zondag 14 maart 2021

Reynebeau en de 'flietjes'


      Waarom staat in elk stuk van Reynebeau dat ik lees nogal wat onzin? Is het omdat het toevallig die stukjes zijn die onder mijn aandacht komen? Is het omdat Reynebeau minder slim is dan zijn welbespraaktheid en belezenheid doet vermoeden? Of is het omdat hij wat snel en onnadenkend schrijft, en dan achteraf niet herleest wat hij geschreven heeft? Die laatste verklaring zou ik niet meteen uitsluiten.
     Neem nu zijn stuk over de ‘flietjes’-rel in De Standaard van 6 maart. Met zijn stelling ben ik het eens. Het is beter om het bewuste mopje achterwege te laten in het bijzijn van Chinezen. Als ik als West-Vlaming een g/h-fout maak, is er vaak iemand in de buurt die de ‘gulp van de geilihe heest’ inroept. Ik lach dan mee, want ik hou van oude, flauwe mopjes met een baard, ook van dat van de ‘flietjes’, en ook van dat van Mao die voorstander was van ‘elections, yes, yes, evely mo’ning’. Maar Joey Kwan, die als eerste protesteerde toen het ‘flietjes’-mopje in Thuis werd gebruikt, zegt dat haar ouders in ons land veel haatmisdrijven hebben moeten ondergaan. Hoewel ik geloof dat er, zoals Liesbeth van Impe dat verwoordt,  ‘geen rechte lijn loopt van een flauw grapje naar genocide’, ben ik toch liever voorzichtig.
     Dus, met de stelling van Reynebeau ben ik het eens. Maar wat hij daar allemaal bij schrijft! Ik haal er een korte alinea uit en cursiveer een en ander: ‘Het Mandarijn kent de ‘r’ niet zoals die in westerse talen bestaat, en omgekeerd is dat ook zo. Een eigen ervaring: soms spreken ze de letter gewoon niet uit, wat in het Engels overigens ook vaak het geval is. In het Spaans luistert het dan weer wel heel erg nauw en krijgt zeker de dubbele ‘r’ een expliciete nadruk.’
     Dat ‘expliciete nadruk’ is een pleonasme, maar het is hier op zijn plaats. Sinds ik zelf schrijf, heb ik de voordelen van af en toe een pleonasme ontdekt. En wat Reynebeau verder over het Spaans zegt, is niet fout. Hoogstens zou je kunnen zeggen dat de enkele en dubbele ‘r’ in het Spaans eigenlijk twee verschillende klanken zijn, fonetisch geschreven als /r/ en /ř/, dat woorden als ‘coro’ en ‘corro’ dan ook een andere betekenis hebben, en dat de enkele /r/ bij het begin van het woord eigenlijk ook een  /ř/ is en dus ‘expliciete nadruk’ krijgt, zelfs al wordt de letter níet dubbel geschreven. Maar als ik zo doorga wordt het water waarin ik mijn spijkers zoek wel heel laag. En Reynebeau is tenslotte geen hispanist.
     Wat te denken echter van het Mandarijn dat de ‘r’ van de Westerse talen niet kent ‘en omgekeerd is dat ook zo’. Wat betekent dat nu weer? Zoiets als: Reynebeau schrijft snel en herleest niet, en omgekeerd is dat ook zo? Ongetwijfeld bedoelt Reynebeau dat het Mandarijn op zijn beurt klanken onderscheidt die in de Westerse talen niet gekend zijn. Ja, dat klinkt dan wat omslachtig en als je daar een kortere, maar even duidelijke formulering voor wilt, moet je even zoeken.
     Reynebeau voegde  er nog een ‘eigen ervaring’ aan toe: de Chinezen spreken de ‘r’ soms gewoon niet uit. Dat ‘eigen ervaring’ vind ik alweer nogal kort, maar wat mij intrigeert is hetgeen erop volgt, namelijk dat dat ‘in het Engels ook vaak het geval is’. Ik heb daar lang over nagedacht. Gaan de Chinezen anders met de ‘r’ om als ze Engels spreken dan wel als ze Nederlands spreken? Zeggen ze ‘flieten’ in het Nederlands en ‘f’ies’ in het Engels? Uiteindelijk snapte ik het: ook Engelsen spreken de ‘r’ soms niet uit.
     Nu is dat strikt genomen weer niet helemaal correct. Een Brits-Engels woord als ‘reader’ heeft gewoon maar één ‘r’, namelijk die aan het begin van het woord, en die wordt altijd uitgesproken. De andere ‘r’ is een spellingsanomalie, een erfenis van een vorig taalstadium. Dat die ‘r’ wel wordt uitgesproken vóór een klinker, zoals in ‘the reader is ill’ heeft daar zelfs weinig mee te maken. Die hiaatdelgende ‘r’ duikt ook op als de letter niet geschreven wordt, zoals in ‘Victoria-r-and Albert’.
     De lezer merkt dat Reynebeau-stukjes lezen de schoolmeester in mij wakker maken. En als die eenmaal wakker is, grijpt hij ook snel naar de hyperbolenhamer. Reynebeau vindt het flietjesmopje  ‘wreed … een brute grap … die niet naar boven klauwt, zoals het hoort, maar naar beneden stampt en minderheden en machtelozen tot de orde roept en op hun nummer zet.’ Dan denk ik terug aan wat Reynebeau in een vorig stukje schreef toen hij Bart De Wever de les las omdat die de woorden ‘waanzin’ en ‘zelfhaat’ had gebruikt. Toen schreef Reynebeau: ‘Allemachtig, wat een hyperbolen’. Hij ként het begrip dus.
     Om luchtig te eindigen, nog een woord over de diminutiefvorm ‘flietje’ of  ‘frietje’. Reynebeau is daar radicaal tegen. Het is infantiel taalgebruik volgens hem. Hij houdt van een robuuste, dappere, trotse ‘friet’. Volgens mij is het diminutief echter geen gevolg van infantilisering maar van feminisering. Mijn grootouders, mijn ouders, mijn vrouw en nu mijn zoon spreken altijd van ‘frietjes’, althans in het meervoud. Eén friet, twee frietjes.  Als ik als kind ‘frieten’ had gezegd, zou mijn moeder, geloof ik, met een snelle blik duidelijk hebben gemaakt dat ik een ongeschreven regel van de beschaving had overtreden. Alleen mijn grootvader langs vaderskant sprak soms van ‘fruts’. Hij was dan ook de enige macho in de familie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten