dinsdag 4 juni 2019

Cordon


     Of je als partij wel of niet aan tafel mag zitten met Vlaams Belang kun je niet laten afhangen van een document dat dertig jaar gelden werd ondertekend door lang vergeten staatslieden als Geysels, Van Peel, Hancké, Beysen, Anciaux (Vic!) en een zekere ‘J. Decorte’. Het duurde even voor ik begreep dat het bij die laatste om Jan Decorte ging die voor Van Rossem in de Vlaamse Raad zat. Ik heb lang geleden, voor de Punische oorlogen geloof ik, ooit eens een theaterstuk gezien waarin Jan de rol van een gekke koning speelde. ’t Was verschrikkelijk … In elk geval dus, dat document dat dertig jaar geleden werd ondertekend door J. Decorte, verwijst expressis verbis naar een partij die niet meer bestaat – het Vlaams Blok  – en naar een program dat verlaten werd – het 70-puntenplan dat ooit werd uitgedokterd door Filip Dewinter*. Dát cordon sanitaire is een vodje papier.
    ’t Was anders ook een gek idee. Zes partijen beloven aan elkaar om geen coalitie aan te gaan met het Vlaams Blok. Maar waarom moeten ze zoiets beloven? Als een partij niet wil samenwerken met het Vlaams Blok, kan toch niemand haar daartoe verplichten. Daar is helemaal geen cordon voor nodig. Als een andere partij zo’n samenwerking wél wil, is dat, zou je denken, de zaak van die andere partij, is ’t waar of niet? De ondertekende tekst bevatte wel mooie en hoogdravende principes, maar geen enkele partij betrouwde er blijkbaar op dat die principes zouden volstaan om de  ándere politieke partijen ervan af te houden een voordelige coalitie met het Blok te sluiten. Elke partij was bereid zich een hand op de rug te laten binden, maar alleen op voorwaarde dat elke andere partij zich ook een hand op de rug laat binden. Zoiets moet het geweest zijn. Maar ik wil niet te streng zijn. Door zo’n tekst te ondertekenen maakt men in de de eerste plaats een breed symbolisch gebaar en dat mag je niet te ernstig nemen maar je mag het ook niet kapot analyseren.
    Ondertussen moet elke Vlaamse partij, met of zonder cordon, na elke verkiezing opnieuw uitmaken of ze weer twee vrije handen wil of niet. De laatste dertig jaar wilde niemand dat. Hoe sterk of hoe zwak Vlaams Belang ook scoorde, samenwerking met die partij werd routineus uitgesloten. Men was dat nu eenmaal zo gewoon en ‘habit is a great deadener’ zegt Didi in Waiting for Godot. Maar met de laatste verkiezingsuitslag moet elke partij opnieuw voor zichzelf een aantal vragen beantwoorden. Hoever wijkt het politieke program van Vlaams Belang af van het eigen program?  Wat zijn de electorale vooruitzichten van een partij die samenwerkt met het Belang? Wat zijn de electorale vooruitzichten van het Belang zelf als het aan een regeringscoalitie deelneemt? Versterkt of verzwakt zo’n coalitie onze positie tegenover de Waalse partijen? En hoe zit het met de ‘ethische kwestie’ die zoveel emoties opwekt zowel bij voor- als tegenstanders?
     Die ethische kwestie is die van het racisme.
     Nu heeft het Vlaams Belang, geloof ik, weinig heuse racistische eisen in haar program. De mensen die het opstellen zijn geen idioten en ze kennen de wetgeving tegen het racisme. Ik zal het nog sterker zeggen: zelfs het 70-puntenplan van Filip Dewinter bevatte weinig racisme in de strikte zin. Het bevatte wel een reeks schunnige voorstellen tot  discriminatie, segregatie en deportatie.  Een apart onderwijsnet voor kinderen van vreemdelingen. Een belasting op tewerkstelling van vreemdelingen. Verbod voor vreemdelingen om eigendom te verwerven. Verbod voor vreemdelingen om verenigingen op te richten zonder voorafgaande toestemming van de overheid. Verbod voor vreemdelingen om van beroepssector te veranderen**. Een begeleide verwijdering van vreemdelingen in drie fasen: eerst de illegalen, criminelen en werklozen, dan de eerste generatie, ten slotte de tweede en derde generatie. Vervang hierboven telkens het woord ‘vreemdeling’ door het woord ‘Jood’ en je krijgt een soort naziprogram. Probeer het maar eens. ‘Een belasting op de tewerkstelling van Joden.’ In het plan staat evenwel niet ‘Jood’ of ‘Marokkaan’ of ‘Turk’ maar ‘vreemdeling’, en élke wetgeving maakt een terecht onderscheid tussen de rechten van de eigen staatsburgers – die dus evengoed van Marokkaanse of Turkse afkomst kunnen zijn – en die van vreemdelingen die nog niet tot staatsburger genaturaliseerd werden.***
     Racisme is een ruim woord. Je kunt een heel klein beetje racist zijn, of juist heel erg. Het kan zijn dat je liever niet wil dat je dochter trouwt met een jongen van een andere groep (1), of dat je over mensen van een andere groep denkt in stereotypes (2) of dat je je meer op gemak voelt onder mensen van je eigen groep (3), of dat je mensen van een andere groep wantrouwt (4), of dat je vindt dat de groepen beter gescheiden blijven (5), of dat mensen van een andere groep minderwaardig zijn (6), of minder rechten horen te hebben (7), of als vijanden moeten worden uitgeroeid (8). Er zijn overigens ook overtuigingen en gevoelens die slechts zijdelings met racisme te maken hebben. Je houdt bijvoorbeeld niet van enig ideeëngoed – zoals de islamgodsdienst – dat sterk leeft in een andere groep. Dat is op zichzelf helemaal geen racisme. Je bent geen racist omdat je ideeën verfoeit. Maar zo’n afkeer van ideeëngoed kán veroorzaakt worden door een afkeer voor de groep mensen die dat ideeëngoed aanhangt of, omgekeerd, de verachting voor dat ideeëngoed kán ertoe leiden dat je de groep mensen die het aanhangt ook gaat verachten.
     Filip Dewinter verdenk ik, op grond van zijn 70-puntenplan, minstens van het racisme dat ik hierboven beschreef onder (5): dat groepen gescheiden moeten blijven. Dat is al een redelijk extreme vorm van racisme. Tegelijk verdenk ik álle, of toch de meeste, of toch heel veel, Vlamingen ervan om een klein racistisch huisdiertje te onderhouden in een slecht verlicht hokje van hun geest. Sommigen zijn daar dan een beetje beschaamd over. Het zit misschien in de menselijke natuur maar het hoort niet. Die schaamte verklaart meteen de heftigheid van de discussie over het cordon. De linkse Vlaming probeert krampachtig te bewijzen hoe weinig racistisch hij is door een grote fluim op Vlaams Belang te spugen en de rechtse Vlaming wordt dan woest omdat hij daar een vorm van goedkope hypocrisie in ziet. ‘Die linkse rakker is als het erop aankomt even racistisch als ik,’ denkt de rechtse Vlaming, ‘maar hij doet zich voor als een heilig boontje.’ En van een hautaine Waal verdraagt hij nog minder. Als de Waalse pers over extreemlinks schrijft: ‘Le PTB au moins n’est pas raciste’, hoort de rechtse Vlaming: ‘Nous au moins, on n’est pas raciste.’
    Als alle, of de meeste, of heel veel, mensen in zekere mate tot racisme geneigd zijn, is ook de vraag beantwoord of Vlaams Belang racistisch is. Natuurlijk is de partij dat – in zekere mate. Er leven racistische gevoelens zowel in de partij zelf als onder het kiespubliek van de partij. Die leven immers overal. Die leven dus ook in de andere partijen en onder het kiespubliek van de andere partijen. Alleen is dat racisme onder het Vlaams Belang-publiek, geloof ik, openlijker, ruimer verspreid, en bevat het meer van de erge varianten. Men mag daar van mij gerust eens een sociologische studie over maken, als ik die maar niet hoef te betalen. Maar hoe je het draait of keert, dat racisme van Vlaams Belang is een kwestie van graadverschil, en geen verschil van essentie.
     ’t Doet ook niet zoveel ter zake, vind ik. Sam Van Rooy, heb ik begrepen, is een hardliner binnen Vlaams Belang. Ik ben tegen hardliners. Maar is Sam een grotere racist dan bijvoorbeeld ikzelf? Sam lijkt mij juist iemand die er geen graten in zou zien als zijn dochter met een Marokkaan of een Soedanees thuiskwam, als die maar atheïst is en een boekje tegen de islam geschreven heeft. Maar als ik met hem zou moeten overhandelen over een coalitie zou de relatie die hij heeft met zijn Marokkaanse of Soedanese schoonzoon het laatste zijn waar ik rekening mee hield.
     Bij coalitiebesprekingen mag het, vind ik, niet te veel gaan over bewuste of onbewuste neigingen, valse of echte schaamte, en over vermoedens van achterliggende motieven. Ethiek speelt een rol, maar vooral in de mate dat ze gestalte krijgt in beleid. En dat beleid moet voor mij – waar het migratie betreft – twee soorten maatregelen samenbrengen: het beperken van de immigratie en het integreren van de immigranten. Het Vlaams Blok propageerde het eerste en verwierp het tweede. Het Vlaams Belang propageert nog altijd het eerste en heeft weinig te zeggen over het tweede. Dat is onvoldoende.
     Geloven dat gelijk welk integratiebeleid op korte of middellange termijn tot een harmonieuze samenleving tussen oude en nieuwe Vlamingen zal leiden is onrealistisch. Het zou al goed zijn als het er voorlopig voor zorgde dat onze samenleving niet nog meer uit elkaar viel. De geschiedenis van de laatste vijftig jaar heeft laten zien dat er niet alleen integratieproblemen zijn met de eerste, maar ook met de tweede, de derde en de vierde generatie. Dat zal niet snel veranderen, want het gaat hier om gedrag van mensen, en de mogelijkheid om gedrag van mensen door beleid bij te sturen is beperkt. De aanwezigheid van migranten laat ons evenwel maar drie keuzes: integratie****, segregatie of deportatie. Wie niet met – desnoods wat geforceerd – enthousiasme de eerste keuze omarmt, impliceert dat hij de tweede en de derde keuze achter de hand houdt.
     Ik hoop vurig dat een toekomstige regering een heel strikt anti-immigratiebeleid voert. En dat de daaropvolgende regering een nog strikter beleid voert. Maar zo’n beleid heeft ook zijn nadelen. Het heeft iets egoïstisch. Mensen die hier heel graag willen komen wonen, houd je tegen omdat het óns gezellig samenzijn verstoort. Het is ook egoïstisch van die mensen om óns gezellig samenzijn te verstoren, maar dat terzijde. Je sluit mensen op in centra omdat ze anders onderduiken in de illegaliteit. Je wijst mensen uit omdat ze niet weerhouden worden in een of andere bureaucratische procedure. Je vergroot het onderscheid tussen de rechten van de eigen burgers – van welke origine ook – en nieuwe vreemdelingen om op die manier immigratie minder aantrekkelijk te maken. Dat is allemaal noodzakelijk, en het alternatief is dat van open grenzen – een alternatief dat zelfs PVDA en Groen niet onomwonden durven verdedigen. Maar het blijft hardvochtig.
    En dan is er nóg een nadeel. Door mensen tegen te houden geef je de indruk dat er met die mensen iets mis is. Dat het profiteurs zijn, of misdadigers, of potentiële terroristen. Door die indruk te geven zorg je ervoor dat de ergere vormen van racisme zich ruimer onder de bevolking verspreiden. Natuurlijk zijn er onder de de migranten profiteurs en misdadigers en potentiële terroristen, en misschien wat meer dan onder de West-Vlaamse plattelanders, maar de meeste van die immigranten willen gewoon van een arm land naar een rijk land verhuizen, iets wat die West-Vlaamse plattelanders ook zouden willen als de situatie omgekeerd was. Wij houden die migranten tegen omdat het ons minder goed uitkomt, en niet omdat ze minderwaardige mensen zijn. Het zijn mensen zoals wij, en door integratiemaatregelen te nemen voor de migranten die hier al wonen, en die maatregelen met enige ophef te verkopen, laten we zien dat we dat ook geloven.
     Vlaams Belang heeft aangekondigd dat het aan de coalitiegesprekken deel wil nemen ‘zonder breekpunten’. Good for them. Zelf heb ik, hoewel ik aan die gesprekken niet deelneem, wél een breekpunt. De partij moet zich dringend met de integratiegedachte verzoenen, die gedachte met enige overtuigingskracht uitdragen, en in een moeite door Filip Dewinter eens en voorgoed op zijn plaats zetten.
     En wat doe je met het extreme anti-islamverhaal van Vlaams Belang, zul je vragen. Ja, daar schrijf ik misschien later nog eens een stukje over. Dit hier is alweer veel te lang.

* Het 70-puntenplan werd verlaten door Vlaams Belang, maar werd nooit verloochend door Filip Dewinter, zoals blijkt uit een gesprek met Etienne Vermeersch uit 2004 (hier). Dewinter vond zijn plan van toen ‘niet langer realistisch’ maar veel erder ging hij niet. 

** Bij dat laatste punt wordt er fijntjes op gewezen dat de vakbonden zoiets in de jaren zestig al vroegen.


*** Het 70-puntenplan bevat de ontstellende bepaling dat vreemdelingen die genaturaliseerd werden na 1974 hun burgerschap weer kunnen verliezen als ze ‘onvoldoende geassimileerd’ blijken.

**** Het 70-puntenplan gebruikt de termen ‘integratie’ en ‘assimilatie’. Mij maakt de term niet veel uit, maar ik begrijp wel dat hier een inhoudelijke discussie kan worden gevoerd. Ik kreeg gisteren een een brief van de VUB om geld te vragen voor een project om Arabische taallessen te organiseren. Dat zou Arabische kinderen helpen om zich open te stellen voor onze cultuur. Bij deze laat ik de VUB weten dat ik voor die vormen van ‘integratie’ geen geld stort.

3 opmerkingen:

  1. Als 70 % van de hier geboren migranten een bruid of bruidegom uit het oorspronkelijke stamland verkiest en huwt dan heb je een continue aanvoer van 1ste generatie migranten, die veelal nooit de lokale cultuur kunnen op prijs stellen of aanvaarden. En de kinderen komen met de gebruikelijke culturele achterstand weer op onze scholen terecht. Het is dweilen met de kraan open.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Zeker waar. De vervolgmigratie in de vorm van 'gezinshereniging' en 'gezinscreatie' moet stopgezet worden. De criteria kunnen zo worden aangepast, dat die migratie niet meer interessant is. Cf. Denemarken.

      Verwijderen
  2. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen