democratie in de Verenigde Staten vanaf de eerste dag alleen tot bedoeling had om de ‘massa’s te onderdrukken’.
      Het was een eenvoudige theorie die zelfs ik kon volgen, alleen begreep ik niet wie die filosoof Lààk was, waar onze academische activist zo op gebeten was. Pas achteraf begreep ik dat Lààk de Amerikaanse uitspraak was voor Locke. Chomsky was geen liberaal zoals Locke, maar een anarchist. De grootste vijanden die de mensheid gekend had waren, naast Hitler en Stalin, de Amerikaanse president Reagan en de Russische communist Lenin. Die eerste stond voor de misdaden van het Amerikaans imperium en die laatste had een veelbelovend anarchistisch experiment in Rusland de nek omgewrongen. Derde-Wereldcommunisten als Mao, Castro, Ho Chi Minh en Pol Pot stonden daarentegen volgens Chomsky in het goede kamp omdat ze zich verzetten tegen de Amerikaanse wereldmacht en omdat er in hun land geen anarchistisch experiment was geweest dat ze de nek hadden omgewrongen.
      Chomsky heeft nog enkele andere theorieën op zijn naam, en een van de interessantste zet hij uiteen in zijn boek Manufacturing Consent. In de film Good Will Hunting komt er een scène voor waarin Matt Damon en Robin Williams tegen elkaar opscheppen over de linkse boeken die ze gelezen hebben. ‘Read Howard Zinn’s A People’s History of the United States,’ zegt Damon. ‘How about Noam Chomsky’s Manufacturing Consent?’ antwoordt Williams.
 
     De theorie van Manufacturing Consent komt hierop neer. In een liberale democratie als de VS is er geen censuur. Hoe is het dan mogelijk dat een kleine groep kapitalisten toch in staat is om de media zo te manipuleren dat diezelfde media de bevolking ertoe brengen om het onderdrukkende kapitalistisch systeem te aanvaarden**? Dat komt door vijf mechanismen die Chomsky ‘economisch’ noemt maar die als verklaring eerder ‘sociologisch’ zijn. De media

  1. zijn eigendom van bedrijven en aandeelhouders
  2. teren op advertenties van andere bedrijven 
  3. zijn voor hun informatie afhankelijk van regering en bedrijven
  4. staan onder druk van rechtse thinktanks 
  5. hebben baat bij angst en vijandbeelden (communisme, terrorisme). 

Erg overtuigend is dat allemaal niet. Naar mijn smaak: 10 procent waarheid, 10 procent overdrijving, 10 procent ‘vulgair marxisme’***, 20 procent samenzweringstheorie en 50 procent cherry picking. Dat laatste heeft vooral betrekking op het overvloedige feitenmateriaal, vooral over de buitenlandse politiek, dat de theorie moet ondersteunen. 
     Bij punt 2  de advertenties  krijg ik een kolderesk visioen van Coca Cola-aandeelhouders die in vergadering bijeenzijn. De voorzitter neemt het woord: ‘Vrienden, we zullen dit jaar onze advertenties in The New York Times verdubbelen. Daarvoor vragen we in ruil tien grote artikels ter verdediging van het kapitalisme en tien grote artikels die aandringen op meer interventies in Afrika. We moeten daar met steun van het Amerikaanse leger nieuwe fabrieken bouwen waar we lage lonen zullen uitbetalen en de plaatselijke markt zullen veroveren. Die verdomde zwarten drinken nog altijd te veel plaatselijk gebrouwen bier. Leve onze aandelen! Leve onze winst!’ Tja, zo gaat het er geloof ik in de echte wereld niet aan toe, zelfs als je de overdrijving en de kolder van mijn verbeelding weglaat.
     Daar komt nog iets bij dat heel vervelend is voor Chomsky. Vergeleken met de Vlaamse pers is de Amerikaanse heel verscheiden, met linkse en rechtse media, die nochtans allebei eigendom zijn van bedrijven en aandeelhouders, en die allebei advertenties plaatsen. Op de opiniebladzijden van de New York Times lees je ongeveer het tegenovergestelde van wat je op die van de Wall Street Journal kunt lezen. In de ene krant lees je dat er hogere belastingen voor de rijken moeten komen, en in de andere kant lees je dat die belastingen omlaag moeten. De ene krant wil dat de overheid de winsten van de banken controleert en bijstuurt, en de andere krant wil niet weten van beperkingen.
      Maar voor Chomsky zijn dat meningsverschillen over details, want over de hoofdzaak zijn de media het eens: bedrijven moeten privé-eigendom blijven en moeten 
– veel of wat minder  winst kunnen maken. En ook al lees je niet dagelijks in een Amerikaanse of Vlaamse krant een pleidooi voor privé-eigendom, althans niet letterlijk, dat is de kwestie niet. De kwestie is deze: het privé-eigendom van bedrijven wordt door die kranten, behalve de communistische, niet dagelijks in vraag gesteld, zelfs niet door de zogezegd linkse stemmen die in naam tegen het kapitalisme zijn. En dat niet dagelijks in vraag stellen van het privé-eigendom, dat maakt voor Chomsky de echte consensus uit****.
      Die redenering komt wel meer voor. Een extremist ziet overal consensus, behalve in zijn eigen kleine dissidente hoekje*****. En een fanatieke extremist kan die consensus enkel verklaren als een gevolg van samenzwering en propaganda. De extremistische klimaatmens ziet overal subsidies voor fossiele brandstoffen en de extremist aan de andere kant ziet overal maatregelen die de CO2-uitstoot beperken. En allebei vinden ze dat de media zich slecht gedragen omdat ze de bestaande toestand in grote lijnen te aanvaarden.
     Natuurlijk bestaan er in de Westerse media allerlei vormen van vage consensus. En die consensus kan verschuiven. Vóór 1968 verdedigden de Amerikaanse media de militaire interventie in Vietnam, ná 1968 waren ze tegen. In de Vlaamse pers bestaat er vandaag zo’n consensus over vaccinatie, CO2-uitstoot, Oekraïne, sociale uitgaven, het voortbestaan van België, gelijkheid tussen man en vrouw, homohuwelijk, Zwarte Piet, antiracisme, multiculturalisme, asielrecht, Europese samenwerking, enzovoort. Soms is die consensus in de media niet meer dan een weerspiegeling van een consensus die onder de bevolking bestaat, of, laat ons zeggen, een consensus die bestaat onder pragmatische politici, conformistische wetenschappers en het soort mensen dat journalistiek als beroep kiest.
      In al die gevallen is het verklaringsmodel van Chomsky tegelijk te vergezocht en te primitief.  


* Chomsky is zowel bekend voor zijn grammatica als voor zijn politiek activisme. Er zijn nogal wat geleerden die bewondering hebben voor Chomsky’s taalkundig werk, maar die zijn politiek activisme afdoen als een belachelijke liefhebberij. Na enig zoeken heb ik ook wel geleerden gevonden die Chomsky’s politiek activisme bewonderen, maar juist zijn taalkundig werk waardeloos vinden (
hier).
**
 Dat het kapitalistisch systeem per definitie ‘onderdrukkend’ is, behoort tot de drogreden aangeduid als beging the question, al heeft Chomsky uiteraard zijn knipsels om een en ander te staven. Verder moet de theorie ook uitleggen waarom de media vooral over ándere onderwerpen dan de weldaden van het kapitalisme bericht: sport, aardbevingen, overstromingen, seksueel misbruik, entertainment, lifestyle, enzovoort. Voor mensen als Chomsky zijn dat min of meer  ‘afleidingsmanoevers’ die ervoor moeten zorgen dat de mensen ‘zich geen vragen stellen’ over het systeem.

*** ‘Vulgair’ marxisme is een vereenvoudiging van het marxisme, waarbij de opvattingen van mensen rechtstreeks vanuit hun materiële belangen wordt verklaard.
**** Soms stelt men het privé-eigendom van enkele sectoren in vraag, zoals van de bankensector en de energiesector, maar ook zo
n eis laat het fundamentele systeem ongemoeid. Chomsky werkt een mooi voorbeeld uit van de Britse pers die een halve eeuw geleden nog kranten had die ijverden voor de onteigening van de kapitalisten en de nationalisering van de industrie, de distributie en de bioscopen.  Nu bestaan die kranten niet meer, of ijveren ze niet meer voor de nationalisatie. Maar daarbij stelt zich de vraag van de kip of het ei. Wat was er eerst? De Britse kranten die ophielden met de nationalisatie te prediken of het Britse arbeiderspubliek dat ophield om veel heil van nationalisering te verwachten. 

***** Zelf ben ik een libertariër. Dat is in de huidige constellatie een extreem standpunt. Ik denk dat de welvaartstaat de welvaart eerder afremt dan bevordert. Nu weet ik dat er heel veel bureacratieën bestaan – politieke en andere – die bij het bestaan van de welvaartstaat garen spinnen. Toch denk ik niet dat de consensus over de welvaartstaat het gevolg van propaganda is van die bureaucratieën. Een groot deel van de bevolking zelf ziet heel wat voordelen in de welvaartstaat. Een staat die voor je zorgt van je wieg tot je graf, heeft voor veel mensen iets aantrekkelijks. Ze betwijfelen of een vrijere economie vergelijkbare of grotere voordelen zou kunnen bieden. Ik denk van wel, maar ik begrijp de twijfel. Ik kijk dus met een zekere gelijkmoedigheid naar de consensus van publiek, politiek en media. Ik ben al blij als men iets doet aan die onderdelen van het welvaartstaatssysteem die overduidelijk het tegenovergestelde bewerkstelligen dan waar ze voor bedoeld zijn.




2 opmerkingen:

  1. De eindredacteur in mij merkt een overtollig is-je op in de zin die begint met "vergeleken".

    Ik kan me grotendeels vinden in je analyse maar kom in opstand tegen de suggestie die ze lijkt in te houden dat de waarheid altijd in het midden ligt - iets wat je zelf al eens bestreed. Principieel betekent dat wel dat Chomsky of een andere extremist gelijk kan hebben dat de heersende consensus fout is. Waar jij en ik het verder over eens zijn, is dat een consensus niet zozeer het establishment in stand houdt omdat die laatste daar een bewuste samenzwering voor in het werk stelt. Het is eerder conservatisme, de neiging om te behouden wat bestaat. In tegenstelling tot de gangbare terminologie vind je dat conservatisme even goed links als rechts.

    Er is zo'n consensus die me nu binnenvalt omdat ik hem onlangs weer las bij Christophe Vekeman, een zeer goeie columnist. Ik ben het vaak met hem eens maar hou vooral van zijn puntige stijl. Dit keer bracht hij de evidentie in stelling dat onze vergrijzende bevolking enkel kon onderhouden worden door migratie, een stelling die vertrekt van de idee dat er altijd een grote basis van werkenden moet zijn om de niet-werkenden te voorzien van geldelijke middelen. Ik twijfel daaraan. Ik meen dat die redenering een blijvende dam opwerpt tegen de noodzaak van de mensheid te krimpen. Een stijgende bevolking zorgt immers voor stijgende noden, niet louter voor stijgende productie. De voorvechters voor de piramide met immer brede basis denken in termen van geld, niet van waarde. Ik meen daarentegen dat onze opeenvolgende productiviteitsstijgingen de mens perfect zouden moeten toelaten de bestaande populatie van even veel waarde te voorzien met een dalende actieve bevolking. De reden dat productiviteitsstijgingen niet blijken te volstaan is deels dat de mens steeds meer (waarde) wil maar ook door de stijgende bevolking, die niet alleen bestaande noden doet groeien maar ook nieuwe noden creëert. Met name: rust en ruimte.

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Uiteraard ligt de waarheid niet altijd in het midden. Ik geef een opsomming van een aantal terreinen waarover consensus bestaat, en op sommige van die terreinen vind ik die consensus fout of helemaal fout. Conservatisme in de brede zin is één van de verklaringen.
      Zeker kan een extremist gelijk hebben. In mijn vierde en laatste voorbeeld verwijs ik naar een extreem standpunt van mijzelf. Ik hoop dat de consensus in die richting opschuift.
      Ik ga helemaal akkoord met jouw voorbeeld in verband met bevolkingsaangroei. Ik las het onlangs nog in een artikel van de website Contrepoints. Europa had volgens de auteur één miljard immigranten nodig om economisch leefbaar te zijn! Anderzijds - maar dat heeft met jouw redenering niets te maken - is het
      1) utopisch om te denken dat de komende bevolkingsexplosie in Afrika tegengehouden kan worden gezien de jonge gemiddelde leeftijd aldaar
      2) waarschijnlijk dat de bevolkingsexplosie na nog enkele decennia van groei vanzelf zal stoppen (en wellicht ook vanzelf afneemt).

      Verwijderen