Terwijl ik de laatste hand leg aan dit stukje, zijn mijn gedachten bij onze regeringsonderhandelaars die zich vandaag met het fiscale dossier bezighouden. Ik vrees dat mijn notities niet tijdig tot bij hen zullen geraken, en dat ze, mochten ze dat wel doen, dat ze dan weinig verschil zouden uitmaken. Die fiscaliteit is een moeilijke zaak en zij weten er veel meer van dan ik. Ik bevind mij in de comfortabele situatie dat ik mij niet moet bekommeren om cijfers*, mij niet moet inspannen om een compromis tot stand te brengen, en ik geen enkele knoop moet doorhakken. Ik kan mij tot de hoofdvraag beperken: wat zijn goede belastingen? Dat zijn natuurlijk in de eerste plaats de belastingen die ik niet zelf moet betalen. Maar laat ik de zaak eens vanuit een hoger standpunt bekijken.
Ook met de transparantie is het hopeloos gesteld. Er bestaan persoonsbelastingen, vennootschapsbelastingen, indirecte belastingen, lokale belastingen, heffingen, erfenisrechten, allerlei vormen van vermogensbelasting, en ook de sociale bijdragen zijn, door hun verplicht karakter, eigenlijk een soort belasting. En dan zijn er nog de aftrekposten. Zelfs iemand met meerdere universitaire diploma’s moet advies inwinnen bij het invullen van zijn belastingsbrief.
Maar goed, het is niet de transparantie van het belastingsstelsel waar de meeste mensen van wakker liggen: het is, naast de wens om zelf zo weinig mogelijk te moeten betalen, de kwestie van de rechtvaardigheid. Velen zouden, geloof ik, een ondoorzichtig en ondoelmatig belastingstelsel verkiezen als het daardoor beter beantwoordt aan hun opvatting van rechtvaardigheid. En die opvattingen kunnen nogal verschillen. Ik bespreek hier achtereenvolgens enkele van die opvattingen, waarvan sommige overlappen, en andere elkaar uitsluiten.
Zo blijven we bezig. Moeten lonen en vermogensinkomsten aan hetzelfde tarief belast worden? Ivan van de Cloot wees er onlangs in zijn Doorbraak-column op dat lonen en vermogens een verschillende elasticiteit en flexibiliteit hebben en dat het onverstandig is om daar geen conclusies uit te trekken. Uiteindelijk heeft elke aparte regeling wel een slimme reden, blijft er van transparantie niet veel over en kan niemand nog goed het onderscheid maken tussen wat recht is, wat onrecht is, en wat pragmatisch verantwoord is.
4. ‘De sterkste schouders’
Een van de meest gehoorde clichés is dat belastingen rechtvaardig zijn als ‘de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.’ ’t Is een mening die door bijna iedereen wordt gedeeld omdat ze aansluit bij een intuïtie over hoe taken best worden verdeeld bij een gezamenlijke klus in de sfeer van vrijetijdsactiviteiten. Daarenboven is het stelsel van de zogenaamde progressieve belastingen, waarbij de grootverdieners het meeste betalen, al zo lang ingeburgerd dat het vanzelfsprekend lijkt.
Vooral bij degenen die de progressiviteit nog willen versterken mag je veronderstellen dat ze bewust of onbewust de ‘sociale gelijkheid’ als ideaal nastreven, en dat ze ongelijkheid van inkomen en bezit als een morele wantoestand veroordelen. Die wantoestand moet dan worden rechtgezet, en belastingen kunnen daarbij helpen. Het is een ethisch uitgangspunt als een ander, en over zulke zaken is het makkelijker om ruzie te maken dan om vruchtbaar te discussiëren. Zelf denk ik er in elk geval anders over. Als iedereen minstens een jaarinkomen zou hebben van dertigduizend euro – bijvoorbeeld – dan zou het mij niet veel kunnen schelen dat er ook lui zijn die driehonderdduizend, drie miljoen of dertig miljoen verdienen.
Nu, in ons land heeft niet iedereen een inkomen van dertigduizend euro. Wel hebben we een belastingsstelsel dat al heel lang volgens de progressieve beginselen werkt en dus herverdelend is. Voor de inkomensbelastingen is dat het duidelijkst. Daar geldt een progressieve schaal met verschillende tarieven van 0**, 25, 40, 45 en 50 %. Het resultaat is dat de 20% minst verdienende Belgen 0 % aan de totale pot bijdragen en de 20 % best verdienende Belgen 65,2 %. Andere belastingen zijn niet progressief, maar treffen toch vooral het rijkere deel van de bevolking, zoals de verschillende vormen van vermogensbelasting en de BTW op de consumptie van de rijkelijk levende middenklasse.
Daar staat tegenover dat de sociale bijdragen – toch ook een soort belasting – niet progressief, maar proportioneel zijn. Zelfs de kleinverdieners, die geen of amper directe belastingen betalen, moeten een groot deel van hun loon afdragen, namelijk de ‘werknemersbijdrage’ van 13,07 % én de ‘werkgeversbijdrage’ van 25 %. Ook dat laatste is eigenlijk ‘loon’: voor de werkgever is het een kost, en voor de werknemer een indirect voordeel. Je kunt dus zeggen dat kleinverdieners, die geen inkomstenbelasting betalen, evengoed ‘belast’ worden aan minstens 38,07 %***.
De gelijkheidsmensen hebben dus gelijk: als men wil kan alles nog veel ‘progressiever’. Sommigen zullen pas tevreden zijn als het niveau bereikt wordt dat iedereen evenveel verdient, eventueel gecorrigeerd voor het aantal gewerkte uren, officieel diploma, functiebeschrijving en anciënniteit. Over de keerzijde van dit ideaal zal ik dit keer mijn mond houden.
5. Vlaktaks
Het bekendste alternatief voor progressieve belastingen is dat van de vlaktaks: iedereen betaalt eenzelfde procent – bijvoorbeeld 30 procent – van zijn inkomen. Ook dat sluit goed aan bij een morele intuïtie: iedereen wordt gelijk behandeld. Zelf zie ik weinig ‘rechtvaardigheid’ in het principe, maar het heeft wel een ander voordeel: het beperkt de neiging om belastingen steeds maar te laten stijgen. Iedereen ondervindt in gelijke mate het nadeel van een belastingsverhoging. Elk onderdeel van het electoraat bloedt. Politici die problemen willen oplossen met hogere belastingen zullen op hun tellen moeten passen, of ze worden bij de volgende verkiezingen niet meer herkozen. Je zou om dezelfde reden het zwaartepunt van de belastingen kunnen verschuiven van inkomstenbelasting naar BTW: iederéén zou voelbaar getroffen worden door de prijsstijgingen. Sinterklaaspolitici zouden beducht moeten zijn voor protesterende gele hesjes die dit keer wél een duidelijke eigenprogramma zouden kunnen voorleggen.
6. Je krijgt iets in ruil
Je kunt belastingen ook beschouwen als een ruil. De burger geeft geld aan de overheid, en de overheid geeft hem daarvoor allerlei diensten in ruil. Maar is dat geld van de burger in waarde gelijk aan de goederen en diensten die hij ontvangt? Dat is hoogst onwaarschijnlijk. Zelfs in een vlaktaksysteem betalen de grootverdieners aanzienlijk meer belasting dan de kleinverdieners. Een gezin met een jaarinkomen van 6 miljoen betaalt bijvoorbeeld 1,8 miljoen en een gezin met een inkomen van 60.000 betaalt 18.000. Nu is het best mogelijk dat het rijke gezin meer profiteert van de diensten die de staat aanbiedt dan het armere gezin. Misschien patrouilleert de politie vaker in de villawijk, en ook bevatten die villa’s meer spullen die het beschermen waard zijn. Wellicht staan in de garages van die villa’s gesubsidieerde luxe-Tesla’s. Sociologen en economen hebben het Matteüseffect proberen te berekenen: wie al veel heeft, krijgt nog meer (van de staat). Maar de kans is groot dat de ruil ongelijk blijft, en in het nadeel van de rijke burger. Zijn tax-eating zal hoogstwaarschijnlijk altijd kleiner blijven dan zijn tax-paying.
7. Armoedebestrijding
Ik heb hierboven het nastreven van ‘sociale gelijkheid’ als een van de mogelijke fiscale doelen aangegeven. Dat doel moet worden onderscheiden van een ander: de bestrijding van de armoede. Zowel ‘sociale gelijkheid’ als armoedebestrijding veronderstellen een zekere mate van vrijwillige of onvrijwillige ‘herverdeling’ maar ze volgen een niet noodzakelijk dezelfde logica. Gelijkheidsmensen zullen zeggen dat armoede een ‘onrecht’ is. Ik vind dat een onzinnige stelling. Maar zelfs als men, zoals ik, armoede géén ‘onrecht’ vindt, kan men nog altijd vinden dat ze moet worden verminderd, en dat daarbij het belastingsstel mag worden ingezet. Er kan een systeem van vrijstellingen worden voorzien voor de laagste inkomens, of zelfs van negatieve belastingen. In de meeste welvaartstaten is het echter niet de inning, maar vooral de besteding van de belastingen die armoede kan voorkomen of milderen: door uitkeringen en sociale subsidies.
Een paradox is hier dat uitkeringen de armoede ook in stand kunnen houden, zeker als de uitkeringen te laag zijn om de miserie buiten de deur te houden, maar anderzijds te hoog om nog veel zin te hebben om door werken het inkomen nog verder te verhogen. Men spreekt dan bijvoorbeeld van de ‘werkloosheidsval’.
8. Tegen profiteurs
Veel opvattingen over rechtvaardigheid komen neer op een afkeer van profiteurs. Het betreft een heel diep gevoel dat bij velen het spreekwoordelijke schuim op de lippen brengt. Voor links gaat het om de couponknippers, de grootfinanciers, de huisbazen, de managers die ánderen doen werken, de handelaars die woekerprijzen vragen, de speculanten die aandelen en opties verschuiven van A naar B en van B naar A en daarbij telkens opnieuw winst boeken. Enzovoort. Die toestanden kunnen worden verholpen door winsten en hoge lonen zwaarder te belasten. Dat is één opvatting over profitariaat.
Een andere opvatting is die van de hardwerkende loontrekker of middenstander, die met afgrijzen vaststelt dat mensen zich in uitkeringsstelsels nestelen zonder zelf door hun arbeid iets bij te dragen. Iedereen gaat akkoord dat er onder de werklozen en zieken veel mensen zijn die niet kunnen werken, en anderen die niet willen werken. Wel maakt men een verschillende inschatting van de verhoudingen tussen die twee groepen. Hardwerkende loontrekkers, middenstanders en bedrijven vinden in elk geval dat er te veel van hun belastingen gaan naar de uitkeringen voor – in hun ogen dan – profiteurs.
Om die toestanden te verhelpen, beweren centrumrechtse politici, moet ‘het verschil tussen werken en niet werken groter worden’. Dat kan door de criteria voor uitkeringen strenger te maken, de uitkeringen zelf te verlagen, of, sympathieker, de fiscale en parafiscale lasten op lonen te beperken.
9. Welvaartscreatie en welvaartsvernietiging
Strikte utilitaristen zouden dát belastingsstelsel het rechtvaardigst noemen dat het meeste welvaart creëert. Nu is het om te beginnen al moeilijk om zich voor te stellen dat belastingen welvaart zouden creëeren. Met belastingen wordt in de eerste plaats welvaart – althans geld – van de burgers afgenomen. Anderzijds krijgen de burgers daarvoor diensten terug waarvan ze sommige vurig wensten, en waarvan andere niet aan hen besteed zijn. Daar lijkt onvermijdelijk een zeker efficiëntieverlies op te treden.
Aangezien een deel van het belastingsgeld gebruikt wordt voor productieve investeringen – infrastructuur, onderwijs, energie – kan dát onderdeel misschien wél als welvaartscreatie gelden. Het is best mogelijk dat sommige van die investeringen efficiënter door de staat dan door privé-instellingen kunnen gebeuren. De bewijslast voor die grotere efficiëntie valt, zoals die van het Godsbestaan, op degenen die erin geloven, want de staat opereert als een monopolie en de economische wetenschap verwacht ceteris paribus niet veel goeds van een monopolie als het op prijs-kwaliteit aankomt.
Ondertussen kunnen we met zekerheid aannemen dat té hoge belastingen op arbeid en op privé-investering ertoe leiden dat er minder gearbeid en minder geïnvesteerd wordt, en dat er dus minder welvaart ontstaat**** . Maar wat té hoge belastingen zijn, dat is een ander paar mouwen.
10. Een omniumverzekerd bestaan
Er is een andere utilitaire kijk op de belastingen mogelijk. Mijn jeugdvriend G. kon in gezelschap iedereen op stang jagen door luid te pleiten voor méér belastingen. De PS was goed bezig, vond hij, maar het mocht nóg meer zijn. In ruil voor die belastingen wilde hij vrij zijn van materiële zorgen: gratis onderwijs voor zijn kinderen, gratis geneeskunde, een vast inkomen, werkzekerheid, zoveel mogelijk betaalde vakantie, uitzicht op een redelijk pensioen. Hij wou zich van geld zo weinig mogelijk aantrekken, zodat hij zich kon toeleggen op wat wel belangrijk was: sportbeoefening, boeken lezen over de wetenschap, en een zeker aantal Duvels per dag tot zich nemen.
In een goede samenleving moet zeker plaats zijn voor mensen zoals G. Er schijnen in de DDR nogal wat nostalgici rond te lopen die de rustige tijd van vroeger betreuren, de tijd zonder ambitie, risico, innovatie of keuzestress, waarbij je bij wijze van spreken alles aan de staat afstond, en de staat in ruil daarvoor je alles bezorgde wat je nodig had. Het eten was er niet lekker, maar er was genoeg. Je woonde niet ruim, maar je betaalde een habbekrats. Je moest enkele jaren wachten, maar wie dat wilde kon uiteindelijk met een Trabantje rondtoeren. Wat geproduceerd werd, werd opgesoupeerd. Er was alcohol voor wie van alcohol hield en boeken voor wie van boeken hield. De regeling werd door de officiële propaganda als ‘rechtvaardig’ verkocht, en veel burgers voelden dat ook zo aan. Maar, zoals de val van de Muur heeft bewezen: niet iedereen.
Er bestaan nu eenmaal verschillende types van mensen. Het zou onrechtvaardig zijn om iedereen het omniumverzekerde DDR-bestaan te ontzeggen, maar het lijkt mij even onrechtvaardig om iedereen zo’n bestaan op te leggen. Zeker is het onrechtvaardig als de ambitieuze risicozoekers in de Westerse samenlevingen buitenproportioneel moeten bijdragen zodat de rustzoekers een éven luxueus leven kunnen leiden.
Uiteraard vallen velen van ons onder middencategorie tussen de rustzoekers en de ambitieuzen. Dan moeten we, in alle rechtvaardigheid, ons ook tevreden stellen met een middencategorie van inkomens, inkomens die niet door het belastingsstelsel worden afgeroomd of aangedikt.
11. Solidariteit versus zelfbeschikking
Ik ben tot nu toe de vraag uit de weg gegaan of het beginsel zelf van belastingen wel rechtvaardig is. Radicale libertairen zijn geneigd om elke belasting als een soort diefstal te zien. Een deel van het geld dat je eerlijk hebt verdiend hebt, of van het bezit dat je eerlijk hebt verworven, wordt in beslag genomen zonder dat je daar persoonlijk je toestemming voor geeft. Dat is ongeveer wat een dief doet als hij ’s nachts bij je inbreekt. Mocht je hem bij die diefstal betrappen, dan zal hij misschien geweld gebruiken. Dat doet de overheid ook. Als je blijft weigeren belasting te betalen, zullen politiemensen je komen ophalen en naar de gevangenis brengen, hoezeer je ook tegenstribbelt. Hiermee wordt een ernstige inbreuk gepleegd op je zelfbeschikkingsrecht*****.
Met een FB-vriend raakte ik ooit in discussie over die kwestie. Die FB-vriend meende dat dat ‘heel eenvoudig’ was: ‘De overheid heeft dat recht omdat de gemeenschap belangrijker is dan het individu.’ Ik begreep niet goed hoe je zo’n vraag over het belang van de gemeenschap versus dat van het individu kon beslechten. ‘Spijtig voor u,’ was het antwoord, ‘de meeste mensen kunnen dat wel.’
Ik ken de meeste mensen niet, maar ik veronderstel dat er bij hen veel verschillende meningen leven. Een jeugdvriend van mij liep hoog op met het filosofische egoïsme van Max Stirner. Aan de andere kant hebben duizenden ooit opgemarcheerd achter de leuze ‘Du bist nichts, dein Volk ist alles.’ Ik huiver voor alle extremen, maar toch meer bij die laatste soort, de soort die de overheid toelaat haar burgers als middelen voor een hoger doel in te zetten.
Tegenover de libertairen die belastingen als diefstal beschouwen, is er een veel grotere groep die belastingen als solidariteit beschouwen. Maar het is een rare vorm van diefstal, als je het gestolene terugkrijgt in de vorm van gratis onderwijs en bijna gratische geneeskunde. Het is ook een rare vorm van solidariteit, als die verplicht is, op straffe van gevangenisstraf. Hoogstens zou je kunnen zeggen dat die solidariteit democratisch, meerderheid bij minderheid, werd beslist. Goed, ik wil mij in het geval van belastingen neerleggen bij de meerderheid. De meerderheid kan beslissen wat ik moet doen. Maar de meerderheid kan niet beslissen wat rechtvaardig is.
En niet iederéén vindt zulke meerderheidsbeslissingen in hun huidige vorm rechtvaardig. Mijn FB-vriend H.M. heeft heimwee naar de tijd van het cijnskiesrecht, toen alleen degenen die belastingen betaalden konden meebeslissen over de hoogte en besteding ervan. Dat is dan weer een regeling die niet goed spoort met de tijdsgeest van de laatste eeuwen. H.M. staat met zijn mening vrij alleen, geloof ik. Zelf ben ik geen democratie-absolutist zoals Marc Elchardus, maar ik zou het toch ook onrechtvaardig vinden dat wie geen belastingen betaalt niet mag meebeslissen over abortus, euthanasie, migratie, strafrecht, huurrecht – kortom zaken die iedereen aanbelangen en hoogstens onrechtstreeks met het staatsbudget te maken hebben. Men zou een tweekamersysteem kunnen bedenken, een voor budgettaire en een voor niet-budgettaire aangelegenheden, met een aparte kiesregeling per kamer. Het zou de wens van H.M. verzoenen met de democratische tijdsgeest.
12. Niet-betalers van belastingen
Zijn er ook burgers die géén belasting betalen? In zekere zin wel. Wie een werkloosheidsuitkering of een pensioen ontvangt moet in theorie belastingen betalen, maar in de praktijk is dat hoogstens boekhouding. De staat geeft je geld, en vraagt een deel daarvan terug. Je kan dezelfde redenering toepassen op ambtenaren. Heb ik als leraar belastingen betaald? Op papier natuurlijk wel, maar het voelt toch anders aan als voor een middenstander die eerst geld binnenkrijgt van klanten en dáár een deel moet van afstaan, of voor een werkgever die zijn werknemer niet alleen een nettoloon moet uitbetalen maar de gehele loonkost.
Dat alles is niet noodzakelijk onrechtvaardig. Misschien zijn de uitkeringen of pensioenen onrechtvaardig hoog of laag, maar de boekhoudkundige operatie heeft daar weinig mee te maken. Hetzelfde geldt voor de ambtenaren. Het kan best dat die onrechtvaardig veel verdienen of een onrechtvaardig hoog loon hebben, maar ook dat staat los van de belastingkwestie. Veronderstel dat een leraar in een privéschool en een leraar in een openbare school dezelfde prestaties verrichten en hetzelfde nettoloon ontvangen. Dan kun je inderdaad zeggen dat de ene échte belastingen betaalt, en de andere alleen boekhoudkundige. Maar of hier enig onrecht te ontdekken valt, is een andere vraag.
Links beweert van zijn kant dat er superrijken bestaan die geen belastingen betalen. Als je hun voorbeelden bekijkt, gaat het vaak over bedrijven die in verschillende landen gevestigd zijn, en die hun belastingen betalen in het land waar die het laagst zijn. Dat lijkt mij een heel technische kwestie, waar ik met mijn gebrekkige juridische kennis, best niet te veel over zeg. Maar dat rijken en bedrijven soms de fiscale wetgeving overtreden of omzeilen, om geen of weinig belastingen te betalen, daar twijfelt niemand aan.
13. Belastingsontduiking
En daarmee zijn we aanbeland bij een laatste kwestie. Het komt naar het schijnt minder vaak voor dan vroeger, maar nog altijd worden jaarlijks miljarden aan belastingen ontdoken. Dit is geen onrechtvaardigheid van het stelsel, maar wel van de ménsen die die belastingen ontduiken en daarbij de letter dan wel de geest van de wet overtreden. Het is moreel niet verdedigbaar. Zelfs als een belastingsregeling je onrechtvaardig lijkt, heb je nog niet het recht om die in je eigen voordeel aan je laars te lappen. Het is egoïstisch en het heeft nadelige gevolgen voor je medeburgers die dan méér belasting moeten betalen om het verlies goed te maken.
Vergelijk het met winkeldiefstal: de andere klanten moeten voor de producten iets meer betalen omdat de winkeleigenaar een bepaald niveau van diefstal heeft ingecaluleerd. Je besteelt eigenlijk de andere klanten, zoals je met belastingsontduiking de andere belastingbetalers indirect besteelt. Maar juist dat indirecte maakt dat de morele drempel voor die vorm van diefstal lager ligt. Ik ken meer dan één doodeerlijke belastingscontroleur die bij de aankoop van zijn huis een deel van de betaling ‘in het zwart’ heeft gedaan, en daardoor misschien tienduizend euro aan belastingen ontdoken heeft. Ik vind dat toch niet hetzelfde als iemand die ’s nacht in je huis binnenbreekt en voor tienduizend euro aan kostbaarheden rooft.
* In België betalen we allemaal samen jaarlijks iets minder dan 300 miljard belasting per jaar, het zogenaamde ‘overheidsbeslag’. Je kunt die belastingen het makkelijkst onthouden als je ze uitdrukt in procenten van het BBP. Het totale overheidsbeslag bedroeg dan in 2023 ongeveer 53 %.* (cijfers De Tijd). Na wat rondneuzen op het internet geloof ik dat die staatsinkomsten ongeveer gedekt worden door volgende inkomsten, uitgedrukt als procent van het totaal:
sociale bijdragen: 23 %,
inkomstenbelasting: 17 %,
bedrijfsbelasting: 15 %,
BTW: 7 %,
vermogensbelastingen: 20 % (zie hier).
andere: 20 %.
Met nog wat verder rondneuzen (o.a. hier) heb ik mijn beeld aangepast over de rijkste 10 procent in ons land. Ik schat nu dat ze 20 procent van de consumptie voor zich nemen, 30 procent van het inkomen binnenrijven, 55 procent van het vermogen bezitten en 45 procent van de belastingen betalen. Dat laatste cijfer klopt alvast voor de belastingen op inkomsten.
Ik hou mij aanbevolen voor betere schattingen.
** Er bestaat bestaat geen belastingsschijf van 0 %, maar wel een belastingskrediet, wat ongeveeer op hetzelfde neerkomt.
*** Die bijdragen voor de laagste lonen zijn tijdelijk verminderd door de zogenaamde jobbonus
**** Volgens de theorie van Laffer daalt door dat welvaartsverlies zelfs het totaal aan geïnde belastingen.
***** Die inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht wordt nog zwaarder als de belastingen als doel hebben om het gedrag van de burger te beïnvloeden voor zijn eigen bestwil.
Zeer informatief en samenvattend, al die bespiegelingen over belastingen. Hoe ondoorzichtig en soms onrechtvaardig belastingen ook worden ervaren, ik kan mij geen maatschappij indenken zonder belastingen. We kunnen ons troosten dat er enigszins wat terugvloeit naar de burgers. Toch stel ik mij de vraag of de diensten die de overheid biedt, nog altijd extra te betalen zijn : een nieuw rijbewijs of ID kaart, kopieën van akten, e-registratierechten op een (eenvoudige) testamentsakte. Allemaal -vaak verplichte - documenten die extra te betalen zijn. Daar was dient mijn belastingsgeld toch voor? We zwijgen dan nog over de talloze verkapte belastingen als de LEZ-boetes of GAS boeten voor overdreven snelheid ... van 2km/u boven de limiet.
BeantwoordenVerwijderen