Meestal
ben ik niet zenuwachtig als ik een stukje ga schrijven. Gáán neuken en geschreven
hébben, zijn leuk, zei Herman de Coninck, maar gáán schrijven vind ik ook
best. Deze keer valt het echter niet mee, want het gaat om een onderwerp dat
mij na aan het hart ligt en waar het de verkeerde kant mee uitgaat: de vrije
schoolkeuze. Door de bittere kou van de week, kreeg het schoolpoortkamperen namelijk
een dramatisch aangezicht. Ouders die ‘doodvriezen’ voor de schoolpoort is een aanschouwelijk
beeld; vrije schoolkeuze is daarentegen een nogal theoretisch concept. Nu
reageert ons brein feller op aanschouwelijke beelden dan op theoretische
concepten en er verschenen nogal wat ingezonden stukken van lezers die de vrije
schoolkeuze graag opofferden als ze op die manier bespaard bleven van
‘schrijnende’ reportages over kamperende ouders.Er waren ook andere aanwijzingen dat het de verkeerde kant uitging. Maandag werd ik opgebeld door een mevrouw van Radio Hautekiet. Of ik in het programma mijn standpunt kon toelichten over centrale aanmelding en vrije schoolkeuze? Ze had mijn blogs over die kwestie gelezen. Nu was dat toelichten wat moeilijk, omdat ik op het moment van de uitzending les moest geven, maar ik was vooral bezorgd omdat die mevrouw in haar wanhoop bij mij was uitgekomen. Had ze geen invloedrijker persoon gevonden die bereid was rechttoe rechtaan de vrije schoolkeuze te verdedigen?
Diezelfde avond las ik verbaasd in de krant dat Lieven Boeve hetzelfde standpunt innam als ik. Vrije schoolkeuze, zei hij, is belangrijker dan ‘sociale mix’. Dat was geen goed teken. Als Boeve het opnam voor vrije schoolkeuze, dan kon dat maar een ding betekenen: dat het begrip vrije schoolkeuze in toongevende kringen een andere betekenis aan het krijgen was dan de traditionele, en met name een heel precaire betekenis.
Mijn onrust was eigenlijk daarvóór al begonnen met een stuk van Brinckman in De Standaard van 24 februari: ‘Scholen en N-VA stellen grenzen vrije schoolkeuze in vraag.’ Eerst had ik die kop verkeerd gelezen en dacht ik dat N-VA de vrije schoolkeuze in vraag stelde. Ik schrok me rot. Toen ik evenwel de kop nog eens bekeek, bleek dat het de grenzen aan de vrije schoolkeuze waren die in vraag werden gesteld. Goed zo, dacht ik, die grenzen moeten weg. Maar toen ik het hele stuk gelezen had, voelde ik iets in mijn maag. Spreken van een knagend gevoel is mij te sterk uitgedrukt, maar aangenaam was het gevoel ook niet.
Volgens het stuk wou N-VA-man Kris Van Dijck in de eerste plaats de dubbele contingentering kwijt. Dat is inderdaad een onzinnige regeling waarbij een school een bepaald percentage kansarme leerlingen moet opnemen. Om te beletten dat scholen die dat percentage niet bereiken toch kansarme leerlingen zouden weigeren, worden stompzinnige regeltjes opgesteld die alles danig in de war sturen. Zo moet een school per studierichting op voorhand aangeven wat het maximum aantal leerlingen is dat ze voor die richting wil toelaten. Dat is onzin. Elke school kent jaarlijks schommelingen per studierichting. Die konden vroeger perfect worden opgevangen, terwijl ze in de nieuwe regeling voor nodeloze moeilijkheden zorgen.
Wat mij bij dat alles stoorde, was dat Van Dijck alleen de praktische kant van de zaak belichtte. De principiële argumentatie ontbrak ten enenmale. Ik was er dus niet gerust in. Wat als N-VA nu eens akkoord ging met een veralgemeende centrale aanmelding – waarbij een computersysteem uiteindelijk de vrije schoolkeuze vervangt – in ruil voor de afschaffing van de contingentering? Dat zou een wel heel dwaze ruil zijn, want van die contingentering wil iedereen af, ook de bedenkers zelf van de regeling. Die hebben immers begrepen dat hun uiteindelijke doel – de ‘sociale mix’ – op termijn veel makkelijker kan worden bereikt door een cleane centrale aanmelding dan door de warboel van een contingentering?
En toen kwam Crevits op de televisie. Een centrale aanmelding voor heel Vlaanderen wou ze voorlopig niet opleggen, zei ze, omdat daar nog geen parlementaire meerderheid voor was. Nog geen? Een handig meisje als Crevits zou zoiets niet zeggen, dacht ik, als zo’n meerderheid niet in het verschiet lag. En jawel. Vrijdag lees ik in Het Nieuwsblad dat er een akkoord in de maak is om de contingentering af te schaffen en de centrale aanmelding in te voeren.
Ik geef graag toe dat de huidige regeling niet goed werkt. Anderzijds is ’t altijd jammer als een slechte regeling vervangen wordt door een regeling die nóg slechter is. Aan de praktische kant zal alles wel in orde zijn met een centrale aanmelding: geen dubbele inschrijvingen meer, soepeler bepaling van de klasgrootte, geen gedoe met iglotentjes in de vrieskou. Maar de kwaliteit van de scholen – en daar gaat het toch om – gaat er volgens mij onder lijden.
Op Het Nieuwsblad denken ze daar anders over. Farid El Mabrouk lijkt erg in zijn sas als hij schrijft dat de centrale aanmelding ‘de onderlinge concurrentie tussen de scholen overbodig maakt.’ Van zo’n zinnetje word ik diep ongelukkig. Is het dan zo moeilijk om te begrijpen dat juist gezonde concurrentie de scholen beter maakt?* Bart Eeckhoudt schrijft ergens dat het probleem van de schoolkeuze vanzelf verdwijnt als de overheid ervoor zorgt dat alle scholen topkwaliteit bieden. Dat heeft hij waarschijnlijk zelf bedacht. En hoe, beste Bart, moet de overheid dat dan doen? Door nieuwe eindtermen op te stellen? Door meer inspectieteams op de scholen los te laten? Door een wetenschappelijke masteropleiding te vervangen door een pedagogische masteropleiding? Door meer bureaucratie in te voeren om de leraren te ‘ondersteunen’? Door meer bijscholingen aan te bieden? Door een nieuw vak in te voeren en een ander af te schaffen? Al die zaken doen, geloof ik, meer kwaad dan goed.
Crevits zegt dat de overheid geen scholen zal toewijzen. Ik mag het hopen! Als er op een school voldoende plaatsen vrij zijn, zegt ze, zullen alle ouders die dat willen hun kinderen dáár kunnen inschrijven. Dat zou er nog aan ontbreken! Alleen wanneer er er te veel kinderen voor te weinig plaatsen zijn, voegt ze eraan toe, zal het lot moeten beslissen. En dan zal de overheid – maar dat zegt ze er niet bij – de keuze van de computerloterij met dwang opleggen. En aangezien er volgens de demografen binnenkort veel steden en dorpen zullen zijn met te veel kinderen en te weinig scholen, zal het belang van de loterij, en van de dwang, alleen maar toenemen.
Ik heb een beter voorstel: doe weer zoals vroeger. Crevits wil vermijden, lees ik in het De Standaard van 1 maart, ‘dat de directeur het laatste woord krijgt over wie de school binnen mag.’ Dan stel ik mij de vraag: wat is er mis met een directeur die de inschrijvingen in laatste instantie goedkeurt? Dat was de regeling die toegepast werd toen Crevits naar school ging, en het was de regeling die háár vader indertijd als schooldirecteur moet hebben toegepast.
Raymonda Verdyck van het Gemeenschapsonderwijs zegt het allemaal wat duidelijker dan Crevits. Ze heeft minder gewetensbezwaren. ‘De strijd tegen de segregatie, verklaart ze in Het Nieuwsblad, moet vanuit de overheid worden opgelegd (mijn cursivering). Anders keren we terug naar de tijd waarin scholen leerlingen konden weigeren.’ Precies, en in díe tijd – de jaren 50, 60 en 70 – heeft de verbazingwekkende democratisering van het onderwijs plaatsgevonden. Al die zogenaamde elitescholen** stelden, vrijwillig, hun poorten open voor arbeiderskinderen die een generatie daarvóór in het beste geval in een ‘vakschool’ terechtkwamen. De zo gewenste ‘sociale mix’ kwam spontaan tot stand, in een redelijke verstandhouding tussen ouders en directies.
Die ontwikkeling zal toen overigens wel niet probleemloos verlopen zijn. Hier en daar zal ongetwijfeld een directie, uit sociaal snobisme, een kansarme leerling geweigerd hebben, die dan op een andere school met open armen werd ontvangen. Door de bank genomen echter lijkt mij het tweespan van inschrijvingsrecht voor de ouders en aanvaardingsrecht voor de scholen, de beste oplossing. Mocht N-VA dát kunnen afdwingen, zou ik die partij heel dankbaar zijn. Als ze dat niet kan wegens de fameuze ‘politieke krachtsverhoudingen’, tant pis. Als ze daarentegen mee zou glijden op het hellend vlak dat van centrale aanmelding naar een opgelegde schoolkeuze leidt, zou mij dat erg bitter stemmen. Ik vrees niet zozeer voor morgen of overmorgen. Zolang N-VA tot de parlementaire meerderheid behoort, kan ze misschien de kwalijke gevolgen van de centrale aanmelding beperken. Maar door de centrale aanmelding goed te keuren zou ze het instrument helpen smeden waarmee een andere politieke meerderheid – met veel mensen als Raymonda Verdyck erin – in de toekomst de schoolvrijheid helemaal kan afschaffen.
Quid N-VA?
* Ik citeer hier een fragmentje uit een vorige blogpost.
‘Een lezer reageerde op mijn stukje dat onze maatschappij erin moet slagen ‘alle scholen op hetzelfde hoge niveau te brengen’ en dat het ‘niet verdedigbaar is dat er goede en slechte scholen zijn.’ Daar moest ik even over nadenken. Er zullen, geloof ik, altijd wel goede en minder goede scholen zijn, zoals er goede en minder goede restaurants zijn, goede en minder goede auto’s en goede en minder goede kleurpotloden. Als je om het even welk nummer van Testaankoop openslaat, zie je dat er ook bij gelijkgeprijsde producten grote kwaliteitsverschillen optreden. In scholen, net als in bedrijven, worden bepaalde beslissingen genomen, om de kwaliteit te verbeteren. Je weet niet goed waarheen die beslissingen zullen leiden. ’t Is een proces van gissen en missen, van trial and error. Sommige beslissingen draaien goed uit, andere minder goed. En daardoor komt het, onder andere, dat er goede en minder goede scholen zijn. Het leuke is echter dat de minder goede altijd kunnen leren van de goede en zo kunnen ze er allemaal op vooruitgaan.
Daar komt nog eens bij dat je je kunt afvragen wat een goede school is. Wat is precies de beste school? De moeilijkste? De makkelijkste? De zorgzaamste? De zakelijkste? De strengste? De toegeeflijkste? De meest elitaire? De minst elitaire? Ik ken in elk geval ouders die, net als Tom Naegels, hun kind nooit naar een elitaire dikke-nekkenschool zouden sturen. Dat is voor hen dan zeker niet de beste school. Ook ken ik ouders die hun ene kind naar onze school stuurden – Onze-Lieve-Vrouw-Waver, Bosstraat 9 – omdat die het beste paste bij dát kind, terwijl ze dan hun andere kind naar de concurrentie stuurden, waar het op zijn beurt, hoopten ze, beter op zijn plaats zou zijn.’
** De vlag ‘eliteschool’ kan twee ladingen dekken al naargelang men het heeft over ‘sociale’ en ‘intellectuele’ elite. Ik heb geen groot bezwaar tegen een intellectuele eliteschool. En ik heb er nog minder bezwaar tegen dat binnen een school ‘eliteklassen’ bestaan, klassen waar intellectueel begaafde en schools ingestelde leerlingen worden samen gezet met het oog op extra uitdaging. Ontwikkelingspsycholoog Wim Van den Broeck zegt daar iets over in De Morgen van 26 februari. Uit ‘robuust onderzoek’, zegt Van den Broeck, blijkt dat leerlingen het beter doen als ze in homogene groepen les krijgen.’ Dat ‘robuust onderzoek’ komt alleszins overeen met mijn eigen ervaring.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten